Derde B!ad.
kalender der week
_r~I
A, jterdag I September 1923
B Als niet anders wordt aangegeven
[ft in dezo week iedere H. Mis Gloria,
i, Cre(]0 eu heeft de gewone Prefatie.
ioNDAG 2 Sept. 15e Zondag na
0( iiks teren Mis: Inclina; 2e gebed v.
H Stephanüs, Koning v. Hongarije; 3e
Vmctis; Credo; Prefatie v. d. H. Drie-
iHieid. Kleur: Groen.
'hrislus, met Zijn groot, medelijdend
Jt stelt de H. Kerk ons dezen dag voor
Ongevraagd verricht Hij uit mede-
met de arme moeder Zijn wonder en
rt'den jongeling ten leven op. (Evan-
e). Wat een krachtige aansporing voor
te gaan naar datzelfde goddelijk en
.35 Rijdend Hart en juisi bij het H. Mis-
.32 Br dat goddelijk wonder van medelijden
barmhartigheid, te smeeken: Neig Uw
o Heer lot degenen, die tot U roepen:
1-25 troitus) ;Moge Uwe barmhartigheid ons
3.50 ,rtdurcnd reinigen en versterken
ibed)! En als wij dan ons offer brengen
dc onderdrukking des vleesches en de
»a
MO
0,2! fdeiijke verdraagzaamheid onder elkan-
r* r^nllnri wii vprhnrvrr! wnrÜPTl
OJi
2-
terd
(Epistel) zullen wij verhoord worden
(erlorium): de genade van het verheven
,jm der TL Mis zal ons verdedigen
i do aanvallen des duivels (Stilgebed)
stus in zijn hemelsch Sacrament (Gom-
nio) zal in ons doen bloeien het leven
ziel (Postcommunio). De bewondering
het blijde zieleleven in ons, zal ons
den mond geven een nieuw lied, een
voor onzen barmhartigen God, den
irhoogste, Die de groote Koning is over
eel de aarde (Graduale; Offertorium.
Juja-vers).
IAANDAG 3 Sept. Mis als gisteren,
n Gloria2e gebed A Gunctis; 3e Fide-
(voor de overledenen; uit de eerste
voor de overledenen) 4e Naar keuze
priester. Kleur Groen.
IINSDAG 4 Sept. Mis als gisteren. Geen
ria: 2e gebed A Gunctis; 3e naar keuze
1. priester. Kleur: Groen.
/OENSDAG, 5 Sept. Mis v. d. H.
entius Justin i anus. Bis-
op en Belijder. Statuit. (Zie 't Gemeen
appelijke van een Belijder-Bisschop
de le plaats), 2e gebed: A Gunctis. 3e
rkeuze v. d. priester. Kleur: Wit.
oor de keuze geplaatst: een rijk leven
de wereld of een verstorven en streng
televen in hot klooster, koos hij, de
,o op het kruis gericht, het laatste
de woorden: Gij, Heer, zijt mijne
i, daar hebt Gij gevestigd Uw allervei-
toevluchtsoord. Hij trad in 't klooster
reguliere Kanunnikken v. d. H. Gre-
hs. Later als patriarch verheven op
bisschopszetel van zijn vaderstad Ve-
bleef hij zijn leven van boete en ver-
0.' ving getrouw.
ONDERDAG, 6 Sept. Mis als op Dins-
RIJDAG, 7 Sept. Mis als op Dinsdag.
'.B. Vandaag is geoorloofd een Votief-
y. b. Goddelijk Hart v. Jezus. Mis:
Miserebitur. (Zie in het Misboek achter
de maand Mei). Credo. Slechts één gebed
Pref. v. h. Kruis. Kleur: Wit.
ZATERDAG, 8 Sept. Feestdag der ge
boorte v. d. Allerheiligste Maagd Maria.
Mis: Salve. 2e gebed (alleen in stille H.H.
Missen), v. d. H. Hadrianus. Martelaar.
Credo. Pref. v. d. Allerh. Maagd (invullen:
En U bij de geboorte). Kleur: Wit.
Wees gegroet Maria bij Uwe intrede
in dit tranendal. „Uwe geboorte, O Heilige
Maagd en Moeder van God beeft vreugde
geboodschapt aan geheel de wereld; want
uit U is opgegaan de Zon der gerechtig
heid, Christus, onze God, die de vervloe
king wegnemende zegening heeft ge
bracht en door Zijne overwinning op den
dood ons het eeuwig leven geschonken
heeft".(Kerk. Getijden).
Rijpweterini
ONDERZOEK NAAR VOORO0RDEE-
LEN AAN DE KAND DER
GESCHIEDENIS.
De beste weg, om vooroordeelen le con-
stateeren, is de weg van het- inzicht, de
wijsgeerige weg Wanneer het fundament
aan een bewering op deugdelijke gronden
wordt onttrokken, en men blijft die bewe
ring toch volhouden, dan is er vooroor
deel aanwezig. Als gij zegt: er bestaan
geen wonderen, omdat de" natuurwetten
onveranderlijk zijn, dan ben ik bij machte,
om vooroordeel aan te wijzen, door aan
te toonen, dat die onveranderlijkheid geen
absolute is, maar afhankelijk van den Wil
van God, door Wien die wetten gesteld
zijn. Zegt gij: er zijn geen wonderen, om
dat God niet bestaat, dan zeg ik: hier is
vooroordeel aanwezig, door met overwel
digende overtuiging te bewijzen, dat. God
wel bestaat, Zoo zouden we kunnen door
gaan; maar dan zou het noodig zijn, een
langdurigen cursus in de wijsbegeerte te
houden
Ons staat echter een korter en gemak
kelijker Weg ten dienste.
Deze heeft zelfs nog dit voor, dat hij
een wijsbegeerte als „proef op de som" in
het gelijk stelt, en de andere stelsels voor
onbruikbaar verklaart.
't Is d*c weg van het menschelijk
geloof.
Wantrouw mij niet. Gij hebt immers
toegegeven, dat gij van vele dingen zeker
zijt door datzelfde geloof. Hiertoe be
hoort o.a. alles, wat tot de geschiedenis
behoort. Welnu, ik wilde slechts met u in
de geschiedenis zien, welke Cicero (De
Orat. L. II, C. IX) zoo schoon omschrijft
als zijnde de getuige der tijden, het licht
der waarheid, het leven der heugenis, de
leermeesteres des levens, de bode der
oudheid.
"De geschiedenis! Om elkaar goed te
verstaan, "merk ik op, dat wij de geschie
denis wel moeten onderscheiden van de
geschiedbeschouwing. Deze laatste ver
werkt de feiten in den geest des men
schen, legt er verband tusschen, zoekt
naar beweegredenen, maakt gevolgtrek
kingen en toepassingen, verklaart de
feiten, tracht er zelfs een wijsgeerige basis
aan ten grondslag te leggen. De eigen
lijke geschiedenis echter is het verhaal
van het verleden, de opsomming van ge
beurde feiten, de afwikkeling van een
tijdsverloop, tot welker kennis wij komen
door vertrouwbare geschiedschrijvers.
De geschiedbeschouwing veronder
stelt deze feiten. Wel verre derhalve, dat
het in haar macht zou staan, om de fei
len te loochenen, zijn deze het fundament,
waarop zij kan voortbouwen.
Een geschiedbeschouwing, die in con
flict komt met de feiten der historie, heeft
zichzelf eerder Ie herzien dan dat zij die
feiten zou mogen loochenen.
Conclusie zou wezen, dat de beschou
wing een verkeerde is. Immers indien het
aan de geschiedbeschouwing was overge
laten, om de feiten aan te nemen, te ver
vormen, of te loochenen, naar gelang het
haar te pas kwam, wat zou er dan ge
beuren? De goede orde zou worden on
dersteboven gekeerd!
Wat toch kan de geschiedbeschouwing,
do geest van het hedendaagsche menschen-
gesïacht veranderen aan hetgeen gebeurd
is? Worden die feiten verhaald door vol
komen vertrouwbare zegslieden, dan heb
ben wij ze aan le nemen zonder meer en
we zeggen: „tegen de feilen valt niet te
redeneeren." Komen er nu feiten voot, die
niet strooken met onze beschouwingswijze
van do geschiedenis, dan volgt hieruit, dat
onze geschiedbeschouwing verkeerd is.
Wanneer gij in zulk geval de feiten- gaat
loochenen, dan vervalt gij in droomerij,
in fantasie, dan maakt gij de geschie
denis, die- zonder u is gebeurd.
In zake de geschiedenis hebben wij der
halve de feiten te aanvaarden, naarmate
de geschiedschrijver ons vertrouwen ver
dient.
En daarna, na het aanvaarden
dier feiten, is er plaats voor geschied
beschouwing.
In het kort: de geschiedbeschouwing
steunt op de feiten, maar de feiten steu
nen niet op geschiedbeschouwing.
Laten wc, na deze verheldering van het
begrip, ons een oogenblik bezig houden
met een bepaald soort van feiten uit de
geschiedenis, de wonderen.
Deze werden verhaald door menscken,
die ter zake kundig waren, omdat ze er
zelf getuigen van waren of van nabij er
over gehoord hadden. Zij wilden niet be
driegen; zij hadden geen belang bij be
drog; zij konden niet bedriegen, omdat
hun tegenstanders zeker op hun bedrog
zouden wijzen; zij stonden voor de waar
heid van hun schrijven met hun leven in.
Kunt gij in eenigen geschiedschrijver
grooter betrouwbaarheid ontdekken dan
in degenen, die wonderen verhalen? Dan
is bet wonder ook een gegeven feit, even
goed als elk ander.
Wij hebben immers gezegd, dat oen
geschiedkundig feit moet worden aange
nomen, naarmate de schrijvers vertrouw
wen verdienen,
Welnu de schrijvers van wonderen ver
dienen alle vertrouwen. Dan hebben wij
ook het wonder als feit te aanvaarden. 1)
En toch! Uw vrijzinnigheid aanvaardt
de wonderen niet. Want-gij redeneert al
dus: De natuurwetten. >zi-jn onverander*
lijk. Een wonder echter maakt inbreuk op
die onveranderlijkheid. Derhalve is een
wonder onmogelijk. Of wel gij redeneert
als volgt: God besfaat niet, en als Hij be
staat grijpt Hij niet in'de schepping in.
Een wonder echter is wel een ingrijpen
in dc schepping. Dus is een wonder on
mogelijk. Of wol gij Zegt: alles wordt ge
regeld door de natuurwetten; maar een
wonder is iets bovennatuurlijks. Dus is
een wonder onmogelijk. Of wel gij zegt:
alles is stof en kraclit, maar een wonder
veronderstelt een almachtige wijsheid.
Dus kan "een wonder niet plaats grijpen.
En gij gaat nog een stap verder en zegt:
als er dan in den loop der -tijden dingen
worden verhaald, die men wonderen
noemt, dan hebben de geschiedschrijvers
zich kennelijk vergist, of zich aan bedrog
schuldig gemaakt. Wonderen zijn nooit
gebeurd!
Dat is ge gedachtenlo op van uw vrij
zinnigheid.
Maar gij neemt uw loop averechts
verkeerd. Vergelijk slechts, wat we zoo
even schreven over do geschiedbeschou
wing.
Merkt gij niet, dat gij er een geschied
beschouwing op na houdt, die de feiten
zelf wegredeneert? En hebben wij niet
juist vastgesteld, dat deze op de feiten
steunt, en dat zij, als zij met de feiten,
„waartegen niet te redeneeren valt" in
tegenspraak komt, zich zelf te herzien
heeft v
Zijt gij zelf niet aan het maken van ge
schiedenis bezig, die geheel buiten u om
is gebeurd?
Waar blijft nu. de betrouwbaarheid der
schrijvers, de «enige maatstaf,
volgens welke we de feiten aannemen?
Als een schrijver geloofwaardig is,
zegt go, dan geloof ik wat hij schrijft.
En daarom, zoo gaat gij voort, twijfel
ik niet aan hetgeen ze zeggen, behalve.
als zij spreken over wonderen.
Maar ziet ge dail niet, dat ge in het
wiel van uw gedachtengang een spaak
steekt? De spaak van het vooroordeel?
Gij beschouwt de feiten niet met onbe
vangen blik en zegt van te voren:
geen wonderen alstublief.
En zoo komt gij er toe, om in geschie
deniszaken, waar alles afhangt van de
geloofwaardigheid der schrijvers, de fei
ten weg te pralen door een wijsgeerig
klinkende phrase. En dat is vooroordeel.
Want al zegt gij duizendmaal: die uit
spraak leert mij de wijsbegeerte; ik ant
woord er op:_die wijsbegeerte komt kenne
lijk iu tegenspraak mot de feilen, is met
de feiten tegelijk onhoudbaar is een
samenweefsel van vooroordeelen.
Gij zr-gt van te voren: wonderen zijn
onmogelijk en geeft er dan een „reden"
voor aan, een wijsgeerig en intellectueel
tintje, om niet bij u zelf in do gaten te
loopen.
En met deze gekleurde bril zegt ge tot
u zelf: Laat ons lezen in de bladen der
geschiedenis. En gij leest van zeer veel
dingen; gij ziet naar het gezag van den
schrijveren gij legt er u bij neer;
zijn geloofwaardigheid doet u de feiten
aannemen, doet u gelooven op gezag!
Dan leest gij verder en gij blijft steken
op een zeker feit en uw onbevangen, on-
verduisterde speurzin zegt: ja, maar die
bestaan niet, en al is de geloofwaardig
heid van uw schrijver nog zoo groot, gij
herhaalt hij u zelf: die bestaan niet. Hier
heeft een vergissing plaats.
Zeker, hier heeft een vergissing plaats,
doch niet bij den schrijver, maar bij u;
gij neemt van de geschiedenis kennis met
vooroordeel; gij laat het van uw wijsgee
rige inzichten afhangen, of iets gebeurd
is of niet.
Maar de feiten der geschiedenis hangen
niet af van latere inzichten en oordeelen.
Als gij waarlijk onbevangen hadt wil
len wezen, dan ,hadt gij u aan dezen ge
dachtengang moeten houden:
De schrijver, dien ik hier vooNme heb,
verdient alleszins geloof. Zoo iemand, dan
hij! Nu gewaagt hij yan wonderen. Dus
moet ik aannemen, dat ze gebeurd zijn en
moet ik toegeven, dat mijn meening, „won-
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
GEDULD.
Men zaaie met de hand:
1 Niet met de heele mand.
(Grieksch spreekwoord),
Stelt u voor: een zaaier, die de heelo
mand te gelijk uitzaait op z'n akker. Al
heeft men nu van landbouw even weinig
verstand als een big van pianospelen, toch
zal men gemakkelijk inzien, dat .er van
zulk een zaaierij^ niet veel terecht komt.
Oogst moet men van een dergelijke
manoeuvre niet verwachten.
Zoo ook in de opvoeding. Evenals do
natuur langzaam-aan vol-groeit, eveneens
gaat het aankweeken van goede eigen
schappen, het vormen van het karakter,
het inprenten van een christelijke levens
overtuiging langzaam, voetje voor voetje,
stukje bij beetje. Geduld is in de opvoeding
een van de voornaamste recepten voor
ouderlijke onrust en gejaagdheid. Geduld
is het antwoord, het in vele gevallén af
doende antwoord op de vraag, die een
bezorgd en welwillend ouder vaak naar
boven voelt rijzen: „wat moet er nog van
mijn kind terecht komen?" Als vader en
moeder verstandig zijn en hun kinderen
een alleszins goede, degelijke christelijke
opvoeding geven, laten zij dan toch geduld
hebben. Zij kunnen het toch niet harder
laten groeien dan de natuur het toeslaat.
Soms gelijken ouders wel eens op dien on*
verstandigen tuinman, die eiken dag aan
zijn slaplantjes ging trekken om ze wat bij
den groei te helpen. Het slot van de ge
schiedenis was, dat zijn plantjes op 't
laatst heelemaal niet meer groeiden. Als
de landman of tuinier alles aan zijn ge
was gedaan heeft wat hij kan, dan wacht
hij verder af dat Gods zegen groeikracht
in de wortels zal schieten: dan bidt hij om
den wasdom, dien alléén God tocli kan
geven. Een prachtig voorbeeld voor de
ouders. Terwijl zij doen aan hun kinderen;
wat geloof en rede en levenservaring hun
ingeven, terwijl zij waken en offeren,
wachten zij biddenden n,-. u --^ïoin
in hun werk.
Ouders, die geen geduld hebben me! huil
kinderen, die hun kinderen zoo maar in
eens als volwassen menschen en dan nog
liefst als heiligen uit den hemel zouden
willen hebben zulke ouders razen en
tieren, zijn bij het minste knorrig en zij
„slaan er op" dat het zoo davert!
Ouders, die geduld hebben en hun tijd
of liever Gods tijd weten af to wachten,
blijven kalm en bedaard, houden rustig
voet bij stuk, geven blijk van geduldige
liefde en liefdevol geduld, toonen de ware
Liefde te bezitten, die niet toegeeft, ook al
kost het nog zooveel, wanneer het heil van
't kind of Gods wet spreekt.... zulke
ouders oefenen de beste opvoedingswijs
heid, die alles bijeengenomen toch hierop
vooral neerkomt: voordoen, bidden, wach
ten
G. P. J. v. d. BURG.
Hageveld Voorhout Pr.
deren zijn onmogelijk," en alle gronden,
waarop ik die meening liet steunen, dwa
ling zijn. Zie, dan zoudt^ij onbevangen
wezen.
FEUILLETON.
e Bruid van het Kruis
iki
'rij vertaald naar het Duitsch van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
s Lorenzen alleen voor zijn sehrijf-
zit de brave Hendrik laat hij
gedachten vrij gaan. Hij bijt op zijn
tossen en zegt woedend tot zich zelf: „Ik
Let je wel betaald zetten, zoo gauw
ins toe zie, vervlkereltot
laatste penning!" Dan vouwt hij
e courant open en leest het be-
'je van links naar rechts en van
£t;: naar links, draait elk woord om.
et Lan alléén Lisch-Rau geweest zijn
Alleen Papa, en Mizzi weten van de
f af èn Lisch-Rau.
ij. Armin, zal het niet verder vertel-
Wie heeft liet dan klaar gespeeld,
tot de Maltheser-adel te verheffen?
Mij dunkt, de lieve, kleine baron
-Rau! Of niet? Zou dit soort werk
honorarium geven dan
u is hij weer met zijn werk bezig. Hij
er maar niet van verlost worden.
1(il, men haar dieptreurige oogen en
zacht en lief gezichtje, dat hij eens
mooi vond ééns toen er nog
,|0! J Sella en het zij zoo geen
"Kürschner voor hem bestond.
op zijn woord van eer ziet hij
Nandl moer een geschminkte komedi-
zo is niet eens meer aardig; van
geen sprake! Waar had bij toen
t( 0 z'in oogen gehad? En daarbij
1 n°gze is .niet braaf; het is
te zacht gezegd. Menscb, wat zijt
O, een uitstekend man. Zoo-
ons leven voor de wereld goed is,
zedelijk verantwoord. Voor zulk
menschen is er alleen een laagje
18 noodig. Geen ziel, geen geweten,
'flaK, zo1^e-_Een God? Het is mo-
(l l 1 ^00t* voor €en an(^er' daar
j mj zich niet om le bekommeren.
1 stelde dat gekke kind, die Mizzi
weer? Zijn Vader zou hem erover
Preken, en bedreigen? Dat zal hij niet
W1 j kü» Armin, als een echte
kt u gaat toc^ maar aSeen
lón j Paar bankjes van dui-
\V: r.„ 0 .tafel geteld en ze zijn bei-
füc af, Vader, Mizzi en
Iiiitk miï .er 1111 ornstig op toeleggen
„J^lijk te sluiten. Het is abso-
1 a°odzakelijk."
De edele jongeman slaakt een zucht van
verlichting, als iemand, die een onschul
dig en practisch plan gevonden heeft,
dat naast de illusie op een goeden onder
grond berust.
„Het beste middel tot verbetering, is een
broeder, die wat velen kan! 'Zoo, laat ik
nu eens aan dat vervlwerk gaan."
Voor bij daaraan begint, moet hij nog
even in de courant kijken. Hij heeft een
voorgevoel, dat er nog iets voor hem in
staat. Wat zou dat zijn? Een ander von
nis? Hij leest de ongelukaanbrengende
kolommen door.
Mijnheer Groszbach, groot-indus
trieel in Brünn, de erfelijke ridderstand
met den titel „von Turmsiurm."
„Groszbach wat nu waarachtig!
Natuurlijk, natuurlijk Kürschner, ge
boren'Groszbach. Briinn alles komt
overeen. Kolossaal! Het bericht kan riet
jj'sleidcn'Ah ÓH\r zal een vreug
defeest gehouden worden Daar moet
ik persoonlijk verscheren. Daar gaat
T.ieis van af
Zoo erg burgerlijk is de kleine -Grete
niet meer Eén kans meer voor haar
(misschien ook een kans minder voor
mijnheer von Lorenzen) Laat ik zor
gen, dat niemand mij voorkomt. Ik moét
trouwen. Ach, HellaU
Hij werkt nog schijnbaar vol ijver een
uur aan zijn kantoorwerk. Door deze
comediespclerij hoopt hij een wit voetje
bij zijn Minister te krijgen.
Oh domkop!
Toen hij thuisgekomen was van het
kantoor en zich verwaardigd had, zijn
vader goedendag te zeggen; ging hij naar
boven, werkte anderhalf uur aan zijn
toilet en kwam toen aan tafel. Na het
eten ging hij naar de familie Kürschner.
Daar was „receptie". Mijnheer en Me
vrouw Kürschner ontvingen in de groote
zaal. Er waren al veel goede vrienden en
vriendinnen aanwezig.
De vrienden zeiden: „Wat een vreugde,
Dat is werkelijk een groote verrassing.
Ja. Ja, Mijnheer Kürschner verdient de
adel. Hij is zoo'n brave man. Zoo goed
voor de arbeiders en doet zooveel goede
werken. Hij heeft zich tct lijfspreuk ge
nomen: Men meet een ieder helpen, zon
der onderscheid van godsdienst of na
tionaliteit
De aardige vriendinnen fluisterden:
„Ach, eindelijk dan toch is haar liefste
harlewensch vervuld. De oude Heer, de
Groszbach, heeft er niet zoo naar ver
langd. Maar haar „Lize", heeft I waar
lijk altijd verdriet gedaan, dat ze niet
van adel was. De titel is ook van haar
kant afkomstig. Ja, hij is de „Tnrm" en
zij de „Sturm". Ze meent nu stellig dat
ze voor haar dochter, Rita, een vorst kan
veroveren."
De booze tongen stemmen natuurlijk
.luide in met den lof en den jubel van nog
eenige huisvrienden, die juist hun geluk-
wenscken aanbieden. Over veertien dagen,
als grootpapa Groszbach komt, zal er een
luisterrijk, feest gevierd worden en een
uitgebreid gala-diner en tot slot hal. Wie
zou er dan worden overgeslagen?
Als Armin von Lorenzen, in onberis
pelijke kleeding de salon binnentreedt,
fluistert Mevrouw TeppichHirsehmann,
geboren Rosenbaum: „Dat had ik al ge
dacht, dat hij niet zou onlbréken van
daag. Je zult dadelijk eens zien, hoe Me
vrouw Kürschner hem omhelst. Ze wil
liever voor haar Rita een bedelaar heb
ben met een „Von" voor den naam, als
een Hirsehmann en Co. Voor mijn part,
krijgt ze er zoo een."
Haar zoon, een jongeman met donkere
oogen en een groot, mager figuur, glim
lachte, haalde zijn schouders op en wieg
de reet het boven)'jf heen en weer. „Waar
bliift do jongedame vandaag?" mompelde
Lij
„Ze zal naar de Mis zij ai"
„Maar Marra, om drie u 1
„Mevrouw Kürschner", fprak Armin
von Lorenzen, en boog zich over de met
goud en diamanten overdadig gesierde
arm, „sta mij toe, dat ik. daar ik mij tot
de meest getrouwe vrienden
„Alle ruiten rinkelen er van" schertste
zachtjes de jonge Hirsehmann.
rekenen mag, U mijn oprechtste,
hartelijkste en beste wenschen aanbied.
Geloof mij, mijn hart sprong op van
vreugde toen ik las, dat uw oude, in ver
getelheid geraakte adel weer ontdekt en
tot zijn recht is gebracht. Wat zal ik nog
meer. zeggen? Dat ze eens naar verdienste
gekroond moge worden! Turmsturm van-
'daag, Turmsturm morgen, Turmsturm
steeds en overal!"
Movrcuw Kürschner was bleek gewor
den, zóó verrast was ze over dezo mooie
toespraak. Zoo hartelijk en lief had 'naar
nog niemand gelukgewenscht. De oude en
tot zijn recht gebrachte adel!... 't Klinkt
als uit een Opera, dat Turmsturm steeds
en overal! Ze was er van onder den indruk
Ze keek haar man boos aan. Willy stond
daar nel als een Napoleonfiguur uit 1871.
Hij had voor Lorenzen niet eens een glim
lach over. -
Mevrouw Kürschner hield tiaar hoofd
een beetje coquette opzij, raakte Armin's
arm piet haar vingertoppen aan en zeide:
„Ik dank U! Ge zijt er blijde om? Dat
is lief van U. Wij verheugen er ons ook
over. Ja, Ja, het is al een oude adel,
maar nu is ze' weer nieuw. Onze voorva
deren hebben een slot aan een rivier ge
had daarvandaan den naam Grosz
bach ja dat slot was zeer groot. En
Turmsturm klinkt héél oud, niet waar?
Oh, mijnheer Von Lorenzen, wat houd ik
veel van mijn Vader!' Neemt U hier
plaats, als het U belieft!"
Kijk, kijk, Armin von Lorenzen zit
naast Mevrouw Kürschner op de sofa, en
vormt met baar het middelpunt „Heb
ik het je niet gezegd Sigmund'V siste
Mevrouw TeppichHirsehmann. „Me
vrouw Kürschner laat zich door Armin
om den vinger winden!"
„Papa is natuurlijk niet alleen van
adel. Wij ook"! zei mevrouw Kürschner.
„Wat dunkt U, Mijnheer von Lorenzen.
Zou ik mijn kaartjes laten drukken:
Frau L. Von KürschnerGroszbach
Turmsturm, of, Noble Dame Guilleme
Kürschner née de Groszbach de Turm
sturm.
„Ik geloof dat het eerste het beste is,"
antwoordde Armin en dacht bij zichzelf
wat Sigraund Hirsehmann nauwelijks
verstaanbaar mompelde: „Groszbach de
Strohdumm!"
„Weet ge al, Mijnheer von Lorenzen,
hoe ons wapen er uit ziet?"
„Ik wist het op het oogenblik kan ik
liet me niet goed voorstellen Stelt bet
niet de Adelaar voor?"
„Wat voor een „Adelaar?" vroeg Me
vrouw Kürschner, met groote oogen.
„Denkt ge de sociaal democratische doc
tor?" 1
„Ze besterft het", fluisterde Mevrouw
Hirsehmann haar zoon toe.
„Ik geloof Mevrouwhet blad van
de adelen Armin glimlachte op
zijn beminnelijkste manier.
„Ach! Heeft daar ons adelijke wa
pen al ingestaan? Wilhelm!" riep de
dikke dame, over meerdere blonde en
zwarte meisjeshoofden heen, waarachter
haar man op het oogenblik verdwenen
was, „Deuk toch eens aan. Ons wapen
komt in het blad van den adel! Het is
een toren met bloemknoppen er omheen
Mijnheer von Lorenzen, wat denkt ge
dat die bloemknoppen heteekenen?"
„Goudsbloemen!" verbeterde haar slecht
gehumeurde wederhelft. Hij verveelde
zich h'ijkbaar gruwelijk.
„Ach hloemknoppeu of goudsbloe
men, maakt niet veel uit. De hoofdzaak ii
dat ze van goud zijn en dat ze ons, do
vijf kinderen moeten voorstellen. Mijn
persoontje dan, mijn broer, die een fa-*
briek heeft bij Znaim, mjin zuster Maria,
die getrouwd is met een von Krainer,
Burgfeld en Manzini die is met iemand
uit Triest gehuwd. Het spreekt vanzelf
dat de toren Vader moet voorstellen!"
„Zeer beteekenisvol", zeide Armin. Na
een kleine pauze vervolgde hij: „Is Me*
juffrouw Margareta vandaag in oen on-*
bekend Koninkrijk?"
„Ze is met Sali naar de Vastënxnedidalio
gegaan" antwoordde Mevrouw Kiir*
schner en keek op haar horloge. ..Ze
moest al lang weer terug zijn. Wacht, ik
zal haar even gaan halen."
„Oh, als het U belieft!" zeide Armin,
„Maar als de Juffrouw vermoeid is
voor mij niet Hoewel ik U kan verzen
keren, dat ik werkelijk brand van vcrlan-»
gen
Mevrouw Kürschner keek hem met van
verrukking stralende oogen aan. Ze stond
met veel drukte van haar plaats op, ver-*
liet, niet zonder dat ze met andere gas-»
ten in botsing kwam, den kring en schom-»
melde met kleine dribbelpasjes de kamer
uit. Nadat er enkele minuten verstreken
waren, kwam ze weer binnen, gevolgd
door Rita. Armin keerde zich langzaam
om en keek, terwijl hij zijn snor op*
draaide, het meisje oplettend aan. Ze
kwam hem veel beter voor als den laatsten
keer. Ze was iets magerder geworden en
daardoor kreeg ze een aardiger voorkom
men. Ze droeg een donkere jurk, die haar
bijzonder goed stond. Armin stond op en;
bood haar zijn hand aan. De elleboog van
den anderen arm boog bij sterk naar bui*!
ten en hield de band op zijn borst Diff,
was de nieuwste en elegantste manier'1
van groeten. F
„Ik wonsch u geluk mejuffrouw 1"
De lange, zwartharige Hirsehmann'
trad snel op Rita toe, „Ik wensch U gaaj
luk Mejuffrouw." Armin keek Hirsch'
mann koel aan. Hij kon zijn Ramsesneu
en zijn rechthoekige baard nog minde:
velen als anders. „Ik dank U," zeide Riti
vriendelijk tot Mijnbeer Hirsehmann
groette vervolgens den heelen kring
nam plaats op het Rococo-stoeltje in
nabijheid van haar Moeder. jj
De salon was gemeubileerd in Rococert(
stijl, oud Duitsche meubelen en nog mfil,
een bamboe.ameublement, dat beter iaé\
een tuinhuis zou passen. Annin ging aaar
haar linkerzijde zitten.
(Wordt vervolgd.)] j