s OM TE LACHEN. Hfcors-chijn. O neeri, men geloofde 't wel, wat. verlangde de edele Saïd? Zijn ver langen was, zich ter plaatse te vestigen, 'te midden van hen. gewone Javanen. De dessa-mensohen voelden zich natuur lijk zeer vereerd een Saïd in hun mid den De hooge gast koos eerst een wo ning uit; tegen matigen prijs werd ze hem afgestaan. Voel en lang word er de eerste dagen gepraat over den nieuwen bewoner, een Saïd Saëstoe, oen ras-echten, die bewijzen ton vertoonen der overheid. Maar men kan niet altijd over het zelfde praten, zelfs niet over oen Saïd Saëstoe. Dus werd al ras heb gewone dorpsleven voortgezet, alsof er goen af stammeling van den profee-t in de dessa huisde. 't Gebeurde eohter, dat eenigen tijd later oen bewoner ©en kippetje miste.Dat is nu zoo buitengewoon niet. Maar eigen aardig: een week of wat daarna over kwam aan 'n ander hetzelfde ongerief, oen derde, een vierde waren al even on gelukkig. Een onderzoek werd ingesteld merkwaardig, alle sporen wezen naar het erf van den heiligen Saïck Er werd gemompeld binnenskamersluid spreken en den haam Saïd verbinden aan het woord „diefstal", dat durfde men niet. Toen geschiedde het, dat een kip van Saïd's buurman al scharrelend afdwaalde naar het verdachte erf. Do heilige man kwam toevallig naa-r buiten, greep het dier met de grootst mo-gelijke kalmte en droeg hot statig naar binnen. Den eige naar, die allee had gezien, werd het te machtig. Hij waagde hot te verschijnen voor den Saïd, den afstammeling van den grooten profeethij wees hem er op, dat hij zich.... vergiste, toen hij de kip, het eigendom van zijn buurman, an nexeerde. De Saïd richtte zich op. Hij had niet onderzocht, wie de vorige eigenaar zijn kon, aohtte het ook niet noodig. Immers het feit, dat die kip uit eigen beweging de grenzen van zijn erf had overschreden, was het onomstootclijk bewijs, dat- het dier gezonden was door Allah, den barm hartige, als geschenk aan zijn dienaar, den ras-echten Sa'id. den afstammeling van den profeet, den gezegende. Tegen dit argument was de des sa-man niet be stand onverriehterzako ging hij heen. In weinig tijd was t alom bekend, dat de Saïd op eene voor de dorpelignen zeer nadeelige wijze van tijd tot tijd „geschen ken" ontving van boven. Doch. jammer, voor den Saïd, het geloof der dorpsmen- -schen was niet groot genoeg. Men zon op vergelding. De Zoon des profeten bezat verschil lende schapen, bestemd om met winst te worden verkocht op den pasar. Vooral in drogen tijd dolen de schapen overal rond op zoek naar gras of ^blade ren. Een dier woldragers strekte zijn on derzoek uit tot .op het erf van een der genen, die onvrijwillig geschenken had geleverd. Een snood plan flitste door het brein des eenvoudige», en word aanstonds uitgevoerd. Het schaap werd gegrepen, huurlieden. in het geheim betrokken. Het dier was vet, stilletjes werd het geslacht, en de man kondigde een slamatan (een offer feest) aan, om te voldoen aan, ik weet niet welke, gelofte. Den Saïd werd met grooten eerbied ook een flink stuk vleesch gezonden, als zijn aandeel aan den offermaaltijddat" eischte immers do gewoonte. De „heilige" nam onder zegenspreuken het geschenk aan, dat Allah hem zonden onder de ingewijden heerschte booze vreugde. Kort daarop kwam de Saïd tot de min der aangename ontdekking, dat één zijner schapen verdwenen was, en geen zoeker bracht het verlorene terug. Het vreese- lijke drong zich aan hem op: zijn schaap, het schaap van den Saïd, was_ gestolen en opgegeten door zijn onwaardige dorpsge- nooten. En dat huichelachtige volk Allah vloeke het! had het gewaagd, onder het mom van eerbied, hem een deel van zijn eigen schaap te doen opeten. De heilige werd boos. wild-toornig. Aanstonds trok hij naar het huis van den snoodaard. Deze ontving hem met veel sembah's en antwoorddte uiterst dee moedig, nadat een stortvloed van ver wijten over zijn hoofd was heengegaan: „Maar edele heer het schaap kwam eigener beweging op het erf van uw die naar, en uw dienaar daohtZie, Allah zendt mij een geschenk, de Barmhartige zij geprezen. Ik zal dit. geschenk aan nemen en slamatan houden, en mijn buren zullen zich met mij verheugen. Evenals Allaih vroeger mijne kip ten geschenke zond a>an zijn dienaar, den Saïd, zoo zendt Hij nu mij. onwaardige, dit schaap. Allah zij duizendmaal geprezen". „Amin!" antwoordden de omstanders. De Saïd werd nog eens zoo boos. Dacht die ellendeling, dat een Saïd een ras echte, zich zoo liet bespotten, dat hij het or bij laten zou? Neen, voor den contro leur zou de vlegel mot zijn trawanten ver schijnen. De Saïd deed beklag en de controleur beloofde onderzoek. Het onderzoek had plaats, maar toen kwamen aan den dag zooveel ongerech tigheden, zooveel bedreigingen en afpe.r- sinecn, allen gepleegd door den afstam meling van den profeet, dat de heilige man den zeer ermstigen mad ontving, on middellijk het terrein zijner werkzaam heden to verlaten. De ras-cchte Saïd gaf gehoor aan dien raad cn verdween. Do voortschrijdende tijd is onbarmhar tig voc-r velen dier vreemdsoortige „hei ligen" op Java. (St.. Claverbond). Jcerah, dorpshoofd. pasar, markt scmbah, eerbiedige groet. DINGEN DIE GEBEUREN. 7"; Lricius vertelt in liet „Yad.": Wonderlijk is wat voor een paar tien- te'! n jaren den toen in Indie roizendra •T»ai-witsj op do krokodillen-jacht is ever kernen. Do keizerszoon zou in Je buurt van Priok gaan jagen. Krokodillen waren en zijn daar maar zot. Maar nu is Jhet een eigenaardigheid bli krokodillen, dat ze alleen gedood Ïcuriïien worden, als men ze Taakt; eerder heb jo ze niét. Dat wisten do Nedevlandseh ambtenaren, die den vorst op do jacht zouden vergezellen, ook wel en wijl zij. een niet al te grif ver trouwen stelden in hot zekere schot van den vorst op de lang niet gemakkelijke krokodillenjacht, loofden zij aan de in- landsclio bewoners van een vriendelijk daar in de buurt gelogen dessa een pro mie uit, als er dien dag een paar krokodil len, het liefst eer. paar groote, zouden worden gescholen. Do inlanders beloofden, dat het niet aan hen zou zijn te wijten, als zijne keizerlijke hoogheid platzak thuis kwam, on de wodana van de vriendelijke dessa rekende voor zichzelf al half on half op de zilveren medaillo van de Oranje Nassauorde De groote dag kwam. Do Tsarewitsj gleed in een smal prauwtjo bijna ge- ruiscliloos door het moeraswater in de om melanden van Batavia, den vinger aan den trekker. Geen krokodil vertoonde zich. Overal verdwenen ze vóór de vorst in 't zicht kwam. Do veronderstelling lag voor de hand, dat het respect dier beesten voor zijn keizerlijko hoogheid nog veel grooler was dan dat van de liceren van den jacht stoet. Plotseling, om een bocht bij een boschje: twee krokodillen; reüzekanjers! Ze lagen zoo vast als een muur. Ik wil werkelijk niet bij do aristocraten in 't gevlij komen, maar het was precies alsof do dieren in ootmoed wachtten op de eer van een ko gel uit den keizerlijken geweerloop. Eer biedig wachtten zij af. En enkele seconden later knallen twee schoten uit het dubbel- loopsch jachtgeweer des vorsten. Of de dieren gedood waren of alleen maar gewond, was in do eerste paar se conden niet te zeggen, maar do schoten moesten goed raak geweest zijn, want bei de krokodillen bleven liggen waar ze la- een' Met een zegevierenden blik zag de hno-o jager om zich b.pen. Haastig gleden de prauwen naar de plek waarlmen het moordend lood gezonden was. Maar daar wachtte den jachtstoet een teleurstelling: do beesten waren nog spring levend! Geen schrammetje aan te beken nen.' De kogels waren met speelseh ver nuft er dwars ovei-heen gegaan of (wie zal 't zeggen?) een paar meters te vroeg ingeslagen: dat zal wel nóóit opgelost wor den en op dat oogenblik kwam ook nie mand op do gedachte om er een onderzoek naar in te stellen, want men stond voor een vraag van grooter belang en van go- heel anderen aard: Hoo kv»ftni het, dat twee geweldig groote, ke rngezonde kroko dillen, midden in de wilde, moerassige bosschen aan Java's Noordkust, niet de vlucht hadden genomen bij do nadering van het zonncbadrustverstorend jachtge- rucht? En hoe kwam het. dat deze twoe verscheurende dieren, allebei volwassen en dus vertrouwd met de onbetrouwbaar heid des menschen, niet him heil in het diepe watervlak .naast hen zochten, nu een gansclie stoet van die hveebeenige monsters zoo dichtbij kwam?! Men begreep, dat men hier voor niets minder dan een natuurvvonder stond. Dat bleek dan ook het geval, te zijn, want een nader voorzichtig ingesteld onderzoek wees uit, dat do beide krokodillenaan kettingen vastlagen!! Voor de zooveels'e maal kwam aan het licht, dat er tusschen hemel en aarde meer is dan wij menschen in onze school- sohe wijsheid kunnen doorgronden. Vast staat alleen, dat de hulpvaardige inlanders van d* vriendelijke dessa in lat historisch oogenblik meer Nederlandsche verwen- schineen dan harde rijksdaalders naar bun ingenieuze hoofden kregen geslin gerd en dat de volijverige wedana géén zilveren medaille van de Oranje Nassau- ordo heeft ontvangen. UIT NET LEVEN DER BIJEN. Er zijn een groot aantal soorten honing bijen. In Europa zijn do voornaamste ras sen: de zwarte honingbij, ook wel Duit- sclio bij ger.aamd, de Italiaansche bij en de Krainer bij. De zwarte honingbij. Hiertoe behoort ook de bij, die in on3 land inheemsch is. Door do invoering van koninginnen van het Italiaansche ras heeft men in ons land heel wat kruisingsproducten gekregen. In de laatste jaren »is men van de invoering van -koninginnen van het Italiaansche ras teruggekomen, eensdeels cmdat dit door den oorlog invoermoeilijkheden met zich medebracht, anderdeels omdat men meer heil verwacht van verbetering in eigen ras, en o. i. terecht. Vooral de Nederlandsche zwarte bij is bekend cm haar weerstandsvermogen te gen ziekten. In Duilschlaad en Engeland komen bij de zwarte bij veel meer ziekten vo'or. Als in ons land besmettelijke ziekten onder de bijen werden geconstateerd, clan is het gewoonlijk aan onze oostgrenzen in den tijd, dat met. de bijen gereisd wordt en onze oostelijke naburen de heidevelden in Limburg en Brabant gaan opzoeken, of wanneer Duitscho bijenvolken ons land binnen gesmokkeld zijn. De bijzonder gunstigo gezondheidstoe stand van do Nederlandsche zwarte bij heeft zelfs de aandacht getrokken van buitenlandscho bijenhouders en onderzoe kers. De zwarte bij staat brVei.'l als een zeer vlijtige honinghaalstcr, die niet erg zwerm lustig is. Ze begint laat met broeden, maar is bij gunstig weer en geede lioningdracht snel op zwermlioogte. Do volkssterktc is doorgaans goed, terwijl re goed den win ter doorkomt. Zij 'bouwt gewoonlijk regel matig en zuiver, ïpet weinig darrsnxaar. De legeltjcs op do met honing gevulde cellen zijn dikker c:i ic-'.s uher dan bij de Italiaanscho bij. Do kleur der werkbijen is zwart met grijswitte of geelachtig witte beharing. Daar de bijen, wanneer zo uitvliegen om Lening te verzamelen, de haren !r.nc arner- liancl verliezen, lijken oudere bijen meer glimmend zwart en schijnbaar kleiner dan jongo bijen. Evenals bij een rund vee slag, 'clat bekend staat om zijn melkrijkheid, of óm een hoog vetgehalte der melk, dieren voorkomen, dia weinig melk of melk met een laag vet gehalte geven, zoo gaat het ook bij do bij enrassen: onder do rassen, dio in hun ge heel zeer gunstig bekend staan, zijn vol ken, welke de gewcr.schto eigenschappen niet bezitten. Men heeft bijenvolken, dio veel zwer men, andere zijn zwermtraag; sommige bouwern de raten onregelmatig, andere weer munten uit door het bouwen van re gelmatig en fijn werk. Ook is er groot ver schil in honing halen. Er zijn bijenvolken, die zelfs in ongunstige zomer3 nog aardig wat honing verzamelen. Ook een lange levensduur en een groot weerstandsvermo gen kunnen factoren zijn, waarop men bij het verbeteren van oen bijenras moet letten. Tegenwoordig tracht men verbeteving in een ras aan te brengen door koningin nen van hetzelfde ras to kweeken, afkom stig van een volk, dat in de door ons ge- wensclite oigenschappen uitmunt, en men laat dio koninginnen dan bevruchten door darren, afkomstig van een volk, dat even eens dio eigenschappen bezit. Dit is echter gemakkelijker gezegd, clan gedaan, ten minste voor ons land. Er mogen in een omtrek van ongeveer 3 uur gaans ge-en andere darren voorkomen daar de onder vinding heeft geleerd, dat darren wel lot 15 ELM. in den omtrek rondvliegen. In Italië en Zwitserland, waar tusschen de hooge bergen dalen voorkomen, die geheel van de buitenwereld zijn afgesloten, i3 aan een dergelijke wijze van verbetering in het ras weinig bezwaar verbonden. In ons land heeft men in 1922 onderzocht, of het mogelijk was een dergelijk bevruchti- gingsstation op to richten op het eiland Urk en voorloöpig niet gunstig resultaat. De proeven in die richting werden thans nog voortgezet. Oude kokette: „Trouwen? Ach, de man nen van tegenwoordig!" Heer: „Waarom hebt u er dan geen uit uw eigen tijd genomen?" Altijd voorbereid. Rechter: „Weet ge beslist, dat u gebeld hebt,, voor ge den man overreden hebt". Beklaagde: „Zeker, ik bel altijd, voor ik iemand overrijd. Geen waarheid. Mevrouw: „En dan nooit liegen en mij altijd de waarheid zeggen". Dienstmeisje: „En u, mevrouw, mij nooit de waarheid zeggen." Hij zag 't toch niet. Tweo Ieren bezochten voor het eerst een mijn. Toen x zij de kolen boven zagen komen, merkte Mike zijn makker op. „Verdraaid, ik wou clo menschen wel ctns zien» Idio zulke grootte steenkool- klompen in de wagentjes kunnen dragen. Ze moeten wol verbazend sterk zijn." „Wees toch niet dwaas," zei Piet. ,,'tïs daar beneden zóó donker, dat zo niet zien kunnen wat ze optillen." Eerlijkheid. Een zwarte knecht te Londen vond bij het uitgaan der kamer van zijn heer een zes-stuiverstuk, dat hij den eigenaar teruggebracht. „Je moogt het houden," zeide deze, „omdat je zoo eerlijk bent." Kort daarna mistte hij zijn horloge en vroeg den knecht of deze het niet gezien had. Jawel, meneer, ik heb liet maar ge- ouhden, omdat ik zoo eerlijk ben," was het antwoerd. Het juiste antwoord. De dokter had de verpleegster opge dragen, nauwlettend de temperatuur van den zieke op te nemen. Op een goeden morgen kwam hij bin nen en vroeg: Wel, en ls de tempera tuur nu wat lager?" ..Aanmerkelijk kger!" zeide de vcr- pleppster. „Zoo, dat is gelukkig!" antwoordde de dokter. „Dat kan ik niet zeggen," repliceerde de verpleegster, „want z'n temperatuur is nu zóó laag, dat-ie dood ls!" Verraden. - Goochelaar: „Voor mijn volgend kunst stuk moet ik cV hulp hehben van een jongen. Iedere jongen uit het publiek is goed, liet doet er niet toe welke ja, goed kom jij maar hier kereltje." Toen de jongen op het tooneel geklom men was, zei de Luochc]aar tot hem: „Jo lipV mij toch vroeger nooit gezien, wel?" De jongen antwoordde: „Neen, vader." DESKUNDIG. Zoon van een boks-kampioen: niet onder het middel slaan, dat is verboden. 0 0 0 000 PARLEMENTARISME UIT DEN GOEDEN OUDEN TIJD. Do voorzitter van den Landdag tot den Vorst, die, om dat de troon zich in reparatie bevindt, in een. loge is gaan, zitten: „In mijn rede wil ik u, majesteit, huldigen namens den geheelen Landdag. Doch het was den wensch der afgevaardigden, u zelf ook een stille hulde te brengen. Ziet u naar hun hoofden majesteit. De kaalkoppen hebben zich 'zoo geschaard, dat zij den voorletter van uw naam .vormen!" PARLEMENTARISME THANS. „Til die fabriek is zeker een ernstig ongeluk gebeurd". „Ja, dat geloof ik ook. Die fabriek is het Parlements gebouw." PROTEST-VLEESCH. „Nou, nou, jelui hebben daar een aardig stukje vleesch op tafel. En ik dacht, dat jelui geen vleesch zouden koopen uit protest tegen de hooge prijzen." „Doen we ook niet. 't Is de kat van dèn slager." „Ivellner, die soep is koud!" „Mijnheer! U hebt 'm nog niet eens geprobeerd!" „Maar kerel, als ie warm was, zou jij er toch je knuisten niet insteken." Gemoedelijk. Rchler: „U wordt beschuldigd, dezen stoel op het hoofd van uw vrouw stuk geslagen te hebben?" Beklaagde: „Het was een ongelukkig toeval, Edelachtbare." Rechter: „Wat? Een toeval? U had toch de bedoeling, uw vrouw te slaan." Beklaagde: „Ja, maar het was niet mijn bedoeling, den stoel to breken." Niet noodig. „Vrouw," zei vader 's avonds, „ik kan mij niet begriinén, wat er aan mijn hor loge scheelt. Ik zal 'het eeus laten schoon maken." Waarop kleine Wim inviel: „Neen, pa, dat hoeft niet: Arie en ik hebben 'tpas van morgen in Ce badkuip gewasschen!" Verraden. Meester: „Wie van de 'thuis een kopje, waar wat op' Klaas: „Ik, mijnheer, vo° jaardag." v Meester: „Goed zoo, en JU», Jantje: „Stations-koffie!>« dat kopje heeft mama van o® gebracht." De Boodschap. Mevrouwt „Jansje, ëa familie Bronhoven en vraag mevrouw gaat. Mocht ze 8® zijn, vraag dan wanneer plaats heeft." tJ Jansje: (eenigen tijd later de) „Wel, do complimenten e - is een heele boel beter en va fenis was nog niets bepaald-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 14