Voor Kuis en Hof
BS®
OM TE LACHEM.
s
ij rap
kfiWïm
>«eeoa»a**c
Gezondheid bewaren.
„Gezondheid is de grootste schat". Wie
kent die spreuk niet en -wie beseft en
[waardeert de waarde daarvan beter dan de
üieke die gekluisterd aan zijn ziekbed te
rugdenkt aan zijn gezonde dagen van
Voorheen?
Die schat te bewaren en wel zoolang mo
gelijk is echter een kunst die ook, gelijk
iedere andere, geleerd moet worden en
dat menigeen die kunst wel verstaat be
wijst de dagelijksclie ondervinding.
Zeker er zijn ziekten en kwalen, die men
til neemt men zich neg zoo in acht niet ont
komen kan. doch even zeker is het ook, dat
«öenigo ziekte voorkomen had kunnen wor
den indien men zich bijtijds in aebt geno«
iten had en geluisterd naar den raad dat
voorkomen beter is dan genezen.
Genezen is moeilijker dan voorkomen
vaar de geneeskunst, alhoewel zou oud als
het menschelijk geslacht, op vele ziektepro
cessen nog zoo weinig directen invloed
vermag uit te oefenen. Evenmin als wij
een levende cel van het lichaam kunnen
knaken evenzoo weinig kunnen wij in <3e
meeste gevallen direct op de zieke cel in
werken en de ontaarding der weefselele-
menten ten slotte verhinderen.
Doch, Goddank, vinden zieko en genees
heer een heerlijken onovertroffen steun in
de natuur zelve. Het menschelijk lichaam is
rijk, zelfs weelderig aangelegd. Het bezit
een groot vermogen om te regelen en aan
te vullen en aldus de gevolgen van zieke
lijke stoornissen op te heffen. Waar de
itieke cel in haar werkzaamheid te kort
achiet-, staat de gezonde cel gereed om hij
te springen en waar de functie van het eene
orgaan ie wenschen overlaat kan een an
der dit aanvullen. Zoo helpt de sterke den
siwakke.
Daiik zij deze wijze inrichting van het
menschelijk organisme blijft de harmonie
niet zelden tijdens een ziekteproces gedu
rende langen tiid gewaarborgd, het even
wicht en het zieke organisme behouden, het
welbevinden ongestoord, en het juiste be-gin
fan het lijden was verborgen. Door het
volgen van een doelmatige levenswijze kan
-lit bewonderenswaardig streven der natuur
:n de hand worden gewerkt en de kans op
>en bevredigend welbevinden, trots organi
sche gebreken, belangrijk stijgen.
Bevreemding kan het dan ook niet wek
ken, dat bij talrüke lijkopeningen gewich
tige veranderingen aan edele organen ge
vonden worden, van wier gestoorde functie
tijdens het leven nimmer iets werd be
speurd.
Niet zoozeer de anatomische gaafheid als
wel een h ar monische functie
it er verschillende, organen
oepaalt den even wichtetoestand in het
menschelijk liehaa-mdat i3 de ge
wondheid.
De voorwaarden voor het, leven zoodanig
te regelen, dat verschillende verrichtingen
zoowel voor het gezonde als voor het zieke
organisme zoolang mogelijk tot een harmo
nisch samensDel in staat blijven, opdat de
evenwichtstoestand behouden blijve, zie
daar het doel waarnaar hygiëne en genees
kunst in de eerste plaats streven. Dit ge
wichtig doel kan echter sief hts bereikt
worden, indien ieder individu de hem pas
sende Ieefwiize volgt.
Voor alles toch moet het streven er op
gericht zijn op het voorkomen van
ziekelijke stoornissen, optet
bewaken der gezondheid.
Des te opmerkelijker is het, dat de
mensch zoo weinig er op bedacht is de ge
zondheid, dat kostbaar bezit, dat meer
waarde vertegenwoordigt dan goud en
eer ongeschonden te bewaren.
ïtoekeloos vaak, wordt met dezen schat
omgesprongen alsof hij een noodeloos be
zit ware. Ja, zelfs de gedachte, dat er soms
aoo bitter weinig van noode is, om in. ons
fijn aangelegd organisme het evenwicht te
verstoren, komt ternauwernood hij hem op!
En toch stelt biina ieder het leven op den
'.ïoogsten prijs, ook al is hem reeds geopen
baard, dat op aarde geen volmaakt geluk
gevonden wordt en al weet hij reeds uit erva
ring, dat. niemand kommer en zorg bespaard
blijft. Ja zelfs hii, die met klem en zonder
aarzelen beweert, dat het leven voor hem
waardeloos is geworden en het scheiden
lr.em niet zwaar zoude vallen, pleegt niet
'üijn waren toestand bloot te leggen. Even
eens blijft de zwaar beproefde zieke, hoe
bedroevend zijn toestand ook m-oge zijn,
bijna zonder uitzondering nog eenige hoop
op herstel koesteren. Niet zelden is dat
neerlijke sprankje hoop het eenige licht
punt waarop hij nog steunt.
De mensch pleegt gewoonlijk slechts dan
Jets c-p de juiste waarde te schatten, als
hij het dreigt te verliezen of heeft verloren
en zoo stijgt ook de waarde des levens niet
jjelden, naarmate het oogenblik nadert,
waarop de levensdraad dreigt te worden
verbroken. Eerst als de gezondheid of het
Jeven gevaar loopt, dus als het te
baat is, openbaart zich de neiging om
een verstandige en doelmatige levenswijze
te leiden en reeds vroeger verstrekte, doch
in den wind geslagen eenvoudige hygiëni
sche voorschriften te volgen.
Zoo was het reeds sinds eeuwen', zoo is
het heden nog; doch of het steeds zoo blij
ven zal? Het is waarlijk niet te -hopen en
daarom is het voor een ieder van het hoog
ste belang de voorwaarden te kennen, die
vervuld moeten worden om zoowel licha
melijk als geestelijk gezond te blijven. Hier
over in een volgend artikel.
W. W.
Directeur van een amateur-
muziekgolschap „Nu u ons ge
hoord heeft, gelooft u nu niet, dat wij ons
verdienstelijk voor do ziekenhuizen kun
nen maken?"
Openhartig vriend: „Ja jelui
zullen veel patiënten aanbrengen!"
WAT ELKE Pd AA WD TE DOEN GEEFT.
(Ie helft November).
Nadruk verboden,
't Loopt naar November, terwijl ik dit
schrijf. En nog is er volop werk op den
akker. Nu meer dan anders, omdat alles
Iaat is. De oogst der halmgewassen was
laat en het rooien der aardappelen kon
daardoor ook latex worden aangevan
gen. Het regenachtige weer heeft boven
dien veel belemmering gegeven. De groei
kracht der natuur, welke sedert de hilte-
periode sterker zich openbaarde dan
ooit, ging tot heden zelfs door. Van de
stamboonen heeft men de scheeden lang
groen kunnen eten, de kleinste andijvie-
planten zetten zicli tot kroppen en wor
den goudgeel; gisteren at ik nog spinazie,
en heden smulden we nog van een heer
lijk malscli sla-gerecht van volle, vaste
kroppen. Ja, 't is een eenige nazomer en
voor herfst geweest. Maar nu loopt het
toch ten einde. De heesten krijgen liet te
kwaad in do v/ei met al die nattigheid, do
melkgift nam al af. Het is nu zaak zorg
te dragen voor een geleidelijken overgang
van groen naar droog voeder; te snelle
afwisseling zou ziek maken. Dus passé de
stalvoeding zich zooveel mogelijk aan hij
die in de wei, ook wat gehalte en voe
dingsverhouding aangaat. Een uitstekend
voeder zijn de mangels en de voederbie
ten. Deze worden geoogst als de suiker
bieten. Er bestaat tusschea deze heiden
geen belangrijk verschil, de suikerbiet is
in 't algemeen rijker aan suiker en min
der waterrijk. Bij het rooien der Lieten
worden de koppen afgesneden, echter
veel kleiner dan bij de suikerbiet, 't Is
bet voordecligst om loof met koppen zoo
veel mogelijk versch te vervoederen; het
overige worde in verschop staat inge
kuild. De bieten moeten na bet rooien
in de bewaarplaats worden gebracht, wel
ke niet te warm mag zijn, maar beslist
ook vorstvrij. Bij inkuiling. dat in dezo
maand moet geschieden, wordt niet di
rect de dikke aa.rd'aag er over gebracht,
dat geschiede eerst bij invallende koude.
Eerst moet men volstaan met de beschut
ting tegen regen en nachtvorst. Laat in
den herfst komen de knolrapen aan de
beurt om geoogst te worden; zij zijn
voor vorst ml. weinig gevoelig, zoodat
men eerst de bieten en wortelen kan ver
zorgen. De wortelen zijn hier en daar al
gerooid. Hiermee wordt een aanvang ge
maakt. als het loof in October of in deze
maand geel begint te worden. Men rooit
ze met de riek. Het blad draait men er
af, en'legt dan de wortels, eer se naar
do bewaarplaats te brengen..een paar da
gen te drogen. De bewaarplaats zii luch
tig en koel, daar wortels zeer licht, rot
ten. In den ke'der "of de schuur legge
men ze in vrij dunne lagen, afwisselend
een laag wortels en een laag zand. Ook
kan men ze, gelijk koolrapen, inkuilen:
in smalle hoopen en zorgende voor een
goede hmhtverversehrng.
In den tuin: Late appelen en peren
worden nu ook geoogst en op droge votsI-
vrije plaatsen -toch hoe koeler hoe
beter bewaard. K°!ders zijn in den re
gel te vochtig. Aanbeveling verdient on
der en boven de vruchten kranten te
leggen, dit beschut zeer tegen de vorst.
Leg nu een bak aan voor de aardbeien,
die ge ter verzorging in Augustus in pot
ten hebt gezet. Vul daartoe den bak met
versch blad en wat paardenmest, leg er
dan de ramen op en plants er de potten
met aardbeien in. Cuch-orei-wortelen-
moet ge zoo ongeveer 10 November oog
sten; vriest het, dan kunt ge de wortels
moeilijk uit den grond krijgen. Hiervoor
bezigt men een greep, waarmee men na
het loof boven den grond te hebben af
gesneden, de aarde wat oplicht, anders
trekt men de wortels te veel af. Zet uw
Brusselsch witlof op wannte: in een hak,
verwarmd door het inbrengen van versch
hlad en rui gen paardenmest, of met
stroomatten; misschien oogst ge dan na
medio December een hoopje. Ook kan
men, om er dezen winter van te "^'ofitee-
to.h. vóór de winter invalt, een r°el van
do wortels binnen halen op een donkere,
warme plaats. Denk om uw stamro
zen; zij hebben van strenge vorst te lij
den. Buig ze bijtiids om met den kroon
op den grond: is de stam dik, dan eerst
den °rond rondom wat loc maken, anders
zou bij kunnen breken. Breng een laag
zand. op de kronen en dan een laag blad,
zo komen dan goed den winter door.
Struikv.ozen lean uien dekken door blad;
zeer fijne soort breng» men-binnen, in
een kouden bak of schuur. C. B.
Symboliek der Maan.
In do Maan zien wij een hemellichaam,
dat zijn ontetaan aan de aarde te danken
heeft, dat weliswaar zijn licht, ovenals de
aarde, van de zon ontvangt, maar van zijn
kant do aarde verlicht met een glans, die
de sterren verre overtreft en doet verblee-
ken. Ook zien wij, dat de maan, na de zon,
den grootsten invloed op de aarde uitoe
fent en door den zachten zuiveren glans,
waarmee zij straalt op'n heerlijke en. wel
dadige wijze, de zon vervangt in haar tij
delijke afwezigheid om als oen zorgzame
begeleider om haar. geboorteplaats zweeft;
alsof zij aan alle deelen der aarde de wel
daad van haar licht tvil toezonden.
Ofschoon door de wet der zwaartekracht
aan de aarde geketend, zooals deze weer
aan de zon, heeft toch de maan zich van
de aarde in een hoogero sfeer verheven,
om ondanks' haar afhankelijkheid van de
aarde, een zekere heerschappij over haar
uit te oefenen.
Een! geloovig Katholiek wordt hier zon
der veel fantasie herinnerd aan een schep
sel, welks geboorteplaats eveneens de aar
de w.as, cn dat van alle schepselen tot de
grootste gelijkvormigheid aan God" verhe
ven is. Het is een schepsel, dat aan den
hemel der geesten alle andere sterren in
glans overtreft, omdat het een overvloed
van genade e« licht in zich heeft opgeno
men, als ooit een schepsel vermag to be
vatten. Het is een schepsel, dat, nadat liet
van do aarde was heengegaan, den groot
sten woldadigen invloed na God op de lot
gevallen der aardsche pelgrims uitoefent
en op de aarde het Goddelijk licht-, dat het
terugkaatst, op zegenrijke wijze doet neer-
vloeien: .En, terwijl het God, evenals de
aarde, als zijn Hoer en Schepper vereert
en_ aan Hem in deemoed en gehoorzaam
heid onderworpen is, bezit het 'toch in de
aarde als het ware het middelpunt,, waar
nam het zijn wonderbaar lot te danken
heeft en door hetwelk het voortdurend ver
licht wordt, omdat het op do aarde zich
een overvloed van verdiensten verwierf en
de weerschijn van dit licht op haar terug
straalt.
I3 er voor oen Schepsel van zulk een
onbeschrijflijke reinheid en schoonheid wel
een treffender en schooner symbool in de
natuur te vinden, dan do zachte zilver
glans van do maan, die door het mensche
lijk oog zonder vrees voor verblinding cf
nadeel met ongestoord vertrouwen wordt
gezien, omdat hot een veranderd aardsch
wezen in haar herkent?
Werkelijk wordt aan het geloovig- ge
moed in den zachten cn zuiveren glans der
maan een- treffend en heerlijk zinnebeeld
v-ari Gods Moeder' Maria opgedrongen'.
Want voor het aardsche oog- staat, dezo
glans in dezelfde verhouding tot "do zon
©enerzijds en de sterren anderzijds, als de
gebenedijde Jonkvrouw tob God en de heili
gen cn engelen;. Men mag als waarschijn
lijk, of minstens als mogelijk onderstellen,
dat God bij do Schepping van de maa-neu
de regeling van haar verhouding tot de
aarde, dezo grooto waarheid (dat Maria
boven alle aardsche schenselen verheven is
cui tot Koningin der Engelen voor alle
eeuwen uitverkoren werd) met vlammend-
schrift aan het hemelgewelf geschreven
heeft.
Een zwak vermoeden hiervan schijnt
voor de heiderjen' geschemerd te hebben,
daar zij in de maan hot Symbool van de
kuischo Diana zagen.
Maar evenals do zon goen. volmaakt
afbeeldsel van het goddelijk licht is, maar
slechts ©en uiterst zwakke geschapen weer
schijn, -zoo ook is do maan niet in staat
Maria's reinheid' veer te geven, want oip
do maanschijf ontdekt ons o<^*- ondanks
haar heerlijke zilverglans, vlekken. Yan
Maria echter lieet hot: Macula non est
in te.
Natuurlijk dringen wij dezo opvallende,
aan de Sterrenkunde ontleen/do, analogie,
niemand op, maar wij mogen met grond
zeggen, dat dezo schoone gelijkenis nauwe
lijks het toeval tot vader gehad kan heb
ben, en er misschien dus een Goddelijke
ide-o aan ten grondslag ligt.
Uit: Dr. Josef Pohle, Astronomie.
Hij. zij, en deportier.
In een vrij deftig café in de -hoofdstad
komt een ochtpaar uit de provincie, 't Is
in dat café de gewoonte, dat men hoed
ja of mantel afgeeft.
Echtpaar neemt plaats. Portier nadert:
„Vestiare, meneer?"
Man cn vrouw kijken elkaar zeer verle
gen aan.
Plots zegt hij: „Neen, neen, vestiaire ist
ik niet. Geen vreemde spoespas an me lijf.
Geef ons maar liever een lekker glaassie
kwast!"
Zorgvol.
Nieuw kindermeisje (ademloos binnenko
mend): „Mevrouw, heeft u me twee of drie
kinderen meegegeven?"
In den schoenwinkel.
Tien uur.
„Deze schoenen knellen me wel 'n
beetje!"
„O meneer, ze rekken altijd iets door
't gebruik!"
Elf uur.
„Deze schoenenzijn wat ruim!"
„Dat komt terecht meneer: bij het
dragen krimpen ze-altijd, vooral als het
leder na-fc wordt!"
Twaalf uur.
„Dit paar schoenen is heel goed, Z6
passen voortreffelijk!"
De eigenaar: Ik kan u zeg^n, meneer,
ons devies is steeds: -goede pasvorm, zon
der eenige verandering!"
Iets pleizierigs.
Papa (bob zijn zoontje): „Piet, uw oom
is erg ziek, zelfs zeer gevaarlijk. Zeg eens
wat tegen je oom."
„"Wat moet ik zeggen, vader?"
„Zeg maar eens iets vriendelijks, iets
opgewekt, iets pleizierigs."
Piet (na eenig nadenken): „U wilt zeker
wel een vroolijk stukje muziek bij uw be
grafenis, hé oom?"
Goede winst.
Op zeker station vraagt een reiziger een
glas hier. 't "Was echter niet te drinken, bo
yendien was heb glas zeer klein.
Hoeveel kost dit glas bier, vroeg hij
den kastelein.
- Twintig cent, was het bescheid.
En hoeveel verdient gij er aan?"
Twintig cent.
"Wat! twintig rent? Hoe berekent ge
dat?
Dat zal :k u zeggen. Ik doe er voor ccn
stuiver water bij, voor een stuiver gaat er
minder in dit kleino glas, een stuiver per
-glas krijg ik van den brouwer cn voor een
•stuiver bier laten dc gasten meestentijds in
heb glas staan.
Een noed antwoord.
Een Flakkèesch boertje zat in de tram
tegenover een advokant.
„Mooi weertje vandaag," zegt het
.boertje, „mooi weertje, mijnheer."
Daar de advokaat taal noch teeken
geeft, herneemt liet boertje: „Ik zeg, dat
het vandaag mooi weer is, mijnheer,
dunkt u dat ook niet?"
„Man, ik hen advokaat," klinkt het def
tig, „cn als jc mijn advies noodig hebt,
dan betaal jo f 1.80, begrijp je?"
„0 zoo," zegt liet boortje; „advokaat
moogt ge voor mijn part wezen, maar een
fatsoenlijk man ben je niet; dat is mijn
advies cn dat kost je niets!"
Hij ksek maar!
Jaapie's. moeder kreeg bezoek van een-
erfoompje, die een geweldig grooten neus
beeft. Moeder had van te voren gezegd
(want''zö -kende Jaapie wel) dat-ie - z'n
mond meest houden en dat-ie, zoolang
de erfoom er was, niets mocht zeggen.
Jaapie zat vlak over den bezoeker en
zei inderdaad niets, maar hij keek, onaf
gebroken, en blijkbaar hevig geïnteres
seerd naar den greotcn voorpui van den
ouden heer.
Op 't laatst werd moeder 'n beetje gc-
geêneerd en ze fronsde haar wenkbrau
wen tegen Jaapie, die daarop onmiddellijk
uitriep:
„Maar, moeder; ilc zeg toch niets
van die grootc neus! Ik kijk d'r alleen
maar naar!"
Huishoudelijk.
„Emma ga eens kijken of 't wa-
Tan
ter kookt!".
Emma (terugkomend):
eens bien tante, -ik heb
gebracht!"
„Wilt u zelf maar
en lepel vol mee--
Als iemand een engel wordt.
Kleine Marie heeft heel lang met groote
aandacht d'r tante, die erg leelijk is, aan
gekeken en. vraagt:
i„Moe, als tante in den hémel een engel
wordt, zenden wij ze dan nog herkennen?"
JU
Se mij nif|
Kinderen van hun iijd.
D-e moeder (tusschenbeide komend1
„Wat is dat nu weer voor oen gekilZf
En gij, Frits je, waarom hebt ge j
gekrabd?" Zöit
F r i t s j g „Zoo kwam bet rnama-
speelden republiekjc. Suze was al
heel kwartier president geweest, en b
wou zg niet aftreden."
Eens probesren.
Heer in een spoorwegwagon zijn si»>
renkoker uithalend: „Hndcrt u het vrm'k
soms, juffrouw?"
Juffrouw: „Tot mijn leedwozeu ja
ik kan er niet tegen."
„Toch wil ik eens zien
wat wijs maakt."
De andere weg.
Moeder bracht den zesjarigen "Wiai j-
een speeltuin en gaf hem zijn hoepel q
„Denk er om," zei ze, ,,'t hek niet. uit||«.
„Nee, .moeder," zei Wim. Maar tovs
moeder een uurtjo later eens kwam kijtet
zag ze, dat Wim op straat aan het !io>
pelen was.
„Gij stoute jongen, zijt ge nu toch b
hek uitgegaan?"
„Nee, moeder," zei Wim lachend, J
ben er overheen geklommen!"
Water en bier.
Een vreemdeling informeerde naar di
hygiënisch0 gesteldheid van een dorji.
„Hoe staat 't hier met- het water?
doe je hier tegen besmetting?"
„Wel," antwoordde een oude nvwoupt
«eerst voor alles koken wij het." 1
„En dan?" vroeg de vreemdeling.
„Dan filtreeren we 't," zei de man.
„Goed, en verder?" vroeg de vreemd
ling.
„En verder?" zei de man, „ja, dm
drinken wij bier
Heal waarschijnlijk.
,,'n Avontuurlijk leven heb ik gehad'
zei (le matroos-zonder-werk tot den vrien-
delijk-uitzienden cuclcn heer.
„Ja, dat zal wel."
„Ja, 'n poos geleden ben ik ge-opereerl
Toen ik bij den dokter kwam zei bij, data
een spons in mijn lijf had laten zitten!
Ik zeg: laat ie er maar blijven, on daar
zit io nou."
„Is 't waar? En heb je er geen pijn
van
„Heelcmaal geen pijn," antwoordde dj
matroos. „Maar," voegde hij er aan ton,
„ik heb nu altijd door 'n ontzettend??
dorst!"
ONZE LIEVE VROUWEN.
V 'O
Wat; doe je?!?
O, hindert dat soms, als ik effen aan dat potloodje
een punt met je scheermes slijp? Je kunt er an-dora nog
best een haar mee doorsniJA
MAATSTAF,
Zijn de meisjes hier niet een beetje saai?
„Nou 't mijne melkt aclit koeien in het uur!"