I VOOR DE VROUWEN. eigenaardig en heel devoot is zijn voor stelling om den Aartsengel Gabriël ge knield *voor Maria te plaatsen. Eenige plaatjes geven heiligen. Men vindt ook lente- en "winterlandschappen, droomcrig romantisch van stemming; altijd innig, al is er bij sommige gevaar van zoeielijkheid. Maar de. Duitsche men taliteit is anders dan do Hollandsche. Overal treft echter de rust van een zelf verzekerde, iemand die een innerlijke vreugde bezit en een diep Katholiek ge loof. Al zijn de reproducties alle van den Duitschen meester, de verzamelaar heeft onder elk plaatje een Hollandschen tekst geplaatst uit de Middoleeuwsche littera tuur, uit Gezelle, Vondel, Stalpert van der Wiele, do Aurea legenda, enz. en soms van zich zelf. De keuze hiervan is voor treffelijk. In de stille avonduren van den winter. die zooveel vreugde kunnen, geven, in do dagen van Advent en Kerstmis en daar-; na, kan men zich verkwikken aan dit uck hele werk. Het maakt st:l en blij en dat hebben we wel eens noodig tusschen al ons gejaag en gework, waarbij de belan gen der ziel zoo menigmaal in 't gedrang komen. Het boekje is een Salvator-uitgaye on wekt een schoone herinnering aan do eerste uitgave van dien aard: „Mijn ziel smelt in de crebbe." Wie zich hot praeht- werkje dat f3.90 kost aanschaft, doet daarmede tevens een goed werk aan do Salvatorjanen te Locbau. Zonder twijfel zal elke kooper instem-; men met het versje achter de t'telpagina: Ic voel in mi een vonkolkijn Het lichtet in der sielo mijn j Daer bi wil ic mi saten. schoolsysteem met de aankleve van dien... Hoewol dergelijke verstandige mCnsehen, juist omdat zij verstandig zijn, wel we len, dat een school-opvoeder zich óók kan vergissen welke feilbaarheid hij met alle redelijke, vaak onrcdelijk-doende wezens gemeen heeft! zet hij voorop; mijn kind heeft ongelijk, nrnstens over drijft het. Dit zegt hij niet altijd maar hij handelt gewoonlijk naar dien stel regel. Eerst en vooral; als do „veronge lijkte" jongen of bakvisch begint te schel den op de overheidklhikt het streng: zwijgen! Je moogt je zaak uitleggen en bewijzen, zoo je kunt, maar eerbied-g blijven tegenover je overheid! O, zoo! dat is eerste verreischte om zelf gezag te houden: gezag eerbiedigen en doen eer biedigen! Uit 't „verhaal" vaak onder snikken en tranon! blijkt een flinke® vader en verstandige moeder al spoedig genoeg of bet geval ernstig genoeg is om te zeggen: goed, nu maar kalm en tevreden, ik kom deze week wel eens langs school en dan zal ik er den onderwijzeres) wel eens naar vragen! "DikwijTs is het ook 'n soort wraakneming of zoeken gelijk te krijgen: hoemeer we dan kalm ahes bezien en soms ook wel eens eerlijk en openhartig de zaak met ons kind bespreken, des te meer zullen wij ons kind vrijwaren voor herhaling van zulke scènes, dio voor 't gezag niet voordeelig zijn en voor 't ge zonde groeien van 't lrnder-zieleleven niet aHijd even bevorderlijk. Het is wel eigen- aard:g, dat sommige kinderen altijd iets hebben aan te merken op school en schooipersoneelandere daarentegen maar zelden!... Voor iemand, die weet hoe de ouders gestemd zijn en zich gedragen tegenover de mede-opvoeders hunner kinderen is dit al'es gceu pro bleem meer! Als het den ouders écht te doen is om een goede onvoeding hunner kinderen, om het waaracht'g heil hunner dierbaarste panden, dan zullen zij in sa menwerking met de mede-opvoeders be ramen en overleggen, wat er gedaan moet worden met dit bepaalde kind in deze be- paa'de omstandigheden! Het kind in !n kind van Adam, de onderwijzer is 'n feil baar mensoh, evenals vader en moeder Als al deze opvoeders nu verstand genoeg gebruiken om deze grondpijlen van 't op voedingswerk hecht te planten m. a. w. deze grondwaarheden van mensch en ken nis daadwerkelijk toonen aan te nemen, dan kan het nret andeTS of onder zulke samenwerking zal dat erfzondelijke Adamskind 'n geheel-ver'ost Ghrisi-kind kunnen worden!En daarvoor kregen wij toch kinderen van God! En dat is toch eigenl'jk ons groote, verantwoordelijke opvoedingswerk G. P. J. v. d. BURG, Pr. Haeeveld, Heemstede. den profeet: Hodie si vocem Domini audieritis, noli te obdurare corda vestra (Ps. 94, 8). Zoo gij de stem des Heer en hoort, die u roep tot het H. missiewerk, wilt dan uw hart niet verharden. Neemt die roepstem, wanneer uw geestelijke leidsman u zegt, dat zij komt van God, volgzaam in u op. Laat u dan niet weder- houden door de gedachte, dat er in eigen land nog zoo veel te. doen is en nog zoo- veed posten onbezet zijn. Do goede God zal ook daarvoor te Zijnen tijde zorgen. In al die uitgestrekte Noordelijke landen, die wij bezochten, in Denemarken, IJsland, Noorwegen, Zweden en Finland, zijn slechts een honderdtwintig priesters te genover zooveel duizenden in bet kleine Nederland. Als de priesters, die in vroe ger eeuwen uit Engeland en Ierland naar ons vaderland zijn getogen, om er, Gode en hun zij onsterfelijke dank, het Evan- gelio te verkondigen, gedraald hadden en gewacht tot eerst in allo behoeften en geestelijke nooden in eigen land was voor zien, dan zonden de Nederlanders nog eeuwen en eeuwen daarna in de kluisters en de duisternissen van het heidendom hebben gcfmcht. Denkt ook niet, dat uwe bisschoppen zich zullen verzetten le gen uw vertrek. Integendeel. Zij weten te goed, dat de goddelijke Zaligmaker niet alleen tot Petrus maar tot alle Apostelen heeft gezegd: Euntes, docete omnes gentes (Matth. 28:19). „Gaat en leert alle vol ken", en dat daarom niet alleen de opvol ger van Petrus, de Paus van Rome, maar ook de opvolgers der Apostelen te zorgen hebben voor hot uitzenden van missio narissen. Daarom ook geven de met apostolischen geest bezielde bisschoppen zoo gaarne hun no toestemming, wanneer priesters en le vieten zich door God geroepen achten en uitverkoren tot het hoogverheven missie werk. Daarom trokken zij zei ven niet zel den, gelijk een heilige Ansgarius en ande ren, ofschoon zij voor hun eigen kudde hadden te zorgen, als apostelen naar an dere lanÜen. om er het Evangelie te ver kondigen. En gij, edelmoedige jongelingschap, die in u de kiem ontwaart der roeping tot het weidsche wereldapostolaat voor onzen Heer en Verlosser, Jezus Christus, spreekt met grootmoedig vertrouwen evenals Sa muel uw: „Hier hen ik, Heer, wijl Gij mij geroepen hebt"; wijdt u aan God, wijdt u aan do onsterfelijke, zoo deerlijk ver latene zielen! Gaarne zullen Wij n na de voltooiing uwer lagere studiën opnemen in het College der Propaganda te Rome voor uwe verdere vorming. Uitgave E. de Bont en Zoon te Rot terdam' SGHOON H£ IDII1IUBPH L ,;;.aVAriiü#pSl- ADVENT. Dralend daagt het licht in den laten morgen. Weifelend windt het zich los uit do sluiers van den nacht; het glimpert met doffe glansen door dc trage nevel lucht. Een vage twijfel hangt over den doffen dag, een twijfel, dio pruilt in mist en zich uitweent in stagen regenval. Soms komt in den middag de bleeko zon en heft den twijfel op in zilverig licht. Dan glim men even de droomende hoornen; dan spiegelen oven do oude grachten met donkere glansen. En vroeg in den middag wordt het licht weer opgeslorpt door de nevelen; do hui zen, de boomen doezelen weg als doffe schimmen; de avond komt met haar grauwe slagschaduw. De straatverlichting tracht de grauw heid te breken, maar hoog blijft het licht hangen in den nevel. Onbehaaglijk bewe gen zich de menschen door do straten, diepgedoken in mantel en kraag. In de natuur schijnt alles gestorven, al les vergrauwd. Er is een groote stille gekomen en hoe trager en doffer de dagen, hoe grooter de stilte en de weemoed om de verloren en gestorven schoonheid. Maar in de stilte groeit do hoop, de verwachting van het herleven der natuur en meteen groeit do verwachting van iets anders. Want de natuur met haar gebeuren is symbool van het geestelijke. De donkere dagen van December zijn meteen de hoopvolle dagen van den Ad vent. Wij bereiden ons voor op de viering van het Kerstfeest, in de eerste plaats de 'hergeboorte van Christus in onze harten. Straks zullen wij weer vieren Gods ge boortefeest. Advent! Felix Rutten wijdt er aan het volgende gedicht: Verlaten en ontbladerd Ligt bosch en veld, en wacht Of Jesus' voetstap nadert Door 't stille van den nacht. En bij de doove vuren Telt 's harten doffe klacht Den tragen gang der uren Door 't stille Yan den nacht. Van zorgen moe en dwalen Zucht elk om Hem, en wacht Zijn morgen, die zal stralen Door 't stille van den nacht Klop aan de dichte deuren En dring en dwing óns zacht 't Gezonken hoofd te beuren In 't stille van den nacht. En wijs Uw open paden, Wie U te volgen tracht En hoopt op Uw genade In 't stille van den nacht. Laat, Josus, ons Uw vrede Verkonden aan wie smacht In zwart bewalmde steden In 't stille van den nacht. Inderdaad, Advent is de tijd van ver- i inniging en stilte en 't is ons of we de j stem van den H. Joannes den Dooper hoo- ren: „Maakt recht zijn paden," Bereidt Zijn weg door steeg en straat, De steden door en 't arm gehucht, Tot hut en huis wijd openstaat Voor Hem, naar wien do nood verzucht. Hij komt, zooals Hij eenmaal kwam! Hij is ons aller hart nabij, Die aller hart de smart benam En aller smart het troostwoord zei. Do Adventsdagen hebben ons ook de blanko vreugde van den sneeuwval en maagdelijke schoonheid van het besneeuw de landschap gebracht. In zijn „Eerste Ge dichten" geeft Felix Rutten ons een son net „December", waarin hij een impressie tracht te gevc-n van een sneeuwlandschap. De dennen, die sneeuwbekuifd aan den rand van 't bosch staan, heel de berus tende stilte van de witte wereld brengen hem in de Advent-stemming van hoopvol verwachten en in zijn fantasie ziet hij reeds de glorie van den Kerstnacht. Keert de aarde nu tot kinderreinheid weer? Zij ligt zoo blank in zachte sneeuw [gehuld Door 't bleeke licht der gele zon verguld Als lag zij biddend in berusting neer. Zoo slaapt ze en sluimert voort in stil [geduld, En rustig passieloos werd land en meer, Wijl vrede er nederwuift op donzen veer En blanke droom haar koele rust vervult. De dennen sneeuwbekuifd in 't boschbegin Staren, alléén nog groen, mij [vragend aan, Of nog geen lied klinkt van de torentin. Straks ziet gij hen met hemelpracht [belaan En duizend lichtjes, feesllijk, bloeiend in De apotheose van den Kerstnacht slaan. Gedurende de stilte van den Advent valt één jubeldag, Zondag Gaudete. Dan spaart de Kerk geen uitwendig schoon bij de liturgie. De Priester beeft het paarse ge waad voor het roode verwisseld. Het orgel behoeft niet te zwijgen. Het altaar mag met bloemen ziin gesierd. Alles is fees telijk. Gaudcite in Domino Verblijdt U in den Heer ten allen tijde, zoo begint de Introïtus. Aan Zondag Gaudete wijdt Zr. Maria Josepha een heel mooi sonnet. Het is in den aanvang weer een zuiver natuurgedicht, dat den opgang van het. licht over een stillen wintermorgen be zingt. Heel mooi zijn do regels, waarin zij een toren een versteend verlangen noemt, dat zijn zangen uitzingt in 't klokgebeier. Het slot van het gedicht is weer een echte Adventsklank. GAUDETE Gelijk een droomend meer lag 't eerste [licht, Doorzichtig bleek in grauwe wolken landen, En 'droomend lagen ook de stille landen, Mot kleurloos en önkenn'lijk aangezicht. Er (rilde door do klaarte oen zonnelicht: En blozend gim- het stille meer aan ['t branden, En overstroomde dra zijn donkro [stranden: Toon rees daaruit hel glanzend zongezicht! In gouden nevel lag nu 't landschap uit; Een toren rees als een versteend verlangen En galmde, door het trillend licht, [zijn zangen. En ook mijn zioïo zong haar blijdschap [luid: Ze zal, van Wien ze is uitgegaan, [ontvangen; Mijn ziel ls van hot eeuwig Licht, de bruid. EEN KERSTGESCHENk. Er is in 't moderne leven een hartstoch telijke, hoogoplaaiende activiteit. Ondanks het hopelijk tijdelijk verschijnsel der malaise is er in de wereld een drang, een drift om te arbeiden, rusteloos te arbei den voor allerlei gewichtige en soms zeer onbeteekenendo doeleinden. In de fabrieken snorren- en gonzen de drijfriemen en hameren de machines; ever de rails daveren de treinen; over de wegen suizen de auto's; door de lucht ronken de motoren van den vliegenden mensch. Een voortdurende spanning hecrscht in de kanteren van het grootbedrijf, in tele graaf- cn telefooncentrales. In vergader zalen organiseeren en delibereeren men schen en smeden plannen en ontwerpen in bloedigen haast. Men debateert er over het wel en wee der wereld, heel vaak met heete hoofden en koude harte®. Bij hon derdduizenden suizen de dagbladen de wereld in, om do menschen op de hoogte te houden van de politiek, van de nooden en ellenden van *"t mensclidom, van oor log en misdrijf, maar ook op de hoogte van den stand der hoogste cultuurgoede ren: wetenschap, kunst en godsdienst. In de sportparken heer sekt geschreeuw en gejoel en worden als helden gevierd, zij wier verdiensten voor de inenschheiil soms van twijfelachtige waarde zijn «f tenminste onevenredig hoog worden aan geslagen vergeleken bij die van mannen van wetenschap, kunst en godsdienst, wier werken een onvergankelijke® zegen gaven aan dc inenschheid. Er is in 't moderne leven een gcweldigo spanning die bij de ongeloovigen zoo dik wijls eindigt in een verscheurdheid, een diepe onbevredigdheid van zieleleven, een vertwijfelen aan 't leven zelf. Ook in de kunst bemerken we die span ning. In letteren, schilderkunst en muziek ont dekt men dat oubcheerschte, dat onbevre digde, dat rustelooze, die zucht om nieu we vormen te vinden, dat voorbij grijpen van 't schoone doel, omdat men zich in overprikkelde activiteit den tijd niet gunt om met bezonnenheid te werken; omdat men wil oogsten waar do ploeg pas de voren omwierp in geweldige groeven, om dat men wil maaien, waar nog niet ge zaaid is. Er 'is in alle dingen een zucht naar overhaasting, een nerveuze prikkeling om tot resultaat te komen, terwijl dit slechts bereikt kan worden door bedachtzaam heid en bezonkenheid. In het leven van dezen lijd ontbreekt te veel de verinniging, de stille, de bezon nen voorbereiding, den deepen stillen glans van het Godsvertrouwen. Denk eens aan zoo'n monnik in de 13de of 14de eeuw, die in prachtige Gothiscke karak ters een geheel Missaal afschreef, de ran den der bladzijden versierde met fijn ge slingerde lijnen, die aan den aanvang van een nieuw hoofdstuk de schoonste hoofdlettervormen ontwierp in een men geling van gloeiende kleuren, en met hcerl'ike miniaturen zijn werk verlucht te. Hoe overwogen en beheerscht, hoe evenmatig en subtiel was dat alles. Denk eens aan den jubel der Pa- Jestrijnsclie muziek. Hoe innig en vol van een hemelscho verrukking, maar zonder de innerlijke verscheurdheid of vooze on beholpenheid van zooveel wat zich als mo derne toonkunst aandient. Het geduld, om met liefde en vroom heid iets heel moois te maken, nadat men zich jaren aan technische studie had ge wijd, zoodat de techniek overwonnen was, wie kan het nog? Slechts enkele begena digden! Onze schilders, onze schrijvers, onze musici werken gauw, in snel tempo, met brandende zinnen, maar zonder beheer- scliing. Zoo weinigen kennen het stoore- loos zich verdiepen in hun onderwerp, de verinniging van den droom. Dan is het een verrassing, als men soms heel ongedacht een mensch ont dekt, die nog de verstilling in zich heeft, die diep en zuiver is van Godsvertrouwen en die zonder jacht en drift zich rustig wijdt aan de schoonheid en in d'e rust een rijkdom van pure zielebloesems voortbrengt. Mij werd ter recensie gegeven een kea- rig ingebonden boekje, waarvan de groene band in gouden letters al'een den naam Mattheus Schliestl draagt. Een uitroep van herkenning! Voor enkele jaren had ik reproducties van dien schilder gezien in „Der Wach ter", een Neo-Romantisch t;jdschrift, dat te München verschijnt en geredigeerd wordt door Prof. Wilhelm Kosch, die thans hoogleeraar aan onze Katholieke Universiteit te Nijmegen is. Het werk van dezen schilder kenmerkt zich door een bizondere innigheid en de vote liefde. In bijna armelijke eenvoud woont Schliestl, Tyroler van geboorte, doctor honoris causa, te München. Maar in zijn atelier ontdekt men een rijkdom van schilderijen, alle even fijngevoelig en schoon; oen man wiens ze'dzaam inner lijk verre staat van de verscheurdheid der wereld. Het boek, dat ons deze opmerkingen in do pen gaf, bestaat uit 73 reproducties van den meester, waaronder tien in kleu rendruk. Verreweg de meeste stellen religieuze onderwerpen voor. Heel dikwijls vindt men. een voorstelling van do Geboorte des Hoeren; con paar malen neemt de schil der de Annuuciatie tot onderwerp en DE VROUW IN DE KEUKEN. In plaats van verschillende eierschotels '.'eb ik gedacht helen eens een jachtmaal met u allen te bereiden. Wij zijn nu in den t;jd van hazen en wilde konijntjes, en patrijzen. De spijskaart sie!Um wij samen als volgt Schildpadsoep Hazen gebraad met gebraileerdo kool tjes Gesouteerde patrijzen en getruffeerde fazant met doperwtjes op z'n Fransch. Hazenpeper met zoele appelen-compote Wij gaan van de veronderstelling uit, dat do heeren op jacht zijn geweest, en ons alles zoo maar in de keukon hebben ge gooid. Dus wij hebben niet alleen te koken en te braden, doch ook het wild te villen of te plukken en panklaar te maken Een van u maakt drie K.G. uien schoon, snijdt ze aan dunne schijfjes en hakt één K.G. daarvan fijn. En hier hebt u nog een pond sjalotten; dio maakt u het beste schoon door zo in een pannetje kokend water te werpen, even te laten staan en dan tusschen vinger en duim het vel er af te knijpen. Ja, dames! dat wordt een heele uienwinkel, doch die hebben wij hoog noo dig! En als alles bereid is, zult u onder vinden, dat er van uiensmaak weinig te hespeuren is. Hier heb ik nog 1 K.G. groote wortelen, die moet U schoon schrappen, en aan schijfjes snijden, en vijf groene Savoyekooltjes en 24 zoete ap pelen. Ontdoet de kooltjes van de buiten ste blaren, snijdt er den stronk uit, dom pelt ze twee of drie maal in koud water, bindt er kruis ling een dun touwtje om en kookt ze half gaar in water en zout, hetwelk u eerst laat koken, alvorens de kooltjes er in te doen. Half gaar zijnde neemt u de kooltjes met een schuimspaan uit de pan en dompelt ze weer in koud water. Vervolgens ontdoet u ze van de touwtjes, snijdt zo in vieren, knijpt de vierde partjes uit, fatsoeneert zo tot lang werpig ronde kooltjes en leg ze op rijen van 4 op een schoonen punt van de tafel, waarop eerst wat zout gestrooia is. Daar na ook wat zout op de kooltjes en dan een schoon plankje erop met daar bovenop weer eenigo verzwaring, opdat do kooltjes een persing ondergaan. De appelen wascht u af, boort de klokhuizen uit met een appelboor en schilt ze af. Eerst boren en dan schillen, anders gaan de appelen stuk Hier hebt u twee halve ponden gerookt spek, snijdt er het zwoerd af en maakt van één half pond dobbelsteentjes van I cM. en van een ander half pond dobbelsteentjes van 1 cM. dikte. Ook lieb ik hier 2 ons kalfsvleesch, een ons mager varkens- vleesch, 1 ons gerookte ham en 1 ons vet spek. Dit draait u tweemaal door de vleeschmolen. Doe wat zout en peper, een snuifje fijne thijm en wat muscaat- noot in het gehakt en kneedt er een snede in, Madeirawijn, geweekt brood en een ei door. Draait het gehakt een derde maal door den vleeschmolen en kneedt het dan tot een hal met drie of 4 fijn gehakte truf fels, met nog een klein glas Madeirawijn. Zie, zoo! Nu hebben wij tijd in de bij keuken het wild panklaar te maken. Neemt een emmer kokend water mee. Nu opgelet! Ik dompel oen patrijs in het ko kende water, dan laten de veeren direct los bij het plukken. Ik trek eerst den staart uit, en de pennen der vleugels. Ver volgens pluk ik den rug, beginnende bij den staart tot den kop, van welken ik met een mesje het vel aftrek en de oogen uit steek. Dan draai ik dc patrijs om en pluk haar, beginnende bij den kop, en achter uit plukkende over do borst tot den staart. Met een mesjo haal ik de overgebleven stoppels en kleine veertjes uit, houdt haar even boven een spiritusvlam en zie, de patrijs is schoon. Nu geef ik aan de rug zijde een snedo over den nek en rond de keel, trek het vel van den nek langs de borstzijde, naar omlaag lot de borst. Neem met vinger en duim slokdarm en luchtpijp vast en trek hen naar omlaag tot aan de borst en den geheelen 'krop trek ik mee, zooals ge ziet. Nu geef :k een sneetje dwars ever den dikken darm, onder den staart, steek er een vinger in en baal de maag uit. Met de maag komen ook alle ingewanden mee. Nu steek ik den kop in de borst, trek het nekvel er overheen en naai bet vel met touwgaren op den rug vast. De vleugels draai ik een balven slag om zoodat ze op den rug komen te liggen en ook die naai ik niet een steekje vast. Dan steek ik de naald door de borst vóór de pooten, zoodat een eindje touw er uit blijft. Aan den anderen kant steek ik de naald terug achter de pooten en leg een knoop op bet touwgaren, goed aangetrok ken. De pooten komen nu omhoog te lig gen. Ik steek vervolgens de naald door den staart, druk de pooten omlaag. Het eindje touwgaren wat ik aan den rechter kant van den staart heb gelaten sla ik twee maal om den linkerpoot, terwijl ik het linksche eindjo tweemaal om den rechter poot sla en leg een knoopje aan den rug zijde van den staart. i\u twee lapjes vet spek op de borst en de patrijs is panklaar. Nu moet een wild konijntje pan klaar gemaakt worden. Ik neem met vin ger en duim den dikken darm vast, en snijd hein af. Dan steek ik den punt van het mesje in de gemaakte opening tus schen vel én vleesch, en snij het vel open aan weerszijden van den binnenkant der beide pooten tot aan de sok. Daar neem ik het vel met vinger en duim beet en snijd het aan den buitenlant los, snijd vervol gens den staart door, siroop het vel van de achterpooten naar omlaag over buiken rug tot do voorpooten. Steek de voorpooten met de vingers door het vel, breek ze bij do sok door en snijd ze daar af.Ik trek dan het vel over den nek tot bij dc ooren, waar ik het afsnijd. Vervolgens vil ik met het mesje den kop en snijd den snoet af. Nu snijd ik van onderaf den buik open, verwijder de ingewanden, snijd de buik wanden open, die bij wildo konijntjes en hazen altijd door de ingewanden aange daan en blauw zijn. Snijd do borst open, haal lever, hart en longen er uit, verwijder de gal uit den lever en leg ze in een schaaltje. Ook het bloed doe ik in het schaaltje bij de levers. Ik hak de sokken der achterpooten af, snijd achter-en voor pooten af. Ook kop en nek moeten worden afgesneden en de borst en rug aan vier stukken. IJJiets afwasschen, damesWild verliest zijn eigenaardigen smaak met af- wassclien.Met een schoonen doek afdrogen, anders niet. De fazant moet alleen geplukt worden en schoongemaakt; in de keuken maken wij dien verder klaar. Nu moeien wij eens een kijkje in de keuken nomen. Daar is alles gereed. Neemt nu een groote platte pan en legt er de appelen recht in. Giet er twee flesschen Rijnwijn op, plus een pond suiker, een pijpje kaneel en een stukje citroenschil. Laat zo nu, gedekt, langzaam gaar koken naast het vuur. Steekt met een lepelmesje kleine aardap peltjes; het pannetje moet vol. Zet ze met koud water en zout op het vuur lol ze koken. Laat er dan koud water op loopen en zet de aardappeltjes in een vergiet om uit te lekken. Hier zijn drie liter gecon serveerde doperwten. Zet de bussen tien minuten in kokend water, maak ze open, giet er het water af en doe ze in een pan. Nu fruit ge in een biéfstukpan wat fijn gesneden ham, met wat fijn gehakte uien met een goed stuk boter. Is dit klaar, doet het dan in de doperwten, voegt er nog een. stuk versche boter bij, laat ze eens goed doorstoven en zet ze achter op het fornuis tot ze opgediend worden. Nu moet u de drie stukgehakte konijn tjes braden voor de schildpap-soep. Doet in deze braadslee een goed stuk braadvet, een flinke hand gesneden uien en wortelen en legt er de stukken konijn op, alsmede 1 K.g. stuk-gesneden rund en 1 K.g. stuk gesneden kalfsschenkelvleeseh. Zet alles in een heeten oven. Als het vleesch een hoog-hruine kleur heeft, giet men den ge heelen inhoud der braadslee in de pétn, waar de soep in klaar gemaakt wordt. Roer er 4 ons bloem door en zet de pan op het vuur, al roerende met een houten spadel, tot ook de bloem een bruine kleur verkrijgt. Dan giet u er, liter vöor liter, al roerende, nu met oen dikken eierklopper, 8 liter kokend water op. Laat nu de soep zacht koken tot het vleesch dood gaar is Zet ze dan op een plaats van het fornuis waar ze niet kookt en toch gloeiend heet blijft. Zoodoende komt het vet allemaal naar boven en kan men dit afscheppen. Dan doet u er de vereischte kruiden in, Thijm, Marjolein, Basilikurn, Kruizemunt, Dragons, Laurierblad, corianderzaad, van alles maar weinig. Bovendien een struik selderij, wat pieterselicwortel, wat bruin gebakken uien en een stukgesneden Spaanscbe peper. Nu laten wij de soep een beetje trekken. In dien tijd kunnen wij de kooltjes braiseeren. Neemt deze kleine braadslêe, besmeert ze met boter en bestrooit haar met fijn gehakte uien, cn dobbelsteentjes gerookt spek van een c.M. dikte. Legt nu de kooltjes op zij in de braadslee. Nu weder fijn gehakte uien cn dobbelsteentjes gerookt spek. Giet er dezen sterken bouillon óp, tot de kool bijna on derstaat. Bestrooit ze met fijne beschuit, legt op ieder kooltje een stukje bo tr cn zet zo in een heeten oven. Oppassen dat ze niet te bruin worden. Na een half uur zijn do kooltjes klaar en kunnen ze op het fornuis staan voor het gebruik. Nu de fazant klaargemaakt! Stopt hot gehakt in den fazant, naait hem dicht, en behandelt hem op dezelfde manier als de patrijs. Besmeert een klein braadslcedjo met een goed stuk boter, legt den fazant er in, nog een goed stuk boter er boven op en zet hem in den oven. Tussclienbeiden goed bedruipen! De patrijzen zetten yaj in een platte pan en laten ze gedekt braden in den boter, met bijvoeging van jenever bessen. De levers en harten van d° kc*T nijnljes legt u in een pannetje, met bloea en al; voegt er goed wat fijn gehakte men.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10