erde Blad. alender der week ïoil(l?i? ^ng inf"vroes rita- SGMOOMHeiDlIllI rdag 8 September 1923 EBa0 Als niet anders wordt aangegeven, J dezo week iedere H. Mis Gloria, Credo en heeft de gewone Preiatie. ^IndAG 9 Sept.: 16de Zondag na ster en. Mis: Miserere. 2de gebed H Gregorius, Martelaar, 3de A s Prefatie van de H. Drievuldig- Kleur: Groen. do woorden van den H. Paulus ze Moeder de H. Kerk, dat in onze Christus wone door het geloof, gevestigd en vastgoworteld mogen de liefde van Christus; dat wij die k mogen kennen, want haar te kennen hoogste wetenschap. (Epistel). Jen wij mee met onze Moeder om -• oote goddelijke gave (Gebed), maar l wij met nederigheid, want alleen Pi jderigen geeft God Zijno genadé P geile). Alleen voor wie Hem in ne- :ta iejd aanroepen is hij overvloedig in d? lartigheid en goedheid. (Introïtus). Q wij aan God, die machtig is en ren heeft gewerkt (Graduale en Alle- érs) om Zijne onmisbare hulp in ge- ins leven (Communio) en om zuive- loor do kracht van het H. Misoffer, an den geringsten smet van hoog- (Stilgebed en Postcommunio). enf ANDAG 10 Sept. Mis van den H. laas van Tolentijn, Belijder: ut pahna (Zie 't Gemeenschappe- een Belijder op de 2de plaats), kl Wit. i h often door een predikatie van een loo: tijn over do verachting der wereld, P> e H. Nicolaas in de Orde der Augus- Zijn kloosterleven, bijna voortda te Tolention (vandaar zijn naam), en aaneenschakeling van vasten, ge- SDAG 11 Sept.: Mis van de H.H. us on Hyacinthus, Martela- alus autem (Zie 't Gemeenschappe- 'an meerdere Martelaren op de 3de 1ste gebed. Stil gebed en Post el unio eigen) 2de gebed A Cunctis, 3de keuze van den priester, 4de voor isschop (wegens den verjaardag der 'opskeuze: Zie voor dit gebed de den verjaardag der keuze of wij- in den Bisschop). Kleur: Rood. INSDAG 12 Sept.: Feest van 1 Naam van Maria. Mis: Vul- uum. Credo. Pref. van de Allerh. (invullen: En U op het feest). Wit. I. Maria, mogen allen, die de ge- lis vieren van Uw heiligen Naam, lulp ondervinden. (Kerk. Getijden). IDERDAG 13 Sept.: Mis van den ;on Zondag. Miserere. Geen 2de Gebed A Cunctis, 3de naar van den priester. Kleur: Groen: JDAG 14 Sept.: H. Kruis ver ing. Mis. Nos autem. Credo. Pref.: el H. Kruis. Kleur: Rood. ing Chosroas van Perzië had hij de e van Jeruzalem het H. Kruis mee- en naar Perzië. Later overwon,kei- iraclius Chosroas, die doqr zijn zoon vermoord werd. Siroës nu vroeg feraclius zijn rijk terug, welk ver werd ingewilligd onder bepaalde larden, waarvan de eerste was, de [ave van het H. Kruis. Na veertien in de handen der Perzen te zijn droeg Heïaclius het op zijn naar Jeruzalem terug. TERDAG 15 Sopt.: Feest van! even Smarten van Maria. Stabant, 2de gebed (alleen in stille Missen) v. d. H. Nicodemis. Gra- en Alleluja-vers als in de Votief- n door het jaar, maar het tweede wordt gezegd na de Sequens: Sta ler. Credo. Pref. |v. d. Allerh. feuilleton. dl 4 Bruid van het Kruis E. vertaald naar het Duitsch van .VON HANDEL MAZZETTI. (Naclruk verboden). was in d0 Vastenmedidalie?" vroeg 1 op zachten toon. „Pater Zenker wooi. Zijn Eerw. gaat met zijn lee keek hem onverschillig aan. Aan zag men dat ze wilde zeggen: hebt gij voor verstand van zulke onschuldig en onervaren ze ook begreep ze toch, als hij intuitie n zuivere ziel, dat, al had ze de- au pas een paar maal gezien en ge- er in zijn oog niets heiligs was. „9i rom <mk Met met hem over 'en spreken. Ze vreesde niet Itoi. VP.0t a*s de ontheiliging. mnn1» sPi'oekt ook buiten dat, h antwoordde zo hem na een Je,met een voor baar opvallen* :Serv(!Gndheid- "Moe gaat het mot P? Oh', heel good, dank Mag ik |atje ^gdaas bet onderwerp van de znn.v.urscbner nam plaats op de Zo 'f- 20 ^ebter bij het groepje Tau °DSt0 de allesbehalve mooie Ld a. cn zeide met luide Rih Sood Icon verstaan: efstp'v e\bot toch, dat is je toch 211 alles, de kerk en cle Eer- Maagd (invullen: En U in de doorboring)". Kleur: Wit. Wij mogen de smarten onzer Moeder niet vergeten. Daarom, o Moeder, smeeken wij U, om Uwe tranen,, om de droeve be grafenis van Uwen Zoon en om het pur per zijner Wonden: prent ons diep in het hart Uwe Smart. (Kerk. Getijden). A. M. KOK Pr. Rijpwetering. CONFLICT TUSSCHEfl GELOOF EN REUE? Wanneer de strijd alleen op het gebied van het verstand moest worden uitgevoch ten, dan zouden ongetwijfeld de geloovi gen, die arme dompers, de eindoverwin ning hiermee hebben behaald. Immers, als het verstand eenmaal inziet, dat God gesproken heeft, dan volgt daaruit de plicht, om dat gesprokene voor waar aan te nemen. Voor deze eenige consideratie reeds zoudt gij u gewonnen moeten geven; want alle mogelijke opwerpingen, die gij op verstandelijk gebied zoudt kunnen ma ken, zouden alle bij elkaar genomen in 't niet verzinken voor deze ééne gedachte: God heeft het geopenbaard. Doch ook al zouden wij al uw verstande lijke opwerpingen één voor één toetsen, het zou steeds hierop neerkomen: ofwel gij hebt een verkeerd begrip van hetgeen de geloovigen aannemen, ofwel: wat cte wetenschap leert, is zoo heel zeker niet. Wat b.v. "het eerste betreft: als gij zegt, dat de katholieke heelden aanbidden, terwijl aan God alleen aanbidding toe komt,' dan stuit gij öp een moeielijk- heid, die gelegen is in onbekendheid met godsdienstzaken; want laat ik u zeggen: geen enkele katholiek aanbidt beelden. Als gij vroeger meendet, dat de geloovi gen in de lucht hangende stellingen aan namen, dan kwam dit, omdat gij niet ge hoord hadt van den redelijken grond, waarop zij steunen. Of als gij zegt, dat de katholieke gods dienst een bloote vormendienst is, terwijl de ware godsdienst innerlijk be hoort te zijn, dan hebt gij de moeielijk- heid wederom aan uw onwetendheid te danken. De katholieke godsdienst is juist op de eerste plaats iets innerlijks, doch door zijn uiterlijke vormen weet hij dat innerlijke het beste tot zijn recht te brengen.' Luister maar eens, wat het Concilie van Trente over dien zoogenaamden uiterlijken vormendienst in het midden brengt, als hot spreekt over de plechtig heden van de H. Mis. Het zegt: (S&ssio XXII. cap. V. De Missae caeremoniis et ritibus.) Daar de natuur der menschen van dien aard is, dat zij zonder uiter lijke hulpmiddelen zich niet gemakkelijk kan opheffen tot de overweging van goddelijke dingen, heeft de goede Moe der de Kerk sommigp ritus ingesteld, dat men nl. eenigo woorden fluisterend, andere echter met verheffing van stem in do Mis zou uitspreken. Tevens voegde zij! Ter caercmonies Ijj, zooals mystici lce zegeningen, lichten, reukwerk, klee- cKngstukken, en veel andere dergelijke dingen volgens apostolische leer en overlevering, opdat daardoor het groot- sche van zulk een groot offer in het licht zou worden gesteld en de harten der geloovigen door deze zichtbare tee- kftns van vromen godsdienstzin zouden worden opgewekt tot de beschouwing der allerhoogste dingen, welke in dit offer vervat zijn. Wat het tweede betreft, nl. dat de we tenschap van verschillende dingen zoo heel zeker niet is, kunnen wij ook wel voorheelden aangeven: in den tijd van Darwin was het een onomstootelijke waarheid, dat alles was stof en kracht. Dat was, dan een vondst der weten schap. Was men er zoo heel zeker van? Tegenwoordig is dezo „wetenschappe lijke" theorie aan lage rwal geraakt, doet nog wat opgeld hij de socialisten, die meer direct eigen voordeel dan op wetenschap azen, maar bij do weten- w aarde Heer en Totdat er eens een an dere Heer komt!" Rita schrok bij deze onaangename on derbreking en sloeg haar oogen neer. Moest moeder dan ook juist altijd zulk soort hatelijkheden zeggen? „Toe Juf frouw, vertel er ons toch eens wat van!" zei Armin en hij hoog zijn hoofd zoover tot hij bijna Rita aanraakte Ze ging een beetje van hem af en zeide tegen Hirsch- mann: „Heeft Uw' broertje de fiets al gepro beerd? Gaat het al?" „Hij is er al tweemaal afgevallen en heeft een schram op zijn neus. Hij is er zoo trotsch op als een Heidelbergsche stu dent op het eerste duel-litteeken." Rita lachte. Armin keek weer woedend naar den Jood. Deze kneep zijn oogen bijna dicht van pleizier. Hij genoot ervan, dat de kleine adellijke beambte zoo verschrik kelijk jaloersch was. Do beambte had wel iswaar niet veel grondbezittingen. De jonge Hirschmann wel! Hij vond Rita wel aardig, maar was te veel zoon van een bezitter eener wereldfirma, om een aardig blond meisje met maar een 200 mille zonder meer, tot zijn levensgezel- linne te maken. Hirschmann kon, als hij wou, Aspasia Malachiades, het huis van Malachiades en Go. met 2 millioen heb ben, maar hij wou nog graag een poosje jongeman blijven. „Juffrouw Greta, wilt u mij nu niet eens vertellen wat voor onderwerp de Pater in de Vastenmeditatie'gekozen lieeft vandaag?" vroeg Armin von Loronzen al. weer. Het meisje koek hem bijna hoos aan. „Mijnheer von Lorenzen, mag ik u vragen: Als u er nit zóóveel belang in stelt, waarom gaat ge er dan zelf niet heen?" „Het kantoor. De plicht!" antwoord- schap ïs men mannetje voor mannetje teruggekomen, om allengs hij kris en kras een „algemeene wereldziel" aan te hangen. Het is tegenwoordig wetenschap pelijk, om monist te. zijn en alles, de stof incluis, voor geest aan te zien. Ook dat zal wel weer veranderen. Ik wil maar zeggen, dat die z.g. wetenschappelijke vondsten zoo sterk niet staan en veel meer gelijken op modegrillen, dan op de granieten vestigen der waarheid. Een ander voorbeeld: een tijdlang stamde de mensch af van.een aap. Dit was vooral zoo wetenschappelijk, omdat de menschen in hun geraamte zooveel op apen gelijken. Nu heeft die theorie weer afgedaan. Niet uit een aap maar uit een oercel stamt mensch. Maar weet men dat zeker? Dat kan men onmoge lijk zeker maken; want de geschiedenis stelt de geleerdheid op dit punt reeds in i het ongelijk, en met hun instrumenten en microscopen en pèutermesjes kunnen de natuurkundigen onmogelijk eenige duizenden jaren terugloopen, om een on derzoek in te stellen. Vandaar, dat de mensch over twintig jaren voor de varia tie misschien weer uit do drakentanden van Cadmus zal afstammen. Maar is dat een uitkomst der wetenschap? En een zekere uitkomst? Och neen, de we- tenschappelijken weten hun vondst niet hooger to brengen dan tot hypothese, welk geliefkoosd woord niet meer betee- kent dan veronderstelling. Hoe het ook zij, het is geheel en al onmogelijk, dat gij de geloofswaarheden, recht verstaan, en de zekere uitkomsten der wetenschap met elkaar in botsing zult kunnen bren gen. Integendeel veel van wat de gods dienst leert, leert ons ook het onbevoor oordeeld verstand. Herinnert gij u nog, dat ik de vragen stelde: Bestaat er een God; hebt gij een onsterfelijke ziel; moet gij een zedewet onderhouden; zult gij beloond en bestraft worden. Welnu het onbevooroordeeld antwoord op deze vra gen, door de rede gegeven, is hetzelfde antwoord, hetwelk het geloof u geeft. Ook do natuurwetenschap doet aan het geloof geen afbreuk. Gij hebt reeds ge zien, dat de vondsten, die met het geloof in strijd zijn, slechts hypothesen zijn. Gij hebt reeds gezien, dat de natuurwe tenschap bij de bestrijding van wonderen zich alleen weet te beroepen op ongekende natuurkrachten. Eigenaardig, dat de we tenschap zich beroept op hetgeen zij niet weet. Van den anderen kant: waar de wetenschap zekere vondsten aanwijst, komt zij het geloof te hulp. Wij kunnen daar niet zoo diep op ingaan. Geven wij o.a. alleen maar aan dat de beroemde Pasteur op onomstootelijke gronden heeft aangetoond, dat het leven onmogelijk door eigen kracht uit de stof kan ont wikkeld worden. Dezo vondst staaft de geloofswaarheid, dat het leven zich niet uit stof heeft opgewerkt. Ook de geschiedenis staat het geloof niet vijandig tegenover. Wij hebben in tegendeel gezien, dat een blik in de historie het geloof in het gelijk stelt. We kunnen er nog bijvoegen, dat de oude gedenkstukken, welke opgegraven wer den uit den grond, de oude penningen, enz. goed bewijsmateriaal leveren voor het geloof. Doch indien dit zoo is, is het dan werkelijk domperij, om te gelooven? O neen; wanneer alleen de strijd werd ge voerd op verstandelijk gebied, zon uw vrijzinnigheid u zeker het gelooven toela ten. J. J. VAN SANTÉ, Pr. „Een nieuwe bloei breekt uit aan d' oude hoornen". Deze-versregel van ik weet niet welken dichter kwam mij dezer dagen in de gedachte teen oen heel mooi boek me ter lezing werd gegeven- Ik bedoel „Een Brokkenhuis" van Willem Nieuwenhuis. Een wonderlijke titel, maar niet onge past als men weet, dat het boek bestaat uit meest heel mooie brokken proza over zeer verschillende onderwerpen. Eenheid in engcren zin, is er dus in het boek niet. de hij op gedempten toon, maar toch met groote zelfbeheersching. „Ge zijt toch ook hier?" „Rita!" siste haar Moeder. „Ik vraag je, wat mankeert je toch?" „Hier te zijn, is vandaag ook plicht. antwoordde hij met een lichte buiging naar de moeder. In zijn hart werd hij boos op het meisje. Hij wou proheeren het meisje voor hem in te nemen en zij ging er maar heele- maal niet op in. Waarom toch niet? Wat had ze toch? Maar aArdig was ze, dat wist de dnog well De koele terug houdende toon stond haar goed. Ze wist flink van zich af te spreken. Het was beter als die akelige verlegen pensionaat vriendelijkheid. Zou ze misschien hij zuchtte er van een beetje coquette ge worden zijn. Pruilde ze om hem te lok ken? „Juffrouw Rita, weet u, dat ik bezig beu een brochure tegen de „Zivilehe" te schrijven?" „Zoo," zei ze koel. „Dat is prachtig! Dat is een degelijk onderwerp!" riep mevrouw Kürschner enthousiast, en stond tegelijk van den divan op en fluisterde haar dochter in 't oor: „Wat doe je toch? Wat bezielt je? Wees toch een beetje liever. Ik vraag het je!" „Mijnheer von Lorenzen, schrijft u?" vroeg Hischmann lachend en speelde met zijn horlogeketting. „Ja U ook?" snauwde Armin terug. „Heb je cle juffrouw al gevraagd Sigerl of zij de feuilleton van gisteren wel ge lezen heeft?" riep mevrouw Kürschner nu, dio al duidelijker de situatie be merkte lusschen haar zoon cn den stillen aanbidder der aardige blondine. „Schrijft ge feuilletons?" vroeg Armin. En ïocK een prachtige eenheid in zooverre dat proza de uiting is van een Roomacha' ziel, niet oen bekrompen enl formalistische Roomsche ziel, maar Oen die wijd schouwt en diep doordringt. De heer Nieuwenhuis behoort tot do jongere schrijvers, die iets, die heel veel te vertellen; hebben, die heel het leven en do kunst strenig cfitisch toetsen aan hun eigen hoog en zuiver inzicht; die het ge heel e leven willen; doordringen van Room- ache schoonheid. Met Feber, Kees Mekel en enkele an deren behoort hij tot een gaaf en zuiver ras, dat zijn idealen zeer hoog stelt en machtige invloeden kan uitoefenen op den litterairen smaak van ons lezend publiek. In „Een Brokkenihuis" vinden we in de eerste plaats een studie over Goethe's Faus't. En het doet goed, hier heel zuiver om lijnd een oordeel over Goethe en zijn le venswerk te vinden. Daarna volgen „Overpeinzingen van een Amsterdammer", meestal korte impressies van zeer vers drillenden aard, dikwijls be trekking hebbend op de aspecten der na- tuur gezien aan de Amsterdamsche grach ten, altijd zich verdiepend tot een eeuwig heidsperspectief. Verder vinden we ér beschouwingen over den grooten visionair Benson, over den socialistischen dichter Adama van Schel- tema, over Dante, een aantal tooneelcri- tieken, alles even zakelijk en diep door dacht in een zeer schoone taal. Het slot wordt weer gevormd door een aantal ..Brokkelingen" schoone, poëtische prozastukjes. Ik laat hier een der „Overpeinzingen van een Amsterdammer" volgen, waarin op schoone wijze de kleurige weemoeds- droom van dén herfst wordt beschreven. Maar de overpeinzing gaat dieper en wijst er op hoe onze aardsche ommegang wegsterft in kleuren, terwijl het diepere, reinere licht der Eeuwigheid doorbreekt voor de scheidende ziél. SEPTEMBER. Zooals in Holland de lente komt in een langen verliefden-twist van zon en wind, zoo is de herfst een lang afscheid in een décor van vallende Maren en vochte geu ren. Holland maakt zich langzaam los uit de omarming van den zomer. Statig als een odelvrouwe», komt dan do herfst over do landen en langzaam ruischt zijn ldeed van wingerdrood en goud door do boaschen De bladeren vlekten aan de J$bmen, ieder jaar, en ieder jaar moet ik mijme rend denken aan een schilderij van den niet sterken, maar fijnen Gaston le Touche dat zoo de stemming van herfst roman tisch vertolkt. Door het bosch, waarin de gouden bldren roerloos vallen als zonne vlekken, en de herfstwind de allengs ka ler takken schudt, rijdt de gulden kales door een der nauwe bronzen lanen. In de kales een nxan en een vrouw, de hoofden naar elkaar toegebogen, in de sprakelooze vreugde van den zwijgenden tocht. "Waar heen? Wie weet1? Doch de tragifcche pracht der liefde is nooit zoo schoon, zoo gulden en roerloos, als in de lange minu ten voor het scheiden. En de tragische pracht van het jaar is nooit zoo schoon, als wanneer de weken voorhij drijven naar Sint Sylvester. De bladeren dorren en ver schrompelen met opgezette aderen en als de zorgendp hand van oude moeders be ven zij in den killen wind. De velden zien bruin en roestkleurig als het vale kleed, dat de genakende ouderdom kiest. En de witte nevels van morgen en avond doen denken aan het gesponnen zilvergrijs van oude hoofden^ die gebogen zijn, als zoch ten ze een plaats in de koele aarde Wanneer ik in het bronzen grachtwater de gele bladeren zie drijven, dan is de zo mer in Amsterdam voorbijgegaan. Het wordt herfst in de stad. Het licht schijnt te krimpen met iederen dag. Reeds vroeg in dien avond hangt een vale schaduw over de huizen1; de lichten glimmen langs de straten; en over de hoornen is een bruin waas gespreid. De lauwe vochtige wind speelt met den bladertooi en het navrante krijgertjesspel der havelooze herfstblade ren begint langs grachten en lanen. Nog zijn de dagen stil. Doch 't is alsof de hoo rnen reeds te wachten staan tot de laatste „Ik heb óók feuilletons geschreven toen ik student was!" „Südermann en Vorst Wrede schrijven óók feuilletons," merkte mevrouw Hirsch mann op. „Sarasate speelt viool en ook het zoontje van onzen kruidenier. Leen- back maakt een portret van Bismarck en een karikatuurteekenaar maakt er ook een. Chamberlain is een politicus, maar de politiek maakt een mijnheer von Lo renzen beambte aan het Ministerie! Maar wie zegt mij nu, dat hij de knapste is. Wie?" De voor luim vatbare gasten hadden schik in het geval en vlasten op nog meer. Diegenen, die niet ?oo geestig waren aan gelegd, trokken onnoozele gezichten en vroegen: „Wie? Wat?" Armin beet zich op de lippen, en me vrouw Kürschner zeide: „Mag ik u er even opmerkzaam op maken, Mevr. Hischmann, dat een dege lijk ambtenaar alle Ministers de loef kan afsteken." Daar dacht ze plotseling aan den mooien Minister met de fijne handen en de beeldige oogenen ze nam zioh voor te zwijgen. „Leest ge niet regelmatig het extra- blad, mejuffrouw?" vroeg Hirschmann. „Neen, mijnheer Hirschmann," antwoord de Rita vriendelijk. „Ik lees over het al gemeen weinig in de courant Mama kreeg een kleur als een kalkoen en ging achter on de sofa zitten. Die Rita doet zich ook zoo onnoozel voor. „Ik lees bijua niet in de courant." „Mag ik mij de eer veroorloven u mijn feuilleton, een klein onbeduidend stukje werk, aan te bieden?" vroeg Hirschner. Hij haalde uit zijn binnenzak een in vie ren gevouwen courant te voorschijn. Ze nam het blad aan en vouwde het open. „Hier, als u het belieft!" Hirschmann ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. GIJ ZULT GEEN VALSCHE GETUIGENIS GEVEN. Waarheid is toch zoo schoon! Waarheid wordt zoo bemind. als 't niet te veel kost!.; Waarheid is het karakterstem pel op iemands leven en werk! Wie waar duifi zijn tegenover iedereen, vooral te-; genover zichzelf... heeft het in de karak tersterkte vèr gebracht. Wie waar is. altijd waar en tegenover alles waar: is een held(in). „De waarheid zal u vrijma-; ken!" De waarheid, de Christelijke waar heid over leven en dood, over de waarde der levensgoederen, over de onderlinge verhouding der schepselen, over de groote waarde en daarnaast de groote ijdelheid van den tijd en het tijdelijke! Maar liegen, dat de menschen doen, lie gen, dat men voelen kan dat 't niet waar is! Nu, dat is nog niet altijd het erg ste, maar wanneer men 't niet voelen kan, dan is 't erg! Waar worden de leu genaars gekweekt? Waar worden de leu genachtige lippen gevormd die „den Heer een gruwel zijn"?In 't gezin vooral, waarin de kinderen in een sfeer van on waarheid leven. Wij spreken nu niet over de leugentjes die het kind verzint uit nood of ook wel uit 'n onverklaarbaren drang om iets onwaars te zeggen of leu gens uit vrees; maar het bewust-zich-zelf of anderen bedriegen, niet voor de waar heid uitkomen. Juist de moeilijkheid, die overwonnen wordt om voor de waarheid te durven getuigen, is zulk een voorname factor in de wilsvorming. Wie voor de waarheid iets heeft geleden, begint de karaktersterkte te krijgen, die een van de schoone waarheidsproducten uitmaakt. Zoo moeten wij dus in het practische leven onzen kinderen het voorbeeld geven van waarheidsliefde. Niet het kincl onze leugenachtige boodschappen laten over brengen of hun iets wijs-maken aan* gaande sommige inconsequence's van onze levenswijze.Wat laten wij vaak vele kleine goede werken na en begaan vele kleine (of groote?) verzuimenissen. onder het mom van zelfverontschuldi ging! Denkt toch nooit dat uw kin deren n niet „in de gaten hebben". Zij kennen ons zoo door en door, beter dan wie ter wereld. Het kinderoog ziet zoo scherp, dat het maar ingebeelde hoofdpijn isi die ons onszelf doet verontschuldigen van veelvuldige Communie, van vasten of verstening. Zij bemerken zoo spoedig, dat het verkapte gemakzucht is, dio be weert dat wij geen tijd hebben om met de kinderen mee naar de Kerk te gaan of datwij te zwak zijn om daarvoor iets vroeger op te slaan! Onze scherp-ziende kinderen bemerken spoedig dat hebzucht of zelfs gierigheid of onbarmhartigheid ons wijsmaken dat wij den naaste dezen of genen dienst niet kunnen(l) bewij zen Onze kinderen voelen het weldra zoo sterk, dat het heel wat anders dan de zorg is, die ons den geheelen dag soms met een citroen-gezicht doet loopen! Als vader of moeder vaak 's morgens zoo mopperig en vervelend zijn, dan weten zij weldra dat die praatjes van „zoo sterk ge slapen!" maar „praatjes voor de vaak" zijn! enz., enz., enz Wat zou de lijst van voorbeelden uit te breiden zijn, waarin wij onszelf bedrie gen, onze kinderen trachten te bedriegen en ons onsterfelijk bespottelijk ma ken Alléén: „de 'waarheid zal u vrij-; maken!" G. P. J. v. d. BURG, Pr. HageveldVoorhout. stormen komen, die den winter meevoe ren. in hun adem en geluid. Tot de wild* regen met spolrige vingers tokkelt aan de vensters en de wind met klagende stem. door de sidderende boomkruinen vaart, de armzalige resten van haar tooisel mee- sleiu-end, Dan wringen de takken als ont vleesde vingers in het geweldige knekel wees met zijn vinger het feuilleton aan. „Rita, dat kun je toch later ook nog wel lezen," zeide haar Moeder. „Mijnheer Hirschmann zal 't je wel willen leenen, anders laat ik de courant even aan de drukkerij halen. Het meisje had echter den aanlokkenden titel al gelezen. „Hét eeuwig^ plebs tus- schen het volk." En nu ze dat eenmaal ge-i lezen had, werd ze zoo nieuwsgierig en zóó door de inleiding meegesleept, dat ze al gauw alles en iedereen vergat en geeü oogen had voor wat er om haar heen be sproken werd. Het artikel wat Sigmund. Hirschmann junior beroemder zal maken dan Sigmund Hirschmann senior, han delde over het anarchisme. Het was niet tegen te spreken, dat Hirschmann geestig was. Menschen, die geen oordeel hebb ?n, zooals Rita b.v., zullen hem zelfs geestiger., vinden als hij in werkelijkheid wel is. Hirschmann zei o.a.: „Het anarchisme is géén voortvloeisel uit onzen lijd. Het is een nieuwe vorm van de brutaliteit van! het plebs onder het volk. Het is twistziek en roofzuchtig en wel in de ergste graad. Men moet nu eens eindelijk ophouden' met het: Opent uw beurzen, gij milliof nairs en kapitalisten! Bouwt kerken, bidt* gij volkeren! enz., enz. De moordwoede bij de menschen was er al voor duizend jaarv Het bestond al voor dat er millionaire oï vrijmetselaars waren. De moordenaars* woede is ongezond, daar de normal* mensch noch goed ,noch slecht is. Het anarchisme moet als een ziekte he* schouwd en behandeld worden. Men gaat! het tegen door het allereenvoudigst* middel en in vergevorderd stadium ge« bruikt men de operatie. Burgerlijk Huwelijk. (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 7