OM TE LACHEN. bij een zondaar weer tot de vriendschap mot God bracht, een missionaris als bij een heiden bekeerde: een oogenblik dat helden-leven waard is. ..Watt" ..Wel, zoo van iemand houden!" „Waarom niet?" Mia keek haar aan, zoo vast klonk dat, en onverwacht, van de jongcro zus, die im mers zooveel niet van het leven wist als een artiestehoe was die zoo gegroeid? ..Dus, als iemand jo riep om over zee..?1 „Waarom niet?" Weer dat vaste in toon zou Kei iemand kennenwie? maar wetend, dat stille Kei zich daarover niet zou uiten, vroeg zij niet. verder. Maar wie?wie? En zij had Kei maar dieper in de oogen hoeven te zien cm het te weten.. die za gen Den Beminde aan ziclc-horizon, en Hij wenktereeds zoo lang. JOH. VAK DINTEP, S.J. HET KALF WAS ER BETER AAN TOE. De burgemeester zette zijn pet op om naar do raadsvergadering to gaan, toen zijn vrouw hem riep: „Weet je wel, dat 't inct het kalf niet in ordo is?" „Geloof je dat bciiscli?" ,.Ja, ga maar kijken". Het echtpaar ging de dool over naai den stal. Eu werkelijk, het was oen treurig ge zicht het kalf daar lo zien op het stroo met opgezette haren en uitpuilende oogen, naast do koe, dio het bcrook en likte. De boer schudde het hoofd. „We moeten ons daarover maar geen illussie meer maken". En hij zotte met de beide handeu zijn pet recht, zeggende: 250 franken verloren". „Zouden we den vecart3 er niet hij halen?" vroeg zijn vrouw nog. „Hcelemaal onuoodig, over om uur zal liet beestje wel crepeercn. Haastig lipp de burgemeester weg, want er zou beraadslaagd worden over do ver plaatsing van het kerkhof. Een gewichtigo vergadering, waarin goedkeuring moest worden gegeven Tan den aankoop van een terrein van 80.000 franken, een half uur huiten het dorp. Dal was trouwens het eenigo punt, dat er dien dag to behandelen viel. De burgemeester kwam op do vergade ring, gaf den een cn ander oen hand, en opende dadelijk de bijeenkomst, waarna hij de situatie uit elkaar zette: „Het dorp heeft wel oen kerkhof, waarop de bewoners zeer gesteld zijn, rnadr de kerkhoven midden in het dorp rondom de kerk zajn niet van dezen tijd; door de hygiëne, die groote moderne ver overing, worden ze afgekeurd. ..Men begraaft daar, vlak bij ons, men- feohen, dio aan allo soorten van ziekten zijn gestorven; de grond wordt door trokken van do microben cn daardoor wordt een land geïnfecteerd. „Zoodat men do kerkhoven zoover moge lijk moet verwijderen van plaatsen, waar raenschen wonen; het is een dringende kwestie, waarin men slechts de gegevens van het gezond verstand moet volgen. „Nu biedt zich een gelegenheid aan; een prachtig weiland, dat aan een mijner persoonlijke vrienden toebehoort, is to koop voor 80.000 franken. „Hoe denkt do raad daarover? ..Ik, voor mij, vind ?t oen eenig aanbod, dat men niet moet laten ontsaappen". De burgemeester had dat alles gezegd in één adem, als een les, welke men van buiten geleerd heeft. Toen hij klaar was, keek hij de raads leden aan. Do onderwijzer was het vol komen met hem eens; de drie pachters zeiden niets; vier hoeren izwegen ook; twee kleine renteniers spraken met elkaa,r en men hoorde slechts: „Natuurlijk! en Daarover valt niet to redeneeren!" wat deed vermoeden, dat de zaak in orde was. „Dus, uangcï%micn?" besloot do burge mees lor. •Stilte; onderbroken door do slem van een gepensionneerd soldaat, die in een mooi huis woonde op 't eind van 't dorp. Iedereen keerde zich dadelijk naar den spreker. Wat ging cr gebeuren? En do andere begon met groote kalmte: „80.000 franken zijn 80.000 franken. Wc bcdalsn al heel veel voor een onder wijzer en een onderwijzeres, dio alle kin- Ieren aan den landbouw onttrekken en cr kantoorbedienden van maken. „Ik vind, dat niets er ons too verplicht* doze nieuwo uitgaven to deen, zooals zoo vele andere, dio zwaar drukken op ons land." „Maar de hygiëne, mijnheer", riep de burgemeester uit, „het is loch noodig met xiet oog op de hygiëne?" „Uw rede om de hygiëne is niet steek houdend. „Parijs is de moest gezonde stad van do wereld. Toch vindi -;ucu cr binnen do muren uitgestrekte kerkhoven, waarin lectoren dag opnieuw Li graven wordt: Pére I.er haisc, MontDiartre,Monitparnasse, Passy Batignolles enz. „Welnu in ons dorp, dat zoo luchtig i.s en waar de huizen zoover uit elkaar liggen, zijn er maar drie öf vier sterfge vallen per jaar. Wat heeft <Jat nu te he re-.-kenen voor de openbaro gezondheid? Minder dan niets? „En dan als wij onze dierbare dooden, waaronder ik verscheiden kameraden heb, ccn half uur builen het dorp gaan ver bannen, lijkt liet wel of we ons er voor g 1 van willen ontdoen. Voelt u dan né t hoe aantrekkelijk en troostend het is om ons kerkhof te hebben rondom de kerk? De dooden worden dan nooit ver- gé en. Men bezoekt hun graf icdoren keer. a:s men naar de kerk gaat; men brengt er de kinderen en do kleinkinderen; men spreekt ben dan van die ouden, die het )*uis bouwden, waarin ze nu wonen; men noemt do soldaten op, dio in den oorlog gevallen zijn, dio helden, wicn ze danken, dat zo Franschen gebleven zijn. 't Lijkt wel of ze dit alles doen verdwijnen bij do opkomende generatie. „Ik verzeker u, burgemeester, dat het schandelijk is onder een dergelijk voor wendsel, onzo dooden uit ons midden te defcn verdwijnen. Hebt go dan nooit uw moeder liefgehad? Tenzij, dat u aan een geheimo opdracht van do Loge gehoor zaamt, waartegen ik protesteer in naam van mijo dorp, van mijn vaderlandsliefde en van mijn geloof". Van woedo trillend stond do burge meester op. Do uitdrukking van zijn ge zicht voorspelde niets goexls, hij Uet de beido banden met vierkante vingers wijd open op tafel steunen. Men voelde, dat 't warm zou loopen. „Mijnheer, dat alles zijn maar mooie woorden, de hygiëne heeft met dio groote woorden niets to maken. De dooden heb ben niet het recht de levenden te vergifti gen. Ik weet, wat do dokter mij gezegd heeft en daarna ook de apotheker. En dat gaat hun aan. Zijt gij dokter of apothe ker? Ge zijt zelfs geen veearls. Welnu houdt dan uw mond. Trouwens wo zullen nu tot stemmen overgaan. Zijt gij van meening, mijno heeren, om, in naam der hygiëne, het kerkhof te verplaatsen en voor goed het tegenwoordige te sluiten?" Toon keek do burgemeester alle raads leden aandachtig aan, om te zien, of ze zouden gehoorzamen. Langzaam werden handen opgeheven. Vóór do verplaatsing van het kerkhof elf stemmen. Er tegen één stem, van hem, die straks gesproken had. Hij is dus totaal verslagen geworden. De heiligo rechten der hygiëne hebben overwonnen. Do burgemeester jubelt, maar hij heeft haast om naar huis to gaan, want hij maakt zich ongerust over zijn kalf. Gauw een borrel met do raadsleden (trouwe) om do overwinning te beklinken. Als nu morgen de Logo niet tevreden is, dan is zo toch erg moeilijk lo voldoen. Hij keerde daarna zoo vlug mogelijk naar huis terug. Op den drempel van do deur wachtte zijn vrouw hem al op. „En?" schreeuwt hij haar van verre toe ,,'t Is gebeurt; het kalf is dood". „Ik was er zeker van". „Het beest is al opgczel. Het lijkt wel oen opgeblazen zak". „Laten we gaan kijken". Beiden stonden zo bij het cadaver. Do koe loeide wanhopend. En de burgemeester schudde het hoofd „Wat oen pech en dan te denken, dat ik het nog verleden week aan het Ge sticht liad kunnen verlcoopen". „Gelooft ge, dat we er nog iets van kunnen maken?" vroeg zij. „Het vel „Neen, niets, En omdat het misschien besmettelijk zou kunnen worden, zal ik het dadelijk begraven". Toen stroopte do burgemeester zijn mouwen op, neemt schop en houweel. En •daar, in den kleinen tuin, tussehen het huis en een mesthoop, graaft hij een kuil, een dcodeenvoudigen kuil. En daarin begraaft hij bet kalf, het arm kalf. Voor dien doodo hinderde de hygiëne hem niet. De Noveen van Albina Een verroeste oude klok kuchte zeven maal; Albina spoedde zich met 't laatste tientjo van haar rozenhoedje en prevelde dan nog verder een gebed. ïu do kerk was alles gereed voor de processie, die morgen haar jaarlijkschen ommegang deed; de flambouwen met haar koperen en zilve ren omlijstingen glimden; veelkleurige va nen en banieren hingen in golvende plooien langs do grijsgrauwo dikko pilaren. Een oude juffrouw stak do laatste spelden in den sluier van O.L. Vrouw, rood fluweel met goud geborduurd versierde het taber nakel. De oude meid spoedde zich naar dc pas torie. Het was nog klaar licht op do groo ts dorpskom; doch den ganschen dag had de zon zich niet aan den bewolkten hemel laten zien. Dc wind waaide fel langs de wappe rende vlaggen, die fladderden aan de bon te huizen. Toen de pastoor zichaan tafel zetto om lo avondmalen, zoi hij tot Al bina: Zouden wij morgen mooi weer heb ben, Albina? Dit zou de eerste keer van mijn pastoorschap zijn dat de processie niet zou uittrekken. Maar bet heeft toch al dikwijls ge regend, mijnheer pastoor. Ja, eenige druppels, ook al eens een stortregen; maar niettemin deed de pro cessie haar gewonen ommegang. Gaat li morgen den -ganschm omme gang medemaken? Reeds tweo en twintig jaar ben ik bij u als dienstbode; en sedert de laatste jaren hebt gij ietleren keer veer tien dagen noodig om u op ta knappen na dien langen, lastigen weg. Dat is waar, kind; ik word oud en do goedo God heeft mij maar 'n wankele gezondheid geschonken; je hebt dikwijls heel wat leed met mij gehad, maar er moet veel gedaan worden om den hemel te ver dienen; maar ik zio je nu al acht dagen eenige minuten na het Lof voor het altaar van O. L. Vrouw zitten. Ik durf wedden, dat gij een noveen tot mijn inzicht doet... Uit nederigheid wellicht antwoordde Al- bma niet; zij leek iets op een kastje te zoe ken om haar roodkleurend gelaat te ver bergen. Bij liet slapen gaan scheen Albina met gewetenswroeging gekweld; liet is waar dat zij hedenavond haar noveen eindigde, maar welke noveen. Albina vroeg aan O. L. Vrouw ter Regen het morgen lo laten regenen, zooveel to slechter voor do pro cessie. De gezondheid van den eerwaar don pastoor ging voor alles: do arme oude man kon er van 6terven, en dan, Albin& hield er ook niet van gedurendo veertien dagen den ganschen dag trap op trap af te sloffen, allerlei soorten drankjes te ma ken en een hoop andero karweitjes. Mor gen op klokslag negen uur moet het ge weldig regenen, dan gaat de processio niet uit. De heer pastoor zal goed gezond blij ven.... en Albina loeft veertien dagen rus- tig. Zij slaapt in en droomt: O. L, Vrouw heeft haar niet verhoord: de zon zendt haar heete gulden stralen over het land, maar als de processie do laats to huizen der verro gehuchten ccn heel eind voorbij is, dreigen opeens zwarlo wolken. Een geweldig onwedcr breekt los. Het regent zoo hard als goot men emmers water over do bedevaartders, de processie stuift uit een, tusschen hagen en struiken zoekt men beschutting; do veelkleurige banieren zijn bedorven, do koslbaro sluier van O. L. Vrouw is voor altoos verloren, ook kan men de rijke kleederen der bruidjes op bergenMijnheer pastoor wordt erg ziek en voorzien van do laatste H. Sacramen ten. Albina ontwaakt, geheel ontredderd, zij loopt naar het venster. Men hoort de vlag wapperen en fladderen op den toren, de wind heeft een hoek van den hemel ge keerd, waar no" énkele sterren diamant ten. Do kerk is vol menschen. Do oerwaarde heer kapelaan zingt de Mis; 'in de sacris tie houdt do -astoor zich in witte rokelijn gereed om in de processie 't H. Sacrament om te dragen. Albina brengt hem langs den tuin van de pastorie een kop warme soep. Dus, mijnbeer pastoor, u gaat toch mede? Maar zeker kind, het weder is naar wensch, niet te warm.... En zoo het zou regenen mijnheer pastoor? De priester heeft den tijd niet to ant woorden: do koster antwoordt in zijn plaats en op harden toon. Och kom, Albina, maakt u geen zor gen. Waar ziet go den regen? t Zonnetje schijnt. En mocht liet regenen, dan spoeden wij ons naar huis. Overigens Giei do vaandel drager, gaat vlug genoeg over de baan, iedere stap is een meter. U hebt mooi praten, koster, hoosde Albina, gij zijt jong en gezond. Doch tel kens als do eerwaarde heer pastoor mee gaat dan is hij veertien dagen ziek. Ea wie zegt u, dat mijnheer pastoor den heefen ommegang mede moet maken? Hij kan half weg bij de Zusters rusten. Doch do parochianen zien gaarne, dat mijnheer pastoor do heelo rondo doet. En wat zouden do parochianen van de gehuchten zeggen, indien zij hun her der niet zagen, onderbrak de pastoor zelf. Do koster won het pleit. Albina zuchtte: Drink ten minste dezen kop soep mijnheer pastoor. Zij schokschoudert en gaat weder langs den tuin terug met den leegen kop: zij grommelt Het gaat regenen, ja, ja, het zal re genen; O. L. Vrouw ter Regen, bidt voor ons. Do pastoor verzoekt den kapelaan zijn kerkmeesters en voorzitters van gilden en orden op den middag. Albina al wakend over dampende ke tels en kiskaséiiüo kasrollen, gaat nu en dan op den drempel van do keuken eens kijken naar den hemel, dio steeds bewolkt is, maar regenen doet het niet. Maar als zij den 4dcn keer terug komt valt er hier en daar oen druppeltje op de blauwe stee- nen van liet graanpad. Dat is do voorbode van stortbuien. Zij leek er behagen in te scheppen. Doch op eenmaal valt er niets meer 't zwarte wolkje was voorbij. Do processie trekt uit: do klokken lui den, muziektonen en koorzangen klinken op. Een beetjo later klinken kamersckoten bij de rustplaatsen waar de zegen met 't H. Sacrament gegeven wordt. Do vensters trillen; Albina zei: Nu zijn ze bij de school der Broeders. Zij hebben reeds den hal ven weg afgelegd. Half twaalf: nog een benedictie do laat ste op de groote markt: en dan komt de processie de kerk in. Daar is zij, roepen de kinderen. Daar is de processie. Vrou wen loopen naar bet venster, zij ontste ken de kaarsen. Anderen strooien bloe men en veelkleurige papieren snippers over den mooi gekeerden weg. Do paard- .jesmolen stopt bet draaien, do orgels hou den op met hun bibberige deuntjes. Het beeft dus niet geregend. Het y* dus niet regenen. Albina boos wilde een oogenblik do luiken dicht doen.... maar neen, dat zou een schande zjin. De beko ring snel verjagend maakt zij de kaarsen aan strooit bloemen op den weg voor de pastorie en knielt dan achter een tafeltje in de gang, waarop zij een Mariabeeld prachtig versierd beeft. Eerst gaan eenige jongemannen voorbij met rozen in bet knoopsgat. Dan opent een groote vaan de processie. Biddendo kinde ren en witlo bruidjes volgen. De fanfares spelen een marscb, die nu wat meer beweging en kadans in de voort stappende menschen brengt. In den to ren bimbammen do klokken en schijnen te wedijveren met do klanken der koperen speeltuigen. En do zangers en zangeressen laten zich ook geweldig liooren. Het lijkt of de zon op een keer achter de wolken gewekt wordt. Zij breekt door cn doet het haantje op den toren gouden in den zon negloed. Het heldere licht flikkert cn trilt over het dorp en over de blozende Albina. En de leden van do derde orde baden in een zeo van licht. Als bloeiende rozen schijnen de koppen der meisjes van de Congregatie die een helder „Ave Ave Ma ria" doen opklinken. Over de groepen en veelkleurige kleedij schittert de zou, dar telt het licht. Nu nadert het glinsterend baldakijn, waaronder kranig do oude pas toor stapt, dragend devotelijk het H. Sa crament. De remonstrans schittert in zijn hand. Dreunend klinkt liet gezang verder in do richting der kerk. Toen Albina op stond, zag ze nog enkel den rug der men schen, die het H. Sacdament volgden en de witte strepen van do broek van den veld wachter, die erg glimde in het héldere dag licht. Juffrouw Albina, mij dunkt dat do processie nooit zoo mooi is geweest als dit jaar. En wolk mooi weder, niet? Albina keek haar pastoor met kwade oogen en blies de kaarsen uit, De beer pastoor komt na de zegening met 't Allerheiligste op do pastorie, zijn wezen glimt en gloeit cn met don roodge- ruiten zakdoek droogt hij zich de zweet druppels af. Ik had het wel gedacht, Albina dat jij voor mij zoudt gebeden hebben, ik voel mij veel minder vermoeid dan de ander* jaren, ondanks dat lk den ganschen om megang meegemaakt heb. Ik geloof, dat je dit jaar geen leed met mij zult hebben, geen trappengeloop, noch theedrankjes' geen zorgen. Oprecht gemeende gebeden zijn ja nooit verloren. 0 0 0 000 Verier: „Alleen de directeur heeft het recht, mijn zoon oen oorvij geven". Klerk: „Zeker, mijnheer, taoar U moet bedenken, ik ben zijn re- AL TE LETTERLIJK OPGEVAT. Maar buurvrouw, nu ben jo naar dén veearts geloopen, en ik zei je toch, dat mijn man ziak was. Maar beste mensöh, jo hadl liet toch over jo ouden ezeD 'a Eiezeres (dio een massa vragen ge steld had aan den caudidaat die op allo heb antwoord was schuldig gebleven): „Zeg, zoudt u mij dan ook precies kunnen zoggen, hoe laat 't is?" De ca-nclidaat (beteuterd z'n horloge uit z'n vestjes-zak halend): ,/t Spijt me, juf frouw, maar m'n horlogo is juist stil blij ven staan." 'n Duitsclier zegt woedend tot Columbus die zich in 'n Berlijnsch restaurant amu seerde met 'n ei op tafel te doen staan: „Zeg, ouwe kerel, eieren op d'r punt laten staan dat ken je wel, maar en toen hield ie den verbluften zeevaarder 'n marlc- biljet.je onder den neus stabiliseer nou es dit pampiertje! Dat lever jo 'cm niet, hè!?" Logisch. „Jantje, je bent een slechte jongen. Zulke leugens mij te vertellen. Ik loog nooit toen ik een kleine jongen was." „Wanneer bent u dan begonnen, pa?" Het „pas-gelegde" ei. Een student had op do markt twee ver- sche eieren gekocht voor z'n ontbijt voor den volgenden dag, en toen hij thuis op z'n kaaner kwam, bemerkte hij dat or op een van de twee eieren iets geschreven stond. Nieuwsgierig las liij het volgende: „Ik ben een boerendochter, zeventien jaar oud, met blond haar cn bruine oogen, flink van gestalte en gezondheid. Indien deze woorden ouder do oogen komen van een jongen man die in het huwelijk ver langt te treden met een vroolijk en arbeid zaam meisje, dan heeft hij maar bericht te sturen aanen dan volgde naam en adres van do jonge deerne. De student had cr schik in, rende naar het postkantoor cn telegrafeerde aan 't boerenmeisje. Den volgenden ochtend kreeg liij telegrafisch antwoord. Dit luid de: „Je komt "te laat, Ben al zes jaar ge trouwd, en moeder van vijf kinderen." Alles op zijn post Een Ierseh soldaat had een oog verloren in den oorlog, en diende daarna zijn land met een kunst-oog, Op zekeren dag echter verscheen hij met één oog op do parade. „Nolan", zei de officier, „waar is je kunstoog?" Nolan keek hem aan met 'n sluw lachje. „Dat heb ik in m'n kist gelegd, om een oog op mijn boeltje te houden." Juist. Mama: „Ben je niet wijs op je nuclitercn maag een appel te eten.'' Zoontje: „Maar mama, ik ben niet meer nuchter, ik heb cr al vier op." DE LEVENDE MC B.: „Merkwaardig, het har. klopt nog!" Macht e'er gewconte. Predikant (op Zondagmorgen in de gevan genis een predieatio houdend): ..Het doet mij genoegen, mijn geliefden, u hrer z o tal rijk bijeen te zien." Als mevrouw Burgerman, 'n po rvenue, haar gasten de nieuwe inrichting der ver trekken laat zj.cn, mist zc nooit- om heel geaffecteerd te zeggen: ..Dit- is de eet zeel in do Lcwic Kèins, - en da a do salon, waar we dc koffie zcllc gebruiko en dc li keurtjes, in do Lcwic Chart»oase."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 12