I y\ Maar nu! Och hom nu niet meer aan met het verwijt, dat de geloovigcn dom pers zijn. Een domper zijt gij!!! Om uw zienswijze praat gij de feiten weg. Houd niet langer meer vol de absolute onveranderlijkheid der natuurwetten, want do geschiedenis spreekt: de wonderen bestaan. Ontken niet meer uw Maker, uw Heer en God, want luido spreekt Hij tot u door het wonder. Erken de kracht, die boven de natuur uitgaat, erken het boven natuurlijke, bewezen door het wonder. Zeg niet nfter: alles is stof en kracht, want 't wonder verkondigt u den lof van den 011- eindigen Geest. Weg derhalve met de dood doeners en dikke woorden, die tegenovr 't getuigenis der geschiedenis onhoudbaar blijken! Of anders, weet, wie gij zijt: een be vooroordeelde domper! J. J. VAN SANTÉ Tr. 1) Dat do Evangeliën echte geschiö"d- bockcn zijn toont Th. Famulus op geheel afdoende wijze aan in zijn „Legende of Historie", een boek, dat u ter lezing zeer wordt aanbeyolen. (Uitgave N. V. R.-K. Boek-Centrale, Amsterdam. 4e druk f 0.25) SGHOÖnHeiDIIilllBBS ■fggjjMaWAHKfMS Is 't volgende onder schoonheid begre pen? 't Is maar een gewoon verhaaltje, heelemaal geen verheven taal; een zeer alledaagsche woordenkeus; maar ten slot te een woordenkeus, een manier van schrijven die bij het onderwerp past. En dus goed en waar! Je hebt onder de menschen van die producten die een hond of kat met een sentimenteele teerheid behandelen, die doet vragen of ze wel goed pluis zijn en daartegenover behandelen ze een mensch soms als een hond. De schrijver, P. A. Bruinsma, heeft in onderstaande schets al zijn ironie te hulp geroepen om de juf frouw „met het gevoelig" hart in al haar sentimentaliteit tegenover haar schoot hondje af te schilderen, terwijl hij op een beetje wrange wijze laat uitkomen hoe dezelfde sentimenteele juffer tegenover haar dienstmeisje alle hart mist. Oppervlakkig gelezen doet de schets niets dan de wezens waarom het gaat, belachelijk maken; voelt men ze dieper aan dan bemerkt men wel den achter grond van deernis om het zielige dienst meisje dat ver ten achter moet staan bij een verwend mormel van een hond. HET KARBONAADJE. Er was eens 'n juffrouw. En die juffrouw had een hondje. Ook had die juffrouw een gevoelig haTt. Een man om van te houden had ze niet. Ook nooit gehad. Ook nooit kans op ge had. Ook geen kans er ooit een te krijgen. En omdat die juffrouw zoo'n gevoelig hart had en ze toch ergens van moest houden, hield ze erg veel van haar hondje. Het hondje heetteJa, wat zal ik daarvan ze<"*en? Vandaag noemde de juffrouw hem haar snoesie, haar loeris- sie, haar lekkere rollebol en haar lieve santepetantertje. Morgen heette hij haar lobberdanissie en haar lollig knulletje. Overmorgen was hij haar mollige mok kel, haar pientere pietelierissie en haar oude swabberdebassie. En overmorgen wéér wat anders. Maar z'n eigenlijke naam was Puck. Maar die naam was de juffrouw te koud, te hard, te kort-af en daarom De juffrouw had behalve een hond en een gevoelig hart ook nog een meisje- voor-halve-dagen. Dat meisje heette Jet en de juffrouw noemde haar ook nooit anders dan Jet. Dat hoefde ook niet, want als je Jet heet, hoef je ook nooit anders genoemd te wor den. Puckie was knap in z'n soort, 't Begin van Puckie was z'n neus. Die was zoo breed en zoo plat alsof ie onder den man gel vandaan kwam. Als Puck dien ge- mangelden neus optrok, z'n krijgshaftig in 't gelid staande tanden liet zien en z'n onderaardsch gerommel liet hooren, zoo als z'n gewoonte was, wanneer ie in aan raking kwam met iemand aan wien ie niet behoorlijk was voorgesteld, dan kwam je dadelijk onder den indruk, dan voelde je onmiddellijk met een persoon lijkheid te doen te hebben en zou je er niet. licht toe komen, den behoorlijken afstand uit het oog te verliezen. Z'n oogen stonden wel eens wat lodderig en 't wit er van was geelachtig, maar overigens wa ren ze niet onknap voor pucke-oogen. Z'n huid was bruin-glanzig, naar bene den toe witter wordend. In z'n nek had-ie rimpels. Z'n renteniersbuikje was mooi rond en massief als 'n biertonnetje, 't Einde van Puckie was z'n staart, een besliste krul, die altijd opwaarts stond als een omgekeerde komma, 't Was een model-puckie, 'n iiberpuckie, 'n puckie in prachtband, 'n luxe uitgave, 't Was „ras". Jet was niet knap. Ze was ook geen luxe uitgave. Zo was geen „ras". Ze was 15 jaar, lang en mager, had zomersproeten en één oog dat altijd om 'n hoekje keek. Haar kleur was flets, haar kleeren zatc-n om 't lijf of ze er om gegooid waren en haar rokken flabbérden om haar dunne kuiten als een wijde broek om 'n houten been. Haar oogen hadden rooie randen en haar schort was zelden schoon. Iets bizonders was er niet aan haar dan dat ze altijd honger had. Haar moeder was waschvrouw. Haar vader dronk. Voor de rest geen nieuws. De juffrouw woonde in haar eigen huisje en kookte haar eigen potje. Het meisje kreeg 's morgens een boterham met weinig boter er op, omdat ze anders eens gallig mocht worden; dan redderde ze den boel op, deed bood schappen, dek te voor de juffrouw tegen etenstijd en ging dan naar huis. Dan gingen de juffrouw en Puckie op T hun gemak eten. Na eten kreeg Puckie z'n vaste plaats op 'n kussen achter de warme kachel, om z'n lukkie te doen en de juffrouw ging de borden wasschen. Als ze daar klaar mee was, ging ze in d'r hoekje hij 't venster zitten en Puckie, hoe wist ie 't zoo, de snoezige, schat tige schat werd wakker, schudde z'^ slaap af, strekte beurt om beurt een poot strak uit in de richting der vier windstre-' ken, wandelde bedaard naar de vrouw, ging op z'n achterpooten bij haar staan, hield z'n voorpooten dan zóo dat de vrouw hem makkelijk op kon nemen en bet-zich door de vrouw op d'r schoot til len. Dan vrijden ze samen een poosje, maar de vrouw vrijde het hardst. Dan werd de verzameling troetelnaampjes met versche, alleen voor Puckie en de vrouw begrijpelijke bevigheidjes vermeerderd, tot Puck er genoeg van had en na een paar zoekende draaiingen zich zoo rond mogelijk in de vrouw d'r schoot te rusten lei. Dan streelde de vrouw zacht over Puckies korte rugharen, dan voelde ze zich als kip, zoo voldaan en 'lekker Tot zoover ging alles goed met de'juf frouw, met Puckie en met Jet. Maar is het al niet eens opgemerkt, dat deze aar de is een dal ,een bron, een fabriek, een zee van tranen? Ik spreek nu niet van de onaange naamheden met Jet. Ze was slordig, „bek- kerig", vergeetachtig en was zelfs één keer op snoepen betrapt. Och, zulke meisjes-voor-halve-dagen zijn allemaal één pot nat; er is geen zalf aan te verstrijken en als je ze weg stuurt schiet je ook niet op, want je geeft erwtensoep weg en krijgt snert terug. Er was iets heel anders, iets veel ergers. 't W^s niet in orde met Puck! Al lang had de vrouw gemerkt, dat d'r beveling niet meer zoo fleurig was als vroeger. Wel had ie altijd iets melanco- lieks in zijn oogopslag gehad, maar te genwoordig kon ie d'r zoo in-droevig, zoo echt vol hondensmart, vol puckewee uit zien. Hij maakte geen dartele buitelingen en geen omwegjes meer; als ie liep scheen ie diep doordrongen van het voor treffelijke van de leer dat de rechte lijn de kortste afstand tusschen twee punten is. Z'n slaap werd onrustig. Soms, terwijl ie sliep, kon ie zachtjes janken alsof nare droomen hem kwelden. Z'n snorken hij had altijd zoo'n vriendehjk gesnork, vond de juffrouw z'n snorken werd nu zoo raar, zoo be nauwend, dat de juffrouw er akelig van werd en 'm dikwijls wakker maakte, om dat lugubere gezaag toch maar niet meer te hooren. Soms, als ie van z'n dutje op stond, was-ie stijf van rheumatiek en piepte hij 't uit'van pijn. Z'n eetlust, vroeger zoo gezond, nam merkbaar af. En 't vreemde was, dat ie hoe langer hoe dikker werd. Vroeger had ie er ook altijd welgedaan uitgezien, maar nu werd-ic langzamerhand zoo zwaarlijvig, dat ie een en al buik leek en meer van een rol lade dan van een hond had. Die dikte kon geen deugd zijn, dacht de vrouw: 't moesten bepaald kwade stoffen zijn, die niet los wilden komen. Z'n stoelgang deugde ook al niet meer Jet, die niets voor Puck voelde, ze voelde valleen voor eten, Jet zei: ,,'t Beest heeft 'n te goed leven; hij groeit dicht", maar toen kreeg ze van de juf frouw ,,'n reis" over d'r brutaligheid, zooals ze nog nooit gehoord had en ze had haar part anders wel gehad zoodat Jet besloot, over dat punt voortaan d'x gezicht te houden. De juffrouw, ongerust, haalde er een veearts bij, bij Puckie natuurlijk. Die onderzocht 't dier, ik bedoel alweer Puckie; maar dat ging lang niet gemak kelijk, want Puck hield niet van familia riteit. Hij voelde Puck den pols, bekeek z'n tong en probeerde van alles. Hij schreef medicijnen voor,, masseerde, werkte met koude compressen, met lauwe compvessen, niets hielp. Puckie werd dag aan dag minder, van tijd tot tijd kreeg ie appelflauwten, tot eindelijk, onverwacht nog, het vreeselijke gebeurde, de arme Puck z'n oogen heel raar verdraaide, z'n pooten stijf uitstrekte en stierf zonder dat ie nog had willen bkken of ruiken of zelfs maar kijken naar 't met zorg gebra den, geurend kalfscar-bonaadje, dat de juffrouw 'm voorhield. Wat was dat 'n dag voor de juffrouw! Wezenloos stond ze 'met 't karbonaadje nog in d'r hand, en 't dpurde lang eer ze 't op 't bord lei op de tafel, zoo juist door Jet gedekt en 't doode Puckie op haar armen nam om hem in d§ achterkamer op haar eigen maagdebjk bed te leggen, tot ze 'n geschikt plekje in den tuin zou gevonden hebben, waar ze 'm zelf zou gaan begraven. Heete tranen drupten op Puckie's kou de huikje toen de juffrouw hem naar haar kamer droeg Toen ze in de sterfkamer kwam, schrok ze van 't geen ze daar zag. Jet, die al lang naar huis had moeten zijn, 't was al over etenstijd was ex nog en stond bij de tafel. Wat deed ze daar?... Wacht! Stil op de teen en aansluipen. Ah! Nu zag ze 't. Nu hoorde ze 't! Jet was bezig met zuigend gelik en smakkend gesabbel 't laatste restje te verorberen van 't karbonaadje van zoo even Natuurlijk ging ze direct de laan uit, voor goed. Och, och, wat was 't een dag voor 't gevoelige hart van de juffrouw. 't Is nu twee jaar geleden dat dit alles gebeurd is. ZeventietL meisjes-voor-een-halve-dag hebben- in dien liisschentijd Jet bij de juffrouw opgevolgd. Maar Puckie kreeg geen opvolgers; dat zou verraad geweest zijn aan z'n nage dachtenis. En als de juffrouw een'puckie ziet" loo- peu, dan schrijnt nog de oude wonde ooals tot nu toe ook het geval was, zien wij voor den komenden herfst het jak of de losse blouse in twee hoofd-modellen vertegenwoordigd, en wel het fantasie-jakje en het zoogenaamde tailleurmodel. Voor dames, die geen aangeboren goede smaak hebben, is de keuze hier al bijzonder moeilijk. Zoodra een vrouw doordrongen is van het begrip, dat „zich goed kleeden" nog iets meer beduidt dan, nu ja, kleeren aantrekken, die in groote trekken aan de eischen der heerschende mode voldoen, zal zij ook inzien, dat zij te letten heeft op haar eigen lichaamsvormen. Zij heeft in dit geval wel degelijk haar eigen lijn en vorm te bestudeeren en moet dan met zich zelve te rade gaan, wat zij bij de heerschende mode dragen kan en wat niet en vooral wat zij van deze mode voor haar figuur passend maken kan. Heeft zij echter dit standpunt vast ingenomen, kent zij haar eigen figuur door en door, dan ziet zij ook alle kleine gebreken daarvan en weet deze niet smaak te verbergen. Maar ook kent zij dan de voordeden van tiaar figuurtje en weet deze op hun best te doen uitkomen. En zoo weet de verstandige vrouw op mode-gebied zich steeds met 'K. den juisten smaak te kleeden. Het tailleur-jak is meer voor j zwaardere dan voor tengere figuren ge- /fed o Afb. 2. Blouse met ingezet vest. Afb. 3. Mantel met stiksclgarneering. ".«.w dacht. Het verschijnt half los met glad-ingezet nauw mouwtje, waarvan de rand j\ A J sierlijk uitgesneden is. Daarentegen zien wij het fantasie-jak los en heel wijd, rijk ty- v geborduurd, liefst met bontgarneering en wijde, in de meeste gevallen aangeknipte !fl\ I II 1 z'in we* *wee 8e',eeI verschillende genres, die. de mode ons brengt en I I 1 waaruit de vrouw met goeden smaak zeker iets heel moois weet te maken en i/1 Ij X vooral iets voor haar eigen figuur. I 1 I ij 1 Een geheel apart model, dat niet naar ge- of verboden vraagt, toont onze I Ij afbeelding. Ziehier een modelletje, geschikt zoowel voor tengere als voor zwaardere figuren, een heel ondeugende blouse, die zich niet het minst aan Mevrouw Mode [1 gestoord heeft. -W Al wat wij hier boven vertelden, geldt ook in hoofdzask voor den mantel. P Deze is nog altijd meer los, dan aangesloten en het armgat is ook bij ingezette fLStö? mouwen nog wijder dan bij het jak. Wat den kraag betreft, hier is een ver andering op te merken. De mantelkraag, die op verschillende manieren gedragen kan worden, is gedeeltelijk weer heel breed. De kraag op het fak, op de meest uiteenloopende wijzen aangebracht, is in tegenstelling hiermede smal of wel wordt een staande kraag gekozen. Afb. i. Costuum met lang jak. (Hiervoor is noodig ongeveer 4.50 M. stof, 130 c. M. breed.) Voor dit jak is donker groen velours het aangewezen materiaal, gegarneerd met zilvergrijs bont, liefst schapenvacht. Het lange jak heeft slanke losse lijnen en wordt in de taille door een ceintuur van velours bijeengehouden. Het bont garneert den onderrand, en geeft de lijn aan van den kraag en de mouwranden. De rok is in het midden voorzien van eenige plooien. Afb. 2. Vestblouse. (Hiervoor is noodig ongeveer 2 M. stof, 100 c. M. breed.) Deze als jak bedoelde blouse is gemaakt van bont bedrukte crêpon en heeft een vest van effen witte stof. Dit vest is van een staanden kraag voorzien en wordt midden-voor toegeknoopt. Mouwopslagen van dezelfde witte stof. Afb 3. Mantel met stikselgarneering. (Benoodigd ongeveer 3.50 M. stof, 130 c. M. breed.) Deze practische mantel is gemaakt van beige duvetine en voorzien Afb. 1. Costuum met lang jak, van een op verschillende manieren te dragen kraag. Hij is op de hoogte van de rok - -;rT^7 Ili ij gegarneerd met stiksels. ringen vormen voor het sj» «'li I Aan de mouwen komen laken de verbindingslijn. Bij Vj,1'' H deze stiksels ook voor, kleine kussen (afb 9) kan het *^/a X 'fei? i. maar in twee rijen, waar- het motief uilstckend ver- 'h i? fj T: van de tweede iets op- dubbeld worden en aan ^"^4 j> 'i 2 loopt. het groote kussen kunnen /v'"*.. p -'3 —"f((i'jH|/(/ Afb 4,5,6 en9-11. de gladde verbindings- f j 5 VS Een slaapkamer-garnituur. lijnen zoo noodig worden K ft 'V «tf/ *4 if gegarneerd met gaatjes-bor- verlengd. Het laken is w5'* -f T'\ Ji «4$ duursel. Wij hebben hier een ongeveer 150 c. M. breed, fyfit Afb. 5. Rond kleedje met gaatjes-borduursel. Afb. 4. Nachltfalckleedje mei gaatjes-borduursel. zesdeelig slaapkamer - garni- tuurtje in beeld gebracht, dat overal met dezelfde ring- figuren bewerkt is. De uit gaat jes-borduursel bestaande ver siering wordt in een eenvoudi- gen rand van aparte of in elkaar grijpende ringen gewerkt. Van de beide kleine kleedjes, op af beelding 4 en 6, wordt liet eerste vierkante kleedje voor het nacht tafeltje gebruikt, terwyl het tweede, behalve voor betzelfde doel, ook nog voor een rond tafeltje kaodienen. I let vierkante kleedje sluit met een zoom af, het ronde met langucttes Voor het overige is de garnering dezelfde Het vierkante kleedje is 40 c, M groot, h<" ronde is van grootere mid der. lijn Afbeelding t5 toouf een sier-handdóek van ongeveer 60 c M breed De versiering bestaat uit een druk hoek-metief en gaat in eenvoudige lijn langs de kanten omhoog Het hoek- molief herhaalt zich op het laken, evenals opSiet groote en kleine kussen. Eenvoudige het kleine kus9en 80 c. M. en het groote ongeveer 100 c. M. Afb. 7-8. Waschtafel- garnituur met gaatjes-bor duursel. Vele dames geven het tweeledig waschtafel-garni- tuur den voorkeur boven het meerdeelige. Dit garnituur bestaat uit het blad-kleed en het langere kleed voor den opzet. Als materiaal neemt men wit ol grijs linnen, keper of anders iets geschikts om het van borduurwerk te voorzien. De grootte der kleedjes hangt natuurlijk van de waschtafel af. Het bladkeed, dat ik zag, was 85 c. M. lang en 55 c. M. breed en het kleed voor den opzet 85 c. M. lang en 12 c. M. breed. De kleedjes bestonden uit stevig wit linnen; zij waren geborduurd met gaatjes-bor duursel in porcelein-blauwen kleur. Natuurlijk is iedere ge- wenschte kleur toegestaan, mits passend bij de tint van het waschsteL De brcede boo- granden worden door I a n - g u e 11 e s afgesloten. Afb. 0. Sierhanddoek met gaatjes-borduursel. Afb. 7 pn 8. Waschtafel-garnituur met gaatjes-borduursel. V' 'l*u r/' iilnii^V.^ Y. 4 .IhW' ijj j: Afb. 9 Afb. 10 Afb. 11 Afb. 9-11. Bedgarnituur, laken, klein en groot kussen met gaatjes-borduursel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10