I VOOR DE VROUWEN.
eigenaardig en heel devoot is zijn voor
stelling om den Aartsengel Gabriël ge
knield *voor Maria te plaatsen.
Eenige plaatjes geven heiligen. Men
vindt ook lente- en "winterlandschappen,
droomcrig romantisch van stemming;
altijd innig, al is er bij sommige gevaar
van zoeielijkheid. Maar de. Duitsche men
taliteit is anders dan do Hollandsche.
Overal treft echter de rust van een zelf
verzekerde, iemand die een innerlijke
vreugde bezit en een diep Katholiek ge
loof.
Al zijn de reproducties alle van den
Duitschen meester, de verzamelaar heeft
onder elk plaatje een Hollandschen tekst
geplaatst uit de Middoleeuwsche littera
tuur, uit Gezelle, Vondel, Stalpert van der
Wiele, do Aurea legenda, enz. en soms
van zich zelf. De keuze hiervan is voor
treffelijk.
In de stille avonduren van den winter.
die zooveel vreugde kunnen, geven, in do
dagen van Advent en Kerstmis en daar-;
na, kan men zich verkwikken aan dit uck
hele werk. Het maakt st:l en blij en dat
hebben we wel eens noodig tusschen al
ons gejaag en gework, waarbij de belan
gen der ziel zoo menigmaal in 't gedrang
komen.
Het boekje is een Salvator-uitgaye on
wekt een schoone herinnering aan do
eerste uitgave van dien aard: „Mijn ziel
smelt in de crebbe." Wie zich hot praeht-
werkje dat f3.90 kost aanschaft, doet
daarmede tevens een goed werk aan do
Salvatorjanen te Locbau.
Zonder twijfel zal elke kooper instem-;
men met het versje achter de t'telpagina:
Ic voel in mi een vonkolkijn
Het lichtet in der sielo mijn j
Daer bi wil ic mi saten.
schoolsysteem met de aankleve van dien...
Hoewol dergelijke verstandige mCnsehen,
juist omdat zij verstandig zijn, wel we
len, dat een school-opvoeder zich óók
kan vergissen welke feilbaarheid hij
met alle redelijke, vaak onrcdelijk-doende
wezens gemeen heeft! zet hij voorop;
mijn kind heeft ongelijk, nrnstens over
drijft het. Dit zegt hij niet altijd maar
hij handelt gewoonlijk naar dien stel
regel. Eerst en vooral; als do „veronge
lijkte" jongen of bakvisch begint te schel
den op de overheidklhikt het streng:
zwijgen! Je moogt je zaak uitleggen en
bewijzen, zoo je kunt, maar eerbied-g
blijven tegenover je overheid! O, zoo!
dat is eerste verreischte om zelf gezag te
houden: gezag eerbiedigen en doen eer
biedigen!
Uit 't „verhaal" vaak onder snikken
en tranon! blijkt een flinke® vader en
verstandige moeder al spoedig genoeg of
bet geval ernstig genoeg is om te zeggen:
goed, nu maar kalm en tevreden, ik kom
deze week wel eens langs school en dan
zal ik er den onderwijzeres) wel eens
naar vragen! "DikwijTs is het ook 'n soort
wraakneming of zoeken gelijk te krijgen:
hoemeer we dan kalm ahes bezien en
soms ook wel eens eerlijk en openhartig
de zaak met ons kind bespreken, des te
meer zullen wij ons kind vrijwaren voor
herhaling van zulke scènes, dio voor 't
gezag niet voordeelig zijn en voor 't ge
zonde groeien van 't lrnder-zieleleven niet
aHijd even bevorderlijk. Het is wel eigen-
aard:g, dat sommige kinderen altijd iets
hebben aan te merken op school en
schooipersoneelandere daarentegen
maar zelden!... Voor iemand, die weet
hoe de ouders gestemd zijn en zich
gedragen tegenover de mede-opvoeders
hunner kinderen is dit al'es gceu pro
bleem meer! Als het den ouders écht te
doen is om een goede onvoeding hunner
kinderen, om het waaracht'g heil hunner
dierbaarste panden, dan zullen zij in sa
menwerking met de mede-opvoeders be
ramen en overleggen, wat er gedaan moet
worden met dit bepaalde kind in deze be-
paa'de omstandigheden! Het kind in !n
kind van Adam, de onderwijzer is 'n feil
baar mensoh, evenals vader en moeder
Als al deze opvoeders nu verstand genoeg
gebruiken om deze grondpijlen van 't op
voedingswerk hecht te planten m. a. w.
deze grondwaarheden van mensch en ken
nis daadwerkelijk toonen aan te nemen,
dan kan het nret andeTS of onder zulke
samenwerking zal dat erfzondelijke
Adamskind 'n geheel-ver'ost Ghrisi-kind
kunnen worden!En daarvoor kregen
wij toch kinderen van God! En dat is toch
eigenl'jk ons groote, verantwoordelijke
opvoedingswerk
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
Haeeveld, Heemstede.
den profeet: Hodie si vocem Domini
audieritis, noli te obdurare corda vestra
(Ps. 94, 8). Zoo gij de stem des Heer en
hoort, die u roep tot het H. missiewerk,
wilt dan uw hart niet verharden. Neemt
die roepstem, wanneer uw geestelijke
leidsman u zegt, dat zij komt van God,
volgzaam in u op. Laat u dan niet weder-
houden door de gedachte, dat er in eigen
land nog zoo veel te. doen is en nog zoo-
veed posten onbezet zijn. Do goede God zal
ook daarvoor te Zijnen tijde zorgen. In al
die uitgestrekte Noordelijke landen, die
wij bezochten, in Denemarken, IJsland,
Noorwegen, Zweden en Finland, zijn
slechts een honderdtwintig priesters te
genover zooveel duizenden in bet kleine
Nederland. Als de priesters, die in vroe
ger eeuwen uit Engeland en Ierland naar
ons vaderland zijn getogen, om er, Gode
en hun zij onsterfelijke dank, het Evan-
gelio te verkondigen, gedraald hadden en
gewacht tot eerst in allo behoeften en
geestelijke nooden in eigen land was voor
zien, dan zonden de Nederlanders nog
eeuwen en eeuwen daarna in de kluisters
en de duisternissen van het heidendom
hebben gcfmcht. Denkt ook niet, dat
uwe bisschoppen zich zullen verzetten le
gen uw vertrek. Integendeel. Zij weten te
goed, dat de goddelijke Zaligmaker niet
alleen tot Petrus maar tot alle Apostelen
heeft gezegd: Euntes, docete omnes gentes
(Matth. 28:19). „Gaat en leert alle vol
ken", en dat daarom niet alleen de opvol
ger van Petrus, de Paus van Rome, maar
ook de opvolgers der Apostelen te zorgen
hebben voor hot uitzenden van missio
narissen.
Daarom ook geven de met apostolischen
geest bezielde bisschoppen zoo gaarne hun
no toestemming, wanneer priesters en le
vieten zich door God geroepen achten en
uitverkoren tot het hoogverheven missie
werk. Daarom trokken zij zei ven niet zel
den, gelijk een heilige Ansgarius en ande
ren, ofschoon zij voor hun eigen kudde
hadden te zorgen, als apostelen naar an
dere lanÜen. om er het Evangelie te ver
kondigen.
En gij, edelmoedige jongelingschap, die
in u de kiem ontwaart der roeping tot het
weidsche wereldapostolaat voor onzen
Heer en Verlosser, Jezus Christus, spreekt
met grootmoedig vertrouwen evenals Sa
muel uw: „Hier hen ik, Heer, wijl Gij mij
geroepen hebt"; wijdt u aan God, wijdt
u aan do onsterfelijke, zoo deerlijk ver
latene zielen! Gaarne zullen Wij n na de
voltooiing uwer lagere studiën opnemen
in het College der Propaganda te Rome
voor uwe verdere vorming.
Uitgave E. de Bont en Zoon te Rot
terdam'
SGHOON H£ IDII1IUBPH
L ,;;.aVAriiü#pSl-
ADVENT.
Dralend daagt het licht in den laten
morgen. Weifelend windt het zich los uit
do sluiers van den nacht; het glimpert
met doffe glansen door dc trage nevel
lucht. Een vage twijfel hangt over den
doffen dag, een twijfel, dio pruilt in mist
en zich uitweent in stagen regenval. Soms
komt in den middag de bleeko zon en heft
den twijfel op in zilverig licht. Dan glim
men even de droomende hoornen; dan
spiegelen oven do oude grachten met
donkere glansen.
En vroeg in den middag wordt het licht
weer opgeslorpt door de nevelen; do hui
zen, de boomen doezelen weg als doffe
schimmen; de avond komt met haar
grauwe slagschaduw.
De straatverlichting tracht de grauw
heid te breken, maar hoog blijft het licht
hangen in den nevel. Onbehaaglijk bewe
gen zich de menschen door do straten,
diepgedoken in mantel en kraag.
In de natuur schijnt alles gestorven, al
les vergrauwd.
Er is een groote stille gekomen en hoe
trager en doffer de dagen, hoe grooter
de stilte en de weemoed om de verloren
en gestorven schoonheid.
Maar in de stilte groeit do hoop, de
verwachting van het herleven der natuur
en meteen groeit do verwachting van
iets anders.
Want de natuur met haar gebeuren is
symbool van het geestelijke.
De donkere dagen van December zijn
meteen de hoopvolle dagen van den Ad
vent. Wij bereiden ons voor op de viering
van het Kerstfeest, in de eerste plaats de
'hergeboorte van Christus in onze harten.
Straks zullen wij weer vieren Gods ge
boortefeest.
Advent! Felix Rutten wijdt er aan het
volgende gedicht:
Verlaten en ontbladerd
Ligt bosch en veld, en wacht
Of Jesus' voetstap nadert
Door 't stille van den nacht.
En bij de doove vuren
Telt 's harten doffe klacht
Den tragen gang der uren
Door 't stille Yan den nacht.
Van zorgen moe en dwalen
Zucht elk om Hem, en wacht
Zijn morgen, die zal stralen
Door 't stille van den nacht
Klop aan de dichte deuren
En dring en dwing óns zacht
't Gezonken hoofd te beuren
In 't stille van den nacht.
En wijs Uw open paden,
Wie U te volgen tracht
En hoopt op Uw genade
In 't stille van den nacht.
Laat, Josus, ons Uw vrede
Verkonden aan wie smacht
In zwart bewalmde steden
In 't stille van den nacht.
Inderdaad, Advent is de tijd van ver- i
inniging en stilte en 't is ons of we de j
stem van den H. Joannes den Dooper hoo-
ren: „Maakt recht zijn paden,"
Bereidt Zijn weg door steeg en straat,
De steden door en 't arm gehucht,
Tot hut en huis wijd openstaat
Voor Hem, naar wien do nood verzucht.
Hij komt, zooals Hij eenmaal kwam!
Hij is ons aller hart nabij,
Die aller hart de smart benam
En aller smart het troostwoord zei.
Do Adventsdagen hebben ons ook de
blanko vreugde van den sneeuwval en
maagdelijke schoonheid van het besneeuw
de landschap gebracht. In zijn „Eerste Ge
dichten" geeft Felix Rutten ons een son
net „December", waarin hij een impressie
tracht te gevc-n van een sneeuwlandschap.
De dennen, die sneeuwbekuifd aan den
rand van 't bosch staan, heel de berus
tende stilte van de witte wereld brengen
hem in de Advent-stemming van hoopvol
verwachten en in zijn fantasie ziet hij
reeds de glorie van den Kerstnacht.
Keert de aarde nu tot kinderreinheid weer?
Zij ligt zoo blank in zachte sneeuw
[gehuld
Door 't bleeke licht der gele zon verguld
Als lag zij biddend in berusting neer.
Zoo slaapt ze en sluimert voort in stil
[geduld,
En rustig passieloos werd land en meer,
Wijl vrede er nederwuift op donzen veer
En blanke droom haar koele rust vervult.
De dennen sneeuwbekuifd in 't boschbegin
Staren, alléén nog groen, mij
[vragend aan,
Of nog geen lied klinkt van de torentin.
Straks ziet gij hen met hemelpracht
[belaan
En duizend lichtjes, feesllijk, bloeiend in
De apotheose van den Kerstnacht slaan.
Gedurende de stilte van den Advent valt
één jubeldag, Zondag Gaudete. Dan spaart
de Kerk geen uitwendig schoon bij de
liturgie. De Priester beeft het paarse ge
waad voor het roode verwisseld. Het orgel
behoeft niet te zwijgen. Het altaar mag
met bloemen ziin gesierd. Alles is fees
telijk. Gaudcite in Domino Verblijdt
U in den Heer ten allen tijde, zoo begint
de Introïtus.
Aan Zondag Gaudete wijdt Zr. Maria
Josepha een heel mooi sonnet.
Het is in den aanvang weer een zuiver
natuurgedicht, dat den opgang van het.
licht over een stillen wintermorgen be
zingt. Heel mooi zijn do regels, waarin zij
een toren een versteend verlangen noemt,
dat zijn zangen uitzingt in 't klokgebeier.
Het slot van het gedicht is weer een echte
Adventsklank.
GAUDETE
Gelijk een droomend meer lag 't eerste
[licht,
Doorzichtig bleek in grauwe wolken
landen,
En 'droomend lagen ook de stille landen,
Mot kleurloos en önkenn'lijk aangezicht.
Er (rilde door do klaarte oen zonnelicht:
En blozend gim- het stille meer aan
['t branden,
En overstroomde dra zijn donkro
[stranden:
Toon rees daaruit hel glanzend zongezicht!
In gouden nevel lag nu 't landschap uit;
Een toren rees als een versteend verlangen
En galmde, door het trillend licht,
[zijn zangen.
En ook mijn zioïo zong haar blijdschap
[luid:
Ze zal, van Wien ze is uitgegaan,
[ontvangen;
Mijn ziel ls van hot eeuwig Licht, de bruid.
EEN KERSTGESCHENk.
Er is in 't moderne leven een hartstoch
telijke, hoogoplaaiende activiteit. Ondanks
het hopelijk tijdelijk verschijnsel der
malaise is er in de wereld een drang, een
drift om te arbeiden, rusteloos te arbei
den voor allerlei gewichtige en soms zeer
onbeteekenendo doeleinden.
In de fabrieken snorren- en gonzen de
drijfriemen en hameren de machines;
ever de rails daveren de treinen; over de
wegen suizen de auto's; door de lucht
ronken de motoren van den vliegenden
mensch.
Een voortdurende spanning hecrscht in
de kanteren van het grootbedrijf, in tele
graaf- cn telefooncentrales. In vergader
zalen organiseeren en delibereeren men
schen en smeden plannen en ontwerpen
in bloedigen haast. Men debateert er over
het wel en wee der wereld, heel vaak met
heete hoofden en koude harte®. Bij hon
derdduizenden suizen de dagbladen de
wereld in, om do menschen op de hoogte
te houden van de politiek, van de nooden
en ellenden van *"t mensclidom, van oor
log en misdrijf, maar ook op de hoogte
van den stand der hoogste cultuurgoede
ren: wetenschap, kunst en godsdienst.
In de sportparken heer sekt geschreeuw
en gejoel en worden als helden gevierd,
zij wier verdiensten voor de inenschheiil
soms van twijfelachtige waarde zijn «f
tenminste onevenredig hoog worden aan
geslagen vergeleken bij die van mannen
van wetenschap, kunst en godsdienst,
wier werken een onvergankelijke® zegen
gaven aan dc inenschheid.
Er is in 't moderne leven een gcweldigo
spanning die bij de ongeloovigen zoo dik
wijls eindigt in een verscheurdheid, een
diepe onbevredigdheid van zieleleven, een
vertwijfelen aan 't leven zelf.
Ook in de kunst bemerken we die span
ning.
In letteren, schilderkunst en muziek ont
dekt men dat oubcheerschte, dat onbevre
digde, dat rustelooze, die zucht om nieu
we vormen te vinden, dat voorbij grijpen
van 't schoone doel, omdat men zich in
overprikkelde activiteit den tijd niet gunt
om met bezonnenheid te werken; omdat
men wil oogsten waar do ploeg pas de
voren omwierp in geweldige groeven, om
dat men wil maaien, waar nog niet ge
zaaid is.
Er 'is in alle dingen een zucht naar
overhaasting, een nerveuze prikkeling om
tot resultaat te komen, terwijl dit slechts
bereikt kan worden door bedachtzaam
heid en bezonkenheid.
In het leven van dezen lijd ontbreekt te
veel de verinniging, de stille, de bezon
nen voorbereiding, den deepen stillen
glans van het Godsvertrouwen. Denk eens
aan zoo'n monnik in de 13de of 14de
eeuw, die in prachtige Gothiscke karak
ters een geheel Missaal afschreef, de ran
den der bladzijden versierde met fijn ge
slingerde lijnen, die aan den aanvang
van een nieuw hoofdstuk de schoonste
hoofdlettervormen ontwierp in een men
geling van gloeiende kleuren, en met
hcerl'ike miniaturen zijn werk verlucht
te. Hoe overwogen en beheerscht, hoe
evenmatig en subtiel was dat alles.
Denk eens aan den jubel der Pa-
Jestrijnsclie muziek. Hoe innig en vol van
een hemelscho verrukking, maar zonder
de innerlijke verscheurdheid of vooze on
beholpenheid van zooveel wat zich als mo
derne toonkunst aandient.
Het geduld, om met liefde en vroom
heid iets heel moois te maken, nadat men
zich jaren aan technische studie had ge
wijd, zoodat de techniek overwonnen was,
wie kan het nog? Slechts enkele begena
digden!
Onze schilders, onze schrijvers, onze
musici werken gauw, in snel tempo, met
brandende zinnen, maar zonder beheer-
scliing. Zoo weinigen kennen het stoore-
loos zich verdiepen in hun onderwerp,
de verinniging van den droom.
Dan is het een verrassing, als men
soms heel ongedacht een mensch ont
dekt, die nog de verstilling in zich heeft,
die diep en zuiver is van Godsvertrouwen
en die zonder jacht en drift zich rustig
wijdt aan de schoonheid en in d'e rust
een rijkdom van pure zielebloesems
voortbrengt.
Mij werd ter recensie gegeven een kea-
rig ingebonden boekje, waarvan de groene
band in gouden letters al'een den naam
Mattheus Schliestl draagt.
Een uitroep van herkenning!
Voor enkele jaren had ik reproducties
van dien schilder gezien in „Der Wach
ter", een Neo-Romantisch t;jdschrift, dat
te München verschijnt en geredigeerd
wordt door Prof. Wilhelm Kosch, die
thans hoogleeraar aan onze Katholieke
Universiteit te Nijmegen is.
Het werk van dezen schilder kenmerkt
zich door een bizondere innigheid en de
vote liefde.
In bijna armelijke eenvoud woont
Schliestl, Tyroler van geboorte, doctor
honoris causa, te München. Maar in zijn
atelier ontdekt men een rijkdom van
schilderijen, alle even fijngevoelig en
schoon; oen man wiens ze'dzaam inner
lijk verre staat van de verscheurdheid der
wereld.
Het boek, dat ons deze opmerkingen in
do pen gaf, bestaat uit 73 reproducties
van den meester, waaronder tien in kleu
rendruk.
Verreweg de meeste stellen religieuze
onderwerpen voor. Heel dikwijls vindt
men. een voorstelling van do Geboorte des
Hoeren; con paar malen neemt de schil
der de Annuuciatie tot onderwerp en
DE VROUW IN DE KEUKEN.
In plaats van verschillende eierschotels
'.'eb ik gedacht helen eens een jachtmaal
met u allen te bereiden. Wij zijn nu in
den t;jd van hazen en wilde konijntjes, en
patrijzen.
De spijskaart sie!Um wij samen als volgt
Schildpadsoep
Hazen gebraad met gebraileerdo kool
tjes
Gesouteerde patrijzen en getruffeerde
fazant met doperwtjes op z'n Fransch.
Hazenpeper met zoele appelen-compote
Wij gaan van de veronderstelling uit, dat
do heeren op jacht zijn geweest, en ons
alles zoo maar in de keukon hebben ge
gooid. Dus wij hebben niet alleen te
koken en te braden, doch ook het wild te
villen of te plukken en panklaar te maken
Een van u maakt drie K.G. uien schoon,
snijdt ze aan dunne schijfjes en hakt
één K.G. daarvan fijn. En hier hebt u nog
een pond sjalotten; dio maakt u het beste
schoon door zo in een pannetje kokend
water te werpen, even te laten staan en
dan tusschen vinger en duim het vel er af
te knijpen. Ja, dames! dat wordt een heele
uienwinkel, doch die hebben wij hoog noo
dig! En als alles bereid is, zult u onder
vinden, dat er van uiensmaak weinig te
hespeuren is. Hier heb ik nog 1 K.G.
groote wortelen, die moet U schoon
schrappen, en aan schijfjes snijden, en
vijf groene Savoyekooltjes en 24 zoete ap
pelen. Ontdoet de kooltjes van de buiten
ste blaren, snijdt er den stronk uit, dom
pelt ze twee of drie maal in koud water,
bindt er kruis ling een dun touwtje om
en kookt ze half gaar in water en zout,
hetwelk u eerst laat koken, alvorens de
kooltjes er in te doen. Half gaar zijnde
neemt u de kooltjes met een schuimspaan
uit de pan en dompelt ze weer in koud
water. Vervolgens ontdoet u ze van de
touwtjes, snijdt zo in vieren, knijpt de
vierde partjes uit, fatsoeneert zo tot lang
werpig ronde kooltjes en leg ze op rijen
van 4 op een schoonen punt van de tafel,
waarop eerst wat zout gestrooia is. Daar
na ook wat zout op de kooltjes en dan
een schoon plankje erop met daar bovenop
weer eenigo verzwaring, opdat do kooltjes
een persing ondergaan. De appelen wascht
u af, boort de klokhuizen uit met een
appelboor en schilt ze af. Eerst boren en
dan schillen, anders gaan de appelen stuk
Hier hebt u twee halve ponden gerookt
spek, snijdt er het zwoerd af en maakt van
één half pond dobbelsteentjes van I cM. en
van een ander half pond dobbelsteentjes
van 1 cM. dikte. Ook lieb ik hier 2 ons
kalfsvleesch, een ons mager varkens-
vleesch, 1 ons gerookte ham en 1 ons vet
spek. Dit draait u tweemaal door de
vleeschmolen. Doe wat zout en peper,
een snuifje fijne thijm en wat muscaat-
noot in het gehakt en kneedt er een snede
in, Madeirawijn, geweekt brood en een ei
door. Draait het gehakt een derde maal
door den vleeschmolen en kneedt het dan
tot een hal met drie of 4 fijn gehakte truf
fels, met nog een klein glas Madeirawijn.
Zie, zoo! Nu hebben wij tijd in de bij
keuken het wild panklaar te maken.
Neemt een emmer kokend water mee. Nu
opgelet! Ik dompel oen patrijs in het ko
kende water, dan laten de veeren direct
los bij het plukken. Ik trek eerst den
staart uit, en de pennen der vleugels. Ver
volgens pluk ik den rug, beginnende bij
den staart tot den kop, van welken ik met
een mesje het vel aftrek en de oogen uit
steek. Dan draai ik dc patrijs om en pluk
haar, beginnende bij den kop, en achter
uit plukkende over do borst tot den staart.
Met een mesjo haal ik de overgebleven
stoppels en kleine veertjes uit, houdt haar
even boven een spiritusvlam en zie, de
patrijs is schoon. Nu geef ik aan de rug
zijde een snedo over den nek en rond de
keel, trek het vel van den nek langs de
borstzijde, naar omlaag lot de borst. Neem
met vinger en duim slokdarm en luchtpijp
vast en trek hen naar omlaag tot aan de
borst en den geheelen 'krop trek ik mee,
zooals ge ziet. Nu geef :k een sneetje
dwars ever den dikken darm, onder den
staart, steek er een vinger in en baal de
maag uit. Met de maag komen ook alle
ingewanden mee. Nu steek ik den kop in
de borst, trek het nekvel er overheen en
naai bet vel met touwgaren op den rug
vast. De vleugels draai ik een balven slag
om zoodat ze op den rug komen te liggen
en ook die naai ik niet een steekje vast.
Dan steek ik de naald door de borst vóór
de pooten, zoodat een eindje touw er uit
blijft. Aan den anderen kant steek ik de
naald terug achter de pooten en leg een
knoop op bet touwgaren, goed aangetrok
ken. De pooten komen nu omhoog te lig
gen. Ik steek vervolgens de naald door
den staart, druk de pooten omlaag. Het
eindje touwgaren wat ik aan den rechter
kant van den staart heb gelaten sla ik twee
maal om den linkerpoot, terwijl ik het
linksche eindjo tweemaal om den rechter
poot sla en leg een knoopje aan den rug
zijde van den staart. i\u twee
lapjes vet spek op de borst en de patrijs is
panklaar. Nu moet een wild konijntje pan
klaar gemaakt worden. Ik neem met vin
ger en duim den dikken darm vast, en
snijd hein af. Dan steek ik den punt van
het mesje in de gemaakte opening tus
schen vel én vleesch, en snij het vel open
aan weerszijden van den binnenkant der
beide pooten tot aan de sok. Daar neem
ik het vel met vinger en duim beet en snijd
het aan den buitenlant los, snijd vervol
gens den staart door, siroop het vel van
de achterpooten naar omlaag over buiken
rug tot do voorpooten. Steek de voorpooten
met de vingers door het vel, breek ze bij
do sok door en snijd ze daar af.Ik trek dan
het vel over den nek tot bij dc ooren,
waar ik het afsnijd. Vervolgens vil ik met
het mesje den kop en snijd den snoet af.
Nu snijd ik van onderaf den buik open,
verwijder de ingewanden, snijd de buik
wanden open, die bij wildo konijntjes en
hazen altijd door de ingewanden aange
daan en blauw zijn. Snijd do borst open,
haal lever, hart en longen er uit, verwijder
de gal uit den lever en leg ze in een
schaaltje. Ook het bloed doe ik in het
schaaltje bij de levers. Ik hak de sokken
der achterpooten af, snijd achter-en voor
pooten af. Ook kop en nek moeten worden
afgesneden en de borst en rug aan vier
stukken. IJJiets afwasschen, damesWild
verliest zijn eigenaardigen smaak met af-
wassclien.Met een schoonen doek afdrogen,
anders niet. De fazant moet alleen geplukt
worden en schoongemaakt; in de keuken
maken wij dien verder klaar. Nu moeien
wij eens een kijkje in de keuken nomen.
Daar is alles gereed. Neemt nu een groote
platte pan en legt er de appelen recht in.
Giet er twee flesschen Rijnwijn op, plus
een pond suiker, een pijpje kaneel en een
stukje citroenschil. Laat zo nu, gedekt,
langzaam gaar koken naast het vuur.
Steekt met een lepelmesje kleine aardap
peltjes; het pannetje moet vol. Zet ze met
koud water en zout op het vuur lol ze
koken. Laat er dan koud water op loopen
en zet de aardappeltjes in een vergiet om
uit te lekken. Hier zijn drie liter gecon
serveerde doperwten. Zet de bussen tien
minuten in kokend water, maak ze open,
giet er het water af en doe ze in een pan.
Nu fruit ge in een biéfstukpan wat fijn
gesneden ham, met wat fijn gehakte uien
met een goed stuk boter. Is dit klaar, doet
het dan in de doperwten, voegt er nog een.
stuk versche boter bij, laat ze eens goed
doorstoven en zet ze achter op het fornuis
tot ze opgediend worden.
Nu moet u de drie stukgehakte konijn
tjes braden voor de schildpap-soep. Doet
in deze braadslee een goed stuk braadvet,
een flinke hand gesneden uien en wortelen
en legt er de stukken konijn op, alsmede
1 K.g. stuk-gesneden rund en 1 K.g. stuk
gesneden kalfsschenkelvleeseh. Zet alles
in een heeten oven. Als het vleesch een
hoog-hruine kleur heeft, giet men den ge
heelen inhoud der braadslee in de pétn,
waar de soep in klaar gemaakt wordt.
Roer er 4 ons bloem door en zet de pan
op het vuur, al roerende met een houten
spadel, tot ook de bloem een bruine kleur
verkrijgt. Dan giet u er, liter vöor liter, al
roerende, nu met oen dikken eierklopper,
8 liter kokend water op. Laat nu de soep
zacht koken tot het vleesch dood gaar is
Zet ze dan op een plaats van het fornuis
waar ze niet kookt en toch gloeiend heet
blijft. Zoodoende komt het vet allemaal
naar boven en kan men dit afscheppen.
Dan doet u er de vereischte kruiden in,
Thijm, Marjolein, Basilikurn, Kruizemunt,
Dragons, Laurierblad, corianderzaad, van
alles maar weinig. Bovendien een struik
selderij, wat pieterselicwortel, wat
bruin gebakken uien en een stukgesneden
Spaanscbe peper. Nu laten wij de soep
een beetje trekken. In dien tijd kunnen
wij de kooltjes braiseeren. Neemt deze
kleine braadslêe, besmeert ze met boter en
bestrooit haar met fijn gehakte uien, cn
dobbelsteentjes gerookt spek van een
c.M. dikte. Legt nu de kooltjes op zij in de
braadslee. Nu weder fijn gehakte uien cn
dobbelsteentjes gerookt spek. Giet er dezen
sterken bouillon óp, tot de kool bijna on
derstaat. Bestrooit ze met fijne beschuit,
legt op ieder kooltje een stukje bo tr cn
zet zo in een heeten oven. Oppassen dat ze
niet te bruin worden. Na een half uur
zijn do kooltjes klaar en kunnen ze op het
fornuis staan voor het gebruik.
Nu de fazant klaargemaakt! Stopt hot
gehakt in den fazant, naait hem dicht, en
behandelt hem op dezelfde manier als de
patrijs. Besmeert een klein braadslcedjo
met een goed stuk boter, legt den fazant
er in, nog een goed stuk boter er boven op
en zet hem in den oven. Tussclienbeiden
goed bedruipen! De patrijzen zetten yaj
in een platte pan en laten ze gedekt braden
in den boter, met bijvoeging van jenever
bessen. De levers en harten van d° kc*T
nijnljes legt u in een pannetje, met bloea
en al; voegt er goed wat fijn gehakte men.