Derde BSad. j
Valender'derweek
VOO
iGI
J
Zaterdag 25 Aug. 1923
NB. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
mist Credo en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG, 26 Augustus. 14do Zon-
a™ na Pinksteren. Mis: Protector,
ojp <rebed v. d. H. Zephyrinus, 3de A cunc-
jis "Prefatie v. d. H. Drievuldigheid.
Kleur: Groen.
Wij hebben hier geen blijvende woon
plaats, maar zijn bestemd voor het Rijk
Gods. Daarop moeten allereerst onzo stre
vingen gericht zijn. (Evangelie en Com
munie»). Maar er zijn er zoovelen, ook
onder de Christenen, die er naar streven
hun neigingen, in strijd met do H. Wet
Gods. te bevredigen, streven ook naar
den Mammon, d.w.z. den rijkdom en over
dreven, angstig bezorgd zijn voor het tij
delijke en het rijk Gods vergeten, 't Is het
gevolg van kleingeloovigheid. van gebrek
aan vertrouwen op „Onzen Vader, die in
de hemelen is". Vandaag houdt do H. Kerk
ons voor oogen, dat wij als ware Chris
tenen, d. i. volgelingen van Christus,
onze bedorven natuur met Góds hulp moe
ien kruisingen (Gebed, Epistel), moeten
vertrouwen op God. Want het is goed te
vertrouwen op den Heer, beter dan op de
menschen (Graduale). Wie op- God ver
trouwt zal zijn bijstand ondervinden (In
troïtus, Offertoriiun), vooral in het H.
Offer der Mis en in de H. Communie
(Stilgebed en Postcommunio).
MAANDAG 27 Aug: Mis v. d. H.
Joseph Galasanctius, Belijder.
Venite. Kleur: Wit.
Hoe mooi begint vandaag de H. Kerk
de H. Mis: „Venite", „Komt kinderen, ik
zal U de vreeze des Heeren leeren." Van
God geroepen, heeft de H. Joseph Gala
sanctius zij leven gewijd aan het onder
richten van arme kinderen in kennis en
deugd. Tot dat doel slichtte hij ook ccn
orde van reguliere geestelijken van de
Moeder Gods, welke orde zich zeer snel
ever zeer vele provincies en rijken van
Europa verspreidde. De H. Joseph stierf
i 92-jarigen leeftijd in 1648.
DINSDAG 28 Aug.: Mis v. d. H.
Augustinus, Bisschop, Belijder en
Kerkleeraar. In medio, 2de gebed v. d. H.
ermes, Martelaar. Credo. Kleur: Wit.
De jeugd en jongelingsjaren van den H.
Augustinus, zoon van Patficius en do H.
j,Monica, gingen voorbij in ketterij en on
geloof, tot allergrootst verdriet van zijne
Moeder. Monica bad echter voortdurend
vóórharen Augustinus" en niet' tevergeefs.
Want op 33-jarigen leeftijd liet Augusti
nus zich doopen door den H. Ambrosius,
Bisschop v. M.ilaan, die hem, zooals Augus
tus zelf getuigt, de oogen opende.
Hij werd priester en later Bisschop van
Hippo, in Afrika. Zijne buitengewone ta
lenten gebruikte hij nu tot bestrijding,
der ketterijen van zijn tijd. Vele en diep
zinnige geschriften zijn van hem over uit
fdie dagen.
WOENSDAG 29 Aug,: Feest v. dx
Onthoofding v. d. H. Joannes
denDooper. Mis: Loquebar. -2de gebed
d. H. Sabina, Martelares, (in de kerken
v. d. H. Joannos Credo) Kleur: Rood.
Het Evangelie der Mis stelt ons de ge
beurtenis met haar omstandigheden voor,
welke de H. Kerk vandaag herdenkt.
DONDERDAG 30 Aug.: Mis v. d. H.
Rosa v, Lima, Maagd. Dilexisli (Zie
het Gemeenschappelijke der Maagden) 1ste
gebed eigen, 2do v. d. H.H. Felix en-
Adauctüs, Martelaren. Kleur: W i t.
Op nog" jeugdigen leeftijd las do H.
Rosa liet leven v. d. H. Katharina v.
Siëna en haar hart openend voor Gods H.
Genade, bracht zij in beoefening, wat zij
las. Evenals de H. Katharina werd ook
de H. Rosa lid v. d. 3de orde van den H.
Dominicus. Om haar deugd heeft Rosa
veel to verduren gehad, zelfs van haar
moeder, broeders en zusters, welke haar
„een huichelaarster, en bedriegster" schol
den. Alles verduurde zij-met geduld, naar
het voorbeeld van haar goddelijk Toon
beeld. De H. Rosa is de eerste heilige van
Zuid-Amerika (eide 17de eeuw).
VRIJDAG 31 Aug.:: Mis v. d H.
Raymundus Nonnatus, Belijder.
Os justi. (Zie het Gemeenschappelijke van
een Belijder), gebed eigen. Kleur: W i t.
De H. Raymundus trad op verlangen
van do H. Maagd Maria, die hij vurig
vereerde, in de orde tot Vrijkoop van
Slaven. Zijne ^naastenliefde ging zoover,
dat hij zich zeiven als borg stelde om de
gevangen Christenen van de Mahomcda-
nen vrij tp koopen. Vele Mahomedanen
bekeerde hij door zijn woord, waarom hij
vele kwellingen moest verduren.
ZATERDAG 1 September: Mis v. d.
H. M a a g d M a r i a op Zaterdag. Salve
(Zie het Misformulier onder de Votief-
missen v. Maria van Pinksteren tot den
Advent), 2de gebed v. d. H. Aegidius, 3de
v. d. H.H. Twaalf Broeders, Martelaren,
4de voor den Paus. Pref.: v. d. H. Maagd
(invullen: En U in de vereering). Kleur:
Wit.
Verlos ons o Heer, door do glorierijke
voorspraak v. d. H. Maria, altijd Maagd,
van de tegenwoordige droefheid en laat
ons de eeuwige vreugde genieten. (Gebed
uit de H. Mis).
A. M. KOK, Pr.
»..jp wetering.
REDE EN GELOOF.
Als vrijzinnige beoordeelt gij alles naar
de uitspraak uwer souvereine rede
Deze zoekt de gegevens en bepaalt er de
waardo van; deze trekt de conclusies en
naar uw inzicht neemt gij aan of loochent
gij, alwat zich aan uw geest opdringt.
Veel vraagstukken heeft uw rede aldus
tot oplossing gebracht. De zekerheid van
vele dingen is voor u onomsfootelijk;audere
dingen neemt gij aan naar minder of meer
waarschijnlijke gronden; andere wijst gij
met alle beslistheid af, omdat gij er dc in
nerlijke onwaarschijnlijkheid van be-
-speui'd hebt.
•Nu spreekt het vanzelf, dat gij de waar
heid van veel, van zeer veel in het midden
laat, daar het ook voor een vrijzinnig ver
stand volstrekt onmogelijk is, om alles op
den toets te nemen, wat zich aan uw
geest voordoet, 't Zou daarbinnen niet ge
ordend toegaan!
"Gij hebt gelijk, om in veel gevallen te
zeggen: „ik weet niet, ik weet niet", „igno
ramus".
Wat zou hel u ook geven, om over
alles een oordeel uit te spreken!- Zeer veel
laat u koud en interesseert u in geenen
deele. Dat is maar gelukkig ook, want an
ders zou deze of gene wel eens op u dc
woorden kunnen toepassen van de eigen
wijsheid des schoenmakers, die niet bij
zijn leest blijft.
Dan zoudt gij een betweterige kwast
zijn, en bet ideaal <ler vrijzinnigheid tot
een carricatuur maken!
Ofschoon het dus onmogelijk en ook
niet goed is, om uw geest zich over alles
en nog wat te laten uitspreken, blijft er
toch het een en ander over, waaromtrent
uw rede recht en plicht heeft, een oordeel
te vellen.
Waarover dan?
Over do vragen, niet welke de sïerren,
of de bloemen of de dieren, maar welke
uw eigen belang, bet uwe en uzelf, en uw
persoonlijkheid aangaan.
Ah, zegt gij, de belangen der porle-
monnaie!
O zeker, gij hebt het recht en den plicht,
om deze vraag bevredigend op te lossen,
opdat gij voor u en de uwen een met
aardsche goederen gezegend leven kunt
leiden.
Maar van hoeveel gewicht deze vraag
ook is, en hoe dringend deze vraag ook
antwoord noodig heeft, er zijn vragen, die
u nog nauwer betreffen.
Zij gaan niet over uw porlemonnaie, uw
brandkast, zij gaan over uzelf!
Als gij, vrijzinnige dokter, het waarom
zoekt van eenige ziekte; als gij, zelfbe
wuste arbeider, hot waarom zoekt van de
beweging uwer machines, dan doemt ook,
maar met meer recht, het „waarom" op
aangaande uzelf. Waarom, waarom?
Waarom zijt gij hier op aarde? Met of
zonder doel? Ligt dat doel hier, of hierna
maals. Blijft uw ziel voortbestaan of is
alles uit bij uw dood, zooals dat bij dieren
gebeurt?
Dat zijn dus niet de vragen, waarvoor
deze of gene machine, maar waarvoor
gijzelf dient; niet of oen arbeider heeft te
gehoorzamen aan zijn patroon, maar of
gij zelf nog het bevel van een hooger We
zen hebt in te volgen, 't Zijn de vragen, of
met den dood alles ophoudt, of gij meer
zijt dan een dier, of gij een zedewet hebt
te onderhouden, of gij".
Maar, zegt ge, houd op; ik begrijp
reeds, waar gij henen wilt. Gij komt aan
dragen met oude, versleten begrippen,
welke gangbaar zijn voor „geloovigen";
niet voor-iemand, die daar verre boven
staat. Met het bestaan van God, van een
onsterfelijke ziel, van een zedewet brengt
gij mij op het gebied van het dogma. En
van dogma's, ik heb het rèeds gezegd,
houdt mijn vrijzinnigheid niet.
O ja,- gij houdt niet van dogma's, om
dat zij volgens u in de lucht hangende
vooroordeelen zijn. Stel u echter gerust;
ik breng u niet op het gebied der dogma's.
Ik wijs er alleen op, dat de gestelde vra
gen door uw rede moeten-worden op
gelost, daar zij uw eigen persoonlijkheid
ten nauwste betreffen. Als gij echter ge
heel van te voren, zonder eenige navor-
sching, zonder eenigo waardeering der
gegevens u van de zaak afmaakt, en zegt:
na den dood houdt alles -op; ik weet niet,
of God bestaat; dan Verwijt ik u, dat gij-
zflf vol voordoor dool zit,-en' gij allerminst
het recht bezit, om anderen van vooroor
deel le beschuldigen. Ne-en, het past uw
vrijzinnigheid, om zulke vooropgezette
meepingen te laten varen, en op de gestel
de vragen met ernst, na goede overweging
en rijp beraad een antwoord te geven het
zij dan bevestigend, hetzij ontkennend.
Derhalve moet gij hetzij ja, hetzij neen
zeggen, dw.z. een positief antwoord ge
ven, en niet de zaak ontwijken door er
niet over te willen denken.
In het voorgaande scheen het, alsof uw
redo alleen te oordeelen heeft over waar
heid en logen.
Maar a propos; al hebt gij met eigen
brein door eigen onderzoek van veel de
waarheid gevonden, er zijn ontelbaar veel
meer dingen, die gij u op andere wijze
hebt eigen gemaakt.-
Mag ik in uwe vrijzinnige tegenwoor
digheid over die andere wijze spreken?
Mag ik?
Het is.het geloof.
Maar, haast gij n er bij te voegen, dat
is geen kerk-geloof.
Lc.at ons zeggen; dat is bloot-menschc-
lijk geloof. Welnu, in ontelbaar weel ge
vallen komt ge in het gewone dagelijk-
sche leven tot de bevinding, dat ge, wilt
ge niet een onmogelijk lid der maatschap
pij zijp, u moei laten leiden door het ge
loof.
Alsdan ziet gij niet, grijpt uw geest
niet het verband van sommige zaken,
maar heeft deze zich te buigen en te zeg
gen: het zij zoo.
Het zij zoo! Waarom neemt gij zulke
dingen aan als vast en zeker, zonder zelf
to zien?
Omdat gij gelooft, aanneemt op gezag
van anderen. Misschien komt u dit als
verstan&sknechting voor, waarvan uw
vrijzinnigheid: een afkeer heeft, de zaak is
niet te veranderen: gij noemt aan op ge
zag van and-er on.
Naar mate uw zegsman vertrouwen
verdient, naar die .mote is uw geloof cok
vaster.
Gij vraagt een kind, wat u scheelt, maar
gij gelooft niet wat het zegt; want het
kind verdient geen vertrouwen.
Gij stelt dezelfde vraag aan een kwak
zalver: gij gelooft maar met grooten twij
fel, omdat men zoo iemand zeer weinig
vertrouwt.
Gij begeeft u lot uw huisarts; gij ge
looft, maar met dezen twijfel: hij kon het
wcleens mis hebben. Overigens zijt gij er
gerust oji; omdat uw dokter vertrouwen
verdient. Gij zijt tamelijk zeker van uw
kwaal.
Gaat gij" echter naar een specialiteit,
dan verdient do hooggeleerde zooveel ver
trouwen, dat gij in nog grooter zekerheid
geraakt.
En zeggen alle specialiteiten hetzelfde,
dan wordt het onzinnig, om te twijfelen.
Die .zekerheid schenkt u het geloof. Gij
ziet nog zoo'n dwaze zaak niet, al
wordt het verstand cenigszins geknecht.
Dat zijn dus de twee middelen, om in
het kostbaar bezit der waarheid te ko
men: inzicht en geloof.
Maar evenals het" geloof de maat der
betrouwbaarheid moet bezitten, om zeker
heid te geven: zoo is ook het inzicht, wil
het zuiver zijn, aan de voorwaarde ver
bonden. dat het niet is ingegeven door
vooroordeel. Vooroordeel immers belem
mert den blik, en doet de dwaling voor
waarheid aanzien.
Daarom is het wel nuttig, om eens te
onderzoeken, of misschien het vooroor
deel u parten speelt, 't Is toch altoos goed,
uzelf van alle smetten vrij te weten, al
vorens gij doorgaat, met den geloovigen.
vooroordeelen aan to wrijven.
J. J. VAN SANTÉ,
Pr.
ONS HOEKJE,
OVER
OPVOEDING.
VRIJWILLIGE ARMOEDE.
„Ook in onze eeuw is dc v r ij w i 11 i g e
armoede,, de volkomen losmaking van
allo persoonlijk bezit, het Afzien, van ge
not, dat lijdelijke goederen kunnen schen
ken, een machtig, een stil pro
test tegen de bovenmatige aanhankelijk
heid aan het aardsche. Zijn oorsprong
nemende binnen de stille kloostermuren,
verdwijnt dat protest toch niet spoorloos
in het rustelooze, woelige jagen en drijven
der wereldmarkt; in menige borst vindt
het een luide echo, die vandaar uit weer
steeds verder en verder klinkt".
HM! HM!
Fijne linten op den hoed,
Meestal schraal van ondergoed:
Dan ajour bewerkte kragen,
Maar ook: hongerige magen;
Gouden snoeren om den nek,
Harde stroozak, weinig dek:
Hoort mij, jeugdige vriendinnen,
'k Bid u, weest toch niet zoo dwaas.
Lijkt ge niet een Palmpaasch?
Goud van buiten, hout van binnen.
Eerst zij kist en kast gevuld,
Vrij van borgen, vrij van schuld.
Eerst de spijze krachtig goed,
Waar de man op werken moet.
Eerst de kinderen warm gekleed
En intijds op school besteed.
Zie en houdt ge dan nog over,
Spaart het voor oen kwaden dag.
Rijk maakt wat men hergen mag,
Wat ge aan 't lijf hebt, maakt u pover.
(Heye.)
Wat dunkt u van het volgende, in den
zelfden geest, door onzen Hollandsrhen
liedjeszanger Speenhoff gedicht:
Hooge hakken, teenen loopen,
Hielenzeer en lendenpijn
Om de mode wèl te volgen
Moet een vrouw van ijzer zijn
Scheef-misvormde knobbelvoèten,
Blaren op de groote teen,
Schokkend, hortend, knieën-knikkend,
Altijd moe en slecht ter been.1»
Buiten: geurend met haar schoentjes
En haar wat Chineeschen tred,
Thuis: humeurig en onbillijk
En met zenuwpijn naar bed.
Dunne, zachte, open kousen,
Zeer opzichtig, fraai en chic,
Stijvo knieën, dikwijls krampen
En begin van rheumatiek
Zoo zijn niet alleen vele onzer jong»
meisjes, zoo zijn velen onzer gehuwde
jonge vrouwen; zoo zijn ook vele onzer
gehuwd of ongehuwde oude vrouwen!
Ik beklaag den slaaf-man van zulk een
modeschepsel. Het doet mij denken aan
do geschiedenis van een vader, die eens
met zijn zoontje langs een schoon monu
ment kwam, waarop met gouden letters
geguirland stond: Voor onze zwij
gende h e ld e n! „Vader, wat zijn dat
voor wezens," vroeg Jantje, „zwiieende
helden?" En toen met een dienen
zucht kwam het uit vaders mond: ..Dat
zijn getrouwde mannen, mijn jongen!"
G. P. J. v. d. BURG,
Hageveld, Voorhout. Pr.
WEER EEN PRIESTER Iw,
Z. D. H. Mgr. Dr. Jan Olav Smit schrijft
aan de „Msbd.":
Nog gedrukt onder het verlies van een
onzer beste missionarissen, een Noor van
geboorte uit een gegoede familie van Kris-
tiania, past. Thorleif Engelsen, moet ik nu
melden, dat God aan_onzê missie, reeds zoo
arm aan priesters, weer een offer heeft ge
vraagd: in den nacht van Dins lag op
Woensdag 15 Augustus stierf de pastoor
FEUILLETON.
De Bruid van het Kruis
iVrij vertaald naar heï Duitsch van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
110!
5)
Met een boos humeur kwam Armin van
de soirée naar huis. Zijn vader had zich
tog niet ter ruste gelegd, iSaar liep on-
"Jstig, door bet huis. Er waren nieuwe
:hulden gemaakt door zijn jongsten zoon
en wie zou dat allemaal betalen?
Egon is in Budapest bij zijn vrien
din, daarvandaan heeft hij om geld gete-
^grapheerd. Woedend werpt Armin den
•ader een Kronenstuk toe, dat is het laat-
e 3le, hij heeft zelf zijn geld te hard noodig
Moei do familie maar alles goed maken.
e liederlijke broer moet zelf maar zien,
jtoe iiij verder komt. Hij gaat naar zijn
Kamer en werpt de deur met een smak
P'or zich toe. Als hij het licht hoeft aan
stoken, ziet hij op zijn schrijfbureau.een
dikken brief liggen; aan het. schrift te
peu' kouit hij van een vrouw. Hij beeft.
Ü1J sluit de deur af de oude zou hem
kunnen sluipen. Zeker is zeker.
I scheurt den brief open en leest en
Niemand zou nu in hem den aal-
?addeu Srappenmaker van de soirée hcr-
fOnnen, Zijn adem gaat zwaar, zijn ge-
wordt bleek en zijn oogen puilen uit
oen hij den brief gelezen had, sliet hij
11 vloek uil over het onzalige wezen, dat
om dit geschreven had. Hij verscheurde
inl n Cn vei'brandde stukje voor stukje
geve li®arsvlammetje.„Tuig! Geld zou ik je
dat^i-M V00r a^Persirio aanklagen, ja,
van ie geld, waar je wilt. Je
a/s°liudden ja! als dat mogelijk
zou ik er wel een bankje van duizend
idn* i! geven! Maar waar dat van-
te halen, zonder te'stelen?
einct Pt kamer op en neer en denkt,
®ver 7ialIe,?,.na» over zijn betrekking,
tawGTJn nciën' over zijn eer' ^ie voor
'zonde T .?evaar is> alleen niet over de
!anee' 1G, aau de arme achterbuurt-
ïaar 0n i iS,a.an heeft, en waardoor hij
frmaal-fi en zichzeH lot een schurk
den' tt1- van zich afsehud-
Ü1J moet! Hij moet! Geld? Geld!
Dei
Wie geeft hem geld? Wie steeds! De
mooie Gravin ach de mooie Gravin, die
geld heeft en daarbij naam en voorname
kennissen, zou hij die nooit voor zich kun
nen winnen' er is nog een andere, zon
der naam en voorname kennissen, maar
met veel geld, die moet hij voor zich warm
hóuden. Het kan zijn dat hij toch nog op
haar aangewezen is. Zij en Hella nacht
en dag, —maar geld, geld, geld heeft ze
toch het moet.
Laten wij ons verhaal voortzetten. Lo-
renzen gaat voor zijn schrijftafel zitten en
schrijft in zenuwachtige haast een paar
regels achter op een visitekaartje: „Of
juffrouw Margaretha en Mevrouw Moeder
hem de eer willen aandoen, de nieuwe klok
en het Spaansche schilderij in het kunst
huis te gaan bezichtigen. Hij biedt zich als
geleider aan. Hij had gisteren op de soi
rée veel over de dames gesproken. Hij zou
zoo vrij zijn op den volgenden ontvang
dag te komen". Vlug stak hij het briefje
in de enveloppe en stuurde het dienst
meisje nog in het late uur naar cle dichtst
bijzijnde bus. Niet heel rustig de klaag
brief van de ongelukkige had hem zeer op
gewonden maar toch kalmer dan
straks ging hij tegen twee uur naar bed.
Hij had flink gehandeld en was over zich
zelf tevreden. Hij kon de vriendschap met
die burgerlijke familie toch dadelijk uit
maken, zoodra hij kans liep de ster zijner
hoop nog eeD3 te zien opgaan. Hella
ach!Mijn God hij grilt, zijn bloed
stolt in zijn aderen, eigenlijk was het toch
afschuwelijk, in do Kiirschners-familie te
trouwen eenvoudig gemeen. Hij zal
het slechts doen alléén, wanneer Suze
Mandl hem met haar klachten zal blijven
vervolgen cn gelijktijdig Gravin Hella en
Graaf Ypsilon in het vaderland door een
advertentie hun verloving aankondigen.
HOOFDSTUK IV.
Drie weken later. Armin maakte zich
klaar om naar zijn bureau te gaan. Hij
had de ontbijttafel vlug verlaten, daar hij
op een pas gekomen brief voor zijn vader,
het schrift van Egon herkende. Hij parfu
meert in de haast zijn zakdoek en neemt
overjas en hoed.
„Armin, je hebt gisteren", zegt zijn va
der dralend en gedrukt.
„Wat belieft?". Armin trok ongeduldig
de roode glacé-handschoenen aan.
„Je hebt gisteren jo salaris ontvangen,
niet waar?"
„Wat gaat u dat eigenlijk aan, Papa?"
ishet onbeschofte antwoord.
„Leen mij dan wat, als het je belieft,
Arnlin, leen mij slechts een kleinigheid.
Kan je het niet doen? Ik heb van mijn
kapitaal, God weet, dat het bijna niets
meer is, zeventienhonderd gulden bijge
voegd, van Sonnenbliek heb ik vijfhonderd
gulden opgenomen. Miezel, dat arme
kiiid, heeft ook wat gedaan laten wij
hem dezen keer, alleen nog dezen keer
redden".
„En ik zal de eer hebben de rest te be
talen? Ik bedank er voor. „Slechts dezen
keer, dezen éénen keer nog" heeft het al
tienmaal geheeten. 't Is treurig, dat mijn
broer een ellendeling is. Maar' mij gaat
dat absoluut niet aan".
„Houd op" bad de vader, en hij wilde
probeeren verontschuldigingen voor zijn
jongsten lieveling le vinden.
„Spaar mij. Ik weet het al; hij is een
gouden engel, met een gouden hart!"
„Jij!" riep bij de deur een schelle
meisjesstem. „Spoel nog een beetje langer
voor den verontwaardigden deugdzamen
broer.-Het staat je zoo goed!"
De vader maakte eën gebaar met' de
handen: „Als 't u belieft, kinderen! Miz-
zie, laat dit! God in den hemel, hoe moet
men zoo'n leven uithouden".
Het meisje kwam, zonder op de klacht
van haar vader te letten, de kamer bin
nen en ging voor haar broer slaan. „Egon
is oen ellendeling en maakt schulden,
maar op zijn hoogst maakt hij zo voor een
meisje, dat hij denkt te trouwen; terwijl
andere menschen hun heclo salaris ge
bruiken, om voor een jodin uit een ach
terbuurt-schouwburg zijden blouses te
koopen voor brillanten hebben ze helaas
geen geld genoeg".
Armin glimlacht koel. De oude grap. Be-
'Wijzeuü
Do zuster ging echter onrler zenuwach
tig lachen voort: „Neem mij niet kwalijk.
Ik had vergeten, dat zo in ongenade is:
wie is haar glorievolle opvolgster?"
„Mizzie", zeide haar vader, „ik bid je
mijn kind!"
„Laat mij begaan, Papa! Ik lieh voor
Egon ook mijn. laatste geldstuk weggegc-.
ven, omdat hij in geldnood zit en ik zijn
zuster ben; en daarom verontwaardigt het
mij, dat mij» tweede broer, de meest ge
fortuneerde van ons allen, voor elk min
derwaardig wezen geld heeft, alleen niets
voor ons. Ja, als je maar smeekt, ruw
en grof wordt
Ze had zich overschreeuwd en begon te
huilen.
„Ik, die elk geldstuk gebruiken kan, een
paar Groschen is alles, wat ik nog bezit.
Ik, die vandaag of morgen, mijn betrek
king kwijt hen! Mij helpt dan niemand?"
zuchtte ze.
„Mizzi, hoorde ik je goed, dan hen ik
het best gefortuneerd".
„Soms niet?" ging het meisje-Jrits ver
der. „Jij hebt je salaris hm bent on
gehuwd, hebt geè'rfd"
„Ja, mijn salaris. Dat is waarlijk héél
veel! Daarvan kan ik liet Weensche garni
zoen een maand onderhouden of Egon
helpen. Dat is hetzelfde".
„Papa, gaat u toch weg", drong het
meisje aan. „Dit gesprek is vergif voor u
Je vader zal eenmaal weg zijn, en jij,
Armin, bent er de schuld van!"
Do vader verliet de kamer met wankelen
do schreden, zich vasthoudend aan de
meubelen. Men hoorde hem in de kamer
daarnaast in de kast rommelen. Hij zocht
zijn zenuwdruppeltjes.
Zoodra Mizzi alleen met Armin in de
kamer was; ging ze recht voor hem staan
en zeide triumfec-rend, terwijl haar oogen
fonkelden van boosheid:
„Ik wilde jo vertellen dat het vandaag
in de courant staat van jou en Mandl".
„Wat?" Hij staarde haar verschrikt aan
„In welke courant?"
„In de onze. Uw edele heeft het in de
haast óm vader to ontvluchten, heel niet
gezien". Ze ging naar de eetkamer en
kwam met de courant terug. „Daar, als 't
u belieft. Lees het, heer beambte van het
Ministerie".
Hij griste haar het blad uit de hand en
las het kleine bericht, dat zij hem met den
vinger had aangewezen. Hij verbleekte en
deed vergeefsche moeite om zijn opwin
ding te verbergen. Als hij de eerste regels
gelezen had, lachte hij schel en zijn ge
zicht kreeg weer de gewone kleur. Hij
haalde diep adem en zeide toen onver
schillig: „Dat hen ik niet!"
De redactie had zich ermee vergenoegd
liet bericht als volgt te laten drukken:
„De beambte A. von L. en de beminne
lijke en sclioone mejuffrouw Susanne M....
„Het oude liedje: Ik beu het niet". Miz
zi beet zich van hoosheid. op de lippen, "o
had hem willen vernederen uit wraak voor
zijn brutaal egoïsme. Maar Armin is niet
vatbaar voor vernedering, door niets en
voor niemand. Hij had oen ijzeren hoofd.
En toch de dag moét komen! „Wacht
maar, tot je vader je er eens over aan
spreekt!" dreigt ze met een van toorn be
vende stem. „Dan heb je kans, dat je jo
schaamt tot achter je ooren. Eéns zal do
dag komen!"
„Ja slak!" sist hij tusschen de tanden
en slentert de deur uit, de trap af en door
de stille straten naar het Ministerie. Hier
en daar bekijkt hij de étalage's en bewon
dert de mooie meisjes, die hij tegenkomt.
De jonge secretaris, die Armin^ niet goed
kon velen, had het blad opvallend op zijn
schrijftafel gelegd. Als hij gezeten is, komt
deze jongeman, die niemand anders is dan
Liscli-Rau, toevallig door zijn bureau,
groet Armin en wees met zijn langen kno-
kigen vinger op liet blad en vroeg zonder
in het minst zijn kwaadaardige bedoeling
te laten blijken: „Staat er wat in wat de
moeite waard is, vandaag? Niels dan
flauwe aardigheden, nietwaar?"
„Ach, zoo, zoo, een paar interessante
schandaaltjes", antwoordde Lorenzen, zon
der van kleur te veranderen, op gedempte
toon. Een paar interessante Loië-anecdo-
ten en dan oen verhaalen hij wees met
zijn lange vingers naar het kleine be
richtje.
„Die", lachte hij zachtjes. „Ik weet, wie
die zijn. Zij is de ster, hij en hij fluis
terde nog zachter: „Kent ge die geschiede-
nis? Zo is prachtig! Dat Boedapest is eek-
ter een mondaine stad.
Lisch-Rau 2ag hem lang aan en kruiste j
de armen over de borst. „Hij is een komc-
diant eerste klas!" dacht hij. „Hebt ge in
Boedapest gen broer?" vroeg hij hardop, j
„Ja, jammer genoeg. Een ongelukkige!"
zeide Armin, en hij doopte zijn -pon diep j
in do inkt. „We hopen liern nog op het
goede pad te brengen. Er is oc.hter geen j
heter voorbeeld voor 'n slecht mensch, dan
een broer die wat velen kan".
(Wordt vervolgd).