Derde BSad. j Valender'derweek VOO iGI J Zaterdag 25 Aug. 1923 NB. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria, mist Credo en heeft de gewone Prefatie. ZONDAG, 26 Augustus. 14do Zon- a™ na Pinksteren. Mis: Protector, ojp <rebed v. d. H. Zephyrinus, 3de A cunc- jis "Prefatie v. d. H. Drievuldigheid. Kleur: Groen. Wij hebben hier geen blijvende woon plaats, maar zijn bestemd voor het Rijk Gods. Daarop moeten allereerst onzo stre vingen gericht zijn. (Evangelie en Com munie»). Maar er zijn er zoovelen, ook onder de Christenen, die er naar streven hun neigingen, in strijd met do H. Wet Gods. te bevredigen, streven ook naar den Mammon, d.w.z. den rijkdom en over dreven, angstig bezorgd zijn voor het tij delijke en het rijk Gods vergeten, 't Is het gevolg van kleingeloovigheid. van gebrek aan vertrouwen op „Onzen Vader, die in de hemelen is". Vandaag houdt do H. Kerk ons voor oogen, dat wij als ware Chris tenen, d. i. volgelingen van Christus, onze bedorven natuur met Góds hulp moe ien kruisingen (Gebed, Epistel), moeten vertrouwen op God. Want het is goed te vertrouwen op den Heer, beter dan op de menschen (Graduale). Wie op- God ver trouwt zal zijn bijstand ondervinden (In troïtus, Offertoriiun), vooral in het H. Offer der Mis en in de H. Communie (Stilgebed en Postcommunio). MAANDAG 27 Aug: Mis v. d. H. Joseph Galasanctius, Belijder. Venite. Kleur: Wit. Hoe mooi begint vandaag de H. Kerk de H. Mis: „Venite", „Komt kinderen, ik zal U de vreeze des Heeren leeren." Van God geroepen, heeft de H. Joseph Gala sanctius zij leven gewijd aan het onder richten van arme kinderen in kennis en deugd. Tot dat doel slichtte hij ook ccn orde van reguliere geestelijken van de Moeder Gods, welke orde zich zeer snel ever zeer vele provincies en rijken van Europa verspreidde. De H. Joseph stierf i 92-jarigen leeftijd in 1648. DINSDAG 28 Aug.: Mis v. d. H. Augustinus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar. In medio, 2de gebed v. d. H. ermes, Martelaar. Credo. Kleur: Wit. De jeugd en jongelingsjaren van den H. Augustinus, zoon van Patficius en do H. j,Monica, gingen voorbij in ketterij en on geloof, tot allergrootst verdriet van zijne Moeder. Monica bad echter voortdurend vóórharen Augustinus" en niet' tevergeefs. Want op 33-jarigen leeftijd liet Augusti nus zich doopen door den H. Ambrosius, Bisschop v. M.ilaan, die hem, zooals Augus tus zelf getuigt, de oogen opende. Hij werd priester en later Bisschop van Hippo, in Afrika. Zijne buitengewone ta lenten gebruikte hij nu tot bestrijding, der ketterijen van zijn tijd. Vele en diep zinnige geschriften zijn van hem over uit fdie dagen. WOENSDAG 29 Aug,: Feest v. dx Onthoofding v. d. H. Joannes denDooper. Mis: Loquebar. -2de gebed d. H. Sabina, Martelares, (in de kerken v. d. H. Joannos Credo) Kleur: Rood. Het Evangelie der Mis stelt ons de ge beurtenis met haar omstandigheden voor, welke de H. Kerk vandaag herdenkt. DONDERDAG 30 Aug.: Mis v. d. H. Rosa v, Lima, Maagd. Dilexisli (Zie het Gemeenschappelijke der Maagden) 1ste gebed eigen, 2do v. d. H.H. Felix en- Adauctüs, Martelaren. Kleur: W i t. Op nog" jeugdigen leeftijd las do H. Rosa liet leven v. d. H. Katharina v. Siëna en haar hart openend voor Gods H. Genade, bracht zij in beoefening, wat zij las. Evenals de H. Katharina werd ook de H. Rosa lid v. d. 3de orde van den H. Dominicus. Om haar deugd heeft Rosa veel to verduren gehad, zelfs van haar moeder, broeders en zusters, welke haar „een huichelaarster, en bedriegster" schol den. Alles verduurde zij-met geduld, naar het voorbeeld van haar goddelijk Toon beeld. De H. Rosa is de eerste heilige van Zuid-Amerika (eide 17de eeuw). VRIJDAG 31 Aug.:: Mis v. d H. Raymundus Nonnatus, Belijder. Os justi. (Zie het Gemeenschappelijke van een Belijder), gebed eigen. Kleur: W i t. De H. Raymundus trad op verlangen van do H. Maagd Maria, die hij vurig vereerde, in de orde tot Vrijkoop van Slaven. Zijne ^naastenliefde ging zoover, dat hij zich zeiven als borg stelde om de gevangen Christenen van de Mahomcda- nen vrij tp koopen. Vele Mahomedanen bekeerde hij door zijn woord, waarom hij vele kwellingen moest verduren. ZATERDAG 1 September: Mis v. d. H. M a a g d M a r i a op Zaterdag. Salve (Zie het Misformulier onder de Votief- missen v. Maria van Pinksteren tot den Advent), 2de gebed v. d. H. Aegidius, 3de v. d. H.H. Twaalf Broeders, Martelaren, 4de voor den Paus. Pref.: v. d. H. Maagd (invullen: En U in de vereering). Kleur: Wit. Verlos ons o Heer, door do glorierijke voorspraak v. d. H. Maria, altijd Maagd, van de tegenwoordige droefheid en laat ons de eeuwige vreugde genieten. (Gebed uit de H. Mis). A. M. KOK, Pr. »..jp wetering. REDE EN GELOOF. Als vrijzinnige beoordeelt gij alles naar de uitspraak uwer souvereine rede Deze zoekt de gegevens en bepaalt er de waardo van; deze trekt de conclusies en naar uw inzicht neemt gij aan of loochent gij, alwat zich aan uw geest opdringt. Veel vraagstukken heeft uw rede aldus tot oplossing gebracht. De zekerheid van vele dingen is voor u onomsfootelijk;audere dingen neemt gij aan naar minder of meer waarschijnlijke gronden; andere wijst gij met alle beslistheid af, omdat gij er dc in nerlijke onwaarschijnlijkheid van be- -speui'd hebt. •Nu spreekt het vanzelf, dat gij de waar heid van veel, van zeer veel in het midden laat, daar het ook voor een vrijzinnig ver stand volstrekt onmogelijk is, om alles op den toets te nemen, wat zich aan uw geest voordoet, 't Zou daarbinnen niet ge ordend toegaan! "Gij hebt gelijk, om in veel gevallen te zeggen: „ik weet niet, ik weet niet", „igno ramus". Wat zou hel u ook geven, om over alles een oordeel uit te spreken!- Zeer veel laat u koud en interesseert u in geenen deele. Dat is maar gelukkig ook, want an ders zou deze of gene wel eens op u dc woorden kunnen toepassen van de eigen wijsheid des schoenmakers, die niet bij zijn leest blijft. Dan zoudt gij een betweterige kwast zijn, en bet ideaal <ler vrijzinnigheid tot een carricatuur maken! Ofschoon het dus onmogelijk en ook niet goed is, om uw geest zich over alles en nog wat te laten uitspreken, blijft er toch het een en ander over, waaromtrent uw rede recht en plicht heeft, een oordeel te vellen. Waarover dan? Over do vragen, niet welke de sïerren, of de bloemen of de dieren, maar welke uw eigen belang, bet uwe en uzelf, en uw persoonlijkheid aangaan. Ah, zegt gij, de belangen der porle- monnaie! O zeker, gij hebt het recht en den plicht, om deze vraag bevredigend op te lossen, opdat gij voor u en de uwen een met aardsche goederen gezegend leven kunt leiden. Maar van hoeveel gewicht deze vraag ook is, en hoe dringend deze vraag ook antwoord noodig heeft, er zijn vragen, die u nog nauwer betreffen. Zij gaan niet over uw porlemonnaie, uw brandkast, zij gaan over uzelf! Als gij, vrijzinnige dokter, het waarom zoekt van eenige ziekte; als gij, zelfbe wuste arbeider, hot waarom zoekt van de beweging uwer machines, dan doemt ook, maar met meer recht, het „waarom" op aangaande uzelf. Waarom, waarom? Waarom zijt gij hier op aarde? Met of zonder doel? Ligt dat doel hier, of hierna maals. Blijft uw ziel voortbestaan of is alles uit bij uw dood, zooals dat bij dieren gebeurt? Dat zijn dus niet de vragen, waarvoor deze of gene machine, maar waarvoor gijzelf dient; niet of oen arbeider heeft te gehoorzamen aan zijn patroon, maar of gij zelf nog het bevel van een hooger We zen hebt in te volgen, 't Zijn de vragen, of met den dood alles ophoudt, of gij meer zijt dan een dier, of gij een zedewet hebt te onderhouden, of gij". Maar, zegt ge, houd op; ik begrijp reeds, waar gij henen wilt. Gij komt aan dragen met oude, versleten begrippen, welke gangbaar zijn voor „geloovigen"; niet voor-iemand, die daar verre boven staat. Met het bestaan van God, van een onsterfelijke ziel, van een zedewet brengt gij mij op het gebied van het dogma. En van dogma's, ik heb het rèeds gezegd, houdt mijn vrijzinnigheid niet. O ja,- gij houdt niet van dogma's, om dat zij volgens u in de lucht hangende vooroordeelen zijn. Stel u echter gerust; ik breng u niet op het gebied der dogma's. Ik wijs er alleen op, dat de gestelde vra gen door uw rede moeten-worden op gelost, daar zij uw eigen persoonlijkheid ten nauwste betreffen. Als gij echter ge heel van te voren, zonder eenige navor- sching, zonder eenigo waardeering der gegevens u van de zaak afmaakt, en zegt: na den dood houdt alles -op; ik weet niet, of God bestaat; dan Verwijt ik u, dat gij- zflf vol voordoor dool zit,-en' gij allerminst het recht bezit, om anderen van vooroor deel le beschuldigen. Ne-en, het past uw vrijzinnigheid, om zulke vooropgezette meepingen te laten varen, en op de gestel de vragen met ernst, na goede overweging en rijp beraad een antwoord te geven het zij dan bevestigend, hetzij ontkennend. Derhalve moet gij hetzij ja, hetzij neen zeggen, dw.z. een positief antwoord ge ven, en niet de zaak ontwijken door er niet over te willen denken. In het voorgaande scheen het, alsof uw redo alleen te oordeelen heeft over waar heid en logen. Maar a propos; al hebt gij met eigen brein door eigen onderzoek van veel de waarheid gevonden, er zijn ontelbaar veel meer dingen, die gij u op andere wijze hebt eigen gemaakt.- Mag ik in uwe vrijzinnige tegenwoor digheid over die andere wijze spreken? Mag ik? Het is.het geloof. Maar, haast gij n er bij te voegen, dat is geen kerk-geloof. Lc.at ons zeggen; dat is bloot-menschc- lijk geloof. Welnu, in ontelbaar weel ge vallen komt ge in het gewone dagelijk- sche leven tot de bevinding, dat ge, wilt ge niet een onmogelijk lid der maatschap pij zijp, u moei laten leiden door het ge loof. Alsdan ziet gij niet, grijpt uw geest niet het verband van sommige zaken, maar heeft deze zich te buigen en te zeg gen: het zij zoo. Het zij zoo! Waarom neemt gij zulke dingen aan als vast en zeker, zonder zelf to zien? Omdat gij gelooft, aanneemt op gezag van anderen. Misschien komt u dit als verstan&sknechting voor, waarvan uw vrijzinnigheid: een afkeer heeft, de zaak is niet te veranderen: gij noemt aan op ge zag van and-er on. Naar mate uw zegsman vertrouwen verdient, naar die .mote is uw geloof cok vaster. Gij vraagt een kind, wat u scheelt, maar gij gelooft niet wat het zegt; want het kind verdient geen vertrouwen. Gij stelt dezelfde vraag aan een kwak zalver: gij gelooft maar met grooten twij fel, omdat men zoo iemand zeer weinig vertrouwt. Gij begeeft u lot uw huisarts; gij ge looft, maar met dezen twijfel: hij kon het wcleens mis hebben. Overigens zijt gij er gerust oji; omdat uw dokter vertrouwen verdient. Gij zijt tamelijk zeker van uw kwaal. Gaat gij" echter naar een specialiteit, dan verdient do hooggeleerde zooveel ver trouwen, dat gij in nog grooter zekerheid geraakt. En zeggen alle specialiteiten hetzelfde, dan wordt het onzinnig, om te twijfelen. Die .zekerheid schenkt u het geloof. Gij ziet nog zoo'n dwaze zaak niet, al wordt het verstand cenigszins geknecht. Dat zijn dus de twee middelen, om in het kostbaar bezit der waarheid te ko men: inzicht en geloof. Maar evenals het" geloof de maat der betrouwbaarheid moet bezitten, om zeker heid te geven: zoo is ook het inzicht, wil het zuiver zijn, aan de voorwaarde ver bonden. dat het niet is ingegeven door vooroordeel. Vooroordeel immers belem mert den blik, en doet de dwaling voor waarheid aanzien. Daarom is het wel nuttig, om eens te onderzoeken, of misschien het vooroor deel u parten speelt, 't Is toch altoos goed, uzelf van alle smetten vrij te weten, al vorens gij doorgaat, met den geloovigen. vooroordeelen aan to wrijven. J. J. VAN SANTÉ, Pr. ONS HOEKJE, OVER OPVOEDING. VRIJWILLIGE ARMOEDE. „Ook in onze eeuw is dc v r ij w i 11 i g e armoede,, de volkomen losmaking van allo persoonlijk bezit, het Afzien, van ge not, dat lijdelijke goederen kunnen schen ken, een machtig, een stil pro test tegen de bovenmatige aanhankelijk heid aan het aardsche. Zijn oorsprong nemende binnen de stille kloostermuren, verdwijnt dat protest toch niet spoorloos in het rustelooze, woelige jagen en drijven der wereldmarkt; in menige borst vindt het een luide echo, die vandaar uit weer steeds verder en verder klinkt". HM! HM! Fijne linten op den hoed, Meestal schraal van ondergoed: Dan ajour bewerkte kragen, Maar ook: hongerige magen; Gouden snoeren om den nek, Harde stroozak, weinig dek: Hoort mij, jeugdige vriendinnen, 'k Bid u, weest toch niet zoo dwaas. Lijkt ge niet een Palmpaasch? Goud van buiten, hout van binnen. Eerst zij kist en kast gevuld, Vrij van borgen, vrij van schuld. Eerst de spijze krachtig goed, Waar de man op werken moet. Eerst de kinderen warm gekleed En intijds op school besteed. Zie en houdt ge dan nog over, Spaart het voor oen kwaden dag. Rijk maakt wat men hergen mag, Wat ge aan 't lijf hebt, maakt u pover. (Heye.) Wat dunkt u van het volgende, in den zelfden geest, door onzen Hollandsrhen liedjeszanger Speenhoff gedicht: Hooge hakken, teenen loopen, Hielenzeer en lendenpijn Om de mode wèl te volgen Moet een vrouw van ijzer zijn Scheef-misvormde knobbelvoèten, Blaren op de groote teen, Schokkend, hortend, knieën-knikkend, Altijd moe en slecht ter been.1» Buiten: geurend met haar schoentjes En haar wat Chineeschen tred, Thuis: humeurig en onbillijk En met zenuwpijn naar bed. Dunne, zachte, open kousen, Zeer opzichtig, fraai en chic, Stijvo knieën, dikwijls krampen En begin van rheumatiek Zoo zijn niet alleen vele onzer jong» meisjes, zoo zijn velen onzer gehuwde jonge vrouwen; zoo zijn ook vele onzer gehuwd of ongehuwde oude vrouwen! Ik beklaag den slaaf-man van zulk een modeschepsel. Het doet mij denken aan do geschiedenis van een vader, die eens met zijn zoontje langs een schoon monu ment kwam, waarop met gouden letters geguirland stond: Voor onze zwij gende h e ld e n! „Vader, wat zijn dat voor wezens," vroeg Jantje, „zwiieende helden?" En toen met een dienen zucht kwam het uit vaders mond: ..Dat zijn getrouwde mannen, mijn jongen!" G. P. J. v. d. BURG, Hageveld, Voorhout. Pr. WEER EEN PRIESTER Iw, Z. D. H. Mgr. Dr. Jan Olav Smit schrijft aan de „Msbd.": Nog gedrukt onder het verlies van een onzer beste missionarissen, een Noor van geboorte uit een gegoede familie van Kris- tiania, past. Thorleif Engelsen, moet ik nu melden, dat God aan_onzê missie, reeds zoo arm aan priesters, weer een offer heeft ge vraagd: in den nacht van Dins lag op Woensdag 15 Augustus stierf de pastoor FEUILLETON. De Bruid van het Kruis iVrij vertaald naar heï Duitsch van E. VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). 110! 5) Met een boos humeur kwam Armin van de soirée naar huis. Zijn vader had zich tog niet ter ruste gelegd, iSaar liep on- "Jstig, door bet huis. Er waren nieuwe :hulden gemaakt door zijn jongsten zoon en wie zou dat allemaal betalen? Egon is in Budapest bij zijn vrien din, daarvandaan heeft hij om geld gete- ^grapheerd. Woedend werpt Armin den •ader een Kronenstuk toe, dat is het laat- e 3le, hij heeft zelf zijn geld te hard noodig Moei do familie maar alles goed maken. e liederlijke broer moet zelf maar zien, jtoe iiij verder komt. Hij gaat naar zijn Kamer en werpt de deur met een smak P'or zich toe. Als hij het licht hoeft aan stoken, ziet hij op zijn schrijfbureau.een dikken brief liggen; aan het. schrift te peu' kouit hij van een vrouw. Hij beeft. Ü1J sluit de deur af de oude zou hem kunnen sluipen. Zeker is zeker. I scheurt den brief open en leest en Niemand zou nu in hem den aal- ?addeu Srappenmaker van de soirée hcr- fOnnen, Zijn adem gaat zwaar, zijn ge- wordt bleek en zijn oogen puilen uit oen hij den brief gelezen had, sliet hij 11 vloek uil over het onzalige wezen, dat om dit geschreven had. Hij verscheurde inl n Cn vei'brandde stukje voor stukje geve li®arsvlammetje.„Tuig! Geld zou ik je dat^i-M V00r a^Persirio aanklagen, ja, van ie geld, waar je wilt. Je a/s°liudden ja! als dat mogelijk zou ik er wel een bankje van duizend idn* i! geven! Maar waar dat van- te halen, zonder te'stelen? einct Pt kamer op en neer en denkt, ®ver 7ialIe,?,.na» over zijn betrekking, tawGTJn nciën' over zijn eer' ^ie voor 'zonde T .?evaar is> alleen niet over de !anee' 1G, aau de arme achterbuurt- ïaar 0n i iS,a.an heeft, en waardoor hij frmaal-fi en zichzeH lot een schurk den' tt1- van zich afsehud- Ü1J moet! Hij moet! Geld? Geld! Dei Wie geeft hem geld? Wie steeds! De mooie Gravin ach de mooie Gravin, die geld heeft en daarbij naam en voorname kennissen, zou hij die nooit voor zich kun nen winnen' er is nog een andere, zon der naam en voorname kennissen, maar met veel geld, die moet hij voor zich warm hóuden. Het kan zijn dat hij toch nog op haar aangewezen is. Zij en Hella nacht en dag, —maar geld, geld, geld heeft ze toch het moet. Laten wij ons verhaal voortzetten. Lo- renzen gaat voor zijn schrijftafel zitten en schrijft in zenuwachtige haast een paar regels achter op een visitekaartje: „Of juffrouw Margaretha en Mevrouw Moeder hem de eer willen aandoen, de nieuwe klok en het Spaansche schilderij in het kunst huis te gaan bezichtigen. Hij biedt zich als geleider aan. Hij had gisteren op de soi rée veel over de dames gesproken. Hij zou zoo vrij zijn op den volgenden ontvang dag te komen". Vlug stak hij het briefje in de enveloppe en stuurde het dienst meisje nog in het late uur naar cle dichtst bijzijnde bus. Niet heel rustig de klaag brief van de ongelukkige had hem zeer op gewonden maar toch kalmer dan straks ging hij tegen twee uur naar bed. Hij had flink gehandeld en was over zich zelf tevreden. Hij kon de vriendschap met die burgerlijke familie toch dadelijk uit maken, zoodra hij kans liep de ster zijner hoop nog eeD3 te zien opgaan. Hella ach!Mijn God hij grilt, zijn bloed stolt in zijn aderen, eigenlijk was het toch afschuwelijk, in do Kiirschners-familie te trouwen eenvoudig gemeen. Hij zal het slechts doen alléén, wanneer Suze Mandl hem met haar klachten zal blijven vervolgen cn gelijktijdig Gravin Hella en Graaf Ypsilon in het vaderland door een advertentie hun verloving aankondigen. HOOFDSTUK IV. Drie weken later. Armin maakte zich klaar om naar zijn bureau te gaan. Hij had de ontbijttafel vlug verlaten, daar hij op een pas gekomen brief voor zijn vader, het schrift van Egon herkende. Hij parfu meert in de haast zijn zakdoek en neemt overjas en hoed. „Armin, je hebt gisteren", zegt zijn va der dralend en gedrukt. „Wat belieft?". Armin trok ongeduldig de roode glacé-handschoenen aan. „Je hebt gisteren jo salaris ontvangen, niet waar?" „Wat gaat u dat eigenlijk aan, Papa?" ishet onbeschofte antwoord. „Leen mij dan wat, als het je belieft, Arnlin, leen mij slechts een kleinigheid. Kan je het niet doen? Ik heb van mijn kapitaal, God weet, dat het bijna niets meer is, zeventienhonderd gulden bijge voegd, van Sonnenbliek heb ik vijfhonderd gulden opgenomen. Miezel, dat arme kiiid, heeft ook wat gedaan laten wij hem dezen keer, alleen nog dezen keer redden". „En ik zal de eer hebben de rest te be talen? Ik bedank er voor. „Slechts dezen keer, dezen éénen keer nog" heeft het al tienmaal geheeten. 't Is treurig, dat mijn broer een ellendeling is. Maar' mij gaat dat absoluut niet aan". „Houd op" bad de vader, en hij wilde probeeren verontschuldigingen voor zijn jongsten lieveling le vinden. „Spaar mij. Ik weet het al; hij is een gouden engel, met een gouden hart!" „Jij!" riep bij de deur een schelle meisjesstem. „Spoel nog een beetje langer voor den verontwaardigden deugdzamen broer.-Het staat je zoo goed!" De vader maakte eën gebaar met' de handen: „Als 't u belieft, kinderen! Miz- zie, laat dit! God in den hemel, hoe moet men zoo'n leven uithouden". Het meisje kwam, zonder op de klacht van haar vader te letten, de kamer bin nen en ging voor haar broer slaan. „Egon is oen ellendeling en maakt schulden, maar op zijn hoogst maakt hij zo voor een meisje, dat hij denkt te trouwen; terwijl andere menschen hun heclo salaris ge bruiken, om voor een jodin uit een ach terbuurt-schouwburg zijden blouses te koopen voor brillanten hebben ze helaas geen geld genoeg". Armin glimlacht koel. De oude grap. Be- 'Wijzeuü Do zuster ging echter onrler zenuwach tig lachen voort: „Neem mij niet kwalijk. Ik had vergeten, dat zo in ongenade is: wie is haar glorievolle opvolgster?" „Mizzie", zeide haar vader, „ik bid je mijn kind!" „Laat mij begaan, Papa! Ik lieh voor Egon ook mijn. laatste geldstuk weggegc-. ven, omdat hij in geldnood zit en ik zijn zuster ben; en daarom verontwaardigt het mij, dat mij» tweede broer, de meest ge fortuneerde van ons allen, voor elk min derwaardig wezen geld heeft, alleen niets voor ons. Ja, als je maar smeekt, ruw en grof wordt Ze had zich overschreeuwd en begon te huilen. „Ik, die elk geldstuk gebruiken kan, een paar Groschen is alles, wat ik nog bezit. Ik, die vandaag of morgen, mijn betrek king kwijt hen! Mij helpt dan niemand?" zuchtte ze. „Mizzi, hoorde ik je goed, dan hen ik het best gefortuneerd". „Soms niet?" ging het meisje-Jrits ver der. „Jij hebt je salaris hm bent on gehuwd, hebt geè'rfd" „Ja, mijn salaris. Dat is waarlijk héél veel! Daarvan kan ik liet Weensche garni zoen een maand onderhouden of Egon helpen. Dat is hetzelfde". „Papa, gaat u toch weg", drong het meisje aan. „Dit gesprek is vergif voor u Je vader zal eenmaal weg zijn, en jij, Armin, bent er de schuld van!" Do vader verliet de kamer met wankelen do schreden, zich vasthoudend aan de meubelen. Men hoorde hem in de kamer daarnaast in de kast rommelen. Hij zocht zijn zenuwdruppeltjes. Zoodra Mizzi alleen met Armin in de kamer was; ging ze recht voor hem staan en zeide triumfec-rend, terwijl haar oogen fonkelden van boosheid: „Ik wilde jo vertellen dat het vandaag in de courant staat van jou en Mandl". „Wat?" Hij staarde haar verschrikt aan „In welke courant?" „In de onze. Uw edele heeft het in de haast óm vader to ontvluchten, heel niet gezien". Ze ging naar de eetkamer en kwam met de courant terug. „Daar, als 't u belieft. Lees het, heer beambte van het Ministerie". Hij griste haar het blad uit de hand en las het kleine bericht, dat zij hem met den vinger had aangewezen. Hij verbleekte en deed vergeefsche moeite om zijn opwin ding te verbergen. Als hij de eerste regels gelezen had, lachte hij schel en zijn ge zicht kreeg weer de gewone kleur. Hij haalde diep adem en zeide toen onver schillig: „Dat hen ik niet!" De redactie had zich ermee vergenoegd liet bericht als volgt te laten drukken: „De beambte A. von L. en de beminne lijke en sclioone mejuffrouw Susanne M.... „Het oude liedje: Ik beu het niet". Miz zi beet zich van hoosheid. op de lippen, "o had hem willen vernederen uit wraak voor zijn brutaal egoïsme. Maar Armin is niet vatbaar voor vernedering, door niets en voor niemand. Hij had oen ijzeren hoofd. En toch de dag moét komen! „Wacht maar, tot je vader je er eens over aan spreekt!" dreigt ze met een van toorn be vende stem. „Dan heb je kans, dat je jo schaamt tot achter je ooren. Eéns zal do dag komen!" „Ja slak!" sist hij tusschen de tanden en slentert de deur uit, de trap af en door de stille straten naar het Ministerie. Hier en daar bekijkt hij de étalage's en bewon dert de mooie meisjes, die hij tegenkomt. De jonge secretaris, die Armin^ niet goed kon velen, had het blad opvallend op zijn schrijftafel gelegd. Als hij gezeten is, komt deze jongeman, die niemand anders is dan Liscli-Rau, toevallig door zijn bureau, groet Armin en wees met zijn langen kno- kigen vinger op liet blad en vroeg zonder in het minst zijn kwaadaardige bedoeling te laten blijken: „Staat er wat in wat de moeite waard is, vandaag? Niels dan flauwe aardigheden, nietwaar?" „Ach, zoo, zoo, een paar interessante schandaaltjes", antwoordde Lorenzen, zon der van kleur te veranderen, op gedempte toon. Een paar interessante Loië-anecdo- ten en dan oen verhaalen hij wees met zijn lange vingers naar het kleine be richtje. „Die", lachte hij zachtjes. „Ik weet, wie die zijn. Zij is de ster, hij en hij fluis terde nog zachter: „Kent ge die geschiede- nis? Zo is prachtig! Dat Boedapest is eek- ter een mondaine stad. Lisch-Rau 2ag hem lang aan en kruiste j de armen over de borst. „Hij is een komc- diant eerste klas!" dacht hij. „Hebt ge in Boedapest gen broer?" vroeg hij hardop, j „Ja, jammer genoeg. Een ongelukkige!" zeide Armin, en hij doopte zijn -pon diep j in do inkt. „We hopen liern nog op het goede pad te brengen. Er is oc.hter geen j heter voorbeeld voor 'n slecht mensch, dan een broer die wat velen kan". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9