Coiiüf )erde Biad. terdag 10 November S923 CALENDER DER WEEK [aljsssisa! 3. Als niet andere wordt aangegeven in deze week iedere H. Mis Gloria, Credo en heeft de gewone Prefatie. INDAG 11 Nov. 25e Zondag na ,ks t c r e n. Mis, Dicit Dominus. Ie gebed, Epistel en Evangelie als den 5en Zondag na D r, i e k o n i n- i) 2e gebed v. d. H. Marllnus, 3e v. |»laaf v. d. H. Willibrordus. de v. d. tfenna. Credo. Prefatie v. d. Allerh. eenheid. Kleur: Green, ure en onkruid groeit er in het Kijk Christus, d.w.z. in de kerk zijn [j en s;echte menschen. (Evangelie), roeden moeten do slechten verdragen 'hebben in hen een gelegenheid de Üenliefdo te beoefenen (Epistel). De ilsn trachten dikwijls het deugdzame der goeden te verslikken, gelijk het uid de tarwe. Bidden we daarom hulp en bescherming af in den strijd liet slechte voorbeeld (Gebed. Stil- j. God, dat vertrouwen wij vast, anunio), zal ons verlossen van onze robbers (Graduale). De heilige ge- door ons gevierd mogen ons roor een waarborg zijn (Postcommu- AANDAG 12 Nov. Mis v. d. K. Li- io s. Bisschop en Martelaar: Statuït. rhed v. d. H. Mnrlinus, y. li. Oe- Credo. Kleur: Bood. i. Livinus heeft het geloof verkon- i de omsh-eken. van Gent (België), waarschijnlijk ook in Vlaanderen. «Tallen door eeniee heidenen, werd tong met een tang uit den mond h en met een bijl de schedel ge- BSO AG 13 Nov.: Mis v. d. H. Dida- Beh'jder. Justus ut palraa. 2e ge- v. li. Octaaf. 3e ter eero v. Maria sedc). Credo. K'eur: W i t. inniger met God vereenigd te zijn Didacus. een Spanjaard, in het shr. waar hij eon beschouwend leven- li1. Later door Paus Nioolaas V he1 ast ido ziekenzorg, genas de vurige Ma lereerder vela zieken door met olie uit imp, welke voor Mar'a brandde, hen met ee.n kruisje. U Nov.: Octaafdag W i 11 h r o r d u s. Mis: Statuit rrrh'vi v d. TT. -Tn^a.- FSUiLLETON. ph'at, "Bisschop en Martelaar. Credo. Kleur, Wit. Met den dag groeide het getal der ge- Ioovigen aan door ds ijvervolle prediking van den Man Gods. (Kerk. Getijden). H. Willibrordüs bid voor het dwalende Nederland, opdat de bekeeringen steeds talrijker worden. DONDERDAG 15 Nov.: Mis v. d. H. Gortrudi s. Maagd. Dilexisti. Gebed eigen. Kleuï: W i f. Door de overweging dor goddelijke Waarheden werd de heilige Gertrudis zoozeer aangespoord tot het beoefenen der deugden, dat zij in korten tijd de christelijke volmaaktheid bereikte. Veel lieeft zij geschreven ter bevordering der godsvrucht. Diep was haar inzicht in dc goddelijke dingen. Meer door hare bran dende Godsliefd© dan door ziekte stierf zij in 1202. VRIJDAG rn Nov.:. Mis v. <1. II. I,e- huïnus, Belijder. Os.justi. (Zie in liet Feesteigen der Heiligen, v. h. Eisdora Haarlem). Kleur: Wit. Irebuïnus, geboortig uit Engeland, kwam naay ons land om Christus' Evangelie te i rediken. Met den H. Marceilinus werd hij door den H. Gregorius. Bisschop v. Utrecht, naar O' evijsel gezonden.De Apostel van Overijsel vestigde zich te Deventer, waar hij een kerk bouwde, cm vandaar uit te werken aan de bckoering der Overijselsche bevolking. ZATERDAG 17 Nov.: Mis v. d TT. Grcgeri u s T h a u m a 111 t g u s. Bis schop en Belijder. Statuit (eigen Evange lie) 2e gebed ter oere v. d. Heiligen. (A C.unct's). 3q naar keuze v. d. priester. 4. voor den Paus. Ziin bijnaam ..Thaumalnrgus" (Won- dei-doener) do.nkt de H. Cregor'us, Bis schop van Neocaesarea m Pontus, aan zijn hem door God verleende wonder macht. Zoo wend een berg, welks 'ligging een beletsel was voor den bouw oen er kerk. on het gebed v. den "heilige ver plaatst. (vel. het Evangelie). Rljpwetering. A. M\ KOK, pr. Bruid van het Kruis erlaalcl naar heï Duitsch van VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). Wanneer hebt gij voor do ïaat- saal gebiecht?" wat .een komedicj oudo man Jigt met .gesloten oogen. ceno hand ligt boven het dek. De slaat over het zieekbed .gebogen, ilijke staat over het ziekbed geho- eeii magere, blonde en jonge man. Ha hoe ïebt ge de kerkelijke feestda- gevierd? Ik bedoel de Paasc'h- Stnnim ham ganslacht de liederlijke vent. Bngt ge, zoo nu en dan Zondags nog eons naar de kerk?" mmooio Helena!" Priester is nog slechts kort in de 'lijk. Hij heeft .nog nooit in zoo'n feg gezin, aan zoo'n arm [sterfbed ïad. Hij vervolgt zijn gewone vragen preekt verder: kt spijt II nietwaar, de geboden van van Zijn H. Kerk zoo dikwijls :':eden te hebben? Go hebt toch be- over Uw zonden en het spijt U God ^igd to hebben? Gij bemint God bo alies Ba—haha!" komt het moeilijk over Wn van den ouden stervenden man. ve mol li ge kin Mn!" «geestelijke rilt er van. Hij slaat zijn met een zucbt naar boven, maar M weer even vlug neer. Hij schrikt ;ah daar aan den wand, inplaats van devoot Christusbeeld, een brutaal lelijk© plaat boven het bed te zien i*|$n! In de kamer daarnaast begint 'Uffioerig t© worden. Een hand rukt P gordijnen en een stem vraagt: |twaarde, z:jt Gij nu' klaar?"- Lsf f'*8 de vrouw des huizes. Daar straks do jonge Geestelijke met Ons Heer binnenkwam, had ze hom ruw grof aangesproken, alsof hij hier «odig was en gezegd: dis niet noodig. dat hij biecht! jjseft als een Engel, zoo rein, ge- 1 jlok tikt steeds verder en liet zand 9n zandlcoper des levens wordt minder Neza sterfkamer wacht nog steeds de '2® HeilandHij is toch voor heil gestorven en zal deze mensch 'Jn roepstem niet hooren cn zóó in tart 0euTVigheid willen ingaan? i i tikt de klok. Al die kostb:? re minu- J^VQorbij en het zal niet lang meer j i naeldt aan dezen ongelnk- ^ej00r ^em eGuwigheid is aan-' 1$ verloren gaan, rehefd K-efi? FEESTViEBiNa OfêDER DE DAJAKS. Daar is geen heerlijker, guller, vroolijker feest van grooter ongedwongenheid en na tuurlijker vreugd denkbaar dan bij een natuurvolk en een feest bij de Dajaks is er eten bij uitstek gezellig. U zult dit niet gelooven en' moenen, dat zoo'n feest bij menschen, die andermans lcoppen verzamelen, die 'zoo primitief leven, een groote janboel is. Let wel, men beeft hier te doen met heidonsche menschen^ maar toch zal men de noodzakelijke on- „Wilt Ge niet met mij een „Onzo Va der" bidden? Ik bid voor Do stervende knikte nog met moeite „neen"! „Dan misschien een „Wees Gegroet"? Een oogenblik de zieke beeft over het geheels lichaam. Hij staart den Pries ter aan en zegt moeilijk: „Maria!" cn dan: „Ah Is het niet goed?" Te midden zijner verwarde voorstellin gen van zondige tooneelen en slechte vrouwen is het of een rein licht hem te- genstraalt hij het uitspreken van den naam der reine Maagd. „Ma ria! Ar me Ro sa! ....Ach! Ik ben een slecht mensch." De Geestelijke vouwt de handen, maar zegt niets. Hij luistert oplettend. De Ge- nado komt de Genade het berouw de verzoening! door Maria! „Rosa Grelerl do leliën weg weg ik ben een slecht mensch. Weg! Een dui vel, dui vel duivel duivel. Het doet mij leed!" Tranon biggelen langs de wangen van den zoo zwaar-zieken, ouden man. Plot-, seling probeert hij zich op te richten. Zijn oogen puilen uit huil kassen. Hij steunt: „Verloren!" „Heb een groot berouw en vertrouw! Maria kan alles! Zij is Uw Voorspreek ster bij den Allerhoogste. Zij kan U red den. Vertrouw!" Ego te absolvo! De gordijnen worden weer weggescho ven on Rita staat dear doodsbleek en schreit! Heeft hij do Heilige Communie al ontvangen? Och, mag zc nog eenmaal een kus drukken op zijn zoo geliefd gelaat? „Gre lerl!" zegt de oude. Ze komt binnen. Haar tranen tracht ze zooveel mogelijk te onderdrukken en ze knielt op den grond, naast het ziekbed. Zo wil hem een kus op de lippen drukken. Hij wendt het hoofd van haar af en brengt er met moeito uit: „Neen! nu nog niet!" Hij kan slechts met moeite adem halen en steunt onophoudelijk. „Oh, kindje, het doet mij zoo'n ver driet! Zijn tranen bevochtigen het bcddc- goed. „Grootvader! Jezus Maria!" „Mag ik U even verzoeken Mejuf frouw?" zegt zacht en diep ontroerd de Priester. „Ik wil hem nu de Heilige Communie uitreiken." Rila knielt aan het voeteinde van 1 et bed. De Priester neemt de H. Hostie voorzichtig uit de ciborie.' die naast de H. Olie op een tafeltje aan het hoofdeinde van het bed staat cn spreekt drie maal bet voorgeschreven gebed uit: „O Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder piijn dak, maar spreek slechts één woord en mijn ziel zal gezond wor den Vanuit het tickled h-c-ï lilu nJg on deugden van' 'den ïieid-cn voorbijzien, als wo achtslaan op do van liarto gemeende, gulle natuurlijke gastvrijheid van de fees telingen. Wal een vei schil bij con' feestentrec in oen buis, waar Mohammedaansehe Ma- leiers u hebben, geinviteerd. Wat con stijve salaam bij ons entree! wat een gemaakt glimlachje ca twijfelachtig tabc! wat een plechtige ingang in 't met dekens en kleedjes uitgedoste vertrek, waar eene heilige st ilte ingrijpt bij de komst van den Toean. Men hoert hier en daar een ge heimzinnig gefluister, een onderdrukt ge lach en de Mahomedaansche gastheer spreekt in deftigen ondertoon: „doedok Toean zet u, mijnheer." Ach, neen, weg uit dezen bekrompen en beclcmpen atmosfeer der zoogenaamde be schaving, den Mahomed aan toegewaaid half uit Arabië, half uit Europa; weg stijvo beschaving van half passende, stij- vo jas, broek en vest, des Maleicrs; weg mus kus-odeur, want ik zeg u: Qui bene olet, non semper bono clot vrij vertaald: „Er is toch eigenlijk een luchtje aan alles." Noen, dan leve do natuurmens ch, fees tend in wapperende franjes, de uiteinden van zijn lendcklced, wat geldt voor jas en broek en vest maar 't staat hem goed. Wij gaan langs 't slingerpaadje door 't bosch, op 't lawaai af want daar is 't feest, waar de gongs slaan, waar bellen klingen. Ha, daar ligt voor on3 't lango huis, waar SO familie'3 wonen en thans feestvieren. Do hoofdman ziet ons kernen en orderb z-ijn jongo dochters uit to gaan den gast tegemoet, met witte, gele en roo- do rijst, cm u te besprenkelen met de veel kleurige vrucht hunner akkern. En met kwistige hand. wordt ge bestrooid met ongekookte rijstkorrels, een teeken van hun overvloetiigen disch, een dringende in- vitatio cm mee to feesten., We bestijgen den trap, een, "in treden gekapte boom stam, die u omhoog voert, want Dajakhui- zen staan meestal een paar meter boven den grond. Dat is practisch. Want onder het huis is heb verblijf der varkens cn kip pen en levens wordt daarin neergelaten door de bamboe vl'oerrichels alles wat men kwijt wil zijn, als b.v.: rijst, bananen schillen, houten schilvers, suikérriebbast van do ba-bies etc. etc. Zoo voedert men de knorrende krulstaartjes. In 't huis gekomen, ontstaat er een wedijver van alle nabijhurkende of liggen de gasten en gast-heerén om u te verwelko men, uw hand wordt door honderd andere, vaak vieze, klavieren betast eni getrokken. De ravottende kinderen staken oen oogen blik hun spel en kruipen door de groetende menigte om ook mee te groeten en te zien. En daartusschen staat de hoofd-gastheer. Hij balanceert boven al die springende en wiegelende koppen een wasohkom boo r- d e v o 1 gevuld met rijstwijn, cm u den eersten dronk aan te bieden. Hij dringt en waggelt tusschen de menigte, heb feest- nat vloeit over op do glimmende koppen der jongens. Eindelijk bereikt hij u, lacht cn groet en praat. Komaan nu gedronken! duidelijk: „Niet waardigJezus Maria En de nederige en geduldige God neemt Zijn intrek in de ziel van dezen ongeluk kige, die Hem zijn geheel© leven be droefd, beleedigd en versmaad heeft, maar die nu berouw heeft en zijn zonden betreurt. Nog éénmaal O algoede God! De gordijnen gaan weer open en verschil lende brutale onverschillige oogc-u aan schouwen deze heilige handeling. Maar vanuit den hemel aanschouwen rail- lioenen Engelen deze heilige gebeurtenis en aller oogen, glanzen van een Lemel- sche vreugdeDe oude man ligt daar, de handen gevouwen, op het lied uitge strekt. Men hoort nog onduidelijk de zwakke ademhaling. Aan het voeteneind staat Rit? op en buigt zica over haar Grootvader heen. Zij is de onschuld zel ve. Ze kust hem en hij laat haar begaan nu nadat hij de H. Communie heeft ontvangen. HOOFDSTUK X. Op een praalbed, onder de brutale, /schreeuwende voorstelling, ligt de oude gestorven man, en naast hem geknield, het onschuldige kind, dat bidt voor zijn zielerust. Zo schreit lieoto tranen om hem, tranen van hitter leed. Buiten haar, betreurt niemand hem. Zijn doch ter heeft wel bij zijn lijk een scène ge maakt, zcodat men het tot op straat kon hooren. Dat is echter al weer lang ver geten. Mevrouw Kürschner heeft het nu te druk met de besprekingen over de rouwjapon. Ze is het nog niet met haar zelf eens, of het costuum met crêpe of moiré opgemaakt moot worden. „Moiré, staat mij beter, dan crêpe Ach die arme Papa. Ach arm... De taille moet U met strookjes maken maar denkt U er als het U belieft aan, niet zóó, dat ik zoo corpulent word Haar man is in zijn kantoor bezig met het schrijven van do brieven. Van tijd tot tijd neemthij een slok Madeira cn knabbelt op een koekje. Bij zulke ge legenheid heeft hij altijd een schrikbaren- den dorst en honger. Do brieven zijn be stemd voor de bloedverwanten in Briinn en Triest, voor den directeur vau de Groszbach linnenfabriek in Brünn en voor Mijnheer Groszbach's plaatsboklceder. De laatslo brief is de gewichtigste. Doctor Halm heeft het Testament in bewaring van 1890 - af. Eerst heeft Mijnheer Kürschner er voor gezorgd dat er adver tenties in verschillende bladen werden geplaatst, toen dat er rouwkaarten ge drukt werden, daarna heoft hij verschil lende telegrammen verzonden en nu ein delijk nog moeten al die brieven geschre ven! Wilhelm Kürschner is oen practisch man, con man vap ondervinding, dat merkt men het best hij zulke gelegenhe den. Ge zult misschien denken dat Wil helm Kürschner geen gevoel, en zijn vróuw geen hart heeft. Ik zou U willen vragen: „Wat helpt nu oen hart en het gevoel bij een sterfgeval?" Men huilt en maakt zichzelf ziek, en wat helpt het den overledene? Mijnheer en Mevrouw Efffi spoelkom rijstj o n e v c r uit drinken, vraagt ge? Ja, dab moet. Dat vraagt de eerste regel der Dajaksche be leefdheid. Zet de schaal maar aan uw lip pen, cn hoort het chorus der jolende mas sa-, .jWie-vie-vie-wie" in stijgende tempo's van do cn mi cn sol cn do uitdondersnd. Esn Dajak zal dit pculleschilletje wel achter elkaar door een keel jagen bij 't begin. Maar go moegt heb na een paar teugjes, gerust langs uw kin laten vallen want leeg moet het bakje. Dat im mers toont slechts overvloed. Hoort ge u hier niet tegenklinken de woorden van de Ocstersche Joden, die ook zongen van de „imguentum in capite, qupd deseendit in barbam, barbara Aa-rón, quod deseendit in orr.m vestimenti ejus?" Het is als olie, op het hoofd, dat overvloe dig neerdruipt langs den baard van Aaron en wat zeli's neervloeit op den zoom van zijn kleed. Hier ziet u 't Oosten met zijn overvloed, zijn vette vruchtbaarheid, zijn veelheid, z.ijn overdaad van drank en voed sel, van rijst cn vruchten, van oo'rverdco- vend gepraat en gcwiegol en gewirwar, symbolisecrend den overvloed des gast- lieers, de heerlijke gastvrijheid van den Oosterling. Do koude, bevroren1, Westerling staat paf, critiseert-, -vindt-dat feesten te veel, haalt doodnuchter een borsteltje en benzine cm de bevuilde olievlekken uit te schuièren en betreurt het verkwistende, vermorsende. Maar voort gaat onze Oester scho natuurmensch. Honderden hanen, die zich eerst dood gevochten hebben bij 'b hartstochtelijke hr/xmgcvecht, worden bo ven de vuren van veeren ontbrand, dan half geroosterd on opgedischt. Do feestvie rende natuunnensch praat en disputeert, houdt schreeuwende redevoeringen boven 't lawaai uit. Hier zit een stelletje ge hurkt, om beurten elkaar's lof in dichter lijke poëzie te bezingen. Men schatert en giert het uit var( pret. Cocosnootschelpen met rijstewijn worden rondgediend den ganschen dag en nacht door, veel te veel, voor een mens chermaag maar de dertig a veertig groote waterkruiken moeten leeggedronken. Weigeren van voedsel cf drank is het grootste affront, den gastheer aangedaan. Vandaar dat de natuurmensch do heiden, drinkt en weer uitspuwt, zoo dat de geheele bamboe gallerij met rijst wijn is verzadigd. Ja, 't is vreemd voor ons Westerlingen, walcheüjk zelfs en voor missionarissen, gewend aan vreemd© tooneeltjes, zelfs te heiclensch. Vcor deze menschen geldt met ercht het woord: Cujus venter Deus est. Hun buit is him God. Maar toch ver gist u 'zich! Ja beslist! Want is zulk een feest dezer natuurvolkeren wa-lchelijk en heidensch toch is al die overdaad en kel en alleen or op toegelegd, om do groote edelo gastvrijheid, hun hoofddeugd, to doen uitkomen. En jaren daarna gaat 't nog van mond tot mond: Bij 't feest van Apai Salie was de geheele bamboe gallerij nat van den rijstdrank 400 hanen werden opge discht. In nuchter proza beteekent dit: Kürschner houden niet van zulk een on zin. Mijnheer en Mevrouw Kürschner zijn practisch aangelegd. ^Mijnheer Groszbach von Turmsturm rrioet met grooten luister begraven wor den en de dames moeten in prachtige rouwtoiletten verschijnen. Spreekt daar niet de hoogste waardèering, de diepste droefheid, uit? En om de rouwkaarten komt een drievinger breede, zwarte rand. Er staat op: „diep betreurd, innig geiiefd!" Het geeft zwart op wit getuige nis van do liefde der familieleden en erf genamen van den overledene! (Als ge ons nog goed bedenkt! Anders: „Wee over jou! Oude krakebeen!") „Grootvader, och toe Grootvader! Toe, kijk mij nog éénmaal aan! Ik ben zoo al leen! Ik heb niemand, niemand die zic-b om mij bekommert! Och kijk mij toch nog eens aan en haal Uw Greterl bij UI" ver zucht ze zacht. Het klinkt hartverscheu rend vanuit de sterfkamer. Nu komen de lijkbezorgers: „Neemt U mij niet kwalijk. Wilt U even plaats maken?" Ze komen bun plicht vervullen, en het lijk kisten, alles naar de eerste klas! De huisbel is in deze dagen vastgezet. De voordeur staat wagenwijd open en het bezoek van bekenden en familieleden houdt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, steeds aan. Ontelbare brieven van rouwbeklag telegrammen en kaartjes komen binnen. Prachtig© bloemstukken en kransen, rijk versierd met "kostbare linten, worden aangedragen. De linten zijn óf diep-zwart óf zoo wit als sneeuw. Er staan verschillende opschriften op, zooals: „Rust zacht tot weerziens!" „Aan onzen geëerden en gewaar deerden vriend. 1familie Malackiadas." „Aan den liefsten en besten van alle Grootvaders. 1Yol droefheid zenden dit als laatste groet: Stefan, Lora en Tini Kürschner!" „Als menschen elkander verlaten, dan zegt men: Tot wederziens! Met de groot ste waardeering. Armin von Lorenzen!" Het riekt sterk naar waslicht en bloe men in de sterfkamer. Aan bet voeteinde van de kist zijn de kransen opgestapeld. Op de borst van den doode ligt een bouqnet rozen, met goudkleurig lint te zamen gebonden. Het zijn de rozen, die Rita laatst op het concert gekregen heeft. Het is het zinnebeeld van de lief de en den vollen bloei. Zo verwelken op het koud gewerden lichaam en op den bloedloozon mond. Zoo vergaat de schoonheid der wereld. Menschen komen bezoeken afleggen met tienen en twintigen, ze staan, en kij ken, sur eken fluisterend, en gaan weer heen. Er komen weer anderen, zo gapen, spreken zachtjes en vertrekken weer, en men zorg er voor, dat de schoenen niet kraken, en men praat vooral niet te luid, want men is in het P?_noptikum. En als men dan weer buiten gekomen is, zijn de bezoekers tot in liet diepst der ziel ge roerd wie wordt nu niet ontroerd bij bet aangezicht van den dood! en men ONS HOEKJE .OVER OPVOEDING. M'N KLEÜME H UKK Y-PUK KY-HQóiN Y-PON óiY. Wat dat beteekent? Ia u zoo „achter lijk"? Dat zijn diernamen voor misse lijke mormels van hondjes, die bi5 velen de plaats van kinderen innemen of ook wel: die de aan kinderen verschuldigde liefde in alle intense teederheid cp-* eischenWist u dat niet? Zulke dier tjes zijn de meest geliefkoosde wezens uit de schepping: mormel-ach'ug gedroch telijk met lango of korte haren of géén haar, met of zonder staart, in 't bezi1" van ooren of van dergelijk gewoon-na< tuurlijk apparaat beroofd„schattig", „beeldig", „snoezig"Daar zitten te genwoordig vele dames hare kostbare uren mee „zoek" te brengen. Met dit speelgenootje wordt liet leego, loome, luie leven door velen geloefd. Nóg erger: aan zulke wezens verprutsen vele moeders haar onschaih-'- -noeder-liefde.... ier- wijl de jeugd barer kinderen zonder zon zonder do natuurlijke zon der moedor-' liefde verkilt, verstart.wegkwijnt Mogen we dan geen hondje of katjo of andere diertjes hebben en verzorgen?.... Zeker, elk diertje, waarop gij gesteld zijt mcogt ge verzorgen en koestoren maar n a de wezens, die hot eerst uwe zorg noodig hebben. Een dierenverzorging kan veel goeds kweeken in het weeke kinderhart, wanneer het kind niet ja- loersch op 't. door moeder verzorgde dier behoeft te worden! Trouwens over-7 <vvi is, z'ooaio al tijd, ook liier verderf,'.Ijk. Wat moet een kind wel gaan denker van Gods plaatsbe- kleeder-in-zijn-leveu "als het vader 'n bul dog ziet aanbidden en moeder ziet weg kwijnen van verdriet omdat haar hukky- pukkv-hukky 'n beetje Icou lijdt in Oc tober. En toch, zulke dwaze dingen ge beuren er onder de zet En nóg veel erger! Nóg veel dwazer! En dat vaak in. gewinnen waarin de kinderen verwaar loosd worden, althans naar de ziel, waarin, do kinderen als dieren opgroeien. In Hoboken (New-Jersey) heeft -ru tandarts zijn gestorven hond 'n „passen de'^?) lijkstatie bezorgd uit „piëteit" voor 't beest, dat hem 16 jaar trouw had gediend. (Had 'n dienstbode hét zoolang ooit bij hem uitgehouden? Menig mensch krijgt na zijn dood zoo veel eerbewijzen niet! In een kostbare lijkkist werd het „stoffelijk overschot" naar 't hondenkerkhof vervoerd. Drie auto's met rouwende belangstellenden vorm den den treurstoet (ik bedoel: treurigen stoel). (Zij zijn na do begrafenis allen weer naar huis gereden omdat in die buurt vindt dat hef een verschrikkelijk voorval is en men vraagt elkander, of hij vijf of zes millioen heeft achtergelaten. Men vraagt zachter, of hij ook veel dames- bek end m he^ft, en of die allemaal be dacht. zullen worden, maar dan zal het gerecht er toch wel hij te pas komen! Men berekent alvast, hoe men de toekom stige erfenis het beste kan uitzetten ert hoeveel rente of het kan'taal zal afwer pen! Een van hen moakt de opmerking:' „Maar U, mijn waarde, heeft er toch óók? recht or) en Uw dochter ook 1 en alle Fü-fehners hebben er recht od ejjL. wii ook!" Nu kriïeon ze er natuurlijk nog ruzie om en zouden elkaar wel in de haTen wil len vliegen! ..Gij niet!'* „Zoo, dan gij ook niet!** „Waar is Mejuffrouw Grete?" -vraagt Armin von Dorenzen. Hij beeft een sterk geparfumeerd*» zakdoek in de hand. Mevrouw Kürschner loopt zoo ving ze kon op hem toe en zegt: „O. mijn lieve Mijnheer von Lorenzen!" Ze legt haat beide handen op z'in arm en leunt met haar hoofd tegen ziin schouder aan, „O, Gij, mijn eenige- troost!" Och, wai lief van TT. dat U komt. Gij behoort tot do fanvh'o. Kom, gaat U nu mee naar mijn man?" „Waar Ts Mejuffrouw Grete?" „Ze is fn haar kam*»r. Ze is weer zeer op gewond <*n vandaag en er is -niol* mee Kaar te beginnen." „Dan wil ik haar mot storen, boowa ïlc gaarne Suffrouw Grote iruiu ionigd (Tnplnomïng wjlde betuigen! 1 Wilt TT het misschïon in mijn nlaats dom Mej vrouw?" zest 3e hnwe'ijtecfm<1i<1aat pianertr3 en draait meteen om. Tona mill liii "aat. heeft ïii nn<; snift van ziin trans, (lie hem ieel dertig Kronen Vost. TTïi voet niet. h'oo hij d;" 'den-tin Kronen hij elVnar moet Vriiron. "Wie weet. ol zij rijn htoemen wel eens zal oomerkon. En dan o'o Mevroijw Kürseliner, oio hem maar tel Von s afseheent molt ..Kr valt niets met haar_te. liezinnrnj vandaag!'* Nahn telegrafeert: - .Testament dato 3 November 1890 volgens den JaaTsten WiJ van den over^ tedene eeonend in hol bijzün van des. Neer Mas von 'Groszbaelï. GoliiVmatigd, verdeeline. _K üV. Gemalin m 'dochter td zomen ÏM.OfVl KahrieV Voml aan derfj Heer Mas von GroszhacR. Nadere bijzon^ derheden schriftelijk" „Het Ts in ieder ucvai _toch nog wat! u zegt Mimhper_ Kürschner tegen fcUój •rrouw, aan wie hij het Telegram. Iaat zien.' Deze verbleekt en zegt:-4 „Het Ts tocli nog wat!" (Wprdt vervolgaLj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11