is het middenpunt der Mariavereering en tegelijkertijd de meest schitterende troon van liet Eucharistisch Geheim in de ge- hcelo Katholieke wereld. „Neen, roept de tegenwoordige Paus uit in zijn toespraak na do lezing van het decreet over. de heldhaftigheid der deugden van do Eer bied waar dl go Bernadette Soubirous 18 November 1.1. „Welk doel van de wereld kent niet Lourdes en haar luister? In wel ke afgelegen streken, in welke onbe schaafde landen spreekt men er niet van? Overal spreekt men van Lourdes, van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, van do Grot van Lourdes, van de verbazende wonderen, die daar geschieden, wonde ren in do stoffelijke orde en wonderen in do geestelijko orde, wonderwerken ten nutte der lichamen en wonderwerken ten ïiutto der zielen". Zop is het begrijpelijk, dat de aartsbis schop van Kamerrijk aan zijn priesters kon schrijven over de apologetische waarde van het „feit van Lourdes": „Ge achte medewerkers, gij, die aan de u toe vertrouwde kudde do waarheid van ons geloof moet toonen, en die weet, dat vooral het mirakel deze waarheid be wijst, maakt gebruik van het groolo won der van Lourdes om de zielen voor te lichten. Dit wonder is het grooto middel," dat de goddelijke Voorzienigheid aan onze eeuw heeft voorbehouden, de weg, waarlangs Christus de zielen tot zich trekt.- Geen gelóofsverdediging kan ver geleken worden met die, welke gevestigd is op het feit van Lourdes, want er is er geen zoo levend, geen zoo actueel als deze". (Mgr. Chollet.) Zeker, het eenvoudige geloovige hart kent Lourdes als het oord van gebed, van offers, van vertroosting, van berusting, van vrede, van wonderen; van geestdrift. Het kent Lourdes in één woord als een school van Geloof, van Barmhartigheid van liefde! Men moet daar die manifesta ties hebben aanschouwd, hebben medege leefd om den machtigen invloed daarvan op bet üienschelijk liart te kunnen hegrij pen. Daar in Lourdes schijnen die woorden der Onbevlekte Ontvangenis nog 3-ond te zweven, voor iederen pelgrim zichtbaar! Daar vinden wo do meest ontroerende uitingen der hoogste naastenliefde: de ver wende rijkdom en weelde zijn daar do hongerigen geworden en dorstigen naar de beoefening van ontbering en geduld; de adel der geslachten knielt neer voor de sponde der arme en afzichtelijke zielen als do vrijwillige dienaar der armoede; de adel des geestes buigt zich neer in deemoe dige onderwerping en gebed bij de aan schouwing van het Bovennatuurlijke. Maar Lourdes spreekt ook een taal voor den onnadenkenden, den onverschilligen, den bevooro:ordeelden katholiek. Lourdes spreekt vooral een taal voor onze dwalende broeders, voor de zoekers, voor de twijfe laars, voor de geloovigen. En als we hier schrijven: Lourdes spreekt een taal, dan bedoelen we daarmede niet dat do echo van het enthousiasme te Lourdes heen- golft over -de bergen naar alle streken der wereld, verkondend het geloof, het bidden, do boetvaardigheid, de liefde der interna tionale menschenmassa's neen, dan bedoe len we dat daar te Lourdes de feiten zelf spreken van bovennatuurlijke Liefde, van Barmhartigheid! Dat zich de hemel daar zichtbaar verbindt met tie aarde, het Bovennatuurlijke Liefde, van Barmhartig heid en vanWaarheid! Dat zich de hemel daar zichtbaar verbindt met de a aarde, het Bovennatuurlijke in natuurlijke vormen. En in welk een tijd! Zie, dat is het „Feit van Lourdes". Pastoor DE GROOD. 5G H OÖM tiei DIBIföQS KERSTLIEDEREN. AI hebben we pas het Kerstfeest ge vierd, daarom is de Kerststemming hope lijk nog niet xiit onze harten verdwenen. Trouwens wo leven nog onder het Octaaf. Do Kerstboom staat nog in onzo kamer, en we kunnen niet nalaten 's avonds nog I even de lichtjes te ontsteken. Ook staat j er nog het stalletje, waarvoor de kinderen I vóór het naar bed gaan nog even neer- J knielen en bet „Onze Vader" en „Wees 3 Gegroet" bidden. j Wo leven nog in de Kerststemming al j naderen we den laatsten dag van liet jaar, die zoovele ernstige gedachten in ons opwekt. - Wo willen thans nog een paar middel- oeuwsche Kerstliederen af laten drukken, liederen, die in hun kinderlijke naïviteit nog altijd sterk spreken tot het Roomsche hart. Kun, die moeilijkbeden hebben met het M id delned erlans chomdat do spelling wat vreemd aandoet, raad ik opnieuw aan te proheeren deze liederen luidop te lezen. Woorden, die er wat vreemd uitzien als c 1 a e 1* e, 1011 e r voelt men dan bijna van zelf als klaarder en tot der. Ons is geboren een kindekijn Noch claerc dan die sonne, Dat sal ons aller vroudo zijn Al lotter cnghelen wonne. Die sternen gheven ons lichten schijn Al door den hemel gnedronghen. Maria die heeft oer lieve kint Mit ganser minnen ghewonneiL Si leyden in een cribbekijn Mit oren sneewitten handen: Si cusseden voor sijn mondelijn, Des had oer seer verlanghen. Dat kindekijn speelde der moedor toe Mit sinen cleinen armkeuis, Het lachgede oer also 'soeteliko toe Mit hliden hlenkenden oochkens. „,,Wal dy, wal dy, jonckfrouwelijn, Der soeter weerder stonden, Dattu dat soete kindekijn Mit ganser minnen heefst "ighewonnent" M| incsiEsgaB fa] KALENDER DEj» WEEK j N.B. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria en Credo cn do Prefatie van Kerstmis. Kleur: Wit. ZONDAG 30 Dec. Zondag onder hot Octaaf v. Kerstmis. Mis: D u m m 0 d i u m, 2e gebed v. h. Octaaf v. Kerstmis. Het verheven geheim der H. Menscli- wording van Christus is nog steeds het voorwerp van overweging voor do Kerk. Herhaaldelijk wijst zij cr ons op, dat de Kleine van Bethlehem, op wiens lippen bevalligheid ligt uitgespreid, (Gra duale) de groote God van Hemel en aarde is (Introitus, Offertorium Graduale Alle luja-vers). Wijden wij met de kerk aan dat kind, dat mensch werd om ons tot kin deren Gods te maken, ons hart cn onze werken (Grad.); offeren wij ons hoogheilig offer opdat om wille van Zijn menschge- worden Zoon, God na reiniging van oude schuld, ons mogo bezielen met godvruchti ge verlangens vooral om alles te doen over eenkomstig Gods Heilig Welbehagen (Ge bed Postcommunio). Dat toch is w a r o godsvrucht, welke ons het eeuwig geluk geven zal. (Stilgebed). MAANDAG 31 Dec. Mis v d H. Sil vester I Paus. Sacerdotes. 2e gebed v. h. Octaaf. De H. Silvester bestuurde de kerk in een tijd, waarin het Haar gegeven was uit de katacomben uit le treden en zich naar bui ten te ontplooien. Aan dio groei-naar-bui- ten gaf Silvester leiding door heilzame wet ten en bepalingen Hij streed ook tegen den vijand, dio nu van binnen kwam, do ket terij. Op de eerste algemeene kerkvergade ring van Nicea veroordeelde Paus Sil vester de ketterij v. Arius (loochenaar van Christus' Godheid). DNSDAG 1 Januari. Feestdag van de Besnijdenis des H e e- r e n. Octaaf-dag van Kerstmis.Dag v. de votie. It is:'Pu er. Worden wij bij ons H. Doopsel aan God toegewijd, bij do Joden geschiedde de toe wijding van ieder mannelijk kind aan God door de godsdienstige plechtigheid der Besnijdenis. Zoo ook onzo goddelijke Za ligmaker, die, volgens gewoonte, daarbij ook Zijn H. Naam ontvang, den naam Je zus, d.i. Verlosser, want (had de Engel voorspeld): „Hij zal zijn volk verlossen". WOENSDAG 2 Jan. Feestdag v. d. Zooten Naam Jez us. Mis: rEUILLETON. De Bruid van het Kruis. LVrij vertaald naar het DuLtsch van .VON HANDEL MAZZETH. (Nadruk verboden). £3) Eeu goed woord, raad, izijn getuigenis, (hij heeft nu twaalfduizend kronen méér schuld). Hij is nu tot alles bereid, ja zelfs tot een eed, als hef van hem verlangd wordtJa, het meisjo is werkelijk mooi. Zijn hart begint sneller te klop pen, als hij zich de mooie lijnen van het aardige figuurtje voorstelt. Zo heeft prachtig haar. Nu merkt hij pas goed, sinds de elf millioen in het zicht iziju hoe bekoorlijk ze is. Zielsrustig leunt hij ia de kussens van het rijtuig, eet den hoed af en borstelt zorgvuldig de' donkere haren. Wonderschoon staat hem de „cut away". Klein burgerlijk meisje, nonnetje, als jij dezen eerste klas chiquen man krijgt, dan bof .jij, niet hij! Heel veel mei'sjes schreien zich de oogen rood, om dat ze hem niet veroverd hebben. #fet arme meisje staat in haar kamer achter haar miniatuur-schrijftafeltje, met do penhouder in de hand. Ze wil aan do .eerwaarde Moeder schrijven, of zal ze het eerst aan haar vader gaan vragen? Beneden hoort ze haar ouders druk en driftig praten en het rinkelen van de le- .Tophoon. Zo kent deze scenes o, zoo goedZe wil ïiu aan do Eerwaarde ^loeder schrijven, en als het dan rustig as, zal zo naar haar Vader gaan. Ze zal •.op haar knieën ?tan haar ouders vragen: .„Neemt üooveel als ge hebben wilt, mijn hcelo vermogen, maar laat mij naar Ma liën fried gaan!" Het verlangen wordt steeds sterker en helderder tomen de aangename herinne ringen van het verloren paradijs haar voor den geest. Terwijl zo op het schrijf tafeltje leunt, dat versierd is met allerlei ■souvenirs uit haar pensionaat-tijd, ziet zo in verbeelding do groote witte deur met de steen-en. engelen opengaan, en gaat ze do donkere vestibule inde portretten van do Eexw. Oversten glim- lachen baar goedig tegen... bet groen geschilderde deurtje van de onilvanfeka* mor gaat open. Een Zuster met bleek ge laat on donkere oogen komt naar buiten an wenkt: „Rita, raijn kind! [Welkom!" „Eerwaarde Moeder! Eerwaarde Moe- der!" i En dicht naast de Eerwaarde Moeder, haar échte Moeder, gaat Rita haar Hei land bezoeken. In de halfdonkere met wierookgeur gevulde ka.pel, knielt Rita gelukkig neerl Jezus wacht! Daar in de nis, s!aa-t Hij zoo heerlijk schoon on strekt zegenend Zijn hand naar haar uit. Zijn Goddelijk Hart straalt als de zon. O, wat ie het zoet bij Hem te zijn en 'hoe donker en koud is het vèr van Heani a_ jD1! heerlijke yisioen verdwijnt I n n o m i n e J e s u. 2e gebed v. d. H. Stephanus. (eigen gebed). Alle volkeren, dio Gij hebt geschapen, zij zullen komen en aanbiddend voor U neerknielen en Uwen H. Naam verheer lijkenWant geen anderen naam is ons gegeven, waarin wij zalig moeten wor den, dan den H. Naam van Jezus. (Kerk: getijden). DONDERDAG 3 Jan. Octaafdag v. d. H. J o a n n o s. Apostel en Evange list. Mis: In medio (als op 27 Dec.) 2e gebed ter cere v. Maria. (Zie Octaaf-Mis van Maria van Kerstmis lot 2 Febr. slil- gebcd echter uit de Voliefmis Salve). 3e voor Kerk of Paus. Prefatie v. d. Aposte len. Hieruit blijkt Gods liefde voor ons, dat Hij Zijn ééngeboren Zoon in de we reld beeft gezonden, opdat wij zouden le ven (het genade-leven) door Hem. Aller lief sten: als God ons zóó heeft liefgehad, dan moeten wij 'elkander liefhebben, maar... beminnen wij niet enkel met het woord of dc tong, maar met de daad en in waarheid. (Uit do le brief v. d. H. Joan nes) VRIJDAG. Octaafdag v. d. H. H. O n n o o z o 1 e kinderen. Mis: E x o r o (als op 28 Dec.) 2e gebed v. Maria, 3e voor kerk of Paus. Graduale met Al leluja-vers. Geen Tractus. Geen Credo. Kleur: Rood. De onschuldige kinderen zijn voor Chris tus gedood door een goddeloozen Koning. Nu volgen zij 't Lam zonder vlek on zeg gen zonder ophouden: Gloria zij U, O Heer! N.B. Vandaag is ook geoorloofd oen Voliefmis ter eero v. li. H. Hart. Mis: Pu er Nat us (30 Dec.) Gloria. Credo. Pref. v. Kcrstm i s. Kleur: Wit. ZATERDAG 5 Jan. Vigilio van Driekoning, on. Mis: D u m mediam. 2e gebed v. d. H. Telesphorus. 3e v. Maria. Heilige en Onbevlekte Maagd, ik weet niet hoe U te loven. Want wien de Heme len niet kunnen bevatten, hebt Gij in Uwen schoot gedragen. Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht Uws lichaams. (H. Kerk). A. M. KOK Rijpwelering. Pr. „HET FEIT VAN LOURDES". Zou cr na Rome ééne plaats zijn aan le wijzen in de Kerkgeschiedenis, die zóó bekend is en befaamd bij klein en groot, bij arm en rijk als Lourdes? Maar zou er ook één plaats zijn aan te wijzen na Rome zóó bemind en tegelijk zóó gehaat als Lourdes? En zou er één plaats na Rome aan to wijzen zijn, die zoozeer een dog ma voor zich uitdraagt, die zoozeer de tegenstelling tusschen Geloof en Onge loof, tusschen Katholicisme en Profes tan- lisme in 't licht zet als Lourdes? Neen, schreef Paus Pius X in 1905: Lourdes, e'est le centre du culto de Marie: Lourdes O hoe koud, hoe koud is het hier! Het arme kind beeft tot ia het verlatens te hoekje van haar1 ziel! Naar Mariënfried! O alléén naar Mariënfried. Naar de goe de zachtaardige geestelijke Moeder naar haar getrouwe vriendinnen cn het huis, waar de reinheid en do vrede heerschen, waar de Heiland «vacht, daar, daar alleen verlangt ze naar! Jezus is ook in dit huis, zéker! Daar hangt Hij aan het Kruis, ernstig en bedroefd. In de wereld nagelt men Hem aan het kruis in 'het klooster troont en iheerscht Hij met een van liefde vlammend hart en een stralende kroon om het hoofd. Een Ko ning Rita loopt naar 'het kruis, vleit haar hoofd tegen de gewonde voeten van den Gekruisigde en bidt zacht: „O Heiland! Is het slecht van mij. dat. ik weg wif van mijn ouders, weg uit dit huis? O lieve Jezus, ik wil alleen wat U wil. Maar weet U, ik hen izoo bang, dat ik de wereld zal gaan liefhebben en U zou gaan ver geten en U niet aneer beminnen. O mijn Heiland,'liever wil ik stervenen daar om wil ik weg van hier! Maar niet mijn wil, maar Uw heilige wiil geschiede!" Met de elegantste houding, in een on berispelijke bleeding, den zachten geur van de allernieuwste hcerenparfum me.t zich meevoerend, -treedt Armin von Lo- renzen de rookkamer binnen, waar Mijn heer en Mevrouw Kürschner hem met een bang kloppend hart, ongeduldig zitten te wachten. Hij lacht vriendelijk, zoodat zijn spierwit gebit met do met goud ge plombeerde taïidten bloot ligt en zeigt „Hier ben ik en komt hst 'gelegen?" „Ja beste vriend! Lisi, wil je aan 'de keukenmeid; zeggen, dat ik de kreeften- mayonniaisG vanavond niet wil hebben. Zo moet het maar in do ijskast zeilen Nu zijn de beide hoeren alleen. Mijn beer Kürschner begint: „Ge hebt U steeds voor ons gcinteres- seerd. Stel U nu toch eens voor! Een broer van mijn vrouw Nu haalt Armin, het couranteniiitknip- sel ïachend! uit den zak. „Ik weet ,bet! Go bedoelt dit?" „Wat, Staat het al in de courant?" sist woedend mijnheer Kürschner. Het dui zelt hem, terwijl hij het artikeltje leest. „Dat heeft hij geschreven. Kijk nu toch eens aan! Is dat nu niet ongehoord? Zoo ziet rnet het publiek voor (zich in te ne men. Natuurlijk valt hij door de mand! Het is eenvoudig gezegd, gemeen! Ecu ander woor'dt valt mij op bet oogenblik er niet voQr1 inl" „Het is :een zaak' van boïeokems!" zegt Armin von Lorenzen. Hij laclit in zijn vuistje. „Maar het is héél onaangenaam dat U naar Brunn moet." Meer als dat zegt hij niet, zéér politiek. Hij grijpt er niet naar. Men moet naar hém komen. En dat gebeurt. „Ik wilde U, mijn beste vriend, daar gij onzen goeden Papa kende, vragen, of gij eventueel s bereid zijt, over zijn doen en laten, zijn geesbèsvcrmogen van do laatste dagen enz. enz. bij het zaken- igerechtshof te getuigen. Wij hebben, na tuurlijk ook al andere getuigen in hot ziclil!" Armin denkt L'j zich zelf, terwijl hij het angstige gezicht van den man tegen over zich beschouwt: „N-een, dat heb je niet!" „Maar ziet ge, beste man, een gewaar deerde vriend van de familie heeft na tuurlijk iets vóór cn dat maakt men kan nu zeggen, wat men wil toch al tijd meer indruk." Do deur kraakt. Mievrouw Kürschner komt binnen. Ze heeft niét alleen" de kreeftonmayonnaise afbesteld, maar ze heeft .haastig nog een mooie sierspeld in hot haar gestoken. Zo lacht een gedwon gen 'l'ackj-e. Haar hart klopt snel van op winding. „Niet waar, Mijnheer von Lorenzen, wat zijn er toch een Slechte menschen En iStel U toch eens voor, toen mijn broer nog een kind was hij was ongeveer vijftien of zestien jaar heeft men van hem gezegd, dat hij nog eens aan her- scnverwee-king zou gaan lijden!" „Kan men dat al zoo vrc-eg verzekeren? Dat doet mij denken aan den oude zegt Armin en glimlacht spottend. De vrouw beeft en ze wordt bleek =- want1, hij is niet lief. Hét gaat haar niet gémakkeiijk af. „Mijnheer Kürschner," zegt Armin op beleefden, ijsbonden toon, „ik ben na tuurlijk bereid, om zoo noodig in te springen maar daar er nog andere ge tuigen zijn, vraag ik TJ - om toch lie ver niet op mij te rekenen, mijn werk kring Wilhelm Kürschner verbleekt. „Ach' zoo mompelt 'hij. Zijn vrouw .roept nu in grooten an'gst uit: „Maar wo hebben t-och nog niemand bereüd gevonden? Wilhelm, ik zou graag willen weten, wie of dat dan zijn? Mijnheer rün Lorenzen," vleit ze. „Wij vragen het U tor wille van Uw vriend schap. Wij sineeken het U!" -Haar bevende gevouwen handen houdt ze vlak voor Armin's gelaat. „Terwille van onze lieve Grete, waarvan -we weten, dat zijArmin von Lorenzén's oogen schreien vonken. Nu valt Mijnheel Kürschner zijn vrouw barseli in de rede: den: „Begrijp je dan niet, dat de positie van Mijnheer Von Loremzen verbiedt „Och, wil dat als het U belieft, niét lete" tcrlijk verstaan. Ik zal", gaat Lorenzen verder, terwijl zijn wangen kleuren en terwijl hij do vrouw strak aankijkt, „mij wol over (zekere moeilijkheden heen we ten te helpen. Voor U en vooral voor het lieve meisje', wier naam U, waarde Me vrouw, zpo juist noemde, zal ik het zéér graag deen WanneerHij houdt plotseling op. Zijn blik zegt genoeg, wat nu eigenlijk komen moest. Mevrouw Kürsclmea* juicht innerlijk. Mijnheer Kürschner echter voelt, dat hij boos wordt en veel lust heeft, om tegen te stribbelen. Daar to staan en ziju kind to moeten verkoopen! Armin draa't zijn snor eens op en begint weer: „lk ben, sinds een half jaar, dat ik hier zoo in en uit kwam, tot d-e conclusie gekomen, dat van de dames, waarmede ik kennis ge maakt heb, geen enkele mij zoo bekoort!" Hij zegt het op méancholieken toon. „Als juist Uw dochter. Ik verzeker U, waarde Mijnheer en Mevrouw, daf, zoo Uv.r doch ter d'e mijne wordt voor heel haar leven, zij aan mij, een aan haar karakter pas senden, zachtaardigen, liefhebbenden vriend, beschermer en echtgenoot zal hebben. Ge weet, hoe mijn positie is., Mijn kennissen zijn U ook niet vreemd. Financieel sta ik ook geheel onafhanke lijk, zooals gij weet, en sedert vandaag weet gij ook dit: „Ik bemin kaarl" Me vrouw Kürschner luistert verrukt naar deze groote leugens. „Gij bemint haar? O, wat lief 1" zucht ze. Ze is in een zalige stemming. „Ja, ik ben er vast van over tuigd, dat Gij haar op de handen zu'llt dragen! Weet geik heb er al altijd naar verlan'gd! Wilhelm! Je weet mijn liefste wensch!" zegt ze en ze kijkt haar man met een smacktenden blik aan. Plotseling komt er in baar oogen een angstige uitdrukking en liaar stem klinkt hard', als zo zegt: „Wilhelm, het is toch ook de jouwe .1 „Ja, zeker, ik weet wel, dat het jouw wensch is," zegt de man gelaten. „Mijn- lieer von Lorenzen, wij stellen prijs op Uw welwillendheid teu opzichte van onze dochter Grefco. Maar U begrijpt wel, dat daar eerst grondig over nagedacht moet worden!' Het kind is nog zoo jong. Ik wil haar noig niet zoo gauw afsbaanl" hij pro beert bet schertsend te zeggen. Armin kijkt hem met -een hoonenden blik aan cn zegt: „O zoo! Is het dat? Neen, n-een, mijn waarde Mijnheer Kürschner. Ik wensch echter niet op een wachttijd ge steld le worden. De jongedame is in baar negentiende jaar. Ge weet, dat dk haar bemin en dat be teekent zooveel voor mij als: Ik wil haar bezitten en wel zoo gauw mogelijk! Ik kan in dezen strijd de pijn lijkste dingen verduren, en met al mijne persoonlijke brachten, handelend -optre den, hoewel ik in zware moeilijkheden kan komen. Ik wil het proheeren. maar niet. voor menschen, die mij vreemd zdjn, maar voor een meisje, dat ik bemin voor mijn bruid! Voor mijn bruid heb ik, wat cr ook moge gebeuren, ali.esover, en ik ben er van overtuigd, d'at mijn han delingen er U het bewijs van zullen ge ven!" Wilhelm Kürschner kijkt den jongen man met spottende oogen aan. Is dat nu liefde? Is dat nu een man van eer? „En hoe wilt Gij "dan, do toerekenbaar heid van den erflater bewijzen", vraagt Kürschner aan Lorenzen. „Door te verklaren," zegt deze lang zaam en op elk woord veel nadruk leg gend: „dat ik met den overleden© in zeer intieme vriendschap verkeerd o cn hem voor het ongeluk zeker eiken dag gezien „Nu swigcl, nu swigot mijn kindekijn* Mijn God, mijn troost, mijn liorcj J Van die so sal ick moeder sijn Beholden mijnrc eren." Amen. Men zal begrijpen, dat oer liier haai? heteekent; ruit ganser minnen met vol-< maakte liefde; dattu dat gij. Uil do eigenaardigheid, dat het rijm soms zeer vrij is, of ontbreekt, zooals het sterkst' spreekt uit do vierde strophe en verder uit slaando uitdrukkingen als „sneewit ten handen" „ganser minnen" kan men opmerken, dat dit staaltje van lieve Kerst- poëzio zeer oud moet zijn. Een kint is ons gheboren. Een soon is ons ghegheven. Hi heeft versoont sijns vaders loern Hi hreughe ons int cwigho leven. Doe Jesus Christus gheboren was, Ghewonden in armen doeken, Daer was bont noch daer en was gra«u. Hi lach mit bloeten voeten. Dio osse ondc ooc dat eselkijn En konden niet ghespreken; Doe Jesus in der cribben lach Doe lieten si oer eten. Die osse ende ooc dat eselkijn Dio dreven daer grote feeste, Doo Jesus in der cribben lacl) Tusschen tween stommen beesten. Dio osse ende ooc dat eselkijn Die dreven daer groten wonder D'oo Jesus in dep cribben lac' Si cranken doeken gehwonden. Zonder twijfel is hier een enkele lichting noodig. Er wordt hier vooral clcii nadruk gevestigd op de stoffelijke ar moede, waaronder Christus op aardo kwam. Gewonden in doeken en njet in donker of grijs bontwerk, lag daar do Heer der wereld. „Hij lag met blootc voe ten", staat er dan zoo simpel en alles zeggend aan 't eind van de tweede strophe. De volgende drie strophen zijn dan weer gevat in* dien verouden verteltrant, met voortdurende herhaling van enkele regel3. De os cn do ezel kenden niet spreken, maar zij lieten hun eten staan. Do os en de ezel dreven groet feest, u,w,z. zij warén zeer blij. Do os en de ezel dreven groten wonder, d.w.z. waren zeer verwonderd, toen Jesus daar zoo lag gewonden in armelijke doeken. Bij het lezen van deze verzen denken we aan een of ander schilderij der primi tieven die nimmer verzuimen den os en den ezel een plaats te geven op het doek, waarop zij Christus' Geboorte voorstellen. En zo hebben meermalen in de expressie dezer dieren iets weer weten te geven van de stomme blijdschap, do stomme ver wondering, waarvan in dezo verzen sprake is, terwijl tevens zoo goed is weergegeven, dat tot hun dierenverstand niet kon door dringen, wat de beteekenis van deze Zaligo Geboorte was. En nu schrijf ik ten slotte nog een licel heb, dat ik mij steeds verwonderde over de helderheid van verstand b'j iemand van zoo'n boogen leeftijd. Dat hij do in gewikkeldste rekeningen voor ple'zter nog zonder moeite goed uitrekende. Hij kon allo partijen u-t de Fledermaus, der Zigeuner-baron Geisha enz., uit het hoofd en bij was een onoverwinbare kaartspe ler. Hoe kan men iock zoo een verstan dig en geestig mensch van zwalczinn'g- heid beschuldigen, 't Is verschrikkelijk!" Het was prachtig. Mevrouw Kürsoliuer steunt. „Ja, zóo was hij! Zóo. was hij! Zoo was hij. O Gij lieve Mijnheer von Lo renzen. Gij kent hem! Gij alléén! Z'jn zegen rust op U. O Hemel! Ja, Gij zijb onze échte vriend Mijnheer Kürschner wijfelt. Hij ziet in den geest zijn bedroefde dochter en daar tegenover het groote kapitaal, het goud! Elf millioenHij wil nog trachten om aan den akeligen handel een einde te maken. „Mijnheer von Lorenzen denkt U er wel- aan, dat wij nog in het rouwjaar zijn? De eerbiedon ook andere ver-» plichtingen zelfs al zou U gctu'go zijn, zou ik toch moeten afwachten. Maar daar Gij zooveel riskeert, met U daar be schikbaar voor te stellen mag ik tF niet een schadcl-oosstellilng aanbieden in den vorm van honderd-duizend." „Ah, zeker," denkt Armin, „hij wil mij een handgeld geven. Het dunkt mij, dat hij nog een grootere ezel is, als zijn schoonvader was." Hij zegt kalm tegen Mijnheer Kürschner: „Voor een honora* riuni doet men niet, wat men voor „liefn de" doet!" „Ge zult mijn kind hebben Maar j denk er aan', behandel haar goed! Zo is een lief bloempje." Het leek hem of een onzichtbare hand! hem naar de kc-el greep. De akelige moe-! der lacht satanisch. „O, Gij zult een lieve tuiuman zijn, dab weett ik! O lieve Mijnheer von Loren zen!"- „Ik verlang een spoedige verloving, waarvan de buitenwereld miets heoft la weten, voordat de crfenis-gesdhi edente voorhij is," zegt Armin. Hij denkt bij zich zelf: „Houd de kleine fee, dio den| gouden sleutel van den rijkdom bezit ent van eer in do band beeft, goed vast, mijn) vriend', anders ontsnapt ze je nog cn ji| kunt met jo twaalfduizend kronen schuld), oervol ontslag on pensioneerimg aanvrat gen. Dat zou, onder ons gezegd ,,Ov«r dat „spoedige" zullen wij no^ wol eens praten," zegt de vader vanlj Greto. Hij ziet den mau, dien hij ajoj kind om Mammon's wil moet afstaan^ met een bijna vijandigen blik aan. Ja,> hij moet moot, on toch wil hij niet. „Gs moet Grote loch nog beter ieoren ken* nen (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9