ren die ons dagelijks van alle kanten om
ringen. Die weerstand nu is, reeds van af de
geboorte niet bij alle menschen even
groot. De meeste nienschen plegen do ken
merken hunner afstamming te verraden,
wijl vele eigenschappen der ouders cf voor
ouders overgaan op 'het nageslacht. De
kinderen moeten dit erfdeel der vaderen
onverbiddelijk aanvaarden. Gelukkig hij.
die niet erfelijk is bezwaard met aanleg
voor ziekte, die een gezond gestel, een krach
tige constitutie en een normaal evenwichtig
zenuwstelsel, een arbeid/amen geest en een
opgewekte gemoedsstemming als erfdeel
zijner vaderen ontvangt, want deze zijn een
onschatbare talisman op den levensweg en
meer waard dan aards die goederen.
De meeste menschen zijn echter niet zoo
gelukkig.
Velen aanschouwen' reeds erfelijk belast
het levenslicht. Het zijn veelal de zwakken
in den strijd des levens.
Als vanzelf komt bij dit onderwerp ter
snrake het verband iusschen huwelijk en
ziekte met de daaruit voortvloeiende gevol
gen (tuberculose, zenuwlijden, suikerziekte,
etc.). Tn 'Amerika, hebben sommige Stalen
wettelijke voorschriften in dit opzicht, die
wij gelukkig hier nog niet kennen, want dit
is toch wel te veel ingrijpen in het indivi-
dueele leven van een staatsburger.
VvTel zou een tijdig en betrouwbaar genees
kundig advies voor het huwelijk vaak veel
ellende bijtijds kunnen koeren en veel leed
zou door deze dikwijls pijnlijke" maatre
gel kunnen voorkomen worden. Er zijn
echter ook lichtpunten in deze teedere kwes
tie, maar de ervaring leert, dat men in den
regel niet do ziekte als zoodanig, doch
slechts de vatbaarheid, de dispositie dus
een zekere zwakte van aanleg van bepaal
de organen erft. De kans voor het ontstaan
van ziekten wordt vooral groot, als nog
andere schadeliike momenten medewerken.
Bemoedigend is het nu te vernemen, dat
door een doelmatige opvoeding en verstan
dige levenswiize en door het tijdie: nemen
van eenvoudige voorzorgsmaatregelen de
minder weerstandskrachtige organen of de
aangeboren of overgeërfde zwakke constitu
tie dikwijls zoodanig kunnen worden ver
sterkt, dat. zij geen noemenswaard gevaar
meer voor de gezondheid opleveren.
Behalve de on gel ij ko weerstand
reeds bij de geboorte van den mensch is
er nog een factor van groote waarde voor
het individu om de gezondheid te bewa
ren nl. de omstandigheden, het milieu,
waarin hij leeft en wordt grootgebracht.
Immers zoowel de lichamelijke als do
geestelijke ontwikkeling van ons organis
me eischt de vervulling van enkele noodza
kelijke en onmisbare levensvoorwaarden.
Luckt, licht, zon, voedsel ziedaar reeds
enkele der hoofdvereisc-hten voor het ge
dijen van ons organisme.
Dcch deze vorderen weer op hun beurt
'n zekere mate van oeconomischen welstand,
waarover niet iedereen beschikt.
Vochtige, kleine bedompte woningen,
waarin het heerlijke zonlicht niet door
dringt om 'het menscheliik gemoed op te
beuren en langs lichamelijken weg in meer
dan in een opzicht 'heilzaam te werken, on
voldoende of; eenz'jdigo voeding, ziedaar
reeds een paar sociale bezwaren, die voor dc
vruchtbare toepassing der individueelo pro-
phylaxe hinderpalen in den weg leggen.
Hier kunnen slechts verbetering der so
ciale en oeconomiscli-e toestanden, staats
hulp cn particuliere liefdadigheid de voor-
waarden voor een vruchtbare prophylaxe
in cunstigen zin wijzigen.
Men ziet hoe wij hier ongemerkt gekomen
zijn in het brandpunt der sociale kwestie
van onzen tijd. Vooral het woningvraagstuk
is hier van groot gewicht en gelukkig kun
nen \v'i er bijvoegen dat in de. laatste jaren
door heb bouwen van doelmatige arbeiders
woningen, tuindorpen, etc. ontzaolijk veel
verbeterd is in dit opzicht door de krachtige
financieel© steun der Begeering.
W. W.
DE. BEMINDE.
Het was er 'weer vol menschen in de
straten van de groote stad. Er liepen er op
het linker trottoir, op het rechter, onder
langs de hoe-ge huizen), dicht naast elkander
schuivend als één geheel.
Een willoos, karakterloos geheel.
Altijd maar door, die van links, die van
rechts.
Tusschen heiden in rumoerdo 'het van
trams, auto's, rijtuigen.
Zoo in den morgen, in den middag, in
den avond van iederen dag.
Hel had Jaren buiten de stad gewoond, in
haar gesticht-op-het-dorp, waar zij was op
geleid tot Roomseh-Kathciieke verpleegster.
Terug, zag zij datzelfde massale schuiven
dier menschen-menigte langs de huizen, naar
links, naar rechts, gelijk zij dat iederen
dag van haar jeugd gezien had, maar toen
niet bewust als iets mals.
Hu na jaren van eenzaamheid met voort
durend de gedachte aan het leed van an
deren.
Telkens als zij overkwam op haar vrije da
gen, 's morgens, ^s middags, was haar te
meer opgevallen datzclfdo als kudde-volg
zame geschuif over het trottoir, juist als
Er eigenlijk orn lachen moest zij, maar
darïr leek het toch heb meest op, op dab
stuk speelgoed van broer vroeger: twee
open poorten tegenover elkaar, met er tus
schen een weg van de een naar de ander,
maar die weg was een linnen lnp-zondcr-
eind die liep ever twee rolletjes; en op dien
lap waren vast-genaaid rijen looden soldaat
jes; nu maar draaien aan een dier rolle
tjes, en op schoven de soldaatjes uit do
eenc poort, neer schoven zij weer in dc
andere; en als je nu maar bleef draaien,
draaien, dan bleven de soldaatjes schuiven,
schuiven.
Pas op!" riep Hel.
„Heere, wat ben jij dorpsch geworden!"
lachte haar zus Mia; en zij staken de straat
over, vlak voor den aanstuivenden auto.
„Hé!" Hel knelde den arm van haar
zus wat steviger vast, als zij omkeek.
Mia trok haar mge; zoo'n schaap ook,
zoo'n verpleegster; of het een non was!
Bij een volgende dwarsstraat renden er
weer rijtuigen aan.
,.Lcop maar door," drong haar zus,
„wij kunnen het nog best halen, dat zie
je immers dadelijk."
„Pas op!" schoot het weer half uit Hel
haar mond.
Haar zus aan het lachen, maar die liet
dat, toen zij Hel aankeek: die had in haar
oogen iets angstigs, iets van een arm ver
dwaald vogeltje, dat opgejaagd werd in een 1
kamer met menschen.
Toen kwamen zij in het park.
Wat grint-weggetjes op, wat grint-wegge-
tjes neer, en wat perken, wat banken, wat
boomen, en veel bordjes met vermeldingen: 1
waar je mocht loopen en waar niet.
„Park"", las Hel bij den ingang, of liet
versterken zou heb idee dat zij krijgen
moest van dat wornierig samengedrongen
plekje groenigheid, overgeschoten van vroe
ger, toen die steenen huizenhocpen nog niet
zoo met den dag wijder uit-stonden; die
hadden reeds heel spoedig het weiden-groen
opzii geduwd s'eeds verder naar den rand;
nu kon 'het niet verder: daar lag dc rivier
en de haven.
Hel vond h:t hier zoo vreemd als. nooit
te voor.
Meelij had zij met dat wanhopig natuur-
wilLen in afgeknipt-en,, gelijkge schor en
groei,
Zii kreeg dan ook een indruk als vanmor
gen bij het station: „Bloemetjes juffrouwV'
en een sjappies-kerel met een flodder-
baard had haar een deksel van een mandje
voorgehouden met daarop een kransje sa
men-geknutselde. pakjes van rozen: „Tuil
tjes", 'noemde hij die.
Uitslag Raadselwedstrijd.
Lieve Kinderen.
Als jullie dezen brief onder de oogen
krijgt., heeft het lot beslist en beeft For-
tuna haar lievelingen weer aangewezen,
die strakjes met een onzer keurigo prijs
jes zullen verrast en verblijd worden.
Het getal der deelnemers en deelneem
sters is buitengewoon groot geweest, zoo
groot zelfs, dat hetbrieven regende aan
het bureau Van de Leidsche Courant en
daaglijks stapels en stapels binnen kwa
men. In 't geheel ontvingen we 245 brieven.
Heel veel brieven heb ik niet behoeven op
zij te leggen. Over het algemeen werd
liet en ordelijk werk geleverd. Zoo hoort
het ook. Ook veel buitemkinderen zijn
dezen keer opgekomen, wat ik ten zeerste
op prijs stel. Onze rubriek is immers niet
voor do Leidsche jeugd alleen, maar is be
doeld als te zijn voor allo kinderen van
alle abonné's, en daaronder versta ik dan
ook do lezers van de omliggende dorpen.
Mijn Leidsche vrienden zijn ook in zoo'n
groote getale opgekomen, dab ik waarlijk
tevreden ben. Wel had ik niet anders
gehoopt, ma-ar gezien den vorigen wed
strijd, waar wo slechts 125 namen konden
bceken, was het getal van nu toch een
verrassing enis een bewijs te meer,
dab ons Rubriekje, boe klein ook, zich ver
heugd in een belangstelling, die inderdaad
toont, dat we op den gceden weg zijn. Ik
zei heb je al, dat onze rubriek ook door
groote menschen gelezen wordt en door
meer dan u denkt. Hoo kan het ook an
ders, daar ik van niet minder dan 58 kin
d-éren een opstel of vers of verhaaltje ont
ving, welke bijdragen successievelijk ge
plaatst zullen worden, wat n.l. door uw
ouders met evenveel belangstelling zal ge
lezen worden als de schrijvers of schrijf
sters dit zullen lezen in ons blad. Er zijn
.verscheiden verhaaltjes binnengekomen,
die inderdaad getuigen va.n aanleg cn
phantasie, zooals u zult zien Dan kunnen
meteen die kinderen eens zien, waartoe an
deren in staat zijn, die willen. Laat dit
dan een spoorslag zijn cm ook te probee-
ren en trachten iets te maken wat een
plaatsje wordt waardig gekeurd in ons
blad want wie nooit den meed heeft ge
had cm te beginnen, kan niet weten vaar-
tco hij in staat is bij volhoudep en in
spanning.
Tevens zijn cenigo kinderen geweest, die
een briefje er bij schreven. Dat vind ik
heel lief en ik zal later in de correspon
dentie allen ecu antwoord sturen ook.
Heus maar eens nu en dan cf er geen
brief aan :t goede adres voorkomt.
Hu moet ik nog een enkel woordje zeg
gen over de oplossingen en zoo zal ik be
ginnen met dc raadseltjes voor de kleinen.
I ooraf wil ik zeggen, dat ik niet heel
nauw gekeken heb, want anders?
Ivijk eens kier!
In raadsel no. 2 staat: zoek 25
woordjes, die omgekeerd, nog een goed
5>.oord vormen.
Veel kinderen hebben zich hierin vergist
en schreven: soep-poes; roem-moer; kuil-
luik enz. enz. Dat is fout-. Kijk eens goed
toe. Soep wordt poos; roem-ipeor; kuil
wordt liuk enz. Dus heel iets anders.
Denkt daar in het vervolg eens aan!
In raadsel no. 5 staat: Men eethet nie-fc
met een vork enz. We moeten het zoeken
en dat kan nooit lepel bedoeld zijn. De
oplossing van no. 5 is „pap."
En nu nog even van raadsel no. 5 voor
de grooten.
Hoeveel maal kunnen 6 personen van
plaats verwisselen enz. Daar zijn er maar
15, die het juiste antwoord vonden of lie
ver, die het juiste antwoord opgaven.
Een slimmerik (Theo Bahlmann) zegt:
z e zitten om de tafel, dus wie zit, kan
niet van plaats verwisselen.
Ook iets voor te zeggen Theo, maar dat
is toch niet het juiste antwoord. Ik wist
wel, dat er niet veel van allen het zouden
vinden, maar waarom niet in school ge
vraagd? En de Zuster en de Juffrouw of
Mijnheer is niet zoo, cf zij zouden wel ge
holpen hebben en dan zouden vast en stel
lig ook de andere kinderen, die nu niet
megedaan hebben, ook eens bij zich zelf
gedacht hebben: „hé, maar daar doe ik
ook aan mee; die ken ik alvast." Zie je?
Wat de uitkomst is, zullen jullie a-.s.
Zaterdag hooren en nog wel in een keurig
versje uitgewerkt.
En thans moet me nog een enkel woord
van 't hart en wel in betrekking lot hei
vers of verhaaltje, dat ik van u ontving
waarmee ik-tevens Ella te Oegstgeesb
meen beantwoord te hebben.
Ik houd alleen van eigen gemaakt werk.
Een afgeschreven vers heeft geen waarde
evenmin een afgeschreven verhaal. Een
verhaaltje naverteld echter hoor je
dat Ella heeft zeker verdienste. Wat
op school verteld wordtc-en sprookje dat
je in een boek las, op eigen manier weer
geven is vast en zeker waard opgenomen
te worden, want dan beschouw ik het als
eigen werk. Versta je dat Ella? maar ove
rigens is een versje, uit een boek afgc-
mooi, daarentegen een eenvoudig versje,
zelf gemaakt, wei voor ons van waarde.
Dit over het algemeen aan allen, dio mij
schreven, niets waard, al is het neg zoo
ook in de toekomst met een cf ander
stukje poëzie willen verrassen.
En nu lieve kinderen, hebben wo voor
vandaag genceg gepraat. Ik wensch jullie
allen een „Zalig Nieuwjaar'' cn met mijn
kleine v riemden en vriendinnetjes, de
ouders cn familie enten slotte breng
ik allen, die meededen aan dezen wed
strijd mijn hartelijke» dank.
De Redacteur.
P.S. Do volgende week volgt uitslag
en volledige lijst van allo deel
neemsters en deelnemers
In verband met het groot aantal
brieven, doel ik mee, dat we niet vijf,
maar zes meeïo prijzen zullen geven.
Kerstmis.
Het was de dag voor Kerstmis. De drio
kinderen van vrouw Jansen kwamen ver
moeid uit school. Het was ongeveer kwart
voor vijven. De oudste, Jan geheet-en, luid
'n tiental semmen te maken, daarem ver
maande moeder, hem, zoo vlug mogelijk
klaar to zijn. Hu, da-fc^, beliceftlc moeder
geen tweemaal te zegg'sn, want Jan, als
oudste moest het voorbeeld geven en liet
duurde slechts korten tijd of Jan spoedde
zich na-ar moeder, die den tuin in was ge
gaan. Jan vertelde haar 'verheugd, dat- hij
het werk geheel af had en het nog nage
zien had ook. Moeder", zoo vroeg hij,
„mogen wij van avond ook nog wat Kerst
liedjes zingen." „Natuurlijk kind", was liet
antwoord, „we moeten eerst wachten tot
vader thuis komt-, dan kunnen wo eten en
mogen jullie nog wat zingen." Jan ging
weer naar binnen cn vertelde aan Marietje
en Piet-, wat moeder hern had gezegd.
Va-der echter liet zich lang wachten. Er
was al weer een uur voorbij. „Kinderen",
zoo sprak do arme vrouw, „wij zullen
maar aan tafel gaan. Het wordt intus-
schen wel wat laat." Ha bet sobcro avond
maal genuttigd en neg even gezellig bij
elkaar gezeten to hebben, gingen de drie
kleintjes gelukkig naar bed. Hog was va
der niet thuis. Maar het zal niet lang
meer duren, dacht moeder. Zij had het
geraden, na nog ongeveer een half uur ge
wacht te hebben kwam hij thuis, maar hoe
Natuurlijk in beschonken toestand
Ja, vrouw Jansen dacht dit wel. Het
was niet do eersto maal. „Waar zijn de
kinderen" vroeg hij op knorrigen toon,
terwijl hij op een onzachte manier de deur
dichtgooide. De vrouw, was echter te veel
geschrokken en zei daarom maar liever
niets. „Als hij het wil wet-en, moet hij
maar kijken op zolder. O, wat zullen, dc
arme stakkerds morgen weer een verdriet
hebben", dacht zij. Er dwarrelden allerlei
■denkbeelden door ha-ar hoofd. Als haar
man wat zeido, antwoordde zij liever niets.
Zeido zij echter iets verkeerd, dan kon zij
oen pak slaag' van hem verwachten. Zij
w,as dan maar zoo verstandig om zich, na
nog even gewacht te hebben ter ruste te
begeven. Schreiend ging zij naar haar ar
moedig zolderkamertje. Zij kon niet in
slaa-p komen. De klok had nu half elf ge
slagen. Om 3 uur zou zij naar de nacht
mis gaan en God bidden, dat haar man
zich toch mc-go bekeeren. Toen zij even
ingesluimerd was, hoorde zij haar man den
trap opkomen. „Ja", zuchtte hij, „het kan
toch zoo niet langer. Er moet een eind
aan zulk een leven komen. Dat gaat met
zoo. Marie cn de kinderen hebben cv on
der tc lijden, dnt ik zoo weinig geld thuis
breng. Zij lijden gebrek, terwijl ik maar
drink, hoe meer, boe liever." Zijn vrouw
had a-lies gehoord; zij dacht echter, dat
zij droomde, doch werd tot do werkelijk
heid teruggeroepen teen zij door haar man
zachtjes op den schouder werd getikt. Zij
keek op cn zag hem voor haar staan. Met
bevend-en stem zei hij, dat hij vannacht
om 3 uur met haar race zou gaan naar de
nachtmis. „Is er voor dien tijd nog gele
genheid om to biechten", vroeg hij haar
een weinig aarzelend. „Ja-, als je tenminste
van plan bent om lo gaan biechten is er
nog gelegenheid genoeg. Kom, ga nu wat
lusten cn ik hoop van ganselie-r harte, dat
je je leven wilt beteren. Om half drie gaan
wij dan samen naar do kerk. Heb gebeurde
nu zooals zij hadden afgesproken. De man
„Bloemen koopen!" had Hel gedacht-, vooi
iemand-ui t-G od s-bli j e-en-vri j e-na t uurbloe
men kóól-en!
Doch zij waren op een heuveltje, en Mia
hield haar staande, en zij moesten weer zit
ten op die bank: onze bankzooals zoo
dikwijls in vroegere jarentoen, Hel met
een handwerkje, Mia met een boek, zoo
heerlijk stil samen: Hel kan zoo gezellig
stil zijn, zei Mia altijd.
Waarom Mia haar nu weer had meege
troond
Zoo was liet altijd geweest: Mia keek
thuis naar haar jongere zuster niet om, die
zorgde voor keuken en huiskamer, kookte
en versteldo en hielp bij alles zij dacht
zich meer artiste, in broei van romantiek,
Nel had van dat alles geen verstand, -maar
Nel voelde, en als er iets vertrouwelijks te
vertellen viel, werd zij uitgekozen; en zij
luisterde, voelde luisterend mee en sprak
zoo weinig.
Mia staarde naar waar ginder de zee
stondheel verdien grijzen plas als
een stillen nevel.
Nel keek er ook heen, over de haven, dc
rivier beneden: daar langs lagen do wer
ven, daar klonk getiktak van honderden ha
mers, die maar sloegen, maar sloegen
ter aanvulling van wat de haven uittoog,
om er nooit meer weer te kecren.
Als een valsch klokkenspel, hing dat ge
tiktak over de rivier.
Met een ruk naar Hel toe. zei zoo Mia:
„En toch ga ik met hem mee
En met een ruk weer van Hel af, tuurde
ziinaar ginder.
Echt Mia met haar heftig temperament.
Hel had er zoo'n tijd niet meer aan ge
dacht; opgaande in 'haar edelmoedig leven-
voor-anderen, kon zij zich nauwelijks in
denken' dat felle naar-zieh-toetrekken-ten-
kcste-van-allen-en-alles.
Opeens nu zag zij het familie-drama van
thuis.
Mia moest en zou dien jongen mijn-inge
nieur (rouwen.
En hij solliciteerde naar betrekkingen in
Zuid-Amerika.
En of vaderen of moeder.
Hel zag een vuist, dia de nagels in het
vleesch kneep, hoorde een stem die kreunde
kind, waarom doe je ens dat aan?!
Hel en Mia hoorden het tikken dier hon
derden hamers der werven.
'De zon lig op het westen, vlak op de zee
bijna: een reuzen bal gesmolten ijzer, lich
tend, gewrldig.
Gegleden, va3 die achter langs dc moker-
zware wolken boven.
En zij daalde. i
Maar die donkere boven-lagen verzakte®
vlugger dan de zon daalde, en die werd sa-
mengeplet, langzaam, tusschen zee en wol
ken, samengeperst, dat het wit-gloeiend ijzer
met grii-getatto geuten de wolken i®
vloeide, tusschen wild gespeel van lange,
overa'-uitslaande vlammen en dan niet
brecde vloeden de zee over gulpte, tot del
haven waar het tc stollen lag.
En van dio stolling begon d© res 'gtf
gloeiing heel de lucht te cloorschijnseJcn,
dat er rood van aan het- /flakkeren gingen,
die brokken maatschappij-huizen langs do
hocg-opgemetseldo kaai-kanf-en, cn die jb.o-
ren-binten-bruggen over de "rivier heen, en|
die deinende booten-vlotten, masten- pi;pon
en kranenbossclien, en al, en al, geweldig.
Maar niemand keek er naar van die vele!
menschen bij de huizen en op de kaaien-,
op de bruggen, op de booten, zij zagen dat!
niet meer, evenmin als zij hoorden nog heÖ
rauwe schreeuwen ieder oogenblik der stoom
fluiten van schepen, treinen, fabrieken.dafl
schreeuwen van honger, zooals een wereld
stad dat doet.
Die vele menschen werkten, die hongerig®
menschen.
Niets anders dan werken was heb wat zij
deden; daarom zag of hoorde niemand vanl
die velen, ook niet van de velen die nog niet
werkten maar pas door de dreunen.de trei-
nenreeksen, door de daverende booten-rijen!
waren aangevoerd van overal.
Zij dachten ook aan werken, in de toe
komst 7 of dat het eenig noodzakelijk®
was.
„Dat zcu jij niet kunnen hé?'
„Wat?" vroeg Hel.
Zij zat verzonken in herinneringen, moe ie
herinneringen zeoals O. L. Heer juist aan
Zijn edelmoedigen schenkt: gister was er
een verongelukte 1 angeerder-van-den-trc :n
binnengedragen, het touwtje nog cm zijn'
hand met het fluitje er aan hij was
tusschen dc wagons gevallen, zwaar ge
kneusd werd hij voor dood opgenomen.
alleen met hem, wachtend op den priester
dat als levenloeze voor haar op tafel
zou de priester niet te laat kemen, waren do
levensgeesten niet reeds weg? zij pro
beerde die op te wekken, maar het gaf
niets, probeerde maar de man gaf geen en
kel leeken dat hij haar begreep, toen kreeg
zij een idee. zij ging naast hem staan, boog
vlak over zijn oor en ba<l hardop met dui
delijke woo-den: Akte van Berouw Mijn!
Heer en mijn God hst is mij van harte
leed gezondigd te hebbenteen begon)
de man tc glimlachen! o dat gevoel teen
van haar, zoo moest een priester voelen als
had zich bekeerd en te-en zij dan na een:ge
uren thuis waren gekomen, dankte vrouw
Jansen den goeden God voor de bekeering
van haar man. Hij was nu een nieuw leven
begonnen en wel op Kerstmis, den dag der
geboorte van Christus. Den volgenden dag
konden de kinderen hun vader bijna niet
meer* terug. Zij vierden in tegenstelling
met dc vorige jaren een pleizierig en ge
lukkig Kerstfeest, De man was een voor
beeld geworden voor zijne drie kleine kin
deren, dio nu onbezorgd eii vroolijk op
groeiden. De gelukkige dagen, dio zij zoo
overvloedig hadden gekend in het begin
van bun huwelijk keerden spoedig weer
terug en verder leidden zij een tevreden
leven', zooals zij zelden hadden gekend.
Hen-riëtte Spendel,
Lange Mare 3-1 Leiden.
Een Kerstvertelling.
't Sneeuwde; greoto vlokken vielen in
-div.arrclvlucht op den kouden grond, sta
pelden zieb op lot ©en mollig dik tapijt,
waarin de voetstappen wegzakten.
't Wos avond, Kerstavond. Door de hel
der verlichte straten spoedden zich nog
veel menschen, die-p in kraag of bont ge
stoken en met het hoofd voorover gebo
gen, cm de vlokjes van zich af te weeren.
..Jammer, dat het juist van avond zoo
sneeuwt", sprak menige winkelier, die ge
hoopt had goede zaken, to doen; hij kon
ook gerust zijn winkel sluiten, want zoo
laat kwamen er toch geen koopers meer.
„Ha!" dacht een bakkersjongen-, die zijn
laatste vrachtje had weggebracht, vwïe
met zulk weer niet bij dc wavmo kachel
kan kruipen," is ook to beklagen."
't Is intussehen al 10 uur geworden, do
straten zijn leeg, want menigeen zoekt
zijn plaatsje op bij de warme kachel. In
den bakkerswinkel op den hoek van de
Hoogstraat staat nog een anno vrouw.
Zij komt pas uit haar werkhuis en heeft
een paar centjes verdiend om voor haar
en haar vijf kinderen-, wat broocl tc koo
pen. Twee jaar geleden was haar man ge
storven en sinds dien moest zij voor haar
zelf en voor haarkinderen den kost ver
dienen'. „De bakker kent do vrouw cn
weet ook hoo eerlijk zij is en nu op
Kerstavond wil hij het geld niet van haar
aannemen.
„He-en, vrouw Spiers, zoo zegt hij, op
dezen Kerstavond geef ik je het brood,
want ik denk dat liet Kerstkindje mij be
ter zal betalen dan gij."
„God ze-genO U, bakker Jansen," zegt
do arme vrouw. .,Ik zal met mijn kinderen
voor U bidden." Teen trok zij de versleten
wollen doek, dien zo om do schouders had,
wat dichter om den hals, en met een:
„Nogmaals bedankt hoor bakker," ging zij
den winkel uit en stond weldra buiten
in den feilen wind. Toen Moeder thuis
kwam. was Greta, het oudste meisje van
bijna 11 jaar, bezig met de kousjes der
kleintjes to stoppen.
In heb keteltje boven liet vuur pruttelde
nog wat slappe thee, die overgeschoten
was, van het karig avondmaal der klein
tjes, die nu reeds sliepen als rozen. Ook
vrouw Spiers en! haar dochtertje talmden
niet lang meer. Greta schonk een kopje
theo in en Moeder sneed een snecdje
brood, wat spoedig was genuttigd. Toen
deden zij hun avondgebed en gingen ter
ruste, want 't zou vroeg dag zijn. Moeder
ging met Greta naar de Nachtmis terwijl
Hans, een jongen1 van 9 jaar, op de kleinen
paste. Zo moesten immers den zegen van
het Kerstkindje halen!
Jo Simonis, Leiden.
Kerstmis.
Heeriiik, 't is weer Kerstmis
En nu vieren wij weer feest,
Hu is 't Kindje ens geboren
Dat wij liefhebben 't- meest.
Hu gaan wij 't Kribje siercni
En 't stalletje zoo schoon;
Laten mooie lichtjes branden
Zingen liedjes lief van toon. - j
En wij bidden iet- het Kindje
Dat Het ons 'altoos bewaar'
Dat Het onze lieve ouders
Nog veel jaren voor ons spaar'.
En wij vragen aan het Kindje,
Dab Heb voor de kinderkrant
Vele kind'ren wil aansporen
Mee te doen, met hoofd en hand.
Agnes Elligen-s, Voorschoten'.
Nieuwjaar.
't Is weer spcedig Nieuwjaar
Dan heb ik mijn wersehen klaar
Voer mijn ouders en neg meer
Menschen, dio ik hoog vereer.
'k Wensch hun alle goeds op aard
Wat hun is het meeste waard
En na een gelukkig leven
Moog' hun God den Hemel geven.
Herman Ellegens-,
Voorschoten, Voorstraat-
Nieuwjaarswensch
van Cato van Wissen, Voorscholen
aan haar Lieve Ouder3.
Lieve Vader, beste Moeder
Op den eersten dag van ft jaar
Heeft U dank'bre, brave kleine
Öchoone wer.schies voor IJ klaar.
Leeft, nog lang o Vader, Moeder
Vol genoegen bij elkaar
Sehenko U God op mijne bede
Bijke zegen heel dit jaar.
Hederknieleiul voor 't- kribje
Vraag ik dit van 't Lieve Kind
Dat ons altijd maar de kleine
Boven alles leeder mint. )B
•Zeker zal 't mij verhooren
En mijn wcnsckjo van Hieuw ja ai
Lieve Vader, beste Moeder,
Wordt ten volle voor U waar.
Op het ijs.
Heerlijk is het hier "te glijden
Op een spiegelgladde baan;
Heen en weer, op en neer
Kom, wie staat dat niet aan?
Maar dan ook het schaatsenrijden
Dat is fijn, maar o wee!
'Als men het nog moet gaan loeren.
Roept men niet zoo luid, hoezee!
'k Lag telkens weer voor ik het wist
Tc spartelen op den grond,
En niemand stak een vinger uit
Pa "riep, dat is gezond! 4
Kijk maar eens naar de overkant-,
Dat meisje valt maar raak,
Het broertje, dat haar helpen zou,.
Rijdt- stiekum weg, die snaak!
De Kerslvacantie is er weer j
Wie vindt dat toch niet fijn
De zomer is heerlijk, dat is waar,
Maar ook den winter mag er sijrf. g
Alida van Dieren, f