erde Blad.
alender der week
ïoil(l?i? ^ng inf"vroes rita-
SGMOOMHeiDlIllI
rdag 8 September 1923
EBa0
Als niet anders wordt aangegeven,
J dezo week iedere H. Mis Gloria,
Credo en heeft de gewone Preiatie.
^IndAG 9 Sept.: 16de Zondag na
ster en. Mis: Miserere. 2de gebed
H Gregorius, Martelaar, 3de A
s Prefatie van de H. Drievuldig-
Kleur: Groen.
do woorden van den H. Paulus
ze Moeder de H. Kerk, dat in onze
Christus wone door het geloof,
gevestigd en vastgoworteld mogen
de liefde van Christus; dat wij die
k mogen kennen, want haar te kennen
hoogste wetenschap. (Epistel).
Jen wij mee met onze Moeder om
-• oote goddelijke gave (Gebed), maar
l wij met nederigheid, want alleen
Pi jderigen geeft God Zijno genadé
P geile). Alleen voor wie Hem in ne-
:ta iejd aanroepen is hij overvloedig in
d? lartigheid en goedheid. (Introïtus).
Q wij aan God, die machtig is en
ren heeft gewerkt (Graduale en Alle-
érs) om Zijne onmisbare hulp in ge-
ins leven (Communio) en om zuive-
loor do kracht van het H. Misoffer,
an den geringsten smet van hoog-
(Stilgebed en Postcommunio).
enf ANDAG 10 Sept. Mis van den H.
laas van Tolentijn, Belijder:
ut pahna (Zie 't Gemeenschappe-
een Belijder op de 2de plaats),
kl Wit.
i h often door een predikatie van een
loo: tijn over do verachting der wereld,
P> e H. Nicolaas in de Orde der Augus-
Zijn kloosterleven, bijna voortda
te Tolention (vandaar zijn naam),
en aaneenschakeling van vasten, ge-
SDAG 11 Sept.: Mis van de H.H.
us on Hyacinthus, Martela-
alus autem (Zie 't Gemeenschappe-
'an meerdere Martelaren op de 3de
1ste gebed. Stil gebed en Post
el unio eigen) 2de gebed A Cunctis, 3de
keuze van den priester, 4de voor
isschop (wegens den verjaardag der
'opskeuze: Zie voor dit gebed de
den verjaardag der keuze of wij-
in den Bisschop). Kleur: Rood.
INSDAG 12 Sept.: Feest van
1 Naam van Maria. Mis: Vul-
uum. Credo. Pref. van de Allerh.
(invullen: En U op het feest).
Wit.
I. Maria, mogen allen, die de ge-
lis vieren van Uw heiligen Naam,
lulp ondervinden. (Kerk. Getijden).
IDERDAG 13 Sept.: Mis van den
;on Zondag. Miserere. Geen
2de Gebed A Cunctis, 3de naar
van den priester. Kleur: Groen:
JDAG 14 Sept.: H. Kruis ver
ing. Mis. Nos autem. Credo. Pref.:
el H. Kruis. Kleur: Rood.
ing Chosroas van Perzië had hij de
e van Jeruzalem het H. Kruis mee-
en naar Perzië. Later overwon,kei-
iraclius Chosroas, die doqr zijn zoon
vermoord werd. Siroës nu vroeg
feraclius zijn rijk terug, welk ver
werd ingewilligd onder bepaalde
larden, waarvan de eerste was, de
[ave van het H. Kruis. Na veertien
in de handen der Perzen te zijn
droeg Heïaclius het op zijn
naar Jeruzalem terug.
TERDAG 15 Sopt.: Feest van!
even Smarten van Maria.
Stabant, 2de gebed (alleen in stille
Missen) v. d. H. Nicodemis. Gra-
en Alleluja-vers als in de Votief-
n door het jaar, maar het tweede
wordt gezegd na de Sequens: Sta
ler. Credo. Pref. |v. d. Allerh.
feuilleton.
dl
4
Bruid van het Kruis
E.
vertaald naar het Duitsch van
.VON HANDEL MAZZETTI.
(Naclruk verboden).
was in d0 Vastenmedidalie?" vroeg
1 op zachten toon. „Pater Zenker
wooi. Zijn Eerw. gaat met zijn
lee
keek hem onverschillig aan. Aan
zag men dat ze wilde zeggen:
hebt gij voor verstand van zulke
onschuldig en onervaren ze ook
begreep ze toch, als hij intuitie
n zuivere ziel, dat, al had ze de-
au pas een paar maal gezien en ge-
er in zijn oog niets heiligs was.
„9i rom <mk Met met hem over
'en spreken. Ze vreesde niet
Itoi. VP.0t a*s de ontheiliging.
mnn1» sPi'oekt ook buiten dat,
h antwoordde zo hem na een
Je,met een voor baar opvallen*
:Serv(!Gndheid- "Moe gaat het mot
P? Oh', heel good, dank Mag ik
|atje ^gdaas bet onderwerp van de
znn.v.urscbner nam plaats op de
Zo 'f- 20 ^ebter bij het groepje
Tau °DSt0 de allesbehalve mooie
Ld a. cn zeide met luide
Rih Sood Icon verstaan:
efstp'v e\bot toch, dat is je toch
211 alles, de kerk en cle Eer-
Maagd (invullen: En U in de doorboring)".
Kleur: Wit.
Wij mogen de smarten onzer Moeder
niet vergeten. Daarom, o Moeder, smeeken
wij U, om Uwe tranen,, om de droeve be
grafenis van Uwen Zoon en om het pur
per zijner Wonden: prent ons diep in het
hart Uwe Smart. (Kerk. Getijden).
A. M. KOK Pr.
Rijpwetering.
CONFLICT TUSSCHEfl GELOOF
EN REUE?
Wanneer de strijd alleen op het gebied
van het verstand moest worden uitgevoch
ten, dan zouden ongetwijfeld de geloovi
gen, die arme dompers, de eindoverwin
ning hiermee hebben behaald. Immers,
als het verstand eenmaal inziet, dat God
gesproken heeft, dan volgt daaruit de
plicht, om dat gesprokene voor waar aan
te nemen. Voor deze eenige consideratie
reeds zoudt gij u gewonnen moeten geven;
want alle mogelijke opwerpingen, die gij
op verstandelijk gebied zoudt kunnen ma
ken, zouden alle bij elkaar genomen in 't
niet verzinken voor deze ééne gedachte:
God heeft het geopenbaard.
Doch ook al zouden wij al uw verstande
lijke opwerpingen één voor één toetsen,
het zou steeds hierop neerkomen: ofwel
gij hebt een verkeerd begrip van hetgeen
de geloovigen aannemen, ofwel: wat cte
wetenschap leert, is zoo heel zeker niet.
Wat b.v. "het eerste betreft: als gij zegt,
dat de katholieke heelden aanbidden,
terwijl aan God alleen aanbidding toe
komt,' dan stuit gij öp een moeielijk-
heid, die gelegen is in onbekendheid met
godsdienstzaken; want laat ik u zeggen:
geen enkele katholiek aanbidt beelden.
Als gij vroeger meendet, dat de geloovi
gen in de lucht hangende stellingen aan
namen, dan kwam dit, omdat gij niet ge
hoord hadt van den redelijken grond,
waarop zij steunen.
Of als gij zegt, dat de katholieke gods
dienst een bloote vormendienst is,
terwijl de ware godsdienst innerlijk be
hoort te zijn, dan hebt gij de moeielijk-
heid wederom aan uw onwetendheid te
danken. De katholieke godsdienst is
juist op de eerste plaats iets innerlijks,
doch door zijn uiterlijke vormen weet hij
dat innerlijke het beste tot zijn recht te
brengen.'
Luister maar eens, wat het Concilie
van Trente over dien zoogenaamden
uiterlijken vormendienst in het midden
brengt, als hot spreekt over de plechtig
heden van de H. Mis. Het zegt: (S&ssio
XXII. cap. V. De Missae caeremoniis et
ritibus.) Daar de natuur der menschen
van dien aard is, dat zij zonder uiter
lijke hulpmiddelen zich niet gemakkelijk
kan opheffen tot de overweging van
goddelijke dingen, heeft de goede Moe
der de Kerk sommigp ritus ingesteld,
dat men nl. eenigo woorden fluisterend,
andere echter met verheffing van stem in
do Mis zou uitspreken. Tevens voegde
zij! Ter caercmonies Ijj, zooals mystici
lce zegeningen, lichten, reukwerk, klee-
cKngstukken, en veel andere dergelijke
dingen volgens apostolische leer en
overlevering, opdat daardoor het groot-
sche van zulk een groot offer in het
licht zou worden gesteld en de harten
der geloovigen door deze zichtbare tee-
kftns van vromen godsdienstzin zouden
worden opgewekt tot de beschouwing der
allerhoogste dingen, welke in dit offer
vervat zijn.
Wat het tweede betreft, nl. dat de we
tenschap van verschillende dingen zoo
heel zeker niet is, kunnen wij ook wel
voorheelden aangeven: in den tijd van
Darwin was het een onomstootelijke
waarheid, dat alles was stof en kracht.
Dat was, dan een vondst der weten
schap. Was men er zoo heel zeker van?
Tegenwoordig is dezo „wetenschappe
lijke" theorie aan lage rwal geraakt,
doet nog wat opgeld hij de socialisten,
die meer direct eigen voordeel dan op
wetenschap azen, maar bij do weten-
w aarde Heer en Totdat er eens een an
dere Heer komt!"
Rita schrok bij deze onaangename on
derbreking en sloeg haar oogen neer.
Moest moeder dan ook juist altijd zulk
soort hatelijkheden zeggen? „Toe Juf
frouw, vertel er ons toch eens wat van!"
zei Armin en hij hoog zijn hoofd zoover tot
hij bijna Rita aanraakte Ze ging een
beetje van hem af en zeide tegen Hirsch-
mann:
„Heeft Uw' broertje de fiets al gepro
beerd? Gaat het al?"
„Hij is er al tweemaal afgevallen en
heeft een schram op zijn neus. Hij is er
zoo trotsch op als een Heidelbergsche stu
dent op het eerste duel-litteeken." Rita
lachte. Armin keek weer woedend naar
den Jood. Deze kneep zijn oogen bijna
dicht van pleizier. Hij genoot ervan, dat
de kleine adellijke beambte zoo verschrik
kelijk jaloersch was. Do beambte had wel
iswaar niet veel grondbezittingen. De
jonge Hirschmann wel! Hij vond Rita
wel aardig, maar was te veel zoon van
een bezitter eener wereldfirma, om een
aardig blond meisje met maar een 200
mille zonder meer, tot zijn levensgezel-
linne te maken. Hirschmann kon, als hij
wou, Aspasia Malachiades, het huis van
Malachiades en Go. met 2 millioen heb
ben, maar hij wou nog graag een
poosje jongeman blijven.
„Juffrouw Greta, wilt u mij nu niet
eens vertellen wat voor onderwerp de
Pater in de Vastenmeditatie'gekozen lieeft
vandaag?" vroeg Armin von Loronzen al.
weer. Het meisje koek hem bijna hoos aan.
„Mijnheer von Lorenzen, mag ik u
vragen: Als u er nit zóóveel belang in
stelt, waarom gaat ge er dan zelf niet
heen?"
„Het kantoor. De plicht!" antwoord-
schap ïs men mannetje voor mannetje
teruggekomen, om allengs hij kris en
kras een „algemeene wereldziel" aan te
hangen. Het is tegenwoordig wetenschap
pelijk, om monist te. zijn en alles, de stof
incluis, voor geest aan te zien. Ook dat
zal wel weer veranderen. Ik wil maar
zeggen, dat die z.g. wetenschappelijke
vondsten zoo sterk niet staan en veel
meer gelijken op modegrillen, dan op de
granieten vestigen der waarheid. Een
ander voorbeeld: een tijdlang stamde de
mensch af van.een aap. Dit was
vooral zoo wetenschappelijk, omdat de
menschen in hun geraamte zooveel op
apen gelijken. Nu heeft die theorie weer
afgedaan. Niet uit een aap maar uit een
oercel stamt mensch. Maar weet
men dat zeker? Dat kan men onmoge
lijk zeker maken; want de geschiedenis
stelt de geleerdheid op dit punt reeds in
i het ongelijk, en met hun instrumenten
en microscopen en pèutermesjes kunnen
de natuurkundigen onmogelijk eenige
duizenden jaren terugloopen, om een on
derzoek in te stellen. Vandaar, dat de
mensch over twintig jaren voor de varia
tie misschien weer uit do drakentanden
van Cadmus zal afstammen. Maar is dat
een uitkomst der wetenschap? En een
zekere uitkomst? Och neen, de we-
tenschappelijken weten hun vondst niet
hooger to brengen dan tot hypothese,
welk geliefkoosd woord niet meer betee-
kent dan veronderstelling. Hoe het ook
zij, het is geheel en al onmogelijk, dat gij
de geloofswaarheden, recht verstaan, en
de zekere uitkomsten der wetenschap
met elkaar in botsing zult kunnen bren
gen.
Integendeel veel van wat de gods
dienst leert, leert ons ook het onbevoor
oordeeld verstand. Herinnert gij u nog,
dat ik de vragen stelde: Bestaat er een
God; hebt gij een onsterfelijke ziel; moet
gij een zedewet onderhouden; zult gij
beloond en bestraft worden. Welnu het
onbevooroordeeld antwoord op deze vra
gen, door de rede gegeven, is hetzelfde
antwoord, hetwelk het geloof u geeft.
Ook do natuurwetenschap doet aan het
geloof geen afbreuk. Gij hebt reeds ge
zien, dat de vondsten, die met het geloof
in strijd zijn, slechts hypothesen zijn.
Gij hebt reeds gezien, dat de natuurwe
tenschap bij de bestrijding van wonderen
zich alleen weet te beroepen op ongekende
natuurkrachten. Eigenaardig, dat de we
tenschap zich beroept op hetgeen zij niet
weet. Van den anderen kant: waar de
wetenschap zekere vondsten aanwijst,
komt zij het geloof te hulp. Wij kunnen
daar niet zoo diep op ingaan. Geven wij
o.a. alleen maar aan dat de beroemde
Pasteur op onomstootelijke gronden heeft
aangetoond, dat het leven onmogelijk
door eigen kracht uit de stof kan ont
wikkeld worden. Dezo vondst staaft de
geloofswaarheid, dat het leven zich niet
uit stof heeft opgewerkt.
Ook de geschiedenis staat het geloof
niet vijandig tegenover. Wij hebben in
tegendeel gezien, dat een blik in de
historie het geloof in het gelijk stelt. We
kunnen er nog bijvoegen, dat de oude
gedenkstukken, welke opgegraven wer
den uit den grond, de oude penningen,
enz. goed bewijsmateriaal leveren voor
het geloof.
Doch indien dit zoo is, is het dan
werkelijk domperij, om te gelooven? O
neen; wanneer alleen de strijd werd ge
voerd op verstandelijk gebied, zon uw
vrijzinnigheid u zeker het gelooven toela
ten.
J. J. VAN SANTÉ, Pr.
„Een nieuwe bloei breekt uit aan d' oude
hoornen". Deze-versregel van ik weet niet
welken dichter kwam mij dezer dagen in
de gedachte teen oen heel mooi boek me
ter lezing werd gegeven- Ik bedoel „Een
Brokkenhuis" van Willem Nieuwenhuis.
Een wonderlijke titel, maar niet onge
past als men weet, dat het boek bestaat
uit meest heel mooie brokken proza over
zeer verschillende onderwerpen. Eenheid
in engcren zin, is er dus in het boek niet.
de hij op gedempten toon, maar toch met
groote zelfbeheersching. „Ge zijt toch ook
hier?"
„Rita!" siste haar Moeder. „Ik vraag
je, wat mankeert je toch?"
„Hier te zijn, is vandaag ook plicht.
antwoordde hij met een lichte buiging
naar de moeder.
In zijn hart werd hij boos op het meisje.
Hij wou proheeren het meisje voor hem
in te nemen en zij ging er maar heele-
maal niet op in. Waarom toch niet? Wat
had ze toch? Maar aArdig was ze, dat
wist de dnog well De koele terug
houdende toon stond haar goed. Ze wist
flink van zich af te spreken. Het was
beter als die akelige verlegen pensionaat
vriendelijkheid. Zou ze misschien hij
zuchtte er van een beetje coquette ge
worden zijn. Pruilde ze om hem te lok
ken?
„Juffrouw Rita, weet u, dat ik bezig
beu een brochure tegen de „Zivilehe" te
schrijven?"
„Zoo," zei ze koel.
„Dat is prachtig! Dat is een degelijk
onderwerp!" riep mevrouw Kürschner
enthousiast, en stond tegelijk van den
divan op en fluisterde haar dochter in 't
oor: „Wat doe je toch? Wat bezielt je?
Wees toch een beetje liever. Ik
vraag het je!"
„Mijnheer von Lorenzen, schrijft u?"
vroeg Hischmann lachend en speelde met
zijn horlogeketting.
„Ja U ook?" snauwde Armin terug.
„Heb je cle juffrouw al gevraagd Sigerl
of zij de feuilleton van gisteren wel ge
lezen heeft?" riep mevrouw Kürschner
nu, dio al duidelijker de situatie be
merkte lusschen haar zoon cn den stillen
aanbidder der aardige blondine.
„Schrijft ge feuilletons?" vroeg Armin.
En ïocK een prachtige eenheid in zooverre
dat proza de uiting is van een Roomacha'
ziel, niet oen bekrompen enl formalistische
Roomsche ziel, maar Oen die wijd schouwt
en diep doordringt.
De heer Nieuwenhuis behoort tot do
jongere schrijvers, die iets, die heel veel
te vertellen; hebben, die heel het leven en
do kunst strenig cfitisch toetsen aan hun
eigen hoog en zuiver inzicht; die het ge
heel e leven willen; doordringen van Room-
ache schoonheid.
Met Feber, Kees Mekel en enkele an
deren behoort hij tot een gaaf en zuiver
ras, dat zijn idealen zeer hoog stelt en
machtige invloeden kan uitoefenen op den
litterairen smaak van ons lezend publiek.
In „Een Brokkenihuis" vinden we in de
eerste plaats een studie over Goethe's
Faus't.
En het doet goed, hier heel zuiver om
lijnd een oordeel over Goethe en zijn le
venswerk te vinden.
Daarna volgen „Overpeinzingen van een
Amsterdammer", meestal korte impressies
van zeer vers drillenden aard, dikwijls be
trekking hebbend op de aspecten der na-
tuur gezien aan de Amsterdamsche grach
ten, altijd zich verdiepend tot een eeuwig
heidsperspectief.
Verder vinden we ér beschouwingen over
den grooten visionair Benson, over den
socialistischen dichter Adama van Schel-
tema, over Dante, een aantal tooneelcri-
tieken, alles even zakelijk en diep door
dacht in een zeer schoone taal.
Het slot wordt weer gevormd door een
aantal ..Brokkelingen" schoone, poëtische
prozastukjes.
Ik laat hier een der „Overpeinzingen
van een Amsterdammer" volgen, waarin
op schoone wijze de kleurige weemoeds-
droom van dén herfst wordt beschreven.
Maar de overpeinzing gaat dieper en
wijst er op hoe onze aardsche ommegang
wegsterft in kleuren, terwijl het diepere,
reinere licht der Eeuwigheid doorbreekt
voor de scheidende ziél.
SEPTEMBER.
Zooals in Holland de lente komt in een
langen verliefden-twist van zon en wind,
zoo is de herfst een lang afscheid in een
décor van vallende Maren en vochte geu
ren. Holland maakt zich langzaam los
uit de omarming van den zomer. Statig
als een odelvrouwe», komt dan do herfst
over do landen en langzaam ruischt zijn
ldeed van wingerdrood en goud door do
boaschen
De bladeren vlekten aan de J$bmen,
ieder jaar, en ieder jaar moet ik mijme
rend denken aan een schilderij van den
niet sterken, maar fijnen Gaston le Touche
dat zoo de stemming van herfst roman
tisch vertolkt. Door het bosch, waarin de
gouden bldren roerloos vallen als zonne
vlekken, en de herfstwind de allengs ka
ler takken schudt, rijdt de gulden kales
door een der nauwe bronzen lanen. In de
kales een nxan en een vrouw, de hoofden
naar elkaar toegebogen, in de sprakelooze
vreugde van den zwijgenden tocht. "Waar
heen? Wie weet1? Doch de tragifcche
pracht der liefde is nooit zoo schoon, zoo
gulden en roerloos, als in de lange minu
ten voor het scheiden. En de tragische
pracht van het jaar is nooit zoo schoon,
als wanneer de weken voorhij drijven naar
Sint Sylvester. De bladeren dorren en ver
schrompelen met opgezette aderen en als
de zorgendp hand van oude moeders be
ven zij in den killen wind. De velden zien
bruin en roestkleurig als het vale kleed,
dat de genakende ouderdom kiest. En de
witte nevels van morgen en avond doen
denken aan het gesponnen zilvergrijs van
oude hoofden^ die gebogen zijn, als zoch
ten ze een plaats in de koele aarde
Wanneer ik in het bronzen grachtwater
de gele bladeren zie drijven, dan is de zo
mer in Amsterdam voorbijgegaan. Het
wordt herfst in de stad. Het licht schijnt
te krimpen met iederen dag. Reeds vroeg
in dien avond hangt een vale schaduw over
de huizen1; de lichten glimmen langs de
straten; en over de hoornen is een bruin
waas gespreid. De lauwe vochtige wind
speelt met den bladertooi en het navrante
krijgertjesspel der havelooze herfstblade
ren begint langs grachten en lanen. Nog
zijn de dagen stil. Doch 't is alsof de hoo
rnen reeds te wachten staan tot de laatste
„Ik heb óók feuilletons geschreven
toen ik student was!"
„Südermann en Vorst Wrede schrijven
óók feuilletons," merkte mevrouw Hirsch
mann op. „Sarasate speelt viool en ook
het zoontje van onzen kruidenier. Leen-
back maakt een portret van Bismarck en
een karikatuurteekenaar maakt er ook
een. Chamberlain is een politicus, maar
de politiek maakt een mijnheer von Lo
renzen beambte aan het Ministerie! Maar
wie zegt mij nu, dat hij de knapste is.
Wie?"
De voor luim vatbare gasten hadden
schik in het geval en vlasten op nog meer.
Diegenen, die niet ?oo geestig waren aan
gelegd, trokken onnoozele gezichten en
vroegen: „Wie? Wat?"
Armin beet zich op de lippen, en me
vrouw Kürschner zeide:
„Mag ik u er even opmerkzaam op
maken, Mevr. Hischmann, dat een dege
lijk ambtenaar alle Ministers de loef kan
afsteken." Daar dacht ze plotseling aan
den mooien Minister met de fijne handen
en de beeldige oogenen ze nam zioh
voor te zwijgen.
„Leest ge niet regelmatig het extra-
blad, mejuffrouw?" vroeg Hirschmann.
„Neen, mijnheer Hirschmann," antwoord
de Rita vriendelijk. „Ik lees over het al
gemeen weinig in de courant
Mama kreeg een kleur als een kalkoen
en ging achter on de sofa zitten. Die Rita
doet zich ook zoo onnoozel voor. „Ik lees
bijua niet in de courant."
„Mag ik mij de eer veroorloven u mijn
feuilleton, een klein onbeduidend stukje
werk, aan te bieden?" vroeg Hirschner.
Hij haalde uit zijn binnenzak een in vie
ren gevouwen courant te voorschijn. Ze
nam het blad aan en vouwde het open.
„Hier, als u het belieft!" Hirschmann
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
GIJ ZULT GEEN VALSCHE
GETUIGENIS GEVEN.
Waarheid is toch zoo schoon! Waarheid
wordt zoo bemind. als 't niet te veel
kost!.; Waarheid is het karakterstem
pel op iemands leven en werk! Wie waar
duifi zijn tegenover iedereen, vooral te-;
genover zichzelf... heeft het in de karak
tersterkte vèr gebracht. Wie waar is.
altijd waar en tegenover alles waar: is
een held(in). „De waarheid zal u vrijma-;
ken!" De waarheid, de Christelijke waar
heid over leven en dood, over de waarde
der levensgoederen, over de onderlinge
verhouding der schepselen, over de groote
waarde en daarnaast de groote ijdelheid
van den tijd en het tijdelijke!
Maar liegen, dat de menschen doen, lie
gen, dat men voelen kan dat 't niet
waar is! Nu, dat is nog niet altijd het erg
ste, maar wanneer men 't niet voelen
kan, dan is 't erg! Waar worden de leu
genaars gekweekt? Waar worden de leu
genachtige lippen gevormd die „den Heer
een gruwel zijn"?In 't gezin vooral,
waarin de kinderen in een sfeer van on
waarheid leven. Wij spreken nu niet over
de leugentjes die het kind verzint uit
nood of ook wel uit 'n onverklaarbaren
drang om iets onwaars te zeggen of leu
gens uit vrees; maar het bewust-zich-zelf
of anderen bedriegen, niet voor de waar
heid uitkomen. Juist de moeilijkheid, die
overwonnen wordt om voor de waarheid
te durven getuigen, is zulk een voorname
factor in de wilsvorming. Wie voor de
waarheid iets heeft geleden, begint de
karaktersterkte te krijgen, die een van de
schoone waarheidsproducten uitmaakt.
Zoo moeten wij dus in het practische
leven onzen kinderen het voorbeeld geven
van waarheidsliefde. Niet het kincl onze
leugenachtige boodschappen laten over
brengen of hun iets wijs-maken aan*
gaande sommige inconsequence's van
onze levenswijze.Wat laten wij vaak
vele kleine goede werken na en begaan
vele kleine (of groote?) verzuimenissen.
onder het mom van zelfverontschuldi
ging! Denkt toch nooit dat uw kin
deren n niet „in de gaten hebben". Zij
kennen ons zoo door en door, beter dan
wie ter wereld. Het kinderoog ziet zoo
scherp, dat het maar ingebeelde hoofdpijn
isi die ons onszelf doet verontschuldigen
van veelvuldige Communie, van vasten of
verstening. Zij bemerken zoo spoedig,
dat het verkapte gemakzucht is, dio be
weert dat wij geen tijd hebben om met
de kinderen mee naar de Kerk te gaan of
datwij te zwak zijn om daarvoor iets
vroeger op te slaan! Onze scherp-ziende
kinderen bemerken spoedig dat hebzucht
of zelfs gierigheid of onbarmhartigheid
ons wijsmaken dat wij den naaste dezen
of genen dienst niet kunnen(l) bewij
zen Onze kinderen voelen het weldra
zoo sterk, dat het heel wat anders dan de
zorg is, die ons den geheelen dag soms
met een citroen-gezicht doet loopen!
Als vader of moeder vaak 's morgens zoo
mopperig en vervelend zijn, dan weten zij
weldra dat die praatjes van „zoo sterk ge
slapen!" maar „praatjes voor de vaak"
zijn! enz., enz., enz
Wat zou de lijst van voorbeelden uit te
breiden zijn, waarin wij onszelf bedrie
gen, onze kinderen trachten te bedriegen
en ons onsterfelijk bespottelijk ma
ken
Alléén: „de 'waarheid zal u vrij-;
maken!"
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
HageveldVoorhout.
stormen komen, die den winter meevoe
ren. in hun adem en geluid. Tot de wild*
regen met spolrige vingers tokkelt aan de
vensters en de wind met klagende stem.
door de sidderende boomkruinen vaart, de
armzalige resten van haar tooisel mee-
sleiu-end, Dan wringen de takken als ont
vleesde vingers in het geweldige knekel
wees met zijn vinger het feuilleton aan.
„Rita, dat kun je toch later ook nog
wel lezen," zeide haar Moeder. „Mijnheer
Hirschmann zal 't je wel willen leenen,
anders laat ik de courant even aan de
drukkerij halen.
Het meisje had echter den aanlokkenden
titel al gelezen. „Hét eeuwig^ plebs tus-
schen het volk." En nu ze dat eenmaal ge-i
lezen had, werd ze zoo nieuwsgierig en
zóó door de inleiding meegesleept, dat ze
al gauw alles en iedereen vergat en geeü
oogen had voor wat er om haar heen be
sproken werd. Het artikel wat Sigmund.
Hirschmann junior beroemder zal maken
dan Sigmund Hirschmann senior, han
delde over het anarchisme. Het was niet
tegen te spreken, dat Hirschmann geestig
was. Menschen, die geen oordeel hebb ?n,
zooals Rita b.v., zullen hem zelfs geestiger.,
vinden als hij in werkelijkheid wel is.
Hirschmann zei o.a.: „Het anarchisme is
géén voortvloeisel uit onzen lijd. Het is
een nieuwe vorm van de brutaliteit van!
het plebs onder het volk. Het is twistziek
en roofzuchtig en wel in de ergste graad.
Men moet nu eens eindelijk ophouden'
met het: Opent uw beurzen, gij milliof
nairs en kapitalisten! Bouwt kerken, bidt*
gij volkeren! enz., enz. De moordwoede bij
de menschen was er al voor duizend jaarv
Het bestond al voor dat er millionaire oï
vrijmetselaars waren. De moordenaars*
woede is ongezond, daar de normal*
mensch noch goed ,noch slecht is.
Het anarchisme moet als een ziekte he*
schouwd en behandeld worden. Men gaat!
het tegen door het allereenvoudigst*
middel en in vergevorderd stadium ge«
bruikt men de operatie.
Burgerlijk Huwelijk.
(Wordt vervolgd.).