was opgericht en zich in hoofd- ^jggdo op de bestrijding en bekee- ju protestanten en rationalisten (li- Ook deed ditzelfde tijdschrift jj3 kerkelijk nieuwsblad. Wat men lea dage in onze katholieke bladen 10 Jezen onder de rubriek „Kerk- wijdingen, verplaatsingen, jubi- uitvaarten van geestelijken, con- 5i van kerken, inwijdingen van or- !;rirek van missionarissen enz. enz., joor „De Godsdienstvriend" maan- [rouw medegedeeld. Maarhet !ffas dan dikwijls vrij oud. Een of (.rgaan, waardoor men op de heogte ^houden van wat er zooal in bin- j buitenland op politiek gebied voor- Bj wat erger was, mededeelingen l'handel en nijverheid en het effec- jd, bestonden er voor de katholie- [I. Men moest dat halen uit de zoo ntje neutrale nieuwsbladen, die, be- met do begeerde berichten, vol J met allerlei rationalistisch gezin nen en stukjes, waarin vooral de q van do „Maatschappij tot Nut algemeen" hunne liberale, met een van godzaligheid overgoten ideeën in man trachtten te brengen, leider en voornaamste redacteur van 8 genoemdo katholieke tijdschriften de bekende bekeerling Joathim Le Sage ten Broek, en ook hij is weest, die de eerste katholieke cou- leeft opgericht. In het Oct.-nummer Da Godsdienstvriend" van 1821 had fis geklaagd, dat „al de couranten, ia do Noordelijko Provinciën wor- ilgegeven, door Protestanten ge- ren worden" en dat dezen zich daar- alei uitvallen en hatelijke aanmer- i tegen den katholieken godsdienst loofden. En hij plaatste er do ver eg achter: „Hoe wenschelijk ware a dagen een geregelde Roomsch- lijke Courant! Mogten kundigo en i Ee Gatholijken zich vereenigen om m een plan to vormen en hetzelve ig verwezenlijken" i r vroeg Le Sage ten Broek evenwel i den hekenden weg, doch blijkbaar tn mocht bij nog niet uit do school >n. Het plan tot het oprichten van athoiieke courant stond ongetwijfeld I vast, zoo niet in zijn geheel, dan in hoofdlijnen. Want slechts één 1 later publiceerde „De Godsdienst- P het prospectus, waarin de Redac- jdedeelde, dat zij onder den titel: IPaarheidsgeest. Algemeene gods- lige. staatkundige en zedekuudige i at" men ziet, dat in dezen titel niet uitdrukkelijk gezegd werd, dat 't een Roomasche krant zou zijn „een blad ging uitgeven, dat driemaal in de week zou verschijnen: Dinsdags, Donderdags en Za terdags. Er werd verzocht, dat men de onderneming niet alleen zou willen steu nen door een abonnement te nemen, maar ook door 't plaatsen van geboorte-, huwe lijks- en- sterfberigten, en andere annon ces. Voor een en ander geliefde mén zich met vragtvrije brieven to adresseeren aan den boekvorkooper J. Weppehnan, in 's-Hage"v De abonnementsprijs was 12 gulden per jaar (per post f 16), terwijl bet formaat slechts 4 bladzijden in kleiig folio was. Men ontvangt tegenwoordig lieel wat meer voor hetzelfde geld. Do Redactie beloofde te geven de be langrijkste en wetenswaardige gebeurte nissen van den dag, waartoe bare uitge breide corerspondentie haar in staat stel de. Verder zou ze in het „Mengelwerk" alleen datgene opneanen, „wat uitsluitend gewijd was aan de leer en onveranderlijke grondstellingen der Gatholijke Kerk, en aan derzelver verdediging en voortplan ting. Ook zou er niets in voorkomen, wat naar oproer of wanordo zweemde de Katholieken werden in die dagen nog vrij algemeen als staatsgevaarlijk beschouwd doch de Redactie zou immer den eer bied voor en de gehoorzaamheid aan de bestaande magten aan kweeken. Berigten, aankondigingen en advertentiën zouden worden opgenomen voorzoover zo niets heleodigends voor den Gatholijken Gods dienst, het Gouvernement en de goede zeden behelsden". Behalve bij den uitgever Weppehnan, te 's-Gravenhage, kon men in teekenen bij de postkantoren, en bij nog 29 met name genoemde boekhandelaars in Nederland en België (daarvan waren er 10 in België en 19 in Nederland gevestigd; onder deze laatsten do firma's Van Langenhuysen, te 's-Hertogenbosch, Van Leeuwen, te Lei den, en Thompson, te Rotterdam). Met de uitdrukkelijke verklaring: „Wij willen ons geenszins ontveinzen en buiveren niet, openlijk te zeggen, dat dit dagblad eigenlijk zal ingerigt zijn ten dienste onzer 'gëloofsgenooten, die tegen woordig bijnaar niet oen nieuwsblad kun nen inzien, zonder beleedigingen en be spottingen aan te treffen van hunnen voorvaderlijken godsdienst", stak de eerste Katholieke courant van wal. Maar nog op het laatsto ocgenblik werd er een andere vlag gehesehen. De titel werd veranderd in „Roomscli Gatho- lijko Courant". Dat was ook de beste op lossing. De spraakmakende gemeente had EIND GOED. AL GOED. XXXII. lier moeder! Die doos was me haast aar. Gelukkig dat ik nogal sterk ben, s kon ik zoo'n gevaarte nog niet op laat staan bij U brengen. Oef, oefis it werken «Ier knipt de touwtjes door; wikkelt levige papier er af en nukomt- er heerlijke, dikke, warme deken te thijn; een cadeau dat iedereen tegen rinter best te pas komt en dat nie- v 1 versmaden zou ook. hoor! dat is fijn. Wat zullen wij Jen winter er lekkertjes onder krui- aiwat zullen wij dan 't heerlijk warm in hé Moesje; nu zal de koorts gauw lien zijn. Ja kind, Mevrouw Wagner wist wel, mij welkom zou zijn, maar zoo'n rijk zou ik nooit hebben verwacht. Ik ir echt blij mee en ik vind onze lieve Water liever dan ik kan uitdrukken. Ik ook! Maar bier is een ander pak. roeit zich niet zoo zwaar aan, en het alt: ik geloof dat er iets in gebro- |M wel! kijk toch eens aan! Een doos Wstplaatjes; twee letters M en B. louden die letters beteekenea kitfu? kweet het al, zegt zus en klapt in de iiovan pleizier. Dat is mijn naam. De f Marietje en de B. is van Baarle. Dat precies uit. De M. voor mij, de B 'U, dat is duidelijk en nu ga ik dat keel eventjes in 't oortje fluisteren tat klein schatteboutje daar ginder in Ik zal haar zeggen, dat ze nog «ogenblikje alleentjes moet blijven, dat ik ook alles eerlijk met haar zal i ;daar wipt ze weg om triomphantelijk minuutje weer terug te komen, ter- re nog een kushandje in de richting «i-waar haar popje te slapen ligt. Geef me nu het derde cadeautje eens kunnen we eens kijken, wat verpakt zit. nou! dat is nogal dichtgemaakt. ïfiren zeker bang voor dieven! Kijk gateen lakken allemaal, moeder! Wat 'Jat beteekenen. Qp ieder la'k staat een ^uitgedrukt. Laat eens zien! Een W. 7 «vat zou dat moeten voorstellen, tel (^nk eens na, Marietje! Hoe heet onze Weldoenster ook weer? Is het niet I Wagner; kijk nu eens, waarmee "a® begint! a&! ik heb het! Het is de W. van nu ben ik er achter. Nu is dit ook al weer opgelost! Nu ben ik al Zoveel wijzer geworden, hé Moeder- zusje verder met iets ondeugends .achalksche kijkers. '7 ...a>kind! zoo zie je weer, dat voor I, J 1,7 dochtertjes nog heel wat te lecren Stijft. Sa voor mijn kindje blijft nog meer - keren, want die weet nog, oh zoo "ia! te, weinig! Maar toch ook weer genoeg. Kleine kindjes moeten niet zooveel weten. Dat is ook niet noodig. Mijn kindje kent genoeg voor haar doen. Is niet zoo, moederke-lief 1 Ja, snapstertje, ja klein veulentje van me! Jij kent voor je leefitjd genoeg en jc popje kent ook voor haar leeftijd genoeg. En nu zullen we dat zegel eens verbreken en zien wat met zooveel zorg is ingepakt. Het duurde Marietje liaast te lang. Moeder deed alles ook zoo langzaamHa ha! eindelijk is het laatste papier afgewik keld en daar ligt op moedersschoot uitge spreid een groote, zwarte, wollen doek en een paar gevoerde pantoffels. Vol verbazing ziet moeder die rijke ga ven daar op tafel uitgestald en een traan welt op in haar goedig oog en nooit had zij in de verste verte durven te hopen en kun nen vermoeden, dat zij verrast zou worden op dezen Sinterklaasavond, zooals zij ver rast werd ennog minder had zij ver wacht, dat Marietjesdroom werkelijkheid zou worden. En dat alles als gevolg van Marietjes eer Tijkheideen uitvloeisel van haar goede opvoeding. Zoo gaat het in het leven mijn kind Een goede daad vindt zijn loon kier'of in het latere leven. Jij was eerlijk en je gaf het gevondene weer en daar ligt de beloo ning die 't gevolg was van die goede daad. Hoe heeft onze lieve Mevrouw Wagner, al les met zorg en verstand voor ons gekozen? Hoe sprak haar gouden hart bij elk ca deautje, dat ze Pieterman hier' liet bezor gen. En dan de manier waarop? Zij heeft ons niets gevraagd; op niets gezinspeeld en toch.... practische dingen heeft ze besteld, dingen waar we uitgezonderd je pop.... stellig om verlegen waren. Wat zegt u? Mijn pop! foei, foei! moedertje wat zegt u me daar! Nu zijt u ondeugend, erg ondeugend ook! Nu ben ik kwaad en boud niets meer van U. Dat ga ik mijn kindje zeggen boor! en dan zult u. eens wat zien. Dan is mijn sohattetje ook kwaad en zegt u niet meer goeden dag! Janu zift u stjout,hoort u? Ik ga het zeggen. Marietje wipt weg en Moeder lacht, dat haar de tranen langs do wangen rollen, tranen van moederweelde en zielevreugd. De Redacteur. (Wordt vervolgd). 7 Wie was Asschepoetster. Och, u hebt er zoo dikwijls van gehoord en gelezen, maar wie nog eigenlijk assche poetster was, waarvan ge het tooneelstuk- jo zoo lief vond of dat als operétte werd opgevoerd, ik wed, dat ge dat niet weet. Ik zal jo dan eens vertellen, wat ik ervan weet. Haar naam was Rhodope, een mooi Egyptisch meisje, dat 670 jaar voor Chris tus' geboorte leefde, en wel onder de regee ring van een der twaalf Egyptische konin gen. Nu dan! Op zekeren dag ging Rhodone zich van het nieuwtje, dat de Katholieken een krant zouden gaan uitgeven, reeds aanstonds meester gemaakt. „Overal spreekt men van de „Roomsche Cou rant" zegt do Redactie zelf in haar eer ste en tweede nummer. En op de tegen werping, dat zoo'n duidelijke, Roomsche titel de Protestanten zou afschrikken, ant woordt zij met een zuurzoet gezicht: „Overigens kunnen wij niet gclooven, dat onze Protestantscke Landgenooten be vooroordeeld genoeg zijn, om ons Blad, alleen uit hoofde van den. tijtel, ter zijde te leggen, of het goede, daarin voorko mende, te verwerpen, om dat het in eene Roomsch Catholijke Courant gevonden wordt, ld" meer daar ons Mengelwerk den stempel der bescheidenheid zal dragen, zelfs wanneer wij laster hebben af te wenden of onwaarheden moeten aanwij zen". Maar de toekomst zou wel anders lee- ren. Na ongeveer 3 maanden komt de „Roomsch Gatholijke Courant" (Nr. 23, van 20 Maart 1822) vertellen, dat de in- •teekenaren verzocht worden him drie- maandelijksch abonnement onverwijld te vernieuwen en dan voegt ze er zoo langs haar neus bij: „Aan de sierlijkheid en netheid van het inwendige zal niets wor den gespaard. Door eeno kleine verande ring zal het Hoofd minder plaats beslaan, en uit hoofde een er zeer juiste aanmer king, dat Roomsch en Gatholijk sijnonij- men zijn, zal voortaan de tijtel wezen: „Nederlandsdie Catholijke Courant". Nr. 27 v/as het eerste dat den nieuwen titel „Nederlandsche Catholijke Courant" draagt. Zoo bleef het blad 9 maanden be staan en veranderde toen weer van titel, door ook het woordje „Catholijke" te la ten wegvallen. Doch daarover straks. Wat moet men van die naamsverande- dering vani „Rcoinsch Catholijke" in „Ne der!. Courant" denken? Dat het alleen zou gebeurd zijn omdat „Roomsch" en „Gatholijk" hetzelfde beteekenden, en dat door die „kleine verandering" het hoofd (de titel) minder plaats zou beslaan, zulks make men do poes wijs. De eigenlijke reden van de naamsver andering is zonder twijfel deze geweest, dat de oude titel wat al teultramontaansch klonk. De Katholieken werden nog vrij algemeen als staatsgevaarlijk beschouwd, als vaderlandsloozen, die hun eigenlijken koning „ultramontes", d.i. over de ber gen, te Rome hadden. En daarom zal het defbiet van de eerste Roomsche Courant wel eenigszins benadeeld zijn geworden door zulk een sterk- Roomschen titel. Dat de niet-Katholieken voor 99 procent zich in een beekje dicht bij haar huis baden, terwijl zij haar pantoffeltjes, die zeer klein waren, in de nabijheid liet liggen. Wat gebeurde? Daar kwam een arend aangevlogen; bij keek naar beneden, zag de schoentjes enmeende dit van bov.en in de lucht vast en zeker voor iets lekkers te zien. En toen streek hij neer, greep een der schoentjes in zijn krommen snavel en vloog de lucht in. Dat alles gebeurde nog vlug ger dan ik bet hier kan neerschrijven. De vogel vloog in de richting van Memphis, waar juist de koning rechtsprak. En alsof de arend het met opzet deed, neb vloog hij boven den koning, of bij liet 't schoentje naar beneden vallen, dat precies voor den Koning terecht kwam. Wat schrok Z.H. eerst! Ook de rechters waren stom van verbazing, toen ze dat schoentje in de gaten kregen, dat op het oogenblik zoo wonderlijk voor 't Konings voeten viel. De Koning nam, toen hij van den schrik bekomen was, dat kleine en lieve schoentje in de hand en besloot de draagster op te sporen, aan wie dit keurige schoeisel een maal had toebehoord. Alsdan werden dienaren door het heele land uitgezonden, om haar op te sporen. Het kostte wat wilde, zij moest gevon- den worden. En zie^ eindelijk daar hoort een der sol daten van Rhodope hoe deze een schoentje was kwijtgeraakt en toen moest ze op des konings bevel met den soldaat mee. naar het paleis van den Z. M. Hier werd het schoentje gepast en vergeleken met het andere, die volkomen van eender snit en eender leer was en met deze een paar uit maakte. En toen werd zij naar Memphis gevoerd en werd de vrouw van koning Psammeticus. Hoe wonderlijk kan het toch in het leven gaan! De Red. Wie het laatst lacht, lacht het best. IV. (Slot). En d'aapjes ondervonden, Dat 't oudje lachen kon! Hij lachte: 't was een lieve lust Om 't geen hij zelf verzon. De aapjes trokken lustig. Zijn wagen langs den dijk. Hij zelf zat tusschen d'eikels in En was den vorst te rijk. Vlak bij zijn huis gekomen, Maakt hij de knoopen los. En d'aapjes keeren vreugdevol Terug naar 't groote boscli Toch kijken ze nog, even Naar 't mandje en 'b eikelnest, En naar 't oudje, dat nog roept:1 „Dio 'b laatst lacht, lacht het best!" Ella. De school Is uit. Het klokje van vier stórt helder en luid, Haar. slagen over het. Kerplein uit. In breedo kringen, langs plein en straat, En gracht tot daar, waar onze schole staat. En daar vult zich als bij tooverslag, En plein, én straat en gracht met gelach, En getier, én geloop, én gedraaf én gehos, En geroep, én gefluit, én gekrijsch en geklos i En, waar straks nog d'eenzame wandlaar Met langzame schreên en met deftig gebaar Wandelde rustig en met kalmte voort, Daar wordt ie thans in zijn mijm'ren gestoord. eraan geërgerd zullen hebben, ligt voor de hand; maar ook tal van Katholieken zullen geaarzeld hebben zoo'n pik-zwart blad in hun huis te halen. Dat er zulken wai- ren, blijkt niet alleen daaruit, dat sommigen van gevoelen waren, dat men bij het uit geven van deze eerste katholieke courant „den schijn van Catholiciteit zorgvuldig moest vermijden,en zich alleen tot het verspreiden van gezonde begrippen in 'het staatkundige en zedekundigo moest bepalen, t'en einde de meer algemeene le zing te bevorderen, en daardoor des te meerder nut te kunnen stichten" 1), maar ook is 't, uit datgene vrat we straks zul len medédeelen, duidelijk, dat -daar de schoen wrong en nergens anders. De Re dactie besloot dus twee vliegen in één klap te slaan: ze liet het woordje „Roomsch" vallen en zette er „Neder landsche" voor in ,do plaats. Ze was nu minder Ultramontaansch en tegelijk meer Vaderlandsch. Wat de andere zetwijze van het hoofd van de courant betreft, zij nog opgemerkt, dat do daardoor verkregen ruimtebespa ring waarschijnlijk óók wel een tegemoet koming aan de abonné's beteekend heeft. Als ze ten minste geklaagd hebben, dat ze voor hun geld zoo weinig waar kregen, kan men hun geen ongelijk geven. Bij de definitieve verschijning van het blad was weliswaar de wijze van uitgeven veran derd (het verscheen slechts tweemaal per we.ek, Woensdags en Zaterdags) en was de prijs van 12 gulden teruggebracht tot f 9.60 per post f 11.20), maar goedkoop was zulks nog niet. Do lezers van „De Leidsche Courant" zullen dit te eer toegeven, als zij zich van den herdruk hij 't Jubileum-nummer herinneren, hoe in dien tijd een courant er uit zag. Nadat alzoo onze eerste katholieke cou rant uit lijfsbehoud hare katholieke vlag tot halfstok had moeten laten zakken, werd zij na 9 maanden om dezelfde re den gedwongen, die geheel binnen te halen en een neutrale vlag te hijschen, al 'bleef dan ook de lading door en door ka tholiek. Een uitvoerige Aankondiging in Nr. 97, van 4 Dec. 1822 gaf rekenschap van den stand van zaken en tevens van de wijze waarop men in 't vervolg nog zou probeeren, het hoofd hoven water te hou den. Alle tijdelijk voordeel, dat de cou rant zou kunnen opleveren, staan redac tie en uitgevers edelmoedig aan de ar men af. Het katholieke bewustzijn in de harten wakker te roepen, hunne geloofs- genooten. tot één machtig leger to verza melen, is hun eenig doel. En als men dan weet, dat ook deze poging weinig of geen succes heeft gehad, dan zal men nog een dieper inzicht krijgen in den toestand van verdooving en lusteloosheid, waarin he^ katholicisme hier in Nedprland voor on geveer een eeuw verkeerde. Maar was dat na drie eeuwen van verdrukking, achter uitzetting en geldafpersing wel te verwon deren? Ook die noodkreet heeft niet mogen'ba^ ten. Na nog één jaar in een armzalig klein kwarto-formaat te hebben bestaan, of lie- yer: gekwijnd, is onze eerste katholieke courant onder den neutralen titel van „Noord Nederlandscho Courant" op Za terdag 27 December 1823 een roemloozon dood gestorven. Reeds 3 maanden na de tweede wijziging van den titel (Nr. 12, van 22 Maart 1823) had de Redactie ge klaagd, dat zo tot heden toe met „een. aanmerkelijk verlies" gewerkt had. Maar toch zou nog altijd, in vertrouwen 1 op de medewerking in breeder kringen, de on derneming „op denzelfden voet worden gecontinueerd". Doch in haar laatst« nummer (27 Dec. 1823) schrijft zij: „Wij moeten ons openlijk beklagen over de weinige aanmoediging, welke wij orlder-i vonden hebben Inzonderheid moeten, wij ons beklagen over zoodanige Catho* lijken, welke hunne advertentiën naaj andere Couranten opzenden met voorbij»» gaan van ons blad". Nog bad zij evenwel niet allen moOQ verloren. Om tegemoet te komen aan da- klacht, dat de geboorte-, huwelijks- cr overlijdens-advertenties te lang bleven lig-* gen, daar het Wad nog alleen des Zater dags uitkwam, werd nu besloten do cou rant wcor tweemaal per weèk, Woensdag en Zaterdag, te laten verschijnen. In. plaats van een heel vel (8 bladzijden in kwarto), zou ieder nummer nu slechts uit een half vel bestaan; do abonnementsprijs kon dan dezelfde blijven, n.l. 7 golden (8.40 per post). De Redactie vleide zich op dit moment nog „met een krachtdadige medewerking" en hoopte zelfs op een toe komstige „uitbreiding van ons blad". Helaas, bet heeft 'niet'zoo mogen wezen: in 1824 is geen spoor van het blad meer te vinden. Er zouden nog heel wat jaren moeten verloopen eer onze Katholieke pers levensvatbaar bleek. AJO. 1) Aldus in het „Berigt aan het Pu bliek" in Nr. 1 en 2 van de „Roomsch Catholijke Courant" (2 cn 5 Januari; 1822). Daar bruischb nu 't leven der dartele jeugd: Daar k'nbert de lach van des levens geneugt Of, daar rollen veel tranen van een twistend paar 'Dat daar vecht en £aar dreigt met heel S druk gebaar. Daar springen de kleintjes als lammeren been, En denken aan school noch aan leeren, oh neen! Zij zaten twee uren te luisteren naar M'nheer, En dachten misschien aan him moeke. nog meer. Daar loopen de grooten, in haastige stap, Beladen met boeken en doende heel knap, Besprekend het huiswerk voor 'n volgenden dag, Maar wat ik hier mis, is de hartelijke lach. Ook kruisen daar fietsen,-kris-kras door elkaar, Zich wringend heel handig door de troepjes zoowaar, Zonder één van die kleuters te rijden omver Die gillend uiteenstuiven, her en ook der. Ook blijven er achter in groepjes bijeen, En knikkeren en tollen er willen meteen 'n Kansje eens wagen of ,,'t geluk voor hen is". Dan of het vandaag weer is, heelemaal mis Het klokje von vijf is lang al voorbij, En nog liggen daar boeken, daarnaast nog een lei, Achter dien boom. Waar d' eigenaar nu is? Kijk toe maar, dan raadt ge het daadlijk gewis. Hij is het, de speler met vuurrood gelaat, Die alles vergeet om 't spel met zijn maat, Hij komt ook 't laatste bij zijn moedertje aan, En moet dan voor straf naar „z'n mandje" wis gaan. En nauw is 't zonnetje slapen gegaan, En komen de sterren aan den bemel te staan, Of de dartele jeugd slaapt rustig en zacht, En geen kinderlach klinkt meer langs wegen en gracht. Oom Wim. Baby's capaciteiten. Een Duitsch kinderarts heeft, op grond van door hem opgedane ervaringen op het gebied der moderne kinder-psycho^ logie een boekje geschreven, waarin hij vertelt „wat (lo normale baby kan". Dat hij dit boekje uitgaf, geschiedde vooral uit do overweging, dat zoovele ouders zich bezorgd maken over de „capa citeiten" van bpn zuigeling, een bezorgd heid. die voor een deel wellicht is toe te schrijven aan al te veel getheoretiseer omtrent baby-verzorging, waardoor velen onnoodig angstig worden gemaakt, en niet begrijpen, dat een normale baby normaal opgroeit, wanneer hij goed ver zorgd wordt, ook al gaan de ouders niet te werk volgens alle mogelijke en onmoge lijke paedagogische voorschriften. De^ ge neesheer constateert, dat het kind bij de geboorte meestal ontvankelijk is voor licht en dat het zoowel gehoor als gevoel beeft. Wordt het zacht aangeraakt, dan merkt het dit, wordt een sterk riekende stof in zijn nabijheid gehouden, dan wendt bet gezichtje af. Ggdurende zijn eerste levensdagen schept het cr eei> klaarblijkelijk genoegen in gevoed en ge baad te worden; bij koude, vochtigheid cn honger geeft bet teekenen van onbehagen Eerst op den drie en twintigste dag na de geboorte verschijnen tranen, en van lachen is niet voor den zes en twinligsten dag sprake. Het geheugen ontwikkelt zich aan het einde van de eerste maand, en wel in verhand met smaak en reuk, en kort daarop ook met betrekking tot de gevoels-, gezichts- en gehoorzintuigen. Reeds in de tweede maand herkent de normale baby menschelijke stemmen; hij wendt zijn hoofdje in de richting? waaruit de klanken komen, en voelt zich vergenoegd, wanneer hij muziek hoort Heeft hij den vijftigsten levensdag be reikt, dan geeft hij eenige geluiden, wel ke een eerste poging tot spreken beteeke nen. Na ruim twee maanden kraait hij vergenoegd, wanneer hij zijn ouders be speurt. Óp dien leeftijd vindt hij het ook zeer interessant, wanneer men een hor loge aan zijn oor houdt. In de vierde maand zijn ook baby's oogen compleet, en hij geeft teekenen van groote verruk king, wanneer hij zich in den spiegel be kijkt. Hij strekt de armpjes naar alle mogelijke voorwerpen uit, en krijgt bij die te pakken, dan brengt hij ze naar zijn snoetje. Is hij veertien weken oud, dan kan hij bet hoofd rechtop houden, en ook, met steun in den rug, zitten. Op dien. leeftijd begint hij gewoonlijk ook reeds „na te doen". Heeft hij de vijf maanden b reik", dan merkt bij do aanwezigheid van vreem den op. Op dien leeftijd is hij zeer geest driftig gestemd voor het klapperen met een rammelaar, een bezigheid, welke ech ter nauwelijks opweegt tegen het met groote voorliefde beoefende verscheuren van papier. Voorwerpen, die baby te pak ken krijgt, brengt hij in zijn mond. Hij toont zijn „wil", door die voorwerpen zeer krachtig te omklemmen en zich heftig te verzetten tegen pogingen, om ze hem afhandig te maken. De baby van een half jaar lacht en kraait, wanneer hij schik in zijn leven heeft; hij verstaat ook do kunst om zich alleen op te richten. Nog een maand later drukt hij zijn verwonde ring uit door het wijd openen van oogen en mond, een eigenaardigheid, welke hem tot na zijn tachtigste jaar kan bij blijven. In zijn achtste maand wekt het zijn bijzondere belangstelling op wan neer de ouderen dierenstemmen immitoe ren. Nog een maand later is hij op zijn manier reeds een opmerkzame waarne mer geworden, en zijn maatschappelijks positie is zoo zeer vooruit gegaan, dat hij kan staan, wanneer hij zich aan oen stoel vasthoudt. Do tiende maand brengt een grootsch moment in baby's loven; hij doet do eerste pogingen om te loopen, en buitendien herhaalt hij klanken als „papa", „mama", „dada" enz., waarbij hij lange zelf-gesprekken houdt. Is bij elf maanden geworden, dan leert hij ook de kunst van 't zitten en hij kan zonder gesteund te worden, staan. Heeft hij do twaalf maanden bereikt, dan kan hij aw leen opstaan en zich zonder hulp voort* bewegen. Nu begint de tijd van bet lang*i zame leeren der woorden. Ondertusschen verbetert baby met den dag zijne bewe gingen, en als hij vijftien maanden ou is, loopt hij reeds zeer goed en stelt hij het grootste belang in het leven om hem heen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 13