VOOR DE VROUWEN. 1 rich niet verwonderen, als zij op een goeden dag tot de ontdekking komen, dat rij de eer hebben vader en moeder te rijn van een dief - Wat.wordt er oneerlijk, onoprecht, hui chelachtig geleefd door menigeen met een aaneenschakeling van oneerlijkheden, be ter gezegd .Diefstallen". Hoe gevoelt men zich in 't bijzijn van zulke menschen? Wel, onbehaagelijk! Want men „voelt" iemands eerlijken zin öf onoprecht, hui chelachtig gedoe!) Wat worden hun kin deren veelal gluiperig, „geniepig"; hun oogen staan spoedig loensch en onzeker. Ouders, gij wilt vader en moeder zijn van door God en de menschen beminde kinderen? voedt ze dan eerlijk op, vooral door zelf tot het uiterste eerlijk te rijn in alles en tegenover allen. G. P. J. v. d. BURG, Hageveld, Heemstede. Pr- God behaagt, omhoog zullen voeren naar 't lichtrijk waar geen herfst meer is. .Van Guido Gezelle het volgende: -> - NAJAARSVERVEN. Schilderschoon, zoo rijn de verven van de blaren, die aan 't sterven, 's najaars op de hoornen staan, schouwt de lieve zonne ze aan. Groen, wat moet gij heldre vlagen; licht in uwer lenden dragen, dat gij, tanende ende ontaard, toch zoo schoon© verwen baart. Groen, gij rijt me een eel aanschouwen, als ge, op aarde wijd ontvouwen, leven biedt aan volk en vee, Zegen giet op wald en wee! (woud en ■wei)". Groen, gij sterkt mij dan, en vinden doen mij locht, de groene landen; maar, uw bloedloos bont gerief J is mij 's na jaar s, nóg zoo lief. 1 s Voorjaars zingt het al te prachtig, al te menig, al te machtig groen, te oneindig luide een lied: maar het groen dat weggaat niet. Ei, hoe orgelt dan, hoe kwedelt, (kweelt) harpt en zingezangt en vedelt mij dat henenstervend neen, henenlevend loofgeween! Ook Gezelle was een „herfstnatuur", die met zijn zinnende dichterziel ten slotte meer behagen vond in de pracht van het stervend loovér dan in de glorie van het voorjaar. Hier juist vindt hij de rechte levenssymphonio met haar over tuigende maar niet zinnelijk uitbundige finale. In zijn „Tijdkrans" neemt hij onder zijn verzen aan de herfstmaand gewijd nog een heel mooi lied op over den me rel, den vogel dien men in deze dagen zelden meer hoort, omdat zijn zangtijd nu zoo wat voorhij is. DE MERELAAN. Heht gij nog geluisterd naar den mereïaan, ?s avonds als het duistert, als de sterren staan? Op den hoogen sperel, daar hij verre riet, luide zingt de merel nu zijn avondlied. Hoort zijn' kele galmen haal en wederhaal: 't zijn lijk Davids psalmen', 't is lijk orgeltaal. Kout hij met de blaren -y, van den boom, misschien. die, al slapenvaren hem goen avond hiên? Kijft hij op de winden, die, voorbij gegaan, hem, den blijgezwinden vogel, 't zwijgen raan? Wenkt hij naar een eterre,j die hij ginder riet blinken, hooge en verre? Ai, 'k en wete 't niet! i Een alleene het wijs ïs, wat de vogel ringt, weer het luide of lijze is, dat zijn' tale klinkt. Hoort zijn kele haal en wederhaal: h Zijn lijk Davids 't is lijk orgeltaai. I Somtijds in de kerke, hoore ik stemmen aan, lijk die lieve en sterke-" van den merelaan. (Als 't te zeker stonden, SuTSum corda klinkt: en 't uit de orgelmonde^ Zingt en wederzingt. r jzen doet mijn hert© naar den hemel, dan: Jde ik pijne en smerte', 't leed verlicht er van. \1 met eens, hij schettert, tiert en tureluit; „Vier slaat" hij dat 't spettert? en... 't is uitgefluit! Ook 't lied van 't menschenleven raakt «ens „uitgefluit", 't zij het als de merel- dag nu eens vroolijk, dan weer vragend en soms heel droefgeestig klonk. Moge het is hetere gewesten weer opklinken als een eeuwig: Sanctus. N. H. J. SWEERSTRA. -X- :<s. r»-< DE VROUW IN DE KEUKEN. Zooals wij, geachte lezeressen, afgespro ken hadden, /.ulleni wij nu ons bezighouden met het bereiden van een feestmaal. .Wij beginnen weer met het samenstellen van een! spijskaart, i Hollandschei Groentesoep. Gekookte Zalm met botersaus. Gekookte aardappelen. Kalfsgebraad met bloemkool. Gebraden piepkuikens m£t perziken^ compote.'*^ Vanille-ijs'. Fruit, Dessert. ,"Wlij veronderstelLeru dat het is 's mor gens 9 uur, en dat het feestmaal om 5 uur moet worden opgediend voor 12 personen. Dus wij zullen maar aan het werk gaan. Een van u, zorgt voor de soep.. U begint met eeni bouillon te trekken). Hier hebt u 25 K.G. schenkelvleesdi, en 3 mergpijpen. Schenkelvleesch is van het dijbeen van een koe, en het best geschikt voor sóep- vleesch. Snij het vleesch aan groote dob- belsteenen, wasch het af (ook de mergpij pen) en) doe alles in een platboomde pan van ongeveer 10 Liter inhoud, met bijvoe ging van een' struik selderij, 8 prijen, en 3 heele schoon geschrapte wortelen. Doe nu de pan bijna vol koud water en zet haar op het vuur. Let nu good op, en als er schuim op komt moet u mij waarschu wen. Neen! Geen deksel op de pan; bouillon moet met open! pan getrokken worden. Dan trekt ze helder. En u kunt deni room af- roeren voor het ijs, opdat hij koud wor den kan. Doetu maar eens li Liter ver- sche melk in deze pan met 3 ons witte suiker en een) gespleten stokje vanille. Pas op! Eerst de suiker in de pan, en daarop de melk, en nu op het vuur er mee. Zoodoende heeft u nimmer last, dat de melk aanbrandt. Als de melk kookt, doet u er het stokje vanille bij, en laat de melk 1/4 uur trekken, met het deksel op de pan. Doet nu in een andere pan 6 heele eieren (4 per Liter) en klopt ze tot room met een eierklopper. Giet nu, al kloppende, de ko kende melk er op. Giet ze over in de pan, waarin de melk gekookt heeft, door een puntzeef, en breng dit mengsel tegen) de kook al kloppende met de gard. Pas voor al op, dat het niet kookt; anders schiften de eieren. Zoo, neem de pan nu van het vuur, giet de massa door een paardeharen zeef in een stee men schaal om kond te worden. O! daar zie ik weer iets wat mijn groot moeder ook deed! Wat wilt u doend de soep afschuimen? Mis, hoorl dan krijgt u witten grauwen bouillon. Laat het schuim mar flink opkomen. Zoo, sla het nu met de gard, door den bouillon, en zet de pan naast het vuur om te trekken. Het schuim is geen vuil, al' wordt dit wel eens ge dacht. Het is bloed en eiwit, wat zich van het vleesch afscheidt, en als men het door den bouillon slaat, dan heeft dit schuim juist de eigenschap om den bouil lon kristalhelder te maken. Nu moeten wij nog eerst zorgen voor de pei-ziken-compóte. Neem daarvoor 18 goed rijpe perziken, snijd ze half door, draai de helften van elkaar, en verwijder de pit. Haal er voorzichtig de schil af, eni leg de perziken op een diep bord. Breng nu een Liter water met 75 ons witte suiker aan de kook. Schuim de aldus verkregen stroop af, en doe er de perziken in. Laat alles even doorkoken, en giet daarna al les in een steenlen schaal, om af te koelen. Zoo, nu kan men te zamen groenten schoonmaken en 3 KG. aardappels schilr len'. Ondertusschen zet ik een half pond tapioca-sago in de week, voor het binden van de soep. Tapioca-sago moet altijd een uur of 3 in de week staan eer men ze kan koken!. En, hoe gaat 't met de groenten? Neem nu zes mooie wortels, 2 struik jes selderij, 3 prijen. Spoel de groenten na ze schoongemaakt te hebben, goed af, en snijd ze aan dumie reepjes Een bosje pieterselie en een bosje ker vel, spoelt men af, hakt het met een hak mes ragfijn en wringt de gehakte groen ten door een doekje uit, zoodat ze goed droog zijn en bewaart ze op een schoteltje. Hier hebt u ook drie mooie groote bloem- koolen, en een kleine. De groote bloem kool is bestemd voor groenten dus die maakt u schoon, zoodat zij heel blijft. De kleine bloemkool snijdt u aan kleine stuk jes of struikjes en die is voor de soep. De groote bloemkool zet u een uur in het water met een weinig zout. Waarom in water en zout? Wel, dit is om do sterke lucht van de bloemkool af te laten trekken; want dit is een groente, die zwaar bemest wordt; vandaar die* sterke lucht. Dit is ook de oorzaak, dat bloemkool, voor conserveering, altijd eerst uitgezwaveld meet worden, om het zooge naamde celluioïde te verwijderen. Ook de gesneden soepgroenten en de struikjes bloemkool zet men in koud wa ter, evenals de geschilde aardappels. Een platte kalfsfricandeau van 2 KG. wrijft men flink met zout. Ook 4 piepkui kens, doet men een weinig zout van achter in het lichaam en laat ze een uur staan opdat het zout intrekke. Nu is do roem koud, dus gaan wij ijs maken. Kom maar eens meo in de bijkeu ken! Hier is een ijsemmer van 25 Liter in houd. Maak den bus maar open; en giet er den room in. ZooIn het rek er mee en de bus dicht. Nu nemen wij een halve staaf ijs, en kloppen die goed fijn. Het fijne ijs, doet men rond den bus, met grof zout. Eerst een laagje ijs, dan oen hand grof zout, totdat de ruimte rond de bus gevuld is. Hoe meer zout, des te spoediger bevriest de roem. En nu maar vlug draaien en blijven draaien! Anders gaat de bus va-stzifcten. Na een half uur dr./aien is de room wel stijf. Doe de bus open, neem het rek er voorzichtig uit eni ontdoe het van het ijs door middel van een stukje stijf karton. Doe bij het ijs 1/4 liter room en roer het ijs bijeen met een houten spadel. Doe nu den bus weer dicht en in het gat waardoor het rek door het deksel komt, steekt men een kurk. Wil men nu mokka ijs maken, dan voegt men er 1/4 liter koffie-ext-ract bij (gemaakt van een ons koffie op een halve liter water eni dit tot 1/4 liter te laten verkoken, en dan door een doekje wringen.) Zoo, nu kunnen wij achter elkaar afwerken. Twee braadsleden', goed den bodem met boter besmenen1. In de eene legt men het kalfsvlecsch en in de andere de 4 piepkui kens. Leg op het vleesch, als ook op de kuikens, nog eten flink stuk boter eni zet nu alles in een heeten oven. De bloemkool zet u op het vuur met koud water zonder zout, en de aardappe len met zout en koud water zoo, dat het water, met de aardappels gelijk staat. Het vleesch moet men nu en dan bedrui pen, ook de kuikens. Na een half uur ge braden te hebben is het vleesch wel gaar, en de kuikens ook. Neem nu het vleesch* uit de braadslede, alsook de kuikens, en leg ze op een scho tel om een weinig te' bekoelen'. Nu begiet u do jus welke in de braadsleden aanwe zig is met een lepel bouillon. Laa-t de jus nog wat inkoken en giet ze dan afzonder lijk door een puntzeef, ieder in een apart pannetje. Een van u zet nu de soepgroen ten in een pan, doet er kokenden bouillon op en zet die op het vuur om gaar te ko ken. Kijk ook naar de aardappels en als de bloemkool gaar is, neem ze er dan een voor een voorzichtig uit met een schuim spaan en leg ze in een pan met heet wa ter. Giet de aardappels af en houd ze ge dekt. Niet schudden! De tapioca-sago giet u cp een zeef, laat ze uitlekken en brengt ze met een liter water al roerende aan de kook, na ze in een pan gedaan te heb ben. Neem nu eens een schoon servet. Twee dames houden dit aan 2 punten vast over deze pan en een ander schept den bouillon uit de bouillonpan op het servet. Zoo, nu heeft men een pan met 6 liter helderen bouillon. Yoeg er eeril weinig zout bij naar smaak, schep er het vet af, wat er op drijft en breng den bouillon aan de kook. Daarna zet men den bouillon naast het vuur zoodat ze zachtjes blijft koken. Do© er de soepgroenten bij, met den bouillon waarin ze gaar gekookt is en ook 'n kwart blikje doperwten, die men eerst met koud water heeft afgespoeld. Yoeg er al roe rende de gaargekookte tapioca-sago bij, alsook de pieterselie en kervel. Nu is de soep gereed en mag ze niet meer koken. De saus voor do bloemkool en voor den zalm moet nog bereid worden. Eerst de bloemkoolsaus. U dcet een stuk boter van 1 ons in een pannetje, daarbij 3 lepels bloem en roert dit op het vuur tot een papje. Giet er nu een 5 liter sterken bouillon cp. Laat do saus inkoken met een paar sneden magere gekookte ham en 5 liter melk. Laat de saus dik inkoken en giet ze door een puntzeef in een schoon pannetje en zet vervolgens het pannetje in een braadslede, half met heet water gevuld. Yoor de botersaus, doet u een stuk boter in een pannetje en zet het in het heet© water in de braadslede, tot straks. Nu nog de zalm. Hier hebt u 6 mooten zalm. Ziet u dit bloed tusschen de graten? Dit moet er uitgewasschcn worden. Kook in een pan water met zout en een flinken scheut azijn er in. Als het water kookt doet u er de moeten zalm in en laat ze een 10 minuten koken. Een van de dames schept tusscbentijda de soep in oen soep terrine. Men kan in de soepterrine kleine stukjes scepvleesch leggen en stukjes hard gekookt ei. Als do seep is opgediend schept men de mooten zalm op 2 platte schalen, waarop een servet gevouwen is. Op iedere schaal 3 mooten. Met de schuim spaan halveert men de mooten, zoodat men 6 halve mooten heeft op iedere schaal. Leg er w-at takjes pieterselie over en dien. den zalm op met de aardappels en gesmol ten boter. Aan de gesmolten boter voegt men nog een stuk versche boter _toe en klopt de boter met een gard zoodat' het een dikke vloeibare boter wordt. Giet ze in 2 sauskommen' en dien op. Een van u snijdt het vleesch, bijna op, en; legt het netjes op een schotel. Schep de bloemkool in haar geheel, in 2 groenteschalen met den stronk naar on der. Druk ze met een servet in him fatsoen, laat er het nat afloopen en begiet ze met de bloemkoolsaus. De saus moet de bloem kool geheel bedekken1. Rasp er een weinig nootmuscaat over en dien het kalfsvleesch met de bloemkool op met versche aardap pels en de jus van het kalfsvleesch a-part in 2 sauskommen. Snij nu de kippen in vieren, leg ze op 2 schotels met een paar takjes waterkers er omheen. Bedruip ze met hun jus en dien zo op met hun jus in een sauskom, met de perziken-compote in 2 glazen compote- schalen, waarin men in iedere schaal 18 halve perziken legt met hun siroop er ever heen. Schep vervolgens het ijs in glazen en dien het op met Engelsche biscuit. Fruit en dessert naar believen eri naar smaak. Ik geloof, geaebte lezeressen, dat ik U eens flink heb laten werken. Bedankt voor uwe hulp! Yoor een volgenden keer hoop ik U allen meer theoretisch te onderhouden, en wel over aardappelen. En nu, eet smakelijk en tot weder ziens 1 L. G. BOL. DE KONINGIN'. In een Fransch vrouwenblad „La Fran- Qaiso" wordt met zeer veel sympathie en waardeering het feest van onze Koningin herdacht. De schrijfster van dit artikel brengt in herinnering „het schoone ge baar" der Koningin, toen zij den ouden president Kruger in haar land durfde ont vangen en een oorlogsschip ter zijner be schikking stelde. Terecht wordt verder gewezen op do fijngevoeligheid der Ko ningin die. gedurende den grootcn oorlog alle hoffeesten cn hofreèepties schorste, zelfs do kinderpartijtjes van de prinses. Het doet altiid goed nog eens uit een ander land te hooren bevestigen hoo ook hierin onze Koningin in die treurige jaren een uitstekend voorbeeld gaf. RAAK. (Historisch.) Een heer is 's morgens heel vroeg op het postkantoor voor het verzenden van een telegram, hetgeeen hij betaalt met een gulden. Het jonge dametje in laag uitgesneden kleed vraagt vriendelijk: Kunt u het niet passen, mijnheer; ik kan nog moeilijk teruggeven: het is nog zoo vroeg, mijn kas is nog niet in orde. O met ploizier, juffrouw, is het ant woord, ik zie hier aan alles, dat ik wat te vroeg hen, ook aan uw kleeding, uw toilet is ook nog niet in orde. (Vrouwenadel) NUTTIGE WENKEN- Siceizittmger Om vuil geworden leeren stoelzittingen of voorwerpen van leer te reinigen, wrijft men ze af met lauw water, vermengd met azijn, en wel op een liter water 1 a 2 eetlepels azijn. Nadat men het leer goed heeft afgedroogd, wrijft men het in met een flanellen lapje, gedoopt in een meng- 'sel van eiwit (het wit van één ei) en een eetlepel terpentijn, waarna men het leer met een doek van oud linnen opwrijft. Wil men leeren zittingen, nadat ze zijn schoongemaakt, een geheel nieuw aanzien geven, dan wrijft men ze met stijfgeklopt eiwit en droogt ze na met een zachten zeemie eren lap. Oud-vlosipapter. Gooi nooit vloeipapier weg, maar strijk het glad en bewaar het in een laatje of doosje, dat ge altijd bij de hand hebt. Een dot van vloeipapier met een paar druppels spiritus er op, zal uw ruiten, spiegels en schilderijen-glazen, als zilver doen blinken. Vloeipapier is ook heel geschikt om ge bakken visch op uit te laten lekken en als boterhammenpapier onovertrefbaar. Helder glas. Een kleine hoeveelheid aluin in poeder- vorm hij het water gevoegd, waarin men de glazen wascht, doet het glinsteren als kristal. Sieenen in een spons. Meestal weekt men een nieuwo spons een nacht in water, doch dit is dikwijls niet voldoende om de steentjes, die er in zit ten te verwijderen, en hetgezicht kan men er soms leclijk mee krassen. Een afdoend middel om deze steentjes te verwijderen is het volgende: Week de spons 12 uren in gelijke deelen water en azijn en draag er zorg voor, dat de spons geheel bedekt is. Aan het eind van den tijd is al de vloeistof door de spons op gezogen, spoel haar dan uit in warm water en laat haar daar nog eens 12 uur in weeken. Daarna kunt ge de spons uit spoelen in koud water en zij zal zacht eh aangenaam in het gebruik zijn. A?ges!eten patroon ïn linoleum. Bij de goedkoopere soorten linoleum komt het voor dat het patroon op som mige plaatsen geheel verdwijnt, terwijl 't linoleum nog lang niet versleten is. Het eenige „wat er op zit" is de verfkwast ter hand te nemen en den vloer geheel te verven, in een donkere neutrale kleur. Daarna boent men met boenwas. Hageveld. Een hoek kan liefde ademen! Nog nooit tot dusverre heb ik dit zoo gevoeld als bij de lezing in verhand met de overplaatsing van ons Klein-Semi- narie naar Velsen van het Gedenkboek, uitgegeven in 1917 hij gelegenheid van het eeuwfeest van „Hageveld". Allerlei schrijvers zijn daar aan het woord, maar of ge nu mgr. Taskin hoort over de geschiedenis van het seminarie, of professor Wijtenburg over de gods dienstige opvoeding aldaar, of doEerw. Huys over Hagevelds -kapel, of professor Molkenhoer over het literatuur-onderwijs, of dr. Sicking over zijn studieleven te Voorhout, rij allen en ook wie we hier nog niet noemden, zij putten zich uit om toch zoo innig mogelijk over hun geliefd tehuis te getuigen. Men voelt onder het lezen: er is gezocht naar de mooiste uit drukkingen, naar de liefderijkste om schrijvingen, naar de dankbaarste uitin gen omtrent regenten en docenten, naar de meest aantrekkelijke eigenschappen van allen, die met „Hageveld" in betrekking gestaan hebben of toen ter tijde nog ston den, om de lezers maar wel te overtuigen van de heerlijkheid van het oord, van de voortreffelijkheid van studieplan en stu diegeest. En zulks niet om te pralen met wat daar werd geleerd of gedoceerd, doch louter om den indruk te vestigen: welk een uitgezocht seminarium was en is het daar toch! Wie het Gedenkboek uit heeft, gevoelt waarlijk iets van ijverzucht jegens dege nen, die het voorrecht hebben genoten, daar te worden opgeleid. En geen van allen, die er ooit' waren, zal ongetwijfeld Voorhout voorbij sporen, zonder door en over het geboomte te speuren naar de tinnen van het niet uit het geheugen te wisSchen gebouw, dat blijkbaar allen een tweede- tehuis was, minstens even dier baar als hun eerste. Gelukkig bisdom, dat uit zulk een kweek plaats zijn zieleherders betrekt. „Hageveld" is niet altijd te Voorhout geweest: rijn oorsprong ligt te Velsen. In het begin der vorige eeuw bezat de toenmalige Hollandsche Zending twee eigenlijk gezegde Seminariën of Kweek scholen voor geestelijken: een (c rn mond en één to 's Heerenberg, beide Groot-Seminariën, waar de laatste ft gelegd wordt aan de studiën voor het - Priesterschap. Klein-Seminariën war>n evenwel niet en hun gemis word s]ï eenigermate vergoed door do bijzon? Latijnsche scholen in de Zuidelijke r vinciën. Wel werden door jongelieden roeping gevoelden voor den geesteli1 stand, buitenlandscho seminariën 0f' legiën bezocht, doch voldoende was m niet volgens het concilie van Trente overal de oprichting van Seminariën' h bevolen. Zoodra hier te lande de tijden kiem rijp waren, werd de hand aan den pk .gen: de Aartspriester voor Holfa en Zeeland droeg in het begin van 1) de stichting van een Klem-Seminarie aan de WelEerw. Heeren Cornelius s! Bommel een Leidenaar, die later Bi schop van Luik werd en Cornelius h dovicus baron van Wykerslocth, wiens medehelper werd toegevoegd de V/elE^ Heer Wilhelmus Franciscus van Niel, fr vel toen nog maar sub-diaken. Ieder r hen stelde een deel van zijn persoon! vermogen beschikbaar 'Oin aan het verlsj gen van den Aartspriester te voldoe zonder welke offervaardigheid de f niet zoo spoedig haar beslag had krijgen. Het drietal kocht reeds in het fcej van 1817 voor gemeenschappelijke r| ning de uitgestrekte buitenplaats Ji genveld" te -Driehuyzen, gemeente Ve]$ waar den 2den Mei van dat jaar Klein-Seminarie werd geopend en ge tigd bleef tot 184-7, in welk jaar de plaatsing naar Voorhout geschiedde naam „Hageveld" werd toen medeget men, gelijk die nu weer naar Seems!? werd teruggebracht. Het begin was bescheiden: bij den ar vang van den eersten cursus wan omtrent 12 studenten, terwijl het moei viel aan leeraren te komen. Er was dio dagen op de Hollandsche missie k geen overvloed van priesters. IritcgéÉ het aanwezig© getal was ternauwem toereikend om te voldoen aan de gee? lijk© behoeften der parochieën. Nog lang geleden was bovendien het fo Seminari© te Warmond geopend en van professoren te voorzien had men r« eenige priesters aan de zielzorg moS onttrekken. Er was daardoor voor „Sa veld" geen andere weg open, dan staande priesters, leerlingen van Groot-Seminarie, den Regent Van Bo tot medehelpers te geven. Dat was voorwaar een moeilijk kg doch gaandewreg kwam men alle bezwaï glansrijk te bovem Wel trachtte de h leeraar M. Siegenbeelc later de sagf doen post vatten, alsof te „Hageveld" „de domheid georganiseerd" zou zijn, mgr. Van Bommel kon zulks, zich kn pend op het woord: „Een boom laats aan zijn vruchten kennen", afdoend ire leggen, terwijl' ook mgr. Broere, deitij leeraar op „Hageveld", zich ten deze i tig deed gelden. De sage bleek niet Ie vatbaar. In 1825 werd het seminarie op lafi regeering gesloten; wie zich wilde viy reiden voor het priestrschap moest het Collegium Philosoficum te Leuven, staatsinstelling, waaraan men v heidswege nog wel een soort mono; wild© verleenen. Er kwam echter van terecht en zoo mocht in 1830 „ïj veld" weer heropend worden. Mgr. Bommel was intusschen naar Lui! trokken en had toen zijn eigendom» op het landgoed overgedragen aan beid© mede-eigenaren, van wie voorts Eerw. Heer Van Niel overleed, zoodat! Van Wyckerslooth, teen nog profess? Warmond, do eenige eigenaar was; stond het geheel in bruikleen af a: Aartspriester," die den ZeerEerw. Arnoldus Antonius Tomas benoemde ent van het 14 Juni 1830 berops seminarie- Het aantal studenten nam nu gtë toe, wat natuurlijk zeer verblijdend) maar ook zijn -zorgen meebracht: Seminarie inmiddels van uigr. Wykerslooth gekocht voor f 15.00) moest vergroot. Zulks geschiedde koste van f 13.260 in de jaren lfö '37, wat juist bijtijds was, want n bedroeg het aantal studenten £0. M kei© jaren echter was de bevolking' zoo toegenomen, dat een der lceratë een boerderij in de huurt moes'j wonen en men ruimte noodig o\» hebben voor 150 studenten met 'n redigd aantal docenten. Nu kwam de vraag: heclemaal v; wen of verplaatsen? Tot het laatste' besloten, eerstens omdat „Hageveld lijk toch wel wat lastig was gele? het verkeer liet toen nog veel te vet over twèedens omdat anders van' geering weinig toeschietelijkheid ft verwachten. Zij beschouwde immers- en Groot-Seminarie als één geheel slechts tijdelijk de vestiging der „1\ deeling" te Velsen goeedgc-kcurd. In 1845 werd aangekocht het a „Schoonoord" te Voorhout met Regthuis" aan de overzijde der samen voor f 36.024, maar dat „Bes- werd weer gauw van d© hand giw f 7000, zoodat men niet duur uit p verbouwing 'van „Schoonoord f 118.200 vorderde was in 1847 J zoodat na de groote -vacantie van W „Hageveld" naar Voorhout overga bezitting to Velsen werd ver» 16 mille, j Den 16den November 1847 R! nieuw© „Hageveld" plechtig' ingev')- den man, die ook de inzegening rig© huiskapel van het oude in 1 bijgewoond, door mgr. Van V V1- En mgr. Van Bommel, die imffl^ tot de grondvesters behoorde, Augustus '48 de eerste prijsuit1 het nieuwe gebouw bijwonen. Intusschen waren de financier groot en het aantal studer minderde. Bedroeg dit 138 w 1851 was het trapsgewijze» 83. De regent, Antonius Joseph die verbouwing en verplaatsend leid, trok zich dien achteruitga®

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10