ren die ons dagelijks van alle kanten om ringen. Die weerstand nu is, reeds van af de geboorte niet bij alle menschen even groot. De meeste nienschen plegen do ken merken hunner afstamming te verraden, wijl vele eigenschappen der ouders cf voor ouders overgaan op 'het nageslacht. De kinderen moeten dit erfdeel der vaderen onverbiddelijk aanvaarden. Gelukkig hij. die niet erfelijk is bezwaard met aanleg voor ziekte, die een gezond gestel, een krach tige constitutie en een normaal evenwichtig zenuwstelsel, een arbeid/amen geest en een opgewekte gemoedsstemming als erfdeel zijner vaderen ontvangt, want deze zijn een onschatbare talisman op den levensweg en meer waard dan aards die goederen. De meeste menschen zijn echter niet zoo gelukkig. Velen aanschouwen' reeds erfelijk belast het levenslicht. Het zijn veelal de zwakken in den strijd des levens. Als vanzelf komt bij dit onderwerp ter snrake het verband iusschen huwelijk en ziekte met de daaruit voortvloeiende gevol gen (tuberculose, zenuwlijden, suikerziekte, etc.). Tn 'Amerika, hebben sommige Stalen wettelijke voorschriften in dit opzicht, die wij gelukkig hier nog niet kennen, want dit is toch wel te veel ingrijpen in het indivi- dueele leven van een staatsburger. VvTel zou een tijdig en betrouwbaar genees kundig advies voor het huwelijk vaak veel ellende bijtijds kunnen koeren en veel leed zou door deze dikwijls pijnlijke" maatre gel kunnen voorkomen worden. Er zijn echter ook lichtpunten in deze teedere kwes tie, maar de ervaring leert, dat men in den regel niet do ziekte als zoodanig, doch slechts de vatbaarheid, de dispositie dus een zekere zwakte van aanleg van bepaal de organen erft. De kans voor het ontstaan van ziekten wordt vooral groot, als nog andere schadeliike momenten medewerken. Bemoedigend is het nu te vernemen, dat door een doelmatige opvoeding en verstan dige levenswiize en door het tijdie: nemen van eenvoudige voorzorgsmaatregelen de minder weerstandskrachtige organen of de aangeboren of overgeërfde zwakke constitu tie dikwijls zoodanig kunnen worden ver sterkt, dat. zij geen noemenswaard gevaar meer voor de gezondheid opleveren. Behalve de on gel ij ko weerstand reeds bij de geboorte van den mensch is er nog een factor van groote waarde voor het individu om de gezondheid te bewa ren nl. de omstandigheden, het milieu, waarin hij leeft en wordt grootgebracht. Immers zoowel de lichamelijke als do geestelijke ontwikkeling van ons organis me eischt de vervulling van enkele noodza kelijke en onmisbare levensvoorwaarden. Luckt, licht, zon, voedsel ziedaar reeds enkele der hoofdvereisc-hten voor het ge dijen van ons organisme. Dcch deze vorderen weer op hun beurt 'n zekere mate van oeconomischen welstand, waarover niet iedereen beschikt. Vochtige, kleine bedompte woningen, waarin het heerlijke zonlicht niet door dringt om 'het menscheliik gemoed op te beuren en langs lichamelijken weg in meer dan in een opzicht 'heilzaam te werken, on voldoende of; eenz'jdigo voeding, ziedaar reeds een paar sociale bezwaren, die voor dc vruchtbare toepassing der individueelo pro- phylaxe hinderpalen in den weg leggen. Hier kunnen slechts verbetering der so ciale en oeconomiscli-e toestanden, staats hulp cn particuliere liefdadigheid de voor- waarden voor een vruchtbare prophylaxe in cunstigen zin wijzigen. Men ziet hoe wij hier ongemerkt gekomen zijn in het brandpunt der sociale kwestie van onzen tijd. Vooral het woningvraagstuk is hier van groot gewicht en gelukkig kun nen \v'i er bijvoegen dat in de. laatste jaren door heb bouwen van doelmatige arbeiders woningen, tuindorpen, etc. ontzaolijk veel verbeterd is in dit opzicht door de krachtige financieel© steun der Begeering. W. W. DE. BEMINDE. Het was er 'weer vol menschen in de straten van de groote stad. Er liepen er op het linker trottoir, op het rechter, onder langs de hoe-ge huizen), dicht naast elkander schuivend als één geheel. Een willoos, karakterloos geheel. Altijd maar door, die van links, die van rechts. Tusschen heiden in rumoerdo 'het van trams, auto's, rijtuigen. Zoo in den morgen, in den middag, in den avond van iederen dag. Hel had Jaren buiten de stad gewoond, in haar gesticht-op-het-dorp, waar zij was op geleid tot Roomseh-Kathciieke verpleegster. Terug, zag zij datzelfde massale schuiven dier menschen-menigte langs de huizen, naar links, naar rechts, gelijk zij dat iederen dag van haar jeugd gezien had, maar toen niet bewust als iets mals. Hu na jaren van eenzaamheid met voort durend de gedachte aan het leed van an deren. Telkens als zij overkwam op haar vrije da gen, 's morgens, ^s middags, was haar te meer opgevallen datzclfdo als kudde-volg zame geschuif over het trottoir, juist als Er eigenlijk orn lachen moest zij, maar darïr leek het toch heb meest op, op dab stuk speelgoed van broer vroeger: twee open poorten tegenover elkaar, met er tus schen een weg van de een naar de ander, maar die weg was een linnen lnp-zondcr- eind die liep ever twee rolletjes; en op dien lap waren vast-genaaid rijen looden soldaat jes; nu maar draaien aan een dier rolle tjes, en op schoven de soldaatjes uit do eenc poort, neer schoven zij weer in dc andere; en als je nu maar bleef draaien, draaien, dan bleven de soldaatjes schuiven, schuiven. Pas op!" riep Hel. „Heere, wat ben jij dorpsch geworden!" lachte haar zus Mia; en zij staken de straat over, vlak voor den aanstuivenden auto. „Hé!" Hel knelde den arm van haar zus wat steviger vast, als zij omkeek. Mia trok haar mge; zoo'n schaap ook, zoo'n verpleegster; of het een non was! Bij een volgende dwarsstraat renden er weer rijtuigen aan. ,.Lcop maar door," drong haar zus, „wij kunnen het nog best halen, dat zie je immers dadelijk." „Pas op!" schoot het weer half uit Hel haar mond. Haar zus aan het lachen, maar die liet dat, toen zij Hel aankeek: die had in haar oogen iets angstigs, iets van een arm ver dwaald vogeltje, dat opgejaagd werd in een 1 kamer met menschen. Toen kwamen zij in het park. Wat grint-weggetjes op, wat grint-wegge- tjes neer, en wat perken, wat banken, wat boomen, en veel bordjes met vermeldingen: 1 waar je mocht loopen en waar niet. „Park"", las Hel bij den ingang, of liet versterken zou heb idee dat zij krijgen moest van dat wornierig samengedrongen plekje groenigheid, overgeschoten van vroe ger, toen die steenen huizenhocpen nog niet zoo met den dag wijder uit-stonden; die hadden reeds heel spoedig het weiden-groen opzii geduwd s'eeds verder naar den rand; nu kon 'het niet verder: daar lag dc rivier en de haven. Hel vond h:t hier zoo vreemd als. nooit te voor. Meelij had zij met dat wanhopig natuur- wilLen in afgeknipt-en,, gelijkge schor en groei, Zii kreeg dan ook een indruk als vanmor gen bij het station: „Bloemetjes juffrouwV' en een sjappies-kerel met een flodder- baard had haar een deksel van een mandje voorgehouden met daarop een kransje sa men-geknutselde. pakjes van rozen: „Tuil tjes", 'noemde hij die. Uitslag Raadselwedstrijd. Lieve Kinderen. Als jullie dezen brief onder de oogen krijgt., heeft het lot beslist en beeft For- tuna haar lievelingen weer aangewezen, die strakjes met een onzer keurigo prijs jes zullen verrast en verblijd worden. Het getal der deelnemers en deelneem sters is buitengewoon groot geweest, zoo groot zelfs, dat hetbrieven regende aan het bureau Van de Leidsche Courant en daaglijks stapels en stapels binnen kwa men. In 't geheel ontvingen we 245 brieven. Heel veel brieven heb ik niet behoeven op zij te leggen. Over het algemeen werd liet en ordelijk werk geleverd. Zoo hoort het ook. Ook veel buitemkinderen zijn dezen keer opgekomen, wat ik ten zeerste op prijs stel. Onze rubriek is immers niet voor do Leidsche jeugd alleen, maar is be doeld als te zijn voor allo kinderen van alle abonné's, en daaronder versta ik dan ook do lezers van de omliggende dorpen. Mijn Leidsche vrienden zijn ook in zoo'n groote getale opgekomen, dab ik waarlijk tevreden ben. Wel had ik niet anders gehoopt, ma-ar gezien den vorigen wed strijd, waar wo slechts 125 namen konden bceken, was het getal van nu toch een verrassing enis een bewijs te meer, dab ons Rubriekje, boe klein ook, zich ver heugd in een belangstelling, die inderdaad toont, dat we op den gceden weg zijn. Ik zei heb je al, dat onze rubriek ook door groote menschen gelezen wordt en door meer dan u denkt. Hoo kan het ook an ders, daar ik van niet minder dan 58 kin d-éren een opstel of vers of verhaaltje ont ving, welke bijdragen successievelijk ge plaatst zullen worden, wat n.l. door uw ouders met evenveel belangstelling zal ge lezen worden als de schrijvers of schrijf sters dit zullen lezen in ons blad. Er zijn .verscheiden verhaaltjes binnengekomen, die inderdaad getuigen va.n aanleg cn phantasie, zooals u zult zien Dan kunnen meteen die kinderen eens zien, waartoe an deren in staat zijn, die willen. Laat dit dan een spoorslag zijn cm ook te probee- ren en trachten iets te maken wat een plaatsje wordt waardig gekeurd in ons blad want wie nooit den meed heeft ge had cm te beginnen, kan niet weten vaar- tco hij in staat is bij volhoudep en in spanning. Tevens zijn cenigo kinderen geweest, die een briefje er bij schreven. Dat vind ik heel lief en ik zal later in de correspon dentie allen ecu antwoord sturen ook. Heus maar eens nu en dan cf er geen brief aan :t goede adres voorkomt. Hu moet ik nog een enkel woordje zeg gen over de oplossingen en zoo zal ik be ginnen met dc raadseltjes voor de kleinen. I ooraf wil ik zeggen, dat ik niet heel nauw gekeken heb, want anders? Ivijk eens kier! In raadsel no. 2 staat: zoek 25 woordjes, die omgekeerd, nog een goed 5>.oord vormen. Veel kinderen hebben zich hierin vergist en schreven: soep-poes; roem-moer; kuil- luik enz. enz. Dat is fout-. Kijk eens goed toe. Soep wordt poos; roem-ipeor; kuil wordt liuk enz. Dus heel iets anders. Denkt daar in het vervolg eens aan! In raadsel no. 5 staat: Men eethet nie-fc met een vork enz. We moeten het zoeken en dat kan nooit lepel bedoeld zijn. De oplossing van no. 5 is „pap." En nu nog even van raadsel no. 5 voor de grooten. Hoeveel maal kunnen 6 personen van plaats verwisselen enz. Daar zijn er maar 15, die het juiste antwoord vonden of lie ver, die het juiste antwoord opgaven. Een slimmerik (Theo Bahlmann) zegt: z e zitten om de tafel, dus wie zit, kan niet van plaats verwisselen. Ook iets voor te zeggen Theo, maar dat is toch niet het juiste antwoord. Ik wist wel, dat er niet veel van allen het zouden vinden, maar waarom niet in school ge vraagd? En de Zuster en de Juffrouw of Mijnheer is niet zoo, cf zij zouden wel ge holpen hebben en dan zouden vast en stel lig ook de andere kinderen, die nu niet megedaan hebben, ook eens bij zich zelf gedacht hebben: „hé, maar daar doe ik ook aan mee; die ken ik alvast." Zie je? Wat de uitkomst is, zullen jullie a-.s. Zaterdag hooren en nog wel in een keurig versje uitgewerkt. En thans moet me nog een enkel woord van 't hart en wel in betrekking lot hei vers of verhaaltje, dat ik van u ontving waarmee ik-tevens Ella te Oegstgeesb meen beantwoord te hebben. Ik houd alleen van eigen gemaakt werk. Een afgeschreven vers heeft geen waarde evenmin een afgeschreven verhaal. Een verhaaltje naverteld echter hoor je dat Ella heeft zeker verdienste. Wat op school verteld wordtc-en sprookje dat je in een boek las, op eigen manier weer geven is vast en zeker waard opgenomen te worden, want dan beschouw ik het als eigen werk. Versta je dat Ella? maar ove rigens is een versje, uit een boek afgc- mooi, daarentegen een eenvoudig versje, zelf gemaakt, wei voor ons van waarde. Dit over het algemeen aan allen, dio mij schreven, niets waard, al is het neg zoo ook in de toekomst met een cf ander stukje poëzie willen verrassen. En nu lieve kinderen, hebben wo voor vandaag genceg gepraat. Ik wensch jullie allen een „Zalig Nieuwjaar'' cn met mijn kleine v riemden en vriendinnetjes, de ouders cn familie enten slotte breng ik allen, die meededen aan dezen wed strijd mijn hartelijke» dank. De Redacteur. P.S. Do volgende week volgt uitslag en volledige lijst van allo deel neemsters en deelnemers In verband met het groot aantal brieven, doel ik mee, dat we niet vijf, maar zes meeïo prijzen zullen geven. Kerstmis. Het was de dag voor Kerstmis. De drio kinderen van vrouw Jansen kwamen ver moeid uit school. Het was ongeveer kwart voor vijven. De oudste, Jan geheet-en, luid 'n tiental semmen te maken, daarem ver maande moeder, hem, zoo vlug mogelijk klaar to zijn. Hu, da-fc^, beliceftlc moeder geen tweemaal te zegg'sn, want Jan, als oudste moest het voorbeeld geven en liet duurde slechts korten tijd of Jan spoedde zich na-ar moeder, die den tuin in was ge gaan. Jan vertelde haar 'verheugd, dat- hij het werk geheel af had en het nog nage zien had ook. Moeder", zoo vroeg hij, „mogen wij van avond ook nog wat Kerst liedjes zingen." „Natuurlijk kind", was liet antwoord, „we moeten eerst wachten tot vader thuis komt-, dan kunnen wo eten en mogen jullie nog wat zingen." Jan ging weer naar binnen cn vertelde aan Marietje en Piet-, wat moeder hern had gezegd. Va-der echter liet zich lang wachten. Er was al weer een uur voorbij. „Kinderen", zoo sprak do arme vrouw, „wij zullen maar aan tafel gaan. Het wordt intus- schen wel wat laat." Ha bet sobcro avond maal genuttigd en neg even gezellig bij elkaar gezeten to hebben, gingen de drie kleintjes gelukkig naar bed. Hog was va der niet thuis. Maar het zal niet lang meer duren, dacht moeder. Zij had het geraden, na nog ongeveer een half uur ge wacht te hebben kwam hij thuis, maar hoe Natuurlijk in beschonken toestand Ja, vrouw Jansen dacht dit wel. Het was niet do eersto maal. „Waar zijn de kinderen" vroeg hij op knorrigen toon, terwijl hij op een onzachte manier de deur dichtgooide. De vrouw, was echter te veel geschrokken en zei daarom maar liever niets. „Als hij het wil wet-en, moet hij maar kijken op zolder. O, wat zullen, dc arme stakkerds morgen weer een verdriet hebben", dacht zij. Er dwarrelden allerlei ■denkbeelden door ha-ar hoofd. Als haar man wat zeido, antwoordde zij liever niets. Zeido zij echter iets verkeerd, dan kon zij oen pak slaag' van hem verwachten. Zij w,as dan maar zoo verstandig om zich, na nog even gewacht te hebben ter ruste te begeven. Schreiend ging zij naar haar ar moedig zolderkamertje. Zij kon niet in slaa-p komen. De klok had nu half elf ge slagen. Om 3 uur zou zij naar de nacht mis gaan en God bidden, dat haar man zich toch mc-go bekeeren. Toen zij even ingesluimerd was, hoorde zij haar man den trap opkomen. „Ja", zuchtte hij, „het kan toch zoo niet langer. Er moet een eind aan zulk een leven komen. Dat gaat met zoo. Marie cn de kinderen hebben cv on der tc lijden, dnt ik zoo weinig geld thuis breng. Zij lijden gebrek, terwijl ik maar drink, hoe meer, boe liever." Zijn vrouw had a-lies gehoord; zij dacht echter, dat zij droomde, doch werd tot do werkelijk heid teruggeroepen teen zij door haar man zachtjes op den schouder werd getikt. Zij keek op cn zag hem voor haar staan. Met bevend-en stem zei hij, dat hij vannacht om 3 uur met haar race zou gaan naar de nachtmis. „Is er voor dien tijd nog gele genheid om to biechten", vroeg hij haar een weinig aarzelend. „Ja-, als je tenminste van plan bent om lo gaan biechten is er nog gelegenheid genoeg. Kom, ga nu wat lusten cn ik hoop van ganselie-r harte, dat je je leven wilt beteren. Om half drie gaan wij dan samen naar do kerk. Heb gebeurde nu zooals zij hadden afgesproken. De man „Bloemen koopen!" had Hel gedacht-, vooi iemand-ui t-G od s-bli j e-en-vri j e-na t uurbloe men kóól-en! Doch zij waren op een heuveltje, en Mia hield haar staande, en zij moesten weer zit ten op die bank: onze bankzooals zoo dikwijls in vroegere jarentoen, Hel met een handwerkje, Mia met een boek, zoo heerlijk stil samen: Hel kan zoo gezellig stil zijn, zei Mia altijd. Waarom Mia haar nu weer had meege troond Zoo was liet altijd geweest: Mia keek thuis naar haar jongere zuster niet om, die zorgde voor keuken en huiskamer, kookte en versteldo en hielp bij alles zij dacht zich meer artiste, in broei van romantiek, Nel had van dat alles geen verstand, -maar Nel voelde, en als er iets vertrouwelijks te vertellen viel, werd zij uitgekozen; en zij luisterde, voelde luisterend mee en sprak zoo weinig. Mia staarde naar waar ginder de zee stondheel verdien grijzen plas als een stillen nevel. Nel keek er ook heen, over de haven, dc rivier beneden: daar langs lagen do wer ven, daar klonk getiktak van honderden ha mers, die maar sloegen, maar sloegen ter aanvulling van wat de haven uittoog, om er nooit meer weer te kecren. Als een valsch klokkenspel, hing dat ge tiktak over de rivier. Met een ruk naar Hel toe. zei zoo Mia: „En toch ga ik met hem mee En met een ruk weer van Hel af, tuurde ziinaar ginder. Echt Mia met haar heftig temperament. Hel had er zoo'n tijd niet meer aan ge dacht; opgaande in 'haar edelmoedig leven- voor-anderen, kon zij zich nauwelijks in denken' dat felle naar-zieh-toetrekken-ten- kcste-van-allen-en-alles. Opeens nu zag zij het familie-drama van thuis. Mia moest en zou dien jongen mijn-inge nieur (rouwen. En hij solliciteerde naar betrekkingen in Zuid-Amerika. En of vaderen of moeder. Hel zag een vuist, dia de nagels in het vleesch kneep, hoorde een stem die kreunde kind, waarom doe je ens dat aan?! Hel en Mia hoorden het tikken dier hon derden hamers der werven. 'De zon lig op het westen, vlak op de zee bijna: een reuzen bal gesmolten ijzer, lich tend, gewrldig. Gegleden, va3 die achter langs dc moker- zware wolken boven. En zij daalde. i Maar die donkere boven-lagen verzakte® vlugger dan de zon daalde, en die werd sa- mengeplet, langzaam, tusschen zee en wol ken, samengeperst, dat het wit-gloeiend ijzer met grii-getatto geuten de wolken i® vloeide, tusschen wild gespeel van lange, overa'-uitslaande vlammen en dan niet brecde vloeden de zee over gulpte, tot del haven waar het tc stollen lag. En van dio stolling begon d© res 'gtf gloeiing heel de lucht te cloorschijnseJcn, dat er rood van aan het- /flakkeren gingen, die brokken maatschappij-huizen langs do hocg-opgemetseldo kaai-kanf-en, cn die jb.o- ren-binten-bruggen over de "rivier heen, en| die deinende booten-vlotten, masten- pi;pon en kranenbossclien, en al, en al, geweldig. Maar niemand keek er naar van die vele! menschen bij de huizen en op de kaaien-, op de bruggen, op de booten, zij zagen dat! niet meer, evenmin als zij hoorden nog heÖ rauwe schreeuwen ieder oogenblik der stoom fluiten van schepen, treinen, fabrieken.dafl schreeuwen van honger, zooals een wereld stad dat doet. Die vele menschen werkten, die hongerig® menschen. Niets anders dan werken was heb wat zij deden; daarom zag of hoorde niemand vanl die velen, ook niet van de velen die nog niet werkten maar pas door de dreunen.de trei- nenreeksen, door de daverende booten-rijen! waren aangevoerd van overal. Zij dachten ook aan werken, in de toe komst 7 of dat het eenig noodzakelijk® was. „Dat zcu jij niet kunnen hé?' „Wat?" vroeg Hel. Zij zat verzonken in herinneringen, moe ie herinneringen zeoals O. L. Heer juist aan Zijn edelmoedigen schenkt: gister was er een verongelukte 1 angeerder-van-den-trc :n binnengedragen, het touwtje nog cm zijn' hand met het fluitje er aan hij was tusschen dc wagons gevallen, zwaar ge kneusd werd hij voor dood opgenomen. alleen met hem, wachtend op den priester dat als levenloeze voor haar op tafel zou de priester niet te laat kemen, waren do levensgeesten niet reeds weg? zij pro beerde die op te wekken, maar het gaf niets, probeerde maar de man gaf geen en kel leeken dat hij haar begreep, toen kreeg zij een idee. zij ging naast hem staan, boog vlak over zijn oor en ba<l hardop met dui delijke woo-den: Akte van Berouw Mijn! Heer en mijn God hst is mij van harte leed gezondigd te hebbenteen begon) de man tc glimlachen! o dat gevoel teen van haar, zoo moest een priester voelen als had zich bekeerd en te-en zij dan na een:ge uren thuis waren gekomen, dankte vrouw Jansen den goeden God voor de bekeering van haar man. Hij was nu een nieuw leven begonnen en wel op Kerstmis, den dag der geboorte van Christus. Den volgenden dag konden de kinderen hun vader bijna niet meer* terug. Zij vierden in tegenstelling met dc vorige jaren een pleizierig en ge lukkig Kerstfeest, De man was een voor beeld geworden voor zijne drie kleine kin deren, dio nu onbezorgd eii vroolijk op groeiden. De gelukkige dagen, dio zij zoo overvloedig hadden gekend in het begin van bun huwelijk keerden spoedig weer terug en verder leidden zij een tevreden leven', zooals zij zelden hadden gekend. Hen-riëtte Spendel, Lange Mare 3-1 Leiden. Een Kerstvertelling. 't Sneeuwde; greoto vlokken vielen in -div.arrclvlucht op den kouden grond, sta pelden zieb op lot ©en mollig dik tapijt, waarin de voetstappen wegzakten. 't Wos avond, Kerstavond. Door de hel der verlichte straten spoedden zich nog veel menschen, die-p in kraag of bont ge stoken en met het hoofd voorover gebo gen, cm de vlokjes van zich af te weeren. ..Jammer, dat het juist van avond zoo sneeuwt", sprak menige winkelier, die ge hoopt had goede zaken, to doen; hij kon ook gerust zijn winkel sluiten, want zoo laat kwamen er toch geen koopers meer. „Ha!" dacht een bakkersjongen-, die zijn laatste vrachtje had weggebracht, vwïe met zulk weer niet bij dc wavmo kachel kan kruipen," is ook to beklagen." 't Is intussehen al 10 uur geworden, do straten zijn leeg, want menigeen zoekt zijn plaatsje op bij de warme kachel. In den bakkerswinkel op den hoek van de Hoogstraat staat nog een anno vrouw. Zij komt pas uit haar werkhuis en heeft een paar centjes verdiend om voor haar en haar vijf kinderen-, wat broocl tc koo pen. Twee jaar geleden was haar man ge storven en sinds dien moest zij voor haar zelf en voor haarkinderen den kost ver dienen'. „De bakker kent do vrouw cn weet ook hoo eerlijk zij is en nu op Kerstavond wil hij het geld niet van haar aannemen. „He-en, vrouw Spiers, zoo zegt hij, op dezen Kerstavond geef ik je het brood, want ik denk dat liet Kerstkindje mij be ter zal betalen dan gij." „God ze-genO U, bakker Jansen," zegt do arme vrouw. .,Ik zal met mijn kinderen voor U bidden." Teen trok zij de versleten wollen doek, dien zo om do schouders had, wat dichter om den hals, en met een: „Nogmaals bedankt hoor bakker," ging zij den winkel uit en stond weldra buiten in den feilen wind. Toen Moeder thuis kwam. was Greta, het oudste meisje van bijna 11 jaar, bezig met de kousjes der kleintjes to stoppen. In heb keteltje boven liet vuur pruttelde nog wat slappe thee, die overgeschoten was, van het karig avondmaal der klein tjes, die nu reeds sliepen als rozen. Ook vrouw Spiers en! haar dochtertje talmden niet lang meer. Greta schonk een kopje theo in en Moeder sneed een snecdje brood, wat spoedig was genuttigd. Toen deden zij hun avondgebed en gingen ter ruste, want 't zou vroeg dag zijn. Moeder ging met Greta naar de Nachtmis terwijl Hans, een jongen1 van 9 jaar, op de kleinen paste. Zo moesten immers den zegen van het Kerstkindje halen! Jo Simonis, Leiden. Kerstmis. Heeriiik, 't is weer Kerstmis En nu vieren wij weer feest, Hu is 't Kindje ens geboren Dat wij liefhebben 't- meest. Hu gaan wij 't Kribje siercni En 't stalletje zoo schoon; Laten mooie lichtjes branden Zingen liedjes lief van toon. - j En wij bidden iet- het Kindje Dat Het ons 'altoos bewaar' Dat Het onze lieve ouders Nog veel jaren voor ons spaar'. En wij vragen aan het Kindje, Dab Heb voor de kinderkrant Vele kind'ren wil aansporen Mee te doen, met hoofd en hand. Agnes Elligen-s, Voorschoten'. Nieuwjaar. 't Is weer spcedig Nieuwjaar Dan heb ik mijn wersehen klaar Voer mijn ouders en neg meer Menschen, dio ik hoog vereer. 'k Wensch hun alle goeds op aard Wat hun is het meeste waard En na een gelukkig leven Moog' hun God den Hemel geven. Herman Ellegens-, Voorschoten, Voorstraat- Nieuwjaarswensch van Cato van Wissen, Voorscholen aan haar Lieve Ouder3. Lieve Vader, beste Moeder Op den eersten dag van ft jaar Heeft U dank'bre, brave kleine Öchoone wer.schies voor IJ klaar. Leeft, nog lang o Vader, Moeder Vol genoegen bij elkaar Sehenko U God op mijne bede Bijke zegen heel dit jaar. Hederknieleiul voor 't- kribje Vraag ik dit van 't Lieve Kind Dat ons altijd maar de kleine Boven alles leeder mint. )B •Zeker zal 't mij verhooren En mijn wcnsckjo van Hieuw ja ai Lieve Vader, beste Moeder, Wordt ten volle voor U waar. Op het ijs. Heerlijk is het hier "te glijden Op een spiegelgladde baan; Heen en weer, op en neer Kom, wie staat dat niet aan? Maar dan ook het schaatsenrijden Dat is fijn, maar o wee! 'Als men het nog moet gaan loeren. Roept men niet zoo luid, hoezee! 'k Lag telkens weer voor ik het wist Tc spartelen op den grond, En niemand stak een vinger uit Pa "riep, dat is gezond! 4 Kijk maar eens naar de overkant-, Dat meisje valt maar raak, Het broertje, dat haar helpen zou,. Rijdt- stiekum weg, die snaak! De Kerslvacantie is er weer j Wie vindt dat toch niet fijn De zomer is heerlijk, dat is waar, Maar ook den winter mag er sijrf. g Alida van Dieren, f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11