HET MISSIENUMMER.
eielanden waar men langen tijd vertoeft,
waar men vee'sl leeft onder primitieve
menschen, waar men reist met primitieve
middelen, doen zich meermalen vreemde
avonturen voor. Iedere missionaris in dit
onherbergzame Congolan kan u vertellen
van moeizame tochten, nu eens in den
vollen gloed van een braudende, tropische
zon, dan weer in de kille avondkoelte op
een maanverlichten rivierstroom of een
eenzaam boschpad. Iedere missionaris kan
u spreken over afstanden van uren en
dagen, afgelegd, hetzij te voet, hetzij in
een smalle inlandsche prauw, die stroom
op- of afwaarts wordt voortgestuurd door
cenige geoefende zwarte roeiers. En de
missionaris, die bij zijn verhalen gaarne
een weinig met spek schiet, zal u vertellen
van ontmoetingen met luipaarden en slan
gen, olifanten en wildo varkens, nijlpaar
den en krokodillen, kortom met de gehee-
le bevolking van Noes' ark.
Zulke geschiedenissen uit het missie
land zijn voor de meeste lezers aantrek
kelijk en somtijds aangrijpend genoeg om
den enthousiast tot tranen toe te bewegen
Ook zijn zij leerzaam, daar die verbalen
veelal een goeden kijk geven op de moei
lijkheden en gevaren, zelfs van den kant
der redelooze natuur, die den missionaris
in zijn jacht naar zielen te trotseeren
heeft.
Doch menige lezer zou misschien den
indruk krijgen dat de missionaris een
soort nomadisch leven leidt, dat hij reist
en trekt zonder vaste woonplaats. En toch,
een zeer voornaam deel van zijn werk
kring ligt op de missiestatie, waar de mis
sionaris zijn vaste woonplaats, zijn tehuis
heeft. Hier is het, dat het bekeeringswerk
in bijzonderheden Voltrokken wordt en
de grondslag van het Christendom in de
harten der bekeerlingen gelegd wordt.
Het werk dat al reizende onder de heidenen
begonnen was moet op do mugsiestatie
door onderrichtingen bestendigd worden,
en de neophiten, aan hunne heidensche
omgeving tijdelijk onttrokken, worden
hier in de onmiddellijke omgeving en on
der het oog van den missionaris tot op
rechte Christenen gevormd. Of zoudt gij
meenen, geachte lezer, dat de missionaris
slechts met kwast en emmer heeft rond te
gaan en de H. "Wateren des Doopsels kan
doen uitvloeien over allen die hem daar
om vragen? Neen, Neen, neen, de aard
van het karakter, de vele moreele
gevaren waarin het negervolkje verkeert
en vele andere omstandigheden vragen
andere politiek. Behalve in gevallen van
stervensgevaar moet iemand, die het H.
Doopsel verlangt, door ernstige teekenen
te kennen geven dat hij bereid is zijn hei
densche levenswijze te verzaken en hij
moet door geregelde en langdurige voor
bereiding zich de beginselen van het
Christendom in theorie en practijk trach
ten eigen te maken.
Wie en wat dan is de neger en hoe gaat
de missionaris te werk om van diepge
zonken patuurmenschen oprechte Christe
nen te maken en kinderen van God?
Hoe hen een levenswijze te doen aan
vaarden die door strenge wetten de zeden
en gewoonten veroordeelt, waarin zij van
kindsbeen opgroeiden en die indruischt
tegen de materieele opvattingen van geheel
hun heidensche omgeving?
De tijd is verstreken waarop in deze
gewesten de priester een onbekende was.
Als een missionaris voor goed in eene
streek zijn tenten heeft opgeslagen, dan
duurt het niet lang of zijn persoon, zijn
doel, zijn streven en levenswijze zijn
alom bekend. De „bondele owa Nzakomba",
de man van God, met zijn langen witten
loog, is bij de inboorlingen goed bekend.
Schoon zij gewoonlijk terughoudend zijn
in streken waar nog niet veel Europeanen
den voet gezet hebben, wordt de mis
sionaris bij zijn eerste intrede in een
vreemd dorp enthousiast begroet. „Webi
auya", „onze vader, onze vriend is ge
komen", klinkt het van hut tot hut en
alles loopt uit om zich zonder schroom
of vrees om .den nieuw aangekomene
heen te scharen en hem te verwelkomen.
Deels nieuwsgierigheid, maar grooten-
deels godsdienstzin noopt den inboorling
kennis te maken met den man van de
nieuwe leer, dien zij nog slechts bij ge
ruchte kennen.
De Congo-negers zijn van nature gods
dienstig gezind. Zij gelooven in het be
staan van één God, wien zij de schepping
van het heelal toeschrijven. Zij weten
van zijn bestaan, maar kennen Hem niet
Te hoog verheven achten zij de Godheid
dan dat zij zich voor het menschdom in
bijzonderheden interesseeren zou. Zij be
seffen evenwel dat de wederwaardigheden
van dit leven niet aan toeval kunnen wor
den toegeschreven en zij erkennen hun
afhankelijkheid aan een onzichtbare macht
die volgens hen „firmament en aarde be
stuurt''. Vandaar dat de gcheele neger
samenleving verzonken ligt in het grofste
bijgeloof, een afschuwelijken duivel
sdienst. Naar hunne meening bestaan er,
ondergeschikt aan de godheid, die zij zich
voorstellen, oen aantal geesten van wie
'iij alle kwaad te duchten hebben. Dood en
Zeven, ziekte en ongeluk, het welslagen
of mislukken van de jachtpartijen, een
overvloedige of slechte vischvangst, kort
om al hun vóór- en tegenspoed worden
aan de goede of kwade gezindheid der
geesten to hunnen opzichte toegeschreven
De zielen der overledenen worden in de
rijen dier geesten gerangschikt en naar
gelang de overledene tijdens zijn leven in
aanzien was zal hij zijn invloed ten goede
of ten kwade op de overlevenden doen
gelden. Dagen en nachten brengen de on-
gelukkigen door in vrees en angst bij het
minste gebeuren dat hun boven-natuur-
lijk voorkomt of het geringste verschijn
sel dat boven hunne zinnen gaat. Do fe-
•ticheur. of geestenbezweerder treedt in
deze omstandigheden als bemiddelaar, of
laat ik zeggen als „clown" op. Wee den-
fene, onder de zwarte gemeente, die met
zijn onbeduidende en onbenullige manie
ren den draak zou durven steken! Gesle
pen en doortrapt als dit heerschap is, is
hij slim genoeg om aan vele gewone ge
beurtenissen en zaken een geheimzinnige
beteekenis te hechten of een boven-na-
tuurlijkc kracht toe te kennen en de vle
gel ziet zijn invloed dagelijks toenemen
naar mate de vreesachtige bevolking be
reid is de afwering van gevreesde onhei
len aan hem toe te schrijven.
Is het dan wonder dat het arme volk
zich met hart en ziel getrokken voelt tot
een Godsdienst, die het God doet kennen,
die slaafscho en bijgeloovige vrees ver-
oordeelend slechts liefde predikt en den
neger God zijn Vader noemen leert?
Aldus vindt de missionaris in Gongo-
land een vruchtbaren bodem om het zaad
des Christendoms in de harten der bevol
king uit te strooien.
Behalve een diepgeworteld bijgeloof be
staan er echter ook bij ben, evenals bij
allo heidensche volkeren, zeden en ge
woonten die lijnrecht met den geopen-
haarden Godsdienst in strijd zijn en het is
vooral, dit, wat het bekeerings-werk moei
lijk maakt en vertraagt. Het uitroeien
van een zedclooze levenswijze, waaraan
do neger zich vanaf zijn prilste jeugd
heeft gewoon gemaakt vraagt veel geduld
en offers en het mislukken zijner pogin
gen, zelfs bij hem, die reeds meerdere ja
ren hun heidensch bijgeloof verzaakt
hadden, bezorgt den missionaris dikwijls
menige teleurstelling. Het is daarom
noodzakelijk dat men bij het definitieve
bekeeringswerk met beleid en voorzichtig
heid en volgens een bepaald systeem te
werk gaat.
In ieder dorp bevindt zich steeds een
aantal lieden, meestal van het jongere ge
slacht, die zich als doopleerling hebben
laten inschrijven. Deze lieden staan on
der leiding van een catechist, door wien
zij in de eerste beginselen van ons H. Ge
loof en in bet gebed dagelijks onderwezen
worden. Deze onderrichting geldt als de
verwijderde voorbereiding tot het H. Doop
sel. Van tijd lot tijd komt de missionaris
op zijn rondreis ook hoogte nemen van
de vorderingen die gemaakt worden.
Slechts nadat de postulant ernstige tee
kenen van een vastberaden wil en vol
doenden ijver aan den dag gelegcl beeft,
zal bij worden toegelaten tot do z.g. Ca-
techumenenrij, waar bij onder de leiding
van den missionaris de nadere voorbe
reiding tot het H. Doopsel ontvangt. Dien
tengevolge bevinden zich op de missie
statie, in de omgeving van den missiona
ris steeds een aantal Catechumenen, die
dagelijks in de geloofswaarbeden en Ka
tholieke zedenleer onderwezen worden.
Dit tijdperk in het leven van den jongen
man beteeekent den overgang tot een le
venswijze, die voortaan over zijn eeuwig
eu tijdelijk geluk beslissen zal. Hier leert
de Catechumeen strijden legen zijn onbe
teugelde hartstochten; bier moet bij too-
r-n, dat zijn verlangen tot het Christen
dom en zijn liefde voor God ernstig ge
meend is. En de missionaris is daarbij
zijn vader, zijn raadsman en zijn leider
Aan zijne zijde vindt de bekeerling aan
sporing en moed om den strijd aan te
durven tegen zijn sterk ontwikkelde harts
tochten en van hem leert hij de wapenen
hanteeren, die Christus aan Zijne H. Ka
tholieke Kerk* heeft toevertrouwd om te
komen tot glorievolle overwinning. Men
kan het hun aanzien, wanneer eindelijk
de langverwachte dag des Doopsels is
aangebroken. "Welk een verandering {is
er gekomen over den jongen man, wan
neer hij zich voor goed mag. scharenon
der zijn duizenden zwarte broeders, die
hem reeds lang in het Christendom zijn
voorgegaan, wanneer hij zich mag reke
nen onder de rijen der aangenomen kin
deren Gods!
De toestand van de vrouw en.
Niet altijd is het even gemakkelijk voor
de negers van goeden wil het heidensch
juk van zich af te schudden en over te
gaan tot het Christendom. Grootore moei
lijkheden levert meerdere malen het be
keeringswerk onder de vrouwen vooral op,
die daarom niet in zulk een groot aantal
toetreden. Het getal der bekeeringen on
der de Gongolasche vrouwen is gewoon
lijk niet in evenredigheid met dat der
mannen. En waarom niet? Zijn onze
zwarte vrouwen dan minder genegen om
de geopenbaardo leer to aanvaarden; be
zitten zij dan minder godsdienstzin? Vol
strekt niet, geachte lezer. Ook zij zouden
in talrijke scharen tot onze H. Gods
dienst toetreden, indien van den beginne
af de omstandigheden waarin zij leven
het voor hen niet duizendmaal moeilijker
maakten zich aan hun diepgezonken hei
densche omgeving te onttrekken. Do vrouw
mag niet, zij kan dikwerf niet aan hare
godsdienstige gevoelens gehoor geven
omdat zij niet vrij is.
Meer nog dan baar heidensche broede
ren ligt zij geboeid in de ketenen eener
slavernij van duivelsch zedenbederf,
waaraan haar godsdienstloozo omgeving
haar ten prooi gemaakt heeft.
Gij, geachte lezer, die leeft in streken
waar, God zij dank, onze H. Godsdienst
reeds eeuwen lang haar beschavenden in
vloed over het menschdom heeft doen ze
gevieren, zult gij u kunnen indenken in
do positie, die do vrouw bekleedt in het
heidendom? Denk godsdienst weg en zie
hoe de vrouw ten prooi zal worden aan
grove brutaliteit en verwacht dan, dat
met woest geweld het recht der sterken
over het zwakke geslacht zal zegevieren.
Denk godsdienst weg en de vrouw zal be
schouwd c-n behandeld worden als een
zielloos schepsel, weinig beter dan een
dier, dat blootgesteld aan de hebzucht
van een gewctenlooze eigenaar, verkocht
en verkwanseld wordt. Ach, hoe erbarme
lijk is ook hier in Congo, vooral daar,
waar de beginselen van onzen H. Gods
dienst nog niet voldoende zija doorge
drongen, de toestand der inlandscho
vrouwen! Van tien- tot honderdtallen
zijn zij de slavinnen, do eigendommen
van den amhitieusen veelwijver, die naar
bet grootere of kleinere getal der vrou
wen, die hij bezit, zijn vermogen, aanzien
en invloed afmeet. Zij zijn kooparlikelen,
waarin de egoïstische ouderlingen hun
kapitaal belegd hebben. Nooit zal een de
zer zijn prooi loslaten tenzij de volle
koopsom terugbetaald wordt en' do nieu
we eigenaar aan de koopcondities geheel
voldaan heeft. Gij ziet, waarde lezer, hoe
moeilijk het in deze omstandigheden dik
wijls voor de arme heidensche vrouwen
is zich los te rukken uit de slavernij die
hen geboeid houdt. Inderdaad, de veel
wijverij, die in de negerziel als ingewor
teld ligt, is en zal nog lang een moeilijk
te omzeilen rotsblok blijven, waarlegen de
verspreiding van onzen H. Godsdienst, zoo
geen schipbreuk, dan toch aardige averij
en veel tegenspoed ondervinden zal.
Openlijk offensief, bruut geweld van
den kant der missionarissen ter onder
drukking van zulk een gruwelijk onrecht
zou hier weinig baten. Integendeel, in het
hartje van een heidensche samenleving
zou de plotselinge onderdrukking aan
deze betreurenswaardige toestanden een'
sociale en economische omwenteling be-
teekenen, die voor staat, en nog meer voor
godsdienst, de verschrikkelijkste gevolgen
zou kunnen hebben. Het verhandelen,
verkwanselen en verpatsen van vrouwen
is het voorwerp der discussies en twist
gedingen die gehouden worden in do hut
ten der opperhoofden. Bloedige gevech
ten hebben er plaats, ja zelfs oorlogen
worden er gevoerd omdat somtijds iemand
op titel van schuldeischer of erfgenaam
aanspraak meende te mogen maken op
één der vrouwen van een ander, en die
hij zich daarom steelsgewijze toeeigende.
Hoo zou de kwestie over bet bezit der
vrouwen den inboorlingen niet ter barto
gaan? Het gaat immers over bun vermo
gen, hun kapitaal, hun geld, bun alles!
Maar de vrouwen? Komt baar gemoed
dan niet in opstand tegen deze soort van
duivelsche slavernij? Wat willen zij, wat
verlangen zij, wien beminnen zij? Hah!
wie bekommert zich hier over de gemoeds
aandoeningen van bet vrouwenhart? Is
zij dan mensch? De vrouw beeft niets te
willen, heeft niets te verlangen, mag niet
beminnen. Slechts do wil en het verlangen
van* hem, wiens ongebreidelde hartstoch
ten haar zijn prooi hebben gemaakt, zullen
de hare zijn.
En de ongelukkige! zoolang de tijding
van een nieuwe leer niet tot haar is door
gedrongen, weet zij niet beter, en lijd
zaam berust zij iu haar lot. Van haar
prilste jeugd, reeds van den schoot harer
moeder was zij verkocht aan een tockom-
stigen meester. Haar vader heeft reeds
lang zijn vrouwental vermeerderd met
de opbrengst der koopsom die hij voor
zijn dochter ontving. Behoort zij thans
niet toe aan Lombotto, aan wien haar
vader baar afstond? Of is zij dan niet één
van do talrijke vrouwen van Bokecu, die
haar van Boye kreeg als de afdoening
van een schuld, die dezo had opgeloopen
hij het dobbelspel? En mocht het al een
van hen wagen haar eigenaar to ontloo-
pen, wee de vermetelde! Dikwijls moet zij
zulk een stoutmoedigheid met wreedheden
van allerlei aard, ja zelfs met den dood
bekoopen.
Maar, Goddank, .temidden van deze diep
ongelukkige heidensche toestanden is het
onze H. Godsdienst die in menig geval
reeds verlossing bracht. Als eenmaal de
ongelukkige vrouw bekend wordt met de
geopenbaarde leer, en als haar hart door
Gods genade getroffen wordt, dan weet
zij dat zij in. den missionaris een bescher
mer en een vriend zal vinden. Het terrein
van zijn missiestatie staat wijd vóórhaar
open en de invloed van den missionaris
is te groot dan dat do veelwijver het zou
wagen zijn weggeloopen vrouw tot onder
de oogen van den missionaris te achter
volgen of aan zijne bescherming to ont
rukken. Maar ook weet de z.g. eigenaar
dat de missionaris ter wille van den
vrede zorg zal dragen dat zijn geld, zijn
kapitaal, geheel of gedeeltelijk zal wor
den teruggegeven.
Zooals begrijpelijk is stuit hier de mis
sionaris dikwijls op nieuwe moeilijkheden
Met zijn beperkte middelen is het hem niet
altijd mogelijk den schuldeischer tevreden
te stellen. Met veel beleid en goede woor
den moet hij dikwijls trachten een gedcel
telijbe betaling, of, zoo noodig, uitstel van
betaling te bedingen. Niet zelden echter
vindt de weggeloopene een toekomsligen
bruidegom in een jongen Christenman,
die dan den last beeft om de schuld to
helpen afdoen.
Ter illustratie van het hovöhgaando zal
ik hier een tweetal, uit de vele gevallen
welke de missionaris ontmoet, in bijzon
derheden aanhalen. Hieruit moge blijken
welk slavenjuk de veelwijverij den vrou
wen oplegt, en welko moeilijkheden zij de
verspreiding van het Christendom in den
weg legt.
Besoio, was nog slechts een tenger
meisje, toen zij door haar vader aan den
\cclwijver Imela, in het dorp Wuya, ver
handeld werd. Het meisje, schoon reeds
verkocht, mocht vanwege haar al te jon
gen leeftijd, nog in haar vader's huis ver
toeven. Toon do priester op één zijner
rondreizen to Wuya een Catechist had
aangesteld, liet Bosolo, het jonge meisje,
zich als doopleerlinge inschrijven en'
trouw bezocht zij dagelijks de onderrich
tingen van den Catechist. Be vader die
voorzag, dat zijn dochter, indien zij
Christin werd, niet langer de vrouw van
Imela, den veelwijver, zou kunnen en mo
gen blijven, vreesde voor het geld dat hij
voor zijn dochter ontvangen had. Reeds
had hij dit verkwist of zijn vrouwenaan
tal daarmee' vermeerderd; hij kon en wil
de dus niet de koopsom aan Imela terug
betalen. Ten strengste verbood bij zijn
dochter de onderrichtingen' van den Ca
techist nog langer tc volgen en toen den
volgenden dag liet meisje, aangespoord
door den Catechist, vrijmoedig haar ern
stig verlangen om Christin te worden aan
haar vader te kennen gaf, werd zij ge
slagen en in de ouderlijke hut vastgebon
den. Na eenigen tijd toonde het meisje
door een nieuw bezoek aan den Catechist
dat haar besluit om hot Christendom te
ombelzen ernstig gemeend was. Nu liet
de woedende vader baar het hoofdhaar j
afsnijden en werd het kind vastgebonden
aan e'en paal en zoo aan do gloeiende sfra J
len van de brandende zon blootgesteld.
Doch ook dit middel mocht niet haten om
het moedige meisjo van haar voornemen
af te brengen. Men bond haar nu een
zwaren boomstronk om den hals, waar
mede zij den naclit buiten de hut moest
doorbrengen. De gevolgen van zulk een
mishandeling bleven niet uit. Besolo werd
ziek, zwaar ziek, zij verviel in pleuris.
Toen er naar neger-inzichten weinig hoop
meer was op herstel, nam do vader zijn
dochter op en bracht haar naar het bosch
om haar daar in eenzaamheid en verla
tenheid to laten sterven. De Catechist
evenwel, die over den toestand waakte,
kwam haar zoeken langs het pad, dat hij
wist dat do vader gevolgd was Hij nam
het meisje op en vertrouwde haar in zijn
hut aan de goede zorgen van zijn echt-
genoote toe. Langen tijd zweefde de zieke
Besolo tusschen leven en dood.
Toen Imela na eenigen tijd vernam dat
Besolo verzorgd werd en leefde, eischte
hij haar op als zijn eigendom. De Cate
chist weigerde het meisje uit te leveren
en de wreede Imela besloot de moeder
van het meisje te lOntvoeren. Ziende dat
zelfs zulk oen optreden niet voldoende
uitwerking had om Besolo te bewegen tot
hem terug to keeren, wilde hij de arme
moeder dezelfde kwellingen als haar doch
ter doen ondergaan. Gelukkig slaagde de
vrouw er in de vlucht te nemen en moe
der en dochter werden nu door den Cate
chist naar den missionaris geleid, waar
zij beveiligd waren tegen de woede van
Imela. Besolo is thans Christin en heet
Philomena.
Onlangs kwam een Catechist mijn huis
hinnenloopcn met het bericht dat niet vèr
van de missiestatie eenige mannen een
vrouw, dio naar de missie wilde komen,
met geweld hadden vastgepakt en tracht
ten weg te voeren. Aanstonds maakte ik
mij gereed om, zoo het nog tijd genoeg
ware, dezo geweldenarij te voorkomen. Ik
spoedde mij langs het boschpad, waar
bloedplekken en opgestoven zand de spo
ren lieten van een worstelpartij. Toen ik
eenige kilometers was voortgesneld zag
ik, dat in het verro kreupelhout eenige
mannen met knuppels gewapend van tijd
tot tijd harde slagen toedienden. Wat zou
dat zijn? Had men misschien een an
tilope of wild. zwijn in de netten ge
jaagd, dat men nu met zware stokslagen
trachtte af te maken, zooals onze negers
dit gewoon zijn. In dit geval was ik mis-
geloopen, want de mannen met de vrouw
zouden waarschijnlijk hei jagerspad niet
gevolgd hebben. Maar neen, ik hoor gegil,
't is duidelijk een mensckenstem; dat moet
dus de vrouw zijn die in haar wanhoop en
waarschijnlijk op hoop van hulp den
strijd tegen vier sterko mannen had aan
gedurfd. Toen ik genaderd was en de
mannen mijn tegenwoordigheid bemerk
ten vlogen de lafaards uit een en vluchtten
uit alle macht het bosch in. Slechts één
hunner, die er waarschijnlijk 't meest hij
geïnteresseerd was, had den moed zich op
eenigen afstand staande te houden. Gesti-
culeerd met armen en beenen riep hij mij
toe, dat de vrouw niet naar do Missie
statie mocht gaan. Zij kon 'en mocht geen
Christin worden omdat do missionaris
niet in staat zou zijn do hooge koopsom,
die voor haar betaald was, terug te be
zorgen. Nauwelijks had hij dit gezegd of
de snoodaard koos het hazenpad en ver
dween in het kreupelhout.
De vrouw, die zij den mond hadden
trachten te stoppen en in het struikgewas
hadden willen verbergen, was deerlijk
mishandeld. Kreunend van pijn en uitge
put van vermoeienis liet ik haar onder per
soonlijk geleide in veilige haven op de Mis
siestatie brengen. Indien zulke gevallen zich
voor doen, geachte lezer, op betrekkelijk
korten afstand van het beschavingscen
trum, wat dan te denken van de har-
baarschheden die voorvallen op afstanden
van dagen en weken, in het hartje van do
binnenlanden?
Do vrouw, evenals zoovele andere harer
zwarte zusiers, vertoeft nu in do omgeving^
van den missionaris op do Missiestafie.
Daar wordt zij onderricht om 11a verloop
van den vereisebton voorbereidingstijd
door het ontvangen van het H. Doopsel
gesteld te worden in do vrijheid, die
Christus voor haar, evenals voor alleu,
door Zijn kostbaar Bloed gekocht heeft.
Duizenden vrouwen tellen thans reeds
onze Christen gemeenten, waarbij hon
derden door oen Christelijk huwelijk den
grondslag leggen voor den nieuwen dage
raad die voor de zwarten van liet Congo-
land. is aangeboden. Maar ook, geachte
lezer, nog tien duizenden zijn er, die nog
verstokers zijn van het licht der genade
en die nog gebukt gaan onder het wreede
slavenjuk, die de heidensche veelwijverij
haar oplegt.
Ziehier dan, geachto lezer, een indruk
van den werkkring van den Missionaris in
deze streken. Ik heb getracht U een be
schrijving te geven van het verloop van
het bekeeringswerk en do moreele moei
lijkheden waarmede de Missionaris in
zijn streven om zielen tot God te voeren
te kampen heeft. Ik heb daarbij getracht
een weinig den sluier op te lichten van de
wantoestanden, waarin do vrouw verkeert
in het heidendom. Ik ben daarin niet ge
slaagd, ik voel het. Geen pen is in staat
naar waarheid, de afschuwelijkheid der
toestanden te beschrijven, die de duivel
roet zijn trawanten weet tc scuopnaj,
hij reeaS sinds duizenden jaren
gehad heeft. Do Missionarissen
den strijd aangebonden en langzaan
zeker zegeviert het Christendom. h!
is aangebroken waarin voor de on!i
kige slachtoffers van het beidend!?
redding nabij is.
Gij, Katholieken, die U interesseert
het Missiewerk, weet goed, Wc/'
nobele, welk een liefdevolle cn welk
verheven zaak gij voorstaat als pijl
Missionaris bijstaat en ter bulpe k
in het voltrokken van zijn beschaiï
werk!
Gij, Katholieke vrouwen vooral, te
het lot Uwer zwarte zusters ia'cw
aantrekken!
Het werk dat de Missionaris metr
genade begonnen is zal langzaam of
dig haar voltooiing vinden naar de
van Uwe belangstelling in dit
schoone, in dit edelste aller liefdewet
Father P. J. TIMP
20 Sept. 1923
De Missie van Finland
"Wie over „Finsche Missie" sprj
spreekt van een missie nog geheel in j
begin, een missie, waarvan de tcvó
leiding en bewerking tegelijk geschil
moet, een missie, waar, minder
de krachten der natuur, des te harderj
kampt moet worden tegen de exca
eener moderne levensopvatting. Fi^
is geen gewoon missieveld, waar èj
schaving nog nimmer doordrong; hg
in de uitgebreidste beteekenis van j
woord een „cultuurland". En hierin;
evenals voor de andere Noordsche
siegebieden, ook voor de Finsche mis
neering de bijzondere karaktertrek.
Dat Finland op Katholiek gebied!;
andere Noordelijke landen achtei
komt, dit dankt het zijne geschied
Na een bloeitijd van 300 jaren, voert; i
ning Gustav Wasa in 1523 het lutherd
me in Finland in en sedert was er a
de Katholieke kerk geen plaats meer i
werd er niet beter op. toen do Zwerta
overheersching in 1809 door de Rusa
werd vervangen. "Wel beloofde Czaari
colaas II in 1905 algemeene godsdia
vrijheid, maar in 1907 zien we onzee
ste missionarissen als „staalsgeraiS
buiten gezet zonder hoop nog ooit te fc
nen terugkeeren. Eerst in 1918, e
Finland een zelfstandige republiek n
weid ook voor de Katholieke Kerk i
zekere godsdienstvrijheid toegestaan,
in 1922 definitief omlijnd en bera
werd. Katholiek Finland dankt dezer
heijl zeer zeker voor 't grootste deeh
de welwillende houding van Paus Bs
dictus XV, roemrijker gedachtenis,
eersto was om Finland officieel als:i
standigo Republiek te erkennen.
Gemakkelijk is ons missiewerk is
schen niet. Allereerst: Finland is i
diasporamissie; eenige Katholieke cs
Holsingfors 500 a GOO Kathol
Viborg 300, Abo 50, Teijoki
de overige Katholieken zijn ofc
geheele land verspreid. En dikwijls i
die nog moeilijk ie bereiken, vaaks
als Katholiek onbekend, omdat ze zh
midden eener geheel luthcrsche
te weinig om God of godsdienst bekoaa
ren.
Een andere moeilijkheid is de to
Buiten alle andere talen, die deé
sionaris hier noodig heeft, is hij k
geval verplicht de beide volkstalen
kennen,het Finsch en het Zweflb'
Niet alleen dat de studio daarvan ka
der tijdroovend is, doch de taaklrijil
der de Finnen onderling brengt M
opzichte nog een moeilijkheid mé?r"
onze missiewerkzaamheid.
Rekent men daarbij nu nog daas»
onkunde aangaande Katholieke 2
tijken; de verdrukking van eeuw*
voortdurende omgang met anders®
den en godsdienstloozen; da valschew
stelling van het Katholieke verled'*
de scholen, dan begrijpt men 1
boven kon schrijven, dat de Fins®
sie absoluut nog in haar begin ia-
wat vier eeuwen lutherdom hedorvö_
ben, wordt niet in twee jaren
zelfs niet in vijftig jaar, tenzij
God zich hijzonder over Finland ont-
Thans werken in do Missie van*
sedert 8 Juni 1920 apostolisch
Z. D. H. Mgr. Dr. Michael Hennt*
bijgestaan door 5 priesters-missionw
1 broeder-missionaris, 4- zu5|erS'f
narissen en 1 leekenapostel. ^tSr
den 16den Maart 1921 tot apos»
ministrator benocand, werd in het
consistorie van den 23 Mei 1.1.
Pius XI lot titulair-hisschop van
in Syrië en apostolisch vicaris van
land verheven. Z. Eminentio
dinaal van Rossum kwam zelf,
lieid van z'n Noorsche reis, te he'
de Bisschopswijding verdichten t
De overige Missionarissen ai®
J. van Gijsel van Hengstdijk, v
Hartwijk van Leiden, Pastor L
van Vlaardingen. 2 Finsche PrlCs,o:
Laurent i us Vink van Haarlem®
de leekenapostel, een Fiuscb con
Eerw. Zustors, die hier werKza^i
hootfen tot de Congregatie der'
h. H. Hart van Moerdijk: de Eerw-
ste Moeder Angela Ghamulcau
damme). Zuster Veronica *cr,cj
versum), Zuster Alphonsine v.
(Oerle) en Zuster Gerarda h
(Dalfsen).
*0
zelf wat meer en degelijker S
leven in te storten. Daartoe b?
zamienlijk reeds twee jaar l
aan het oprichten van vercenig
restaureer en der vervallen fcw