Derde B!ad. kalender der week _r~I A, jterdag I September 1923 B Als niet anders wordt aangegeven [ft in dezo week iedere H. Mis Gloria, i, Cre(]0 eu heeft de gewone Prefatie. ioNDAG 2 Sept. 15e Zondag na 0( iiks teren Mis: Inclina; 2e gebed v. H Stephanüs, Koning v. Hongarije; 3e Vmctis; Credo; Prefatie v. d. H. Drie- iHieid. Kleur: Groen. 'hrislus, met Zijn groot, medelijdend Jt stelt de H. Kerk ons dezen dag voor Ongevraagd verricht Hij uit mede- met de arme moeder Zijn wonder en rt'den jongeling ten leven op. (Evan- e). Wat een krachtige aansporing voor te gaan naar datzelfde goddelijk en .35 Rijdend Hart en juisi bij het H. Mis- .32 Br dat goddelijk wonder van medelijden barmhartigheid, te smeeken: Neig Uw o Heer lot degenen, die tot U roepen: 1-25 troitus) ;Moge Uwe barmhartigheid ons 3.50 ,rtdurcnd reinigen en versterken ibed)! En als wij dan ons offer brengen dc onderdrukking des vleesches en de »a MO 0,2! fdeiijke verdraagzaamheid onder elkan- r* r^nllnri wii vprhnrvrr! wnrÜPTl OJi 2- terd (Epistel) zullen wij verhoord worden (erlorium): de genade van het verheven ,jm der TL Mis zal ons verdedigen i do aanvallen des duivels (Stilgebed) stus in zijn hemelsch Sacrament (Gom- nio) zal in ons doen bloeien het leven ziel (Postcommunio). De bewondering het blijde zieleleven in ons, zal ons den mond geven een nieuw lied, een voor onzen barmhartigen God, den irhoogste, Die de groote Koning is over eel de aarde (Graduale; Offertorium. Juja-vers). IAANDAG 3 Sept. Mis als gisteren, n Gloria2e gebed A Gunctis; 3e Fide- (voor de overledenen; uit de eerste voor de overledenen) 4e Naar keuze priester. Kleur Groen. IINSDAG 4 Sept. Mis als gisteren. Geen ria: 2e gebed A Gunctis; 3e naar keuze 1. priester. Kleur: Groen. /OENSDAG, 5 Sept. Mis v. d. H. entius Justin i anus. Bis- op en Belijder. Statuit. (Zie 't Gemeen appelijke van een Belijder-Bisschop de le plaats), 2e gebed: A Gunctis. 3e rkeuze v. d. priester. Kleur: Wit. oor de keuze geplaatst: een rijk leven de wereld of een verstorven en streng televen in hot klooster, koos hij, de ,o op het kruis gericht, het laatste de woorden: Gij, Heer, zijt mijne i, daar hebt Gij gevestigd Uw allervei- toevluchtsoord. Hij trad in 't klooster reguliere Kanunnikken v. d. H. Gre- hs. Later als patriarch verheven op bisschopszetel van zijn vaderstad Ve- bleef hij zijn leven van boete en ver- 0.' ving getrouw. ONDERDAG, 6 Sept. Mis als op Dins- RIJDAG, 7 Sept. Mis als op Dinsdag. '.B. Vandaag is geoorloofd een Votief- y. b. Goddelijk Hart v. Jezus. Mis: Miserebitur. (Zie in het Misboek achter de maand Mei). Credo. Slechts één gebed Pref. v. h. Kruis. Kleur: Wit. ZATERDAG, 8 Sept. Feestdag der ge boorte v. d. Allerheiligste Maagd Maria. Mis: Salve. 2e gebed (alleen in stille H.H. Missen), v. d. H. Hadrianus. Martelaar. Credo. Pref. v. d. Allerh. Maagd (invullen: En U bij de geboorte). Kleur: Wit. Wees gegroet Maria bij Uwe intrede in dit tranendal. „Uwe geboorte, O Heilige Maagd en Moeder van God beeft vreugde geboodschapt aan geheel de wereld; want uit U is opgegaan de Zon der gerechtig heid, Christus, onze God, die de vervloe king wegnemende zegening heeft ge bracht en door Zijne overwinning op den dood ons het eeuwig leven geschonken heeft".(Kerk. Getijden). Rijpweterini ONDERZOEK NAAR VOORO0RDEE- LEN AAN DE KAND DER GESCHIEDENIS. De beste weg, om vooroordeelen le con- stateeren, is de weg van het- inzicht, de wijsgeerige weg Wanneer het fundament aan een bewering op deugdelijke gronden wordt onttrokken, en men blijft die bewe ring toch volhouden, dan is er vooroor deel aanwezig. Als gij zegt: er bestaan geen wonderen, omdat de" natuurwetten onveranderlijk zijn, dan ben ik bij machte, om vooroordeel aan te wijzen, door aan te toonen, dat die onveranderlijkheid geen absolute is, maar afhankelijk van den Wil van God, door Wien die wetten gesteld zijn. Zegt gij: er zijn geen wonderen, om dat God niet bestaat, dan zeg ik: hier is vooroordeel aanwezig, door met overwel digende overtuiging te bewijzen, dat. God wel bestaat, Zoo zouden we kunnen door gaan; maar dan zou het noodig zijn, een langdurigen cursus in de wijsbegeerte te houden Ons staat echter een korter en gemak kelijker Weg ten dienste. Deze heeft zelfs nog dit voor, dat hij een wijsbegeerte als „proef op de som" in het gelijk stelt, en de andere stelsels voor onbruikbaar verklaart. 't Is d*c weg van het menschelijk geloof. Wantrouw mij niet. Gij hebt immers toegegeven, dat gij van vele dingen zeker zijt door datzelfde geloof. Hiertoe be hoort o.a. alles, wat tot de geschiedenis behoort. Welnu, ik wilde slechts met u in de geschiedenis zien, welke Cicero (De Orat. L. II, C. IX) zoo schoon omschrijft als zijnde de getuige der tijden, het licht der waarheid, het leven der heugenis, de leermeesteres des levens, de bode der oudheid. "De geschiedenis! Om elkaar goed te verstaan, "merk ik op, dat wij de geschie denis wel moeten onderscheiden van de geschiedbeschouwing. Deze laatste ver werkt de feiten in den geest des men schen, legt er verband tusschen, zoekt naar beweegredenen, maakt gevolgtrek kingen en toepassingen, verklaart de feiten, tracht er zelfs een wijsgeerige basis aan ten grondslag te leggen. De eigen lijke geschiedenis echter is het verhaal van het verleden, de opsomming van ge beurde feiten, de afwikkeling van een tijdsverloop, tot welker kennis wij komen door vertrouwbare geschiedschrijvers. De geschiedbeschouwing veronder stelt deze feiten. Wel verre derhalve, dat het in haar macht zou staan, om de fei len te loochenen, zijn deze het fundament, waarop zij kan voortbouwen. Een geschiedbeschouwing, die in con flict komt met de feiten der historie, heeft zichzelf eerder Ie herzien dan dat zij die feiten zou mogen loochenen. Conclusie zou wezen, dat de beschou wing een verkeerde is. Immers indien het aan de geschiedbeschouwing was overge laten, om de feiten aan te nemen, te ver vormen, of te loochenen, naar gelang het haar te pas kwam, wat zou er dan ge beuren? De goede orde zou worden on dersteboven gekeerd! Wat toch kan de geschiedbeschouwing, do geest van het hedendaagsche menschen- gesïacht veranderen aan hetgeen gebeurd is? Worden die feiten verhaald door vol komen vertrouwbare zegslieden, dan heb ben wij ze aan le nemen zonder meer en we zeggen: „tegen de feilen valt niet te redeneeren." Komen er nu feiten voot, die niet strooken met onze beschouwingswijze van do geschiedenis, dan volgt hieruit, dat onze geschiedbeschouwing verkeerd is. Wanneer gij in zulk geval de feiten- gaat loochenen, dan vervalt gij in droomerij, in fantasie, dan maakt gij de geschie denis, die- zonder u is gebeurd. In zake de geschiedenis hebben wij der halve de feiten te aanvaarden, naarmate de geschiedschrijver ons vertrouwen ver dient. En daarna, na het aanvaarden dier feiten, is er plaats voor geschied beschouwing. In het kort: de geschiedbeschouwing steunt op de feiten, maar de feiten steu nen niet op geschiedbeschouwing. Laten wc, na deze verheldering van het begrip, ons een oogenblik bezig houden met een bepaald soort van feiten uit de geschiedenis, de wonderen. Deze werden verhaald door menscken, die ter zake kundig waren, omdat ze er zelf getuigen van waren of van nabij er over gehoord hadden. Zij wilden niet be driegen; zij hadden geen belang bij be drog; zij konden niet bedriegen, omdat hun tegenstanders zeker op hun bedrog zouden wijzen; zij stonden voor de waar heid van hun schrijven met hun leven in. Kunt gij in eenigen geschiedschrijver grooter betrouwbaarheid ontdekken dan in degenen, die wonderen verhalen? Dan is bet wonder ook een gegeven feit, even goed als elk ander. Wij hebben immers gezegd, dat oen geschiedkundig feit moet worden aange nomen, naarmate de schrijvers vertrouw wen verdienen, Welnu de schrijvers van wonderen ver dienen alle vertrouwen. Dan hebben wij ook het wonder als feit te aanvaarden. 1) En toch! Uw vrijzinnigheid aanvaardt de wonderen niet. Want-gij redeneert al dus: De natuurwetten. >zi-jn onverander* lijk. Een wonder echter maakt inbreuk op die onveranderlijkheid. Derhalve is een wonder onmogelijk. Of wel gij redeneert als volgt: God besfaat niet, en als Hij be staat grijpt Hij niet in'de schepping in. Een wonder echter is wel een ingrijpen in dc schepping. Dus is een wonder on mogelijk. Of wol gij Zegt: alles wordt ge regeld door de natuurwetten; maar een wonder is iets bovennatuurlijks. Dus is een wonder onmogelijk. Of wel gij zegt: alles is stof en kraclit, maar een wonder veronderstelt een almachtige wijsheid. Dus kan "een wonder niet plaats grijpen. En gij gaat nog een stap verder en zegt: als er dan in den loop der -tijden dingen worden verhaald, die men wonderen noemt, dan hebben de geschiedschrijvers zich kennelijk vergist, of zich aan bedrog schuldig gemaakt. Wonderen zijn nooit gebeurd! Dat is ge gedachtenlo op van uw vrij zinnigheid. Maar gij neemt uw loop averechts verkeerd. Vergelijk slechts, wat we zoo even schreven over do geschiedbeschou wing. Merkt gij niet, dat gij er een geschied beschouwing op na houdt, die de feiten zelf wegredeneert? En hebben wij niet juist vastgesteld, dat deze op de feiten steunt, en dat zij, als zij met de feiten, „waartegen niet te redeneeren valt" in tegenspraak komt, zich zelf te herzien heeft v Zijt gij zelf niet aan het maken van ge schiedenis bezig, die geheel buiten u om is gebeurd? Waar blijft nu. de betrouwbaarheid der schrijvers, de «enige maatstaf, volgens welke we de feiten aannemen? Als een schrijver geloofwaardig is, zegt go, dan geloof ik wat hij schrijft. En daarom, zoo gaat gij voort, twijfel ik niet aan hetgeen ze zeggen, behalve. als zij spreken over wonderen. Maar ziet ge dail niet, dat ge in het wiel van uw gedachtengang een spaak steekt? De spaak van het vooroordeel? Gij beschouwt de feiten niet met onbe vangen blik en zegt van te voren: geen wonderen alstublief. En zoo komt gij er toe, om in geschie deniszaken, waar alles afhangt van de geloofwaardigheid der schrijvers, de fei ten weg te pralen door een wijsgeerig klinkende phrase. En dat is vooroordeel. Want al zegt gij duizendmaal: die uit spraak leert mij de wijsbegeerte; ik ant woord er op:_die wijsbegeerte komt kenne lijk iu tegenspraak mot de feilen, is met de feiten tegelijk onhoudbaar is een samenweefsel van vooroordeelen. Gij zr-gt van te voren: wonderen zijn onmogelijk en geeft er dan een „reden" voor aan, een wijsgeerig en intellectueel tintje, om niet bij u zelf in do gaten te loopen. En met deze gekleurde bril zegt ge tot u zelf: Laat ons lezen in de bladen der geschiedenis. En gij leest van zeer veel dingen; gij ziet naar het gezag van den schrijveren gij legt er u bij neer; zijn geloofwaardigheid doet u de feiten aannemen, doet u gelooven op gezag! Dan leest gij verder en gij blijft steken op een zeker feit en uw onbevangen, on- verduisterde speurzin zegt: ja, maar die bestaan niet, en al is de geloofwaardig heid van uw schrijver nog zoo groot, gij herhaalt hij u zelf: die bestaan niet. Hier heeft een vergissing plaats. Zeker, hier heeft een vergissing plaats, doch niet bij den schrijver, maar bij u; gij neemt van de geschiedenis kennis met vooroordeel; gij laat het van uw wijsgee rige inzichten afhangen, of iets gebeurd is of niet. Maar de feiten der geschiedenis hangen niet af van latere inzichten en oordeelen. Als gij waarlijk onbevangen hadt wil len wezen, dan ,hadt gij u aan dezen ge dachtengang moeten houden: De schrijver, dien ik hier vooNme heb, verdient alleszins geloof. Zoo iemand, dan hij! Nu gewaagt hij yan wonderen. Dus moet ik aannemen, dat ze gebeurd zijn en moet ik toegeven, dat mijn meening, „won- ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. GEDULD. Men zaaie met de hand: 1 Niet met de heele mand. (Grieksch spreekwoord), Stelt u voor: een zaaier, die de heelo mand te gelijk uitzaait op z'n akker. Al heeft men nu van landbouw even weinig verstand als een big van pianospelen, toch zal men gemakkelijk inzien, dat .er van zulk een zaaierij^ niet veel terecht komt. Oogst moet men van een dergelijke manoeuvre niet verwachten. Zoo ook in de opvoeding. Evenals do natuur langzaam-aan vol-groeit, eveneens gaat het aankweeken van goede eigen schappen, het vormen van het karakter, het inprenten van een christelijke levens overtuiging langzaam, voetje voor voetje, stukje bij beetje. Geduld is in de opvoeding een van de voornaamste recepten voor ouderlijke onrust en gejaagdheid. Geduld is het antwoord, het in vele gevallén af doende antwoord op de vraag, die een bezorgd en welwillend ouder vaak naar boven voelt rijzen: „wat moet er nog van mijn kind terecht komen?" Als vader en moeder verstandig zijn en hun kinderen een alleszins goede, degelijke christelijke opvoeding geven, laten zij dan toch geduld hebben. Zij kunnen het toch niet harder laten groeien dan de natuur het toeslaat. Soms gelijken ouders wel eens op dien on* verstandigen tuinman, die eiken dag aan zijn slaplantjes ging trekken om ze wat bij den groei te helpen. Het slot van de ge schiedenis was, dat zijn plantjes op 't laatst heelemaal niet meer groeiden. Als de landman of tuinier alles aan zijn ge was gedaan heeft wat hij kan, dan wacht hij verder af dat Gods zegen groeikracht in de wortels zal schieten: dan bidt hij om den wasdom, dien alléén God tocli kan geven. Een prachtig voorbeeld voor de ouders. Terwijl zij doen aan hun kinderen; wat geloof en rede en levenservaring hun ingeven, terwijl zij waken en offeren, wachten zij biddenden n,-. u --^ïoin in hun werk. Ouders, die geen geduld hebben me! huil kinderen, die hun kinderen zoo maar in eens als volwassen menschen en dan nog liefst als heiligen uit den hemel zouden willen hebben zulke ouders razen en tieren, zijn bij het minste knorrig en zij „slaan er op" dat het zoo davert! Ouders, die geduld hebben en hun tijd of liever Gods tijd weten af to wachten, blijven kalm en bedaard, houden rustig voet bij stuk, geven blijk van geduldige liefde en liefdevol geduld, toonen de ware Liefde te bezitten, die niet toegeeft, ook al kost het nog zooveel, wanneer het heil van 't kind of Gods wet spreekt.... zulke ouders oefenen de beste opvoedingswijs heid, die alles bijeengenomen toch hierop vooral neerkomt: voordoen, bidden, wach ten G. P. J. v. d. BURG. Hageveld Voorhout Pr. deren zijn onmogelijk," en alle gronden, waarop ik die meening liet steunen, dwa ling zijn. Zie, dan zoudt^ij onbevangen wezen. FEUILLETON. e Bruid van het Kruis iki 'rij vertaald naar het Duitsch van E. VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). s Lorenzen alleen voor zijn sehrijf- zit de brave Hendrik laat hij gedachten vrij gaan. Hij bijt op zijn tossen en zegt woedend tot zich zelf: „Ik Let je wel betaald zetten, zoo gauw ins toe zie, vervlkereltot laatste penning!" Dan vouwt hij e courant open en leest het be- 'je van links naar rechts en van £t;: naar links, draait elk woord om. et Lan alléén Lisch-Rau geweest zijn Alleen Papa, en Mizzi weten van de f af èn Lisch-Rau. ij. Armin, zal het niet verder vertel- Wie heeft liet dan klaar gespeeld, tot de Maltheser-adel te verheffen? Mij dunkt, de lieve, kleine baron -Rau! Of niet? Zou dit soort werk honorarium geven dan u is hij weer met zijn werk bezig. Hij er maar niet van verlost worden. 1(il, men haar dieptreurige oogen en zacht en lief gezichtje, dat hij eens mooi vond ééns toen er nog ,|0! J Sella en het zij zoo geen "Kürschner voor hem bestond. op zijn woord van eer ziet hij Nandl moer een geschminkte komedi- zo is niet eens meer aardig; van geen sprake! Waar had bij toen t( 0 z'in oogen gehad? En daarbij 1 n°gze is .niet braaf; het is te zacht gezegd. Menscb, wat zijt O, een uitstekend man. Zoo- ons leven voor de wereld goed is, zedelijk verantwoord. Voor zulk menschen is er alleen een laagje 18 noodig. Geen ziel, geen geweten, 'flaK, zo1^e-_Een God? Het is mo- (l l 1 ^00t* voor €en an(^er' daar j mj zich niet om le bekommeren. 1 stelde dat gekke kind, die Mizzi weer? Zijn Vader zou hem erover Preken, en bedreigen? Dat zal hij niet W1 j kü» Armin, als een echte kt u gaat toc^ maar aSeen lón j Paar bankjes van dui- \V: r.„ 0 .tafel geteld en ze zijn bei- füc af, Vader, Mizzi en Iiiitk miï .er 1111 ornstig op toeleggen „J^lijk te sluiten. Het is abso- 1 a°odzakelijk." De edele jongeman slaakt een zucht van verlichting, als iemand, die een onschul dig en practisch plan gevonden heeft, dat naast de illusie op een goeden onder grond berust. „Het beste middel tot verbetering, is een broeder, die wat velen kan! 'Zoo, laat ik nu eens aan dat vervlwerk gaan." Voor bij daaraan begint, moet hij nog even in de courant kijken. Hij heeft een voorgevoel, dat er nog iets voor hem in staat. Wat zou dat zijn? Een ander von nis? Hij leest de ongelukaanbrengende kolommen door. Mijnheer Groszbach, groot-indus trieel in Brünn, de erfelijke ridderstand met den titel „von Turmsiurm." „Groszbach wat nu waarachtig! Natuurlijk, natuurlijk Kürschner, ge boren'Groszbach. Briinn alles komt overeen. Kolossaal! Het bericht kan riet jj'sleidcn'Ah ÓH\r zal een vreug defeest gehouden worden Daar moet ik persoonlijk verscheren. Daar gaat T.ieis van af Zoo erg burgerlijk is de kleine -Grete niet meer Eén kans meer voor haar (misschien ook een kans minder voor mijnheer von Lorenzen) Laat ik zor gen, dat niemand mij voorkomt. Ik moét trouwen. Ach, HellaU Hij werkt nog schijnbaar vol ijver een uur aan zijn kantoorwerk. Door deze comediespclerij hoopt hij een wit voetje bij zijn Minister te krijgen. Oh domkop! Toen hij thuisgekomen was van het kantoor en zich verwaardigd had, zijn vader goedendag te zeggen; ging hij naar boven, werkte anderhalf uur aan zijn toilet en kwam toen aan tafel. Na het eten ging hij naar de familie Kürschner. Daar was „receptie". Mijnheer en Me vrouw Kürschner ontvingen in de groote zaal. Er waren al veel goede vrienden en vriendinnen aanwezig. De vrienden zeiden: „Wat een vreugde, Dat is werkelijk een groote verrassing. Ja. Ja, Mijnheer Kürschner verdient de adel. Hij is zoo'n brave man. Zoo goed voor de arbeiders en doet zooveel goede werken. Hij heeft zich tct lijfspreuk ge nomen: Men meet een ieder helpen, zon der onderscheid van godsdienst of na tionaliteit De aardige vriendinnen fluisterden: „Ach, eindelijk dan toch is haar liefste harlewensch vervuld. De oude Heer, de Groszbach, heeft er niet zoo naar ver langd. Maar haar „Lize", heeft I waar lijk altijd verdriet gedaan, dat ze niet van adel was. De titel is ook van haar kant afkomstig. Ja, hij is de „Tnrm" en zij de „Sturm". Ze meent nu stellig dat ze voor haar dochter, Rita, een vorst kan veroveren." De booze tongen stemmen natuurlijk .luide in met den lof en den jubel van nog eenige huisvrienden, die juist hun geluk- wenscken aanbieden. Over veertien dagen, als grootpapa Groszbach komt, zal er een luisterrijk, feest gevierd worden en een uitgebreid gala-diner en tot slot hal. Wie zou er dan worden overgeslagen? Als Armin von Lorenzen, in onberis pelijke kleeding de salon binnentreedt, fluistert Mevrouw TeppichHirsehmann, geboren Rosenbaum: „Dat had ik al ge dacht, dat hij niet zou onlbréken van daag. Je zult dadelijk eens zien, hoe Me vrouw Kürschner hem omhelst. Ze wil liever voor haar Rita een bedelaar heb ben met een „Von" voor den naam, als een Hirsehmann en Co. Voor mijn part, krijgt ze er zoo een." Haar zoon, een jongeman met donkere oogen en een groot, mager figuur, glim lachte, haalde zijn schouders op en wieg de reet het boven)'jf heen en weer. „Waar bliift do jongedame vandaag?" mompelde Lij „Ze zal naar de Mis zij ai" „Maar Marra, om drie u 1 „Mevrouw Kürschner", fprak Armin von Lorenzen, en boog zich over de met goud en diamanten overdadig gesierde arm, „sta mij toe, dat ik. daar ik mij tot de meest getrouwe vrienden „Alle ruiten rinkelen er van" schertste zachtjes de jonge Hirsehmann. rekenen mag, U mijn oprechtste, hartelijkste en beste wenschen aanbied. Geloof mij, mijn hart sprong op van vreugde toen ik las, dat uw oude, in ver getelheid geraakte adel weer ontdekt en tot zijn recht is gebracht. Wat zal ik nog meer. zeggen? Dat ze eens naar verdienste gekroond moge worden! Turmsturm van- 'daag, Turmsturm morgen, Turmsturm steeds en overal!" Movrcuw Kürschner was bleek gewor den, zóó verrast was ze over dezo mooie toespraak. Zoo hartelijk en lief had 'naar nog niemand gelukgewenscht. De oude en tot zijn recht gebrachte adel!... 't Klinkt als uit een Opera, dat Turmsturm steeds en overal! Ze was er van onder den indruk Ze keek haar man boos aan. Willy stond daar nel als een Napoleonfiguur uit 1871. Hij had voor Lorenzen niet eens een glim lach over. - Mevrouw Kürschner hield tiaar hoofd een beetje coquette opzij, raakte Armin's arm piet haar vingertoppen aan en zeide: „Ik dank U! Ge zijt er blijde om? Dat is lief van U. Wij verheugen er ons ook over. Ja, Ja, het is al een oude adel, maar nu is ze' weer nieuw. Onze voorva deren hebben een slot aan een rivier ge had daarvandaan den naam Grosz bach ja dat slot was zeer groot. En Turmsturm klinkt héél oud, niet waar? Oh, mijnheer Von Lorenzen, wat houd ik veel van mijn Vader!' Neemt U hier plaats, als het U belieft!" Kijk, kijk, Armin von Lorenzen zit naast Mevrouw Kürschner op de sofa, en vormt met baar het middelpunt „Heb ik het je niet gezegd Sigmund'V siste Mevrouw TeppichHirsehmann. „Me vrouw Kürschner laat zich door Armin om den vinger winden!" „Papa is natuurlijk niet alleen van adel. Wij ook"! zei mevrouw Kürschner. „Wat dunkt U, Mijnheer von Lorenzen. Zou ik mijn kaartjes laten drukken: Frau L. Von KürschnerGroszbach Turmsturm, of, Noble Dame Guilleme Kürschner née de Groszbach de Turm sturm. „Ik geloof dat het eerste het beste is," antwoordde Armin en dacht bij zichzelf wat Sigraund Hirsehmann nauwelijks verstaanbaar mompelde: „Groszbach de Strohdumm!" „Weet ge al, Mijnheer von Lorenzen, hoe ons wapen er uit ziet?" „Ik wist het op het oogenblik kan ik liet me niet goed voorstellen Stelt bet niet de Adelaar voor?" „Wat voor een „Adelaar?" vroeg Me vrouw Kürschner, met groote oogen. „Denkt ge de sociaal democratische doc tor?" 1 „Ze besterft het", fluisterde Mevrouw Hirsehmann haar zoon toe. „Ik geloof Mevrouwhet blad van de adelen Armin glimlachte op zijn beminnelijkste manier. „Ach! Heeft daar ons adelijke wa pen al ingestaan? Wilhelm!" riep de dikke dame, over meerdere blonde en zwarte meisjeshoofden heen, waarachter haar man op het oogenblik verdwenen was, „Deuk toch eens aan. Ons wapen komt in het blad van den adel! Het is een toren met bloemknoppen er omheen Mijnheer von Lorenzen, wat denkt ge dat die bloemknoppen heteekenen?" „Goudsbloemen!" verbeterde haar slecht gehumeurde wederhelft. Hij verveelde zich h'ijkbaar gruwelijk. „Ach hloemknoppeu of goudsbloe men, maakt niet veel uit. De hoofdzaak ii dat ze van goud zijn en dat ze ons, do vijf kinderen moeten voorstellen. Mijn persoontje dan, mijn broer, die een fa-* briek heeft bij Znaim, mjin zuster Maria, die getrouwd is met een von Krainer, Burgfeld en Manzini die is met iemand uit Triest gehuwd. Het spreekt vanzelf dat de toren Vader moet voorstellen!" „Zeer beteekenisvol", zeide Armin. Na een kleine pauze vervolgde hij: „Is Me* juffrouw Margareta vandaag in oen on-* bekend Koninkrijk?" „Ze is met Sali naar de Vastënxnedidalio gegaan" antwoordde Mevrouw Kiir* schner en keek op haar horloge. ..Ze moest al lang weer terug zijn. Wacht, ik zal haar even gaan halen." „Oh, als het U belieft!" zeide Armin, „Maar als de Juffrouw vermoeid is voor mij niet Hoewel ik U kan verzen keren, dat ik werkelijk brand van vcrlan-» gen Mevrouw Kürschner keek hem met van verrukking stralende oogen aan. Ze stond met veel drukte van haar plaats op, ver-* liet, niet zonder dat ze met andere gas-» ten in botsing kwam, den kring en schom-» melde met kleine dribbelpasjes de kamer uit. Nadat er enkele minuten verstreken waren, kwam ze weer binnen, gevolgd door Rita. Armin keerde zich langzaam om en keek, terwijl hij zijn snor op* draaide, het meisje oplettend aan. Ze kwam hem veel beter voor als den laatsten keer. Ze was iets magerder geworden en daardoor kreeg ze een aardiger voorkom men. Ze droeg een donkere jurk, die haar bijzonder goed stond. Armin stond op en; bood haar zijn hand aan. De elleboog van den anderen arm boog bij sterk naar bui*! ten en hield de band op zijn borst Diff, was de nieuwste en elegantste manier'1 van groeten. F „Ik wonsch u geluk mejuffrouw 1" De lange, zwartharige Hirsehmann' trad snel op Rita toe, „Ik wensch U gaaj luk Mejuffrouw." Armin keek Hirsch' mann koel aan. Hij kon zijn Ramsesneu en zijn rechthoekige baard nog minde: velen als anders. „Ik dank U," zeide Riti vriendelijk tot Mijnbeer Hirsehmann groette vervolgens den heelen kring nam plaats op het Rococo-stoeltje in nabijheid van haar Moeder. jj De salon was gemeubileerd in Rococert( stijl, oud Duitsche meubelen en nog mfil, een bamboe.ameublement, dat beter iaé\ een tuinhuis zou passen. Annin ging aaar haar linkerzijde zitten. (Wordt vervolgd.)] j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9