Tweede Blad
e Koninklijke Koopman.
AAN DE LANDS-VROUWE.
donderdag 30 Augustusl923
De
Hol
UIT DE PERS
I! DE verkregen rechten.
Residenticbodo schrijft:
Hel was te voorzien, dat, nu de bezuiui-
iel Lesplannen van de Regeering in details
fri Bkcnd worden, in breede lagen verzet
zo iartegen zou oprijzen.
i Vooral nu de Regesnng door opheffing
an artikel 40, waarin aan de ambtenaren
Jf j handliaving der bestaande salarissen
ordgewaarborgd, een ernstigo inbreuk
aakt op verkregen rechten en feitelijk de
sbeele rechtspositie van de ambtenaren
lts losso schroeven zet.
Wij willen intusschen aannemen, dat do
egeering dien weg inslaat, omdat do bit-
IA! r0 noodzakelijkheid haar daartoe dwingt.
yj Een begrooting met een tekort van meer
in honderd millioen op de gewone jaar-
jk ks terugkeerende uitgaven, schept een
e I estand, welke de allergrootste gevaren
ijn houdt, niet het minst voor de ambte-
ai! Eu wanneer dan een ambtenaar in dit
nrnner ietwat spottend schrijft, dat mi-
istor Colijn aan inflatie-angst lijdt, on-
srschat hij in hooge mate den ernst van
|n toestand.
rMoar begrijpelijk is het, dat do ambte-
BÉren, zooals elders in dit blad blijkt uit
artikel, overgenomen uit de A.R.K.A.,
de bres springen om de verkregen
ckten te handhaven, nu niet minder dan
Tweede Kamer daartoe het sein gaf.
{Toen minister De Geer onlangs in het
rlement een wetsontwerp indiende om
cumulatie van tractementen voor de
imerleden tegen te gaan, werd het be-
inigingsbeginsel van dit ontwerp mot
o'ote meerderheid verworpen, omdat de
bmerleden daarin een aantasting zagen
jr verkregen rechten.
I Wij schreven toen reeds, dat door de
slissing de Kamer het de Regeering on
gelijk had gemaakt, om bij haar bezui-
iji pingspogingen de verkregen rechten der
r ibtcnaren aan te tasten, wat trouwens bij
pensioenkorting reeds gebeurd was.
Wat de Kamerleden voor hen zelf af-
jzen, mag ook op de ambtenaren niet
>rden toegepast en indien verkregen
chtcn moeten worden ontzien, dan be-
ort dit niet alleen te geschieden voor do
imerleden.
,De Maasbode" schrijft gistermorgen,
hopen, dat door een voorbeeld van
olojogerkand de aan de ambtenaren op te
gen zware offers zoo dragelijk mogelijk
3jni rden gemaakt.
'j, Inderdaad is dit een billijke en fecht-
irdigo wensch en wij mogen dan ook
va: i minister Colijn verwachten, dat hij de
imerleden andermaal in do gelegenheid
uid stellen zich over het oorspronkelijk
arb#twerP van minister De» Geer uit te
reken.
\Tu de tractementen en pensioenregeling
r Kamerleden in de Grondwet zijn vast-
legd en daaraan dus niet getornd kan
>rden. is dit wel het minimum wat als
irboeld gesteld mag worden.
Vóór aan het principe der verkregen
aijphten van de ondergeschikte ambtenaren
1 >rde getornd, herzie de Tweede Kamer
rst haar standpunt, in deze kwestie in-
tdti nomci1-
■N
Gd
RliüEiENLASSD
PRO EN CONTRA VLOOTWET.
Vij laten hier volgen het verslag van
op de R. K. Kiesver. te 's-Gravenhage
jr.di kouden redevoeringen!.
ileiding kapitein L a m b o o ij.
s dikwijls genoodzaakt geweest te-
regeering op te treden1 wat haar
afregelen in zake de defensie betrof en
irom doet het hem zooveel genoegen
us de regeering te kunnen steunen.
I\ug P&nneer mannen als Ruys, Aalberse en
Karnebeek, welke laatste heeft gezegd,
FEUILLETON
(Nadruk verboden).
Signor Edmondo Bernardclli, uw
den ^verwant, was een vriend, een gast in
huis, antwoordde Lauretta, gloeiend
Yerontwaardiging, en als zoodanig zal
huis Tamburini hem verder blijven
'en, en ook de dochter zal aan hem een
E>uw en vriendelijk aandenken bewaren.
3orto had oen verachtelijk antwoord
lippen, doch hij bedwong zich voor
'oornigen blik die Edmondo op hem
Hij voelde, dat het noch plaats,
uur was om een scène uit te lokken.
Ik hoop het nog zoover te brengen,
k geheel 't hart van mijn echtgenoote
vervullen, zeide hij met beteekenis en
zonder bitterheiden om dit tijd.—
te verhaasten, vergun mij, Signorina,
den weg naar het altaar te geleiden,
mijn belofto denk te bevestigen,
urefta verhief zich wankelend van
zetel
Nog een oogenblik, Signor, zeidc zij
Lbevende stem.
Nu? in Roberto's oogen schitterde
s oen bliksemstraal van den nachte-
■en hemel.
011 m tof e6n^ostbare, met mozaïek ingeleg-
üCy«i-i g nam Luuretta den armband,
f klein wf g^ den oorsprong van dit
Els hn\* nor' vroeS zii RNd, dat ge mij
deze ,geschenk aanbood? Weet gij, dat
deu ha "li gGst.°*en Is door een gemasker-
7 et» die hem bij een nachlelijken
■bi! het als
el het
Daar klinkt in eiken mond een dankb're vreugdetoonl
Oranje viert in kleur en licht en lied festijn.
Voor 'n kwart eeuw nam de Vrouwe koninklijk haar kroon,
Die Haar sieraad en diadeem van zorg zou zijn.
Zij heeft gedragen d' allerzwaarsfen hoon,
Die 'n vrouwe-hart kan slaan met felle pijn:
De zetel van Haar moederlijke zorg, Haar troon
heeft 't volk gehaat, misleid door woord en valschen schijn
Wijl Haar de Christus steeds voor oogen heeft gezweefd,
Is staag haar liefde tot dit arme volk gestegen,
En heeft met kracht naar redding van het land gestreefd.
Nu gaan de menschen lachend langs versierde wegen,
en groeten Haar, die om het volk in zorgen leeft,
Nu juicht slechts liefde en dank Haar uit de harten tegen
J. O.
dat weerloosheid van Indië oorlogsgevaar
in het leven roept, zelfs hun portefeuille
ter beschikking zullen stellen als de Vloot
wet niet wordt aangenomen, brengt spr.
hun hulde voor dit moedig optreden.
Spr. kent de theorieën van prof. Ver
aart in zake de ontwapening en het is
spr.'s overtuiging, dat de ontwapenings
ideeën van prof. Veraai't juist een andere
uitwerking zullen hebben dan hij zelf wil.
Als men het terrein wil betreden, dat
prof. Veraart wil, dan loopt men tal van
gevaren. (Geroep: dat is niet de Vlootwet
verdedigen, maar prof. Veraart afbreken.)
Spr. betreurt het-, dat de voormannen
der arbeiders de weerloosheid propagec-
ren. Het is wel gemakkelijk om met ont
wapeningsleuzen te komen, maar, als de
nood aan den 'man is, nemen de propagan
disten, der weerloosheid vacantie, of laten
heel andere geluiden hooren. Men denke
maar eens aan de sociaal-democraten^ die
voor 1924 tegen a-lló oorlogsbegrootingen
stemden, maar in Augustus 1914 voor de
verdediging van bet land krachtig op
kwamen. In dit verband haalde spr. ver
schillende uitspraken van den heer Troel
stra aan, in Augustus 1914 gedaan. Maar
na den oorlog is Troelstra weer gedraaid
en wil hij geen credieten meer voor ver
dediging.
Anderhalf jaar geleden is hier de ont
wapeningsmotie, onder leiding van prof.
Veraart aangenomen. Hij wilde dus een
verbeterde editie geven van de uitspraak
van den Paus, dat do ontwapening door
alle landen gelijktijdig moet geschieden.
Als België in 1914 weerbaar was ge
weest, zou het buiten den oorlog zijn ge
bleven. Dit blijkt uit een geheim rapport
van den chef van de Duitsche gencralen
staf, v. Moltkg, in 1913 opgemaakt. Als
België zijn neutraliteit zou kunnen hand
haven, dan zou Duitschland Frankrijk in
ElZas-Lotharingen moeten aanvallen, zegt
von Moltke.
Als België zijn militiewet niet in 1913
maar fzes jaar eerder had aangenomen,
dan was het voldoende weerbaar geweest,
om den vijand buiten zijn grenzen te hou
den.
Naast God is het alleen aan onze weer
macht te danken, dat wij buiten den oor
log zijn gebleven. In dit verband haalt
spr. de „Memoires' van Von Moltke aan,
waarin hij zegt dat-, als Duitschland ook
met Nederland in oorlog kwam, aan den
Duitschen rechtervleugel zooveel krachten
zouden worden onttrokken, dat men niet
voldoende over had om België te verove
ren.
Aan onze weerbaarheid hebben wij dus
te danken, dat wij buiten den oorlog zijn
gebleven.
Met dit alles voor oogen hebben wij
niet het recht de regeering af te vallen,
die niet anders doet dan het ter vorige
jare door de Katholieke Staatspartij aan
genomen program uitvoeren.
De Vlootwet is niet anders dan een uit
vloeisel vande noodzakelijkheid om ons
te verdedigen.
Spr. toont dan aan de beteekenis van
Nederlandsch-Indië voor Nederland.
Bovendien hebben wij in Indië een ge
wichtige- cultureele en confessioneele taak
op ons genomen. Wij zijn bozig Indië
langs do lijnen van geleidelijkheid te bren'
gen tot het zelfbestuur.
Als Nederland Indië verliest zal het in
korten tijd afzakken tot een duf zesde-
rangs staatje. Onze scheepvaart is voor
een groot deel op Indië gebaseerd, zooal3
spr. met cijfers aantoont. Deze scheep
vaart, waaraan ook de scheepsbouw onaf
scheidelijk verbonden is, is van groot eco
nomisch belang voor ons land en een be
langrijke bron van inkomsten voor de be
volking. Als een vreemde heerschappij de
scepter voerL, dan is het uit met de groote
welvaart-, die ons uit Indië toevloeit.
De arbeiders moeten dit goed overwe
gen, wanneer zij de regeering -in haar plan
nen willen dwarsboomen, daar dit van
grooten invloed kan worden op hun be
staan.
Als wij in Indië dus een kostbaar bezit
hebben, dan moeten wij ook zorgen, dat
niet anderen er zich van meester maken.
Overgaande tot de strategische Hgging
van Indië, merkt spr. op, dat Indië in de
situatie is van zeer blootgesteld te zijn en
dat daar met een matige bewapening een
groote preventieve werking kan worden
vorkregen, waardoor oorlog kan worden
voorkomen.
In de Pacific liggen nog vele kwesties
te smeulen, welke door de conferenties
van Washington niet zijn gebluscht. Door
die conferentie is de dekking voor onze
koloniën zelfs nog zwakker geworden dan
te voren.
Bovendien is de handel in de Pacific
van groote beteekenis; bij een wereldoor
log is het voor de belligerenten daarom
van groot belang om onzen archipel in
handen te hebben.
Spr. haalt dan een citaat aan uit „De
Nederlandsche buitenlandsche politiek"
van professor Struycken, waarin deze
waarschuwt tegen weerloosheid in ons
land en/ in onze koloniën en wijst op de
gevareij daarvan. Als wij onze koloniën
niet verdedigen-, zouden anderen dit wel
eens kunnen gaan doen, wat niet met on
ze -zelfstandigheid en waardigheid in over
eenstemming zou zijn.
Spr.'s conclusie is, dat de Vlootwet ten
spoedigste moet worden aangenomen. On
ze verdedigingsmiddelen, die wij nu in
Indië hebben, zijn absoluut onvoldoende,
verouderd on onbruikbaar. Daardoor ver
keert Indië in een toestand van weerloos
heid. Door do Vlootwet zal een voldoende
weerbaarheid worden bereikt, zoowel in
Indië als in Nederland.
Do eischen van het defensierapport der
R.K. Staatspartij komen vrijwel overeen
met wat in de Vlootwet wordt gevraagd.
Spr. behandelt vervolgens de financicele
zijde van het vraagstuk waaruit blijkt,
dat bij invoering van de Vlootwet voor
1923 de begrooting 2.3 millioen lager zou
zijn dan zonder invoering van do Vloot
wet.
Indië zelf dringt krachtig aan op invoe
ring van de Vlootwet en draagt het groot
ste deel van do kosten er van.
Hoe men ook op de begrootingen van -
oorlog eni marine gaat besnoeien, laat
men het toch niet zoeken op het materieel,
want daarin zijn wij zeer ten achter.
Onze Katholieke ministers, voor wie de
woorden van den Paus toch de grootste
waarde hebben, moeten de toestand wel
somber inzien, als zij onder deze omstan
digheden op invoering van de Vlootwet
aandringen.
Spr. haalt een uitspraak aan van minis
ter de Geer in Maart 1922 in de Tweede
Kamer, waarin deze zeide, dat niet-aanne-
ming van de Vlootwet geen cent meer in
de schatkist brengt. Nu de Vlootwet zal
worden ingevoerd, gaat hij heen. Er moet
dus wel een andere reden zijn voor zijn
heengaan.
'Benslotto richt spr. zich nogmaals tot
de arbeiders en hun leiders en wijst hen
op de beteekenis van het behoud van onze
koloniën voor de welvaart van Nederland
en zijn arbeidende bevolking.
Een warm applaus volgde op deze in
leiding.
Hierna was het woord aan prof. Veraart
om heb contra van de Vlootwet te behan
delen.
Inleiding prof. dr. Veraart.
Spr. stelde op den voorgrond, dat het
belang van Indië voor Nederland en om
gekeerd buitengewoon groot is. Hot gaat
er echter om, of de Vlootwet van thans
doelmatig is, en nu is het wel heel mooi,
dat zooveel wijze mannen de Vlootwet
prachtig vinden, maar de kiezers laten
daarom l in gczonJ vcrs-*nd niet op stal
zetten. Spr. herinnerde in dit verband aan
de ideeën van Struycken over gezonde po
litieke democratie!
De Vlootwet besprekende, zeide spreker,
dat men de houding der marinemannen
met buitengewone voorzichtigheid sedert
1892 moet bezien, omdat er vaak terecht
een stemming van wantrouwen kwam. In
1913 kwam het rapport, dat als motto had
5 1 6 groote dreadnoughts, die ieder 20 k
25 millioen zouden kosten! Deze zouden
Indië en de koopvaardijvloot moeten be
schermen. Thans echter is men verlekkerd
op het klein-materiaal, al is men het in
marinekringen over een groote of een
kleine vloot nog lang niet eens. Vele des
kundigen zeggen* groot-materiaal of niets
en twijfel bij den gewonen kiezer is dus
gerechtvaardigd, nog meer trouwens, om
dat het „uiterste minimum" dezer dagen
is gereduceerd tot de helft daarvan!
De deskundige v. d. Toren (oud-comman
dant in NetL-Indië) verklaart de drie 'In
dische steunpunten volkomen waardeloos,
terwijl onze duikbooten van 800 ton niets
beteekenen vergeleken bij de 2000 a 3000
ton metende Amerikaansche en Japansche
booten. Deze deskundige geeft een heel
ander plan, dat bovendien veel goedkooper
zou zijn. De secretaris van de Vlootwet-
commissie 1912 oordeelt het tegenwoordige
plan eveneens dwaasheid en bepleit een
goed georganiseerde guerilla-oorlog, die
ons alleen f 400 millioen aan materiaal zal
moeten kosten. Hoe kan men nu verwach
ten, dat er eenige animo zou kunnen be
staan voor een Vlootwet, waarvan men de
bezwaren niet kan ontzenuwen, Spr. ver
klaarde geschrokken te zijn van de ver
dediging der Vlootwet* door Commandant
Gooszen, die geheel zwijgt over de bezwa
ren en de volstrekte ongelijkwaardigheid
van ons kleine macht je! Hij schakelt heb
hoogstbelangrijkê element als het vlieg
weren totaal uit, terwijl deskundigen ons
den komenden) oorlog als oen luclitkrijg
teekerden
Bovendien wat heeft Duitschland
met zijn enorme vloot kunnen doen, toen'
het om het leven der Duitsche burgers
ging! Als men geen gelijkwaardige macht
heeft, noemde spr. het misdadig, dat men
zulk een onbeteckeniende macht tegenover
Amerika en Japan durft stellen! (Ap
plaus.) Den memorie van toelichting zegt,
dat men klein materiaal bouwt, niet,
omdat dat doelmatig is, maar, omdat
men voor het andere geen geld heeft! Dat
is paradoxaal!
Spr. concludeerde, dat men hoopt op
oen voor onze vloot gunstige constellatie
en daarom heb klein-materiaal gunstig
tracht voor -to stellen.
Wat onze ncutraliteitshandhSving be
treft we hebben ons moeten laten trap
pen, toen men onze koopvaardijvloot
weg nam en den invoer van levensmidde
len afsneed! We moesten dat doen, zon
der gekletter van ons blikken sabeltje!
Maar do militairen leven nog teveel in
1672, in de dagen van den tiendaagschen
veldtocht, in de romantiek! Het slot op
de deur is een geheel verkeerd beeld
men vergelijke liever een oorlog voor Ne
derland met het in de lucht vliegen van
een huis.
De financieel-cconomische zijde van de
zaak besprekende betoogde spreker,
dat minister De Geer terecht alles wilde
aanpakken, omdat anders ieder zijn hei
lig huisje zou verdedigen. Dit vlootappa-
raat echter kan en mag niet dier.en tob
verdediging, omdat het ongelijkwaardig
is, maar bovendien de wet beteckent
vermeerdering der schuld inet 1 milliard.
Dat Indië het grootste deel betaalt, betec
kent drukken op de Nederlandsche wel
vaart. Het yerzet van Patijn, Trip en De
Geer gaat tegen bet opnemen van nieuwe
lasten in dezen nijpenden tijd. Waarop
zal men die kosten moeten verhalen? Er
zullen offers worden gebracht, die ons ver
pletteren, omdat de welvaart er aan ge
offerd wordt., en de cultuurb elan gen e
door te niet gaan.
Wat de staatkundig-ethische zijue a-
treft, men moet er al zijn krachlenrwop
zetten, om de wereld in een andere rich
ting te drijven, dan tot 1914 en sinus
1918. Er moeten andere internationale
verhoudingen komen, die een wereldvrede
zullen bestendigen, gunstig zoowel voor
kapitaal als voor arDeider. Dat brengt ri
sico met zich, maar dafc is te verl jzen
boven een ongelijken strijd, waaruit wij
verpletterd te voorschijn zullen komen.
Nederland heeft bij een wereldvrede als
kleine staat zeer groot belang. Laten wij
daarop onze krachten richten. (Daverend
applaus.)
De sprekers repliceerden daarna ieder
tien minuten, waarna de do
vergadering sloot.
Mr. E. W. H. Duijzings
Mr. E. W. H. Duijzings, wiens overlij
den door een vliegongeluk in Engeland wij
vermeldden, promoveerde in 1909, na aan
de Utrechtsche Universiteit in de rechten
gestudeerd te hebben, cp Stellingen en
werd dadelijk lid van de balie te Utrecht.
Een der eerste zaken, waarin hij als toe
gevoegd verdediger optrad, was de be
kende Zeister moordzaak, waarbij liij den
hoofddader verdedigde. Mr. Duijzings
heeft in zijn verdere zeer drukke practijk
veel zaken behardeld op het gebied dor
motor- en rijwielwet, speciaal voor do
Koninklijke Ned. Automobiel-Club, waar
van liij rechtskundig adviseur was. Er
zullen in ons land weinig principieele za
ken, in verband mot die wet behandeld
zijn, waarin mr. Duijzings niet gepleit
heeft. Naast deze functie was hij nog
rechtskundig adviseur der R.-K. Leo-Ver-
eeniging en van do Hanzebank te Utrecht,
waarvoor hij tallooze zeer belangrijke pro
cedures te voeren heeft gehad.
Wij vernemen nog, dat mr. Duijzings,
daar hij veel pleitto in auto-zaken, ook op
het gebied deT luchtvaart practischo ken
nis zich wilde verwerven. Daartoo nam
hij in zijn vacantie les bij de Havilland
Aircraft Company. Op een solovlucht over
kwam hem het doodelijk ongeluk.
Omtrent de begrafenis zijn nog ge*
definitieve maatregelen genomen; liet is
nog niet zeker of de begrafenis te Utrecht,
dan wel in Engeland plaats zal vinden.
overval oen jonkvrouw van den arm rukte?
Hel en duivel!
Roberto stampvoette op het kostbare
tapijt.
De omstanders kwamen naderbij.
Signor, deze houding! merkte de mar
kies afkeurend op.
Reeds had do jonge man zijn zelfbeheer-
sching terug gevonden. Noch hij, noch Sa-
vello hadden den band herkend, die den
Israëliet Eleazar den vertrouweling van
Roberto had medegegeven. Nu trof de ont
dekking hem als een donderslag. Alleen
koelbloedigheid kon hem hier redden.
Vergeef mij, Signor, vergeef mij,
lieve bruid! zeide hij, de verrassing, do
verontwaardiging dreef mij aan. Wee der
genen, die mij dit kleinood aanprezen, on
wetend van de herkomst, zij zullen het
boeten!
Met uw verlof, edele Signor, liet zich
thans de ernstige, kalme stem van meester
Hiller hooren; mag ik u een vraag doen,
mij, den maker en eigenaar van dezen
band, te willen zeggen, door wiens hand
het kleinood in uw bezit kwam?
Roberto werd verlegen.
Ik herinner mij niet juist, vraag het
mij morgen weder, zeido hij, nu is daar
voor geen tijd. Maar gij, mijn lieve bruid,
vergeet dit onaangename oogenblik en volg
mij naar de heilige plaats! Aan-de poorten
van Florence wacht u de familie, en als
een vorstin, onder het gejubel van het volk,
zult ge uw intocht houden.
Signor.
Nog eens beproefde de juwelier Roberto
te naderen, doch een toornige'blik van den
markies hield hem terug.
Genoeg! zeide Lauretta's vader. Gij
hoort, dat de zaak voor heden geëindigd is,
ik geloof meester genoeg te zijn in mijn
huis om mijn wil gevolgd te zien! Lauretta,
uw bruidegom wacht.
Met de hand op Roberto Albizzi's schou
der, zoo wilde het gebruik, verliet de bruid,
nog een laatsten blik werpend op Edmondo
het vertrek, dodt Eva en do aanwezige
heeren gevolgd.
Edmondo trad aan een der boogven
sters, hij wilde haar nastaren, zoolang zijn
oog haar volgen kon, met een laatsten
groet vol weemoed.
Reeds lioordo hjj het gejuich der me
nigte in den voorhal, nu zag hij haar
doodsbleek, wankelend, het witte paard
bestijgen, welks rug door een lichtblauwe,
met paarlen gestikte schabrak was be
dektverloren was zij voor hem, voor
altijd verloren.
Signor Edmondo! Een haastig fluis
teren trof zijn oor. Zich omwendend, zag
hij zichtbaar opgewonden den juwelier aan
zijn zijde.
Wel meester Hiller, gaat gij niet
mede in den stoet? vroeg hij verbaasd.
Ik ben een der laatsten, en kom nog
even terug om een enkel woord met u te
spreken. Hebt ge een vlug paard beneden,
Signor?
Jawel, meester, mijn paard is-vlug
en beproefd. Doch waartoe diont. die vraag?
Rijrl dan, zoo snol uAsijn hoeven dra
gen, naar mijn woning in den „Blauwen
Sleutel" te Florenzc. Daar zult ge mijn
stomme gezel vinden. Hij moet zich onmid
dellijk bij den ingang van den dom opstel
len en ieder der gasten in den bruilofts
stoet, hoe hoog ook zijn rang of waardig
heid zij, in het oog nemen. Snel, snel Sig
nor, ik bezweer u! vraag niet verder, lang
voor de stoet de kathedraal bereikt kunt
gij uw boodschap hebben gedaan. Vlug
Signor, om Gods wil, vlug!
Man! Vorschend zag do jongeling den
juwelier in het gelaat. Waar is uw rust,
uw kalmte gebleven? Verdenkt ge iemand!
Dat doe ik, Signor, fluisterde mees
ter Hiller. Zoo groot, zoo zwaar, dat mijn
lippen weigeren hem in uw oor te noemen
En toch, de spraak, de gestalteWilt
ge naar Florence gaan of moet ik het zelf
doen? voegde hij er gebiedend aan toe.
Neen, neen, ik zal uw wensch ver
vullen, riep de jonge man. Slechts één
vraag nog, een enkele! hield hij deü goud
smid terug. Is er mogelijkheid, door de ver
vulling van uw opdracht, nog in het laat
ste oogenblik de keten te verbreken, die
Lauretta Tamburini aan Albizzi binden
moet?
Ja! klonk het hem nog in het oor;
dan was de juwelier verdwenen.
Beneden had de stoet zich reeds in be
weging gezet. Meester Hiller gaf zijn paard
de sporen, om zich aan te sluiten. Men
hield zijn achterblijven voor iets toeval
ligs, weinigen hadden hem trouwens ge
mist.
In tegenovergestelde richting spoorde
Edmondo Bernardclli zijn trouwen draver
tot do uiterste snelheid aan, om vóór den
bruiloftsstoet de stad te bereiken, voort,
met de snelheid van den wervelwind, naar
Florence.
Schouder aan schouder verdrong zich
het volk op het ruime plein voor de ma-
jeslueuzen dom van Florence. Maar on
danks de talrijke menigte, trots het zoo
beweeglijk Italiaansch karakter lag er een
stemming over do gemoederen.Vroeger, ten
tijde der Medici, had het volk steeds
iedere gelegenheid aangegrepen om hun
hoofdlieden hulde te brengen; met hun
verbanning scheen ook de vreugde uit de
Republiek verdwenende Albizzi hiel
den niet van die luide uitdrukkingen van
vreugde, die Cosimo de Medici zoo gaarne
aanmoedigde.
Vol verwachting staarde ieder in d«
richting, die de bruidsstoet nemen moes»
om den dom te bereiken. Condottieri, ge
huurde, vreemde soldhten in dienst dej
Republiek, hielden het pad vrij, hetweLS
met een rood kleed was belegd waarOvJ?
het bruidspaar en de voornaamste gaswa
loop en zouden.
Ónder de toeschouwers op do trappen
voor den dom, stond in de voorste rij een
grijsharige man, die zich met krachtige
armen een weg had gebaand. Een diep lid
teeken gloeide als een bloedige streep
dwars over het voorhoogd; het was het
aandenken, dat Gregorius, de dienaar van
den Duitschen juwelier, uit dien nacht vol
verschrikking aan den gemaskerden ban
diet had bewaard, toen hij de veiligheid
van zijn jonge meesteres verdedigde.
Gaarne had men hem een plaatsje inge-'
ruimd, want ieder in Florence kende den
stomme, die trots zijn gebrek, zich gaarne
in vroolijk gezelschap liet zien, vooral
was hij de lieveling der kinderen, voor
wie hij aardige figuren uit hout en steen
vervaardigde. r
■1
(Wordt vervolgd), j