Derde Blad»
VBIMEEI ES THAKS
Zaterdag 7 iuii 1923
ESE333 0 SBESKH™™™..
'IKALENDER DEB WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze. week iedere H. Mis Gloria,
uiist Credo en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG, B Juli. 7e Zondag na Pink
steren. Mis: O mnes gent es. 2e gebed
v. d. H. Elisabeth, 3e v. h. Octaaf v. Kerk
wijding. (Zie '"t Gemeenschappelijke voor
Kerkwijding). (In n i e t-geconsacreerde
kerken;* 3e gebed tot de Heiligen: A Cuuc-
lis). Credo. Prefatie v. d. H. Drievuldig
heid. Kleur: Groen.
N.B. Vandaag mag plaats hebben de
plechtige u i t e r 1 ij k I viering v. h.
feest der wijding van de eigen parochie
kerk. Mis: T e r r i b i 1 i s. 2e gebed v. d.
'Zondag. Credo. Pref. v. d. EL Drievuldig
heid. Laatste Ev. v. d. Zondag. Kleur:
V/ i t.
De H. Kerk nocdigt vandaag hare kin
deren uit naar haar te luisteren: Zij wil
■ons leeren de vreezo des Heeren (Gra
duale). Deze toch moet ons bezielen en af-
kecrig doen zijn van alle dwaling, welke
de valschc profeten onzer hedendaagsche
verheidenschte wereld onder allerlei vorm
ons voorhouden. Aan hunne vruchten: on
tevredenheid, opstand tegen het gezag,
haat, onzedelijkheid, kunnen wij hen ken
nen. (Evangelie). Bidden wij God, dat Hij
die profeten verre van ons boude, opdat
hunne verderfelijke leeringen, ens niet
schaden en dat Hij ons verleene tot onze
heiliging: het beoefenen der ware gerech
tigheid, het onderhouden Zijner heilige
geboden. (Gebod en Epistel).
Wonen wij, bezield met het ernstige
voornemen den wil te deen van den Vader
die in den hemel is, het H. Misoffer bij,
offerend met het brood en den wijn,
ons verstand en onze wil, dan is
ons offer Gode welgevallig (Offertorium).
Hij zal liet aannemen en heiligen, gelijk
het offer van den rechtvaardigen en of-
fergezinden Abel. (Stil gebed); liet zal ons
zijn een geneesmiddel voor onze gebreken
(Postcommunio) en brengen in de ver-
cischte gesteldheid om met jubelende stem
toe te juichen God, groot over geheel de
aarde. (Introitus).
BAANDAG, 9 Juli. Octaaf v. h.
feest dor Wij din g v. d. oigon
Parochiekerk. Mis: T o r r i b i-
1 i s. 2e gebod v. d. H.H. Martelaren v.
Gorcum. Credo. Kleur: Wit.
Til n i e t-geconsacreerde Kerken: Mis
v. d. H.H. Martelaren v. Gorcum. Intret.
(Zie in het Eigen der Heiligen v. h. Bisdom
Haarlem). Geen gedachtenis. Ivleur:
Rood
Den Oden Juli 1572 hebben te Brielïè
de H.H. Mart. (19) v. Gorcum hun leven ge
geven voor de Waarheid van Christus'
wezenlijke en werkelijke tegenwoordigheid
in het Ailerh. Altaarsacrament en het op
pergezag van den Paus. Bidden wij voor
al dezen dag, dat het vergoten bloed on
zer negentien Vaderlandsche geloofshelden
moge verwerven den terugkeer onzer af
gedwaalde Ncderlandsche Broeders en
Zusters lot de écne, ware Kerk v. Chris
tus, waarvan de H. H. Mart. v. Gorcum
zulk oen heerlijk sieraad zijn.
DINSDAG, 10 Juli. Mis v. d. H. H. Zo-
ven Broeders en Gezellen Mar
telaren. Laudato. 2e gebed A Cunc-
tis. 3e naar keuze v. d. Priester. Kleur:
R o o d.
WOENSDAG, 11 Juli. Mis v. d. H.
Pi us I, Paus on Martelaar. Sta
tuit. (Gemeenschappelijke van een Bis
schop-martelaar) 2e cn 3o gebed en kleur
ais gisteren.
DONDERDAG, 12-Juli. Mis v. d. TI.
Joannes Guaïbprtus. Ab t. Os
just? (Gemeenschappelijke van. do Abten,
doch eigen Evangelie), 2e gebed v. d. H.
Nabor en Felix, Martelaren. Kleur: W i t
De H. Joannes Gualbertus beoefende
eerst den krijgsdienst te Florence, maar
werd ter belooning voor zijn vergevings
gezindheid (grootmoedig vergaf hij om
wille van den gekruisten Zaligmaker den
moordenaar van zijn broer) tot hoogcr
heiligheid eerc-epen. Hij trad in het Kloos
ter en stierf als Abt der Gamaldulensen in
Valiumbrosa (Italië) 1073.
VRIJDAG, 13 Juli. Mis v. d. H. A n a-
•"ictus, Pa u s en M a r t e 1 a ar. Sacer-
qotcs Dei (Gemeenschappelijke van een
1usschop. Martelaar op de 2e plaats), 2e
obed A Gunctis, 3e naar keuze v. d.
Priester. Kleur: Rood.
ZATERDAG, H Juli. Mis v. d. H. Mar
coll in us. Belijder. Os Jusf.i. (Zie in
het Keigen der Heiligen voor het Bisdom
Haarlem), 2e gebed v. d. H. Bonavcutura
Credo. Kleur: Wi't.
Do H. Marcellinus arbeidde met den
H. Icbninns in Ovorijscl aan de versprei
ding v. h. H. Evangelie onder onzo voor-
andoren.
Reordering. A. M. KOK,
Pr.
Tc VE£L en te weinig.
In een vorig artikel hebben Are ons moe
ten te weer stollen togen do opwerping,
dat de katholieke Kerk zoo Avoinig ach
ting schijnt te hebben voor de H. Schrift,
dat ze den katholieken verbiedt, in den
Pijbei te lezen. We liehb n wa»
er van aan is door het uiteenrafelen van
een denkfoutje. Nu gaan we nog een stap
verder door te zeggen, hoe het Kerkelijk
gezag ten slotte voor de gewone men
schen noodig is, om te vreten, wat tot de
H. Schrift behoort. En hiermede komen
we tevens op het gebied van een ander
soort fouten, die begaan Avorden, als
men t e v e e 1 b e w ij s t. Men zegt dan:
wie te veel bewijst, bewijst niets.
Toen de reformatie uitbrak, had voor
velen het pausdom cn het kerkelijk ge
zag afgedaan. De menschheid was vol
gens hen gekomen tot mondigheid in gees
telijke dingen. Voor een nederige onder
werping aan het wettig-gcs'elde gezag aa'as
in de plaats gekomen liet beginsel van het
vrije onderzoek". Ieder moest zicli zelf
besturen en builen het eeuwenoude leerge
zag der Kerk om zijn eigen weg ter zalig
heid zoeken langs de handwijzers dor van
GodsAvege ingegeven Schrifturen. Verwierp
men het kerkelijk gezag, men bleef ten
minste aannemen, dat de H. Schrift in den
Avaren zin des woords het Woord Gods
Avas. Nu willen we vragen, hoe wisten zij
dat? Ofschoon do goddelijke ingeving van
do meeste boeken der I-I. Schrift in de
Theologie op onomstootbaar geschiedkun
dige gronden wordt bewezen, zeggen wij,
katholieken, clat de gCAVono mensch in
snee, die zich met die studie niet kan
inlaten, de hcele H. .Schrift met zeker
heid kent door do katholieke Kerk. Wie
immers een leergezag erkent, verneemt
van dat gezag, Avelke geschriften als bron
van bovennatuurlijke Openbaring worden
erkend, (vrgl. Katechismus 2 les vr. 11).
Daar echter de mensehen van het vrije
onderzoek zulk gezag verwierpen en voor
de geAvone menschen niet konden venvij-
zen naar geschiedkundige documenten, na
men ze hun toevlucht tot iets anders. Ze
zeiden ö.a., dat daarom de Bijbel van
God ingegeven was. omdat de lezing ervan
zulke heilige gevoelens in ons opwekt,
omdat die boeken uitmunten - door zoo
schoonen stijl, door zoo sublieme waar
heid, dat de Bijbel terecht het Boek dor
boeken genoemd wordt.
De ontkenning van het gezag, de op-zij-
schuiving der Overlevering bracht hen ech
ter tot het maken van een denkfout. Zij
bewezen te veel en daarom bewezen ze
niets. Want als het werkelijk waar is, dat
een boek als van God ingegeven moet
worden beschouwd wanneer het heilige
gevoelens in ons opwekt, wanneer er su
blieme waarheden in schoonen stijl in zijn
neergelegd, dan is b.v. de „Navolging van
Christus" van Thomas van Kempen ook
H. Schrift. Yan dat allerschoonste boek
kan immers hetzelfde gezegd worden, maar
niemand zal volhouden, dat dit Roomsche
boek tot den Bijbel behoort. Maar dan
is er te veel herrezen en dus niets bewezen.
Wie dan ook niet alleen godsdienstige
stichting wil balen uit de lezing der H.
Schrift, maar ook dat boek wil blijven be
schouwen als ons van God gegeven, als
een waarlijk goddelijk boek, hij zal er
goed aan doen, wil hij niet afmattende
studies maken op geschiedkundig terrein
met den kans om jammerlijk onvolledig
te blijven, om een fout in het Menken te
ontgaan door zich te onderwerpen aan
het gezag der Iverk.
Wie te veel bewijst, bewijst niets: wie
to weinig bewijst, handelt ook niet secun
dum Lucam. Om de tegenstelling hier
volkomen te maken, springen we van het
Boek der boeken, van het boek,'waardoor
ons geloof en onze zeden worden geregeld,
over naar die boeken, waardoor we ons
geloof verliezen en onze zeden verslechten.
Niet allen zijn gelukkig zoo bedorven, dat
ze met dien rommel kennis maken om de
ploertige dingen, die er in gezegd worden.
Neen, het is de letterkundige stijl, het is
de werkelijkheid waarA'an men op de
hoogte dient to wezen, welke die lezers
naar die boeken doet grijpen. Om de vie
zigheid, wel foei, hoo kunt u zoo iets van
een fatsoenlijk mensch denken? En lozen
ze geen levens van heiligen, die eveneens
.uitmunten door stijl en werkelijkheid, ze
meenen waarachtig, dat hun het lezen van
ongelooA'ige cn zedelooze dingen om die
reden geoorloofd is. Wij hebben do eer,
op to merken, dat zulke menschen zich met
domme drogredenen ophouden, dat zij een
flater slaan in het denken door te av e i-
n i g te b e w ij z e n.
Wat denkt men van een koning, die do
oorlogsellenden uitzendt over een vijandig
land, omdat hij uit dien oorlog voordeel
kan behalen? Men denkt terecht: dat ko
ninklijke hoofd bewijst te weinig, want
geoorloofdheid van zulk een. vreeselijke
daad kan niet afhangen van een voor
deeltje alleen. Men moet eerst böAvijzen,
of de oorlogsverklaring rechtvaardig is. Eu
dan is het nog niet genoeg; want wat
rechtvaardig is, is daarom nog niet altijd
geoorloofd. Men moet daarbij genoegzame
redenen hebben, om de allerongelukkigste
gevolgen, die uit ccn oorlog voortkomen, te
kunnen toelaten.
Uitstekend. Een moralist zou het niet
verbeteren.
Welnu, bet lezen van ongeloovige en
zedelooze boeken staat gelijk aan oorlog
in geestelijken zin. Wie naar slechte boe
ken grijpt, gaat met zichzelf een strijd
aan, welke de overtuiging wankel maakt
en do zeden (voorbeelden trekken) ver
slecht.
Wat doet iemand, die zegt: ik denk,
dat ik zulks wol mag lezen om den schoo
nen stijl, om de werkelijkheid, die er in
wordt weergegeven: ik doe het, om mijn
geest te verrijken? Die bewijst veel cn
veel te weinig, doet als de koning, die een
oorlog verklaart om het voordeeltje en
zich verrijkt Neen, voor de geoorloofdheid
van die daad komt meer kijken. Hij hoeft
(o zien naar do gevolgen, naar do geloofs-
verzwakking en do zeden verslechtering. En
als deze gevolgen komen bij den ge
wonen mensch blijven ze meestal nooit uit
dan kan hij geen voldoende reden heb
ben, om zich met die pornografische lec
tuur bezig te houden. En zou hij er zich
om reden van noodzakelijkheid mee moe
ten bezig houden b.v. een overheid, die
z'n onderdanen heeft in te lichten, b.v.
oen theoloog, die z'n tegenstanders heeft
te weerleggen dan zou hij verplicht
zijn, die slechte gevolgen te verhinderen
door het tegengif te nemen van gezonde
lectuur, van gebed, en van meer dan ge
wone deugdbetrachting.
Wie op dit stuk misdoet, misdoet lee-
lijker dan door het maken van een denk
foutje alleen.
J. J. YAN SANTÉ,
Pr.
SGHOOMHeiBWUBSH"
Albertine SteenhoffSmulders verslaat
de kunst, een eenvoudig gegeven schilder
achtig uit te werken. Tal van kleinere
verhalen werden voor en na door haar
gepubliceerd, waarvoor ze de stof ont
leende aan de Middeleeuwen. Zij houdt
van het leven van. ridders en jonkvrou
wen op hun adellijke burchten, Avaarvan
trouwens ook haar drie romans: Jan van
Arkel, Jacoba van Beieren en Een Ab-
disse van Thorn getuigenis afleggen.
Wij publicceren thans een korte vertel
ling, kleinkunst, die uit den aard der
zaak niet diep gaat, maar waarin toch
Avel een fijne strekking ligt opgesloten.
Ook de zielkundige gesteldheid van de
hoofdpersoon en do ontwikkeling van
haar neiging is in tie begrensde ruim to
van de korte vertelling Avel goed getrof
fen. Natuurlijk ontbreekt aan het slot
het wouder niet, dat juist aan die Mid-
deleeuwsche verhaalmotieven zoo'n eigen
aardige bekoring verleent.
Tegenwoordig zijn de meeste schrijvers
tte nuchter en te wijs, om een oplossing
door het wonder aan te brengen.
UIT EEN OUD HANDSCHRIFT.
Zij kon er niet langer tegen worstelen,
zij was moegestreden.
Zij, de reine jonkvrouw, die de lelie
van Asturië werd genoemd, de sneeuw
witte bruid, die kinderlijk vroom denman
was gevolgd, haar door hour vader als
gemaal aangewezen, de trouwe gade, die
schreiende maar onderworpen hem had
uitgeleid tot aan de Moeder Gods-kapelle,
toen hij medelrok Ier kruisvaart, zij wist
nu, dat zij een ander liefhad en dat zij
haar liefde niet meer voor hem kon ver
bergen.
Op den dag, dat zij haar ridder vaar
wel had gekust, stond ook onder de groep
vrouwen en knapen, die de kruisvaarders
nastaarden, een man van hoog© gestalte,
een ridder uit de nabijheid, en zijne op
merkzaamheid gold minder de verdwij
nende ruiterschaar dan we! do bevallige
vrouw, die eenzaam naar beur slot terug
keerde.
Tien jaren waren voorbijgegaan en de
machtige nabuur 'was haar een trouw
vriend geworden. In die woelige tijden
had hij meermalen do burcht zonder heer
beschermd tegen vijandelijke invallen en
Avas in alles de burchtvrouw ter wille ge-
aa-eest met de eerbiedige.dienstbaarheid
van den arasal tegenover zijn leenvrouwe.
En -gracölrjk—7?,i 7ïjn. iLLonsiaa aan
vaard, vaag voelende, dat haar glimlach
zijn grootste belooning-was. Tot hij ein
delijk haar van zijn liefde had gesproken
en zij hem verontwaardigd van zich had
gOAvezen en geboden had, haar poort nim
mer meer in te gaan.
't Was haar een verlichting, dat zij te
gen hem toornen kon, want diep in haar
gemoed sprak het zelfverwijt. Had zij
niet lang begrepen, dat hij haar beminde,
en had zij zijn hulde niet vriendelijk aan
genomen, zoolang hij zijn gevoel maar
niet met woorden had omkleed? Was zij
zelve niet schuldig, duizendmaal meer
dan hij? En onbeArust begon zij zich in
haar gedachten te verontschuldigen. Zij
Avas zoo jong geweest, en kind nog toen
zij den man volgde, dien men haar had
aangewezen, zij had hem zoo kor-t gekend,
hij Avas zoo spoedig heengegaan en zeker,
zeker was hij nu lang gestorven.
Dit alles schreef haar ook de ridder,
toen zij eindelijk toegaf en zijn bode
'wilde ontvangen. Waren niet allen,
schreef hij, die met haar gemaal-waren
uitgetogen, reeds lang teruggekomen of
Avas niet in hun woning de tijding verno
men van een rcemvollen (lood? Wie van
de kruisA'aarders was zóó lang in 't mor
genland gebleven? Zou zij haar gansche
leven treuren over een echtgenoot, die
haar was opgedrongen en die slechts
eenige maanden met haar was gebleven?
■Had zij :-:óo zwaar misdreven, dat hij niet
op vergiffenis hopen kon? Zij had hem
haar huis ontzegd, maar wilde zij hem
morgen ten minste nog éénmaal ontmoe
ten bij de beek, waa.r zich de abcelen over
't Water hogen? Zoo zij het wenschte,
zou het voor de laatste maal zijn en zou
ook hij het kruis aannemen en heen
trekken naar Jerusalem.
Zij had gelezen. Zij ontrolde nog eens
het perkament en bekec-k de zegels en gaf
eindelijk den bode haar boodschap mede:
dat zij komen zou. Nu stond zij voor 't
smalle venster en staarde, zonder te zien,
over 't veld. Dat haar geweten toch
mocht zwijgen! Daar klepte do klok van 't
naburige klooster de doodenvespers, zoo
als iedoren dag knielde zij neder en had:
„De Profundi's". Haar gebed voor de
overledenen had zij nog nooit verzuimd.
Morgen tegen vespertijd zou zij hem
weer ontmoeten; zij wist welk gevaarlijk
spel zij speelde, zij wist, dat zij niet de
kracht zou hebben, zijn smeekbeden te
weerstaan; zij Avist vooral, dal zij hem
niet kon laton vertrekken. Hoe droevig
en somber waren de maanden van schei
ding geweest: hoe had zij gekwijnd, toen
zij 't zonlicht a'an zijn bijzijn miste!
Toch maakte zij zich zelve diets, dat zij
hem voor de laatste maal wilde zien en
hem zeggen, clat zij tot niets kon beslui
ten voor ze lijding had van haar echtge
noot.
't Bleeke herfstlicht deed de abeelen
glinsteren, maar 't landschap lag kleur
loos in den «somberen namiddag; de
glans van den zomer was heengegaan.
De burchtvrouwo zat tegen de helling,
waar zich do hoornen over 't water bogen
on een natuurlijk prieel vormden. Zij
wachtte en terwijl zij wachtte, gingen
zilverig de tonen van 't kloosterklokje
over 't veld. Zij wist opeens niet, hoe zij
wonderlijk te moede werd; zij zag haar
schuld en erkende die. De bleeke dag
verhaalde haar luid de vergankelijkheid
van allo wereldsche schoonheid en vreug
de; de klok sprak van den hemel, dien
zij prijs Avilde gaan geven voor (le aarde.
Groote angst beving haar en toon wonde
re ATrede. Zij dacht niet meer wien zij
wachtte, maar bad rustig cn vroom haar
gebed voor de arme zielen „De profundis
clamavi ad te Domine"
Over 't pad, dat langs de beek slinger
de, naderde de ridder; hij ging met een
blijden glimlach op de lippen, als een die
ten strijde trekt en reeds zeker is van de
zege. Nu zij zooA'er was gegaan om tot
hem te komen, nu was hij zeker, dat zij
hem niets zou kunnen weigeren. Reeds
^schemert door het geboomte haar hemels-
blauAv kleed en helroode mantel. Nog eeni
ge stappen en hij schuift de overhangen
de takken ter zijde maar plotseling
'wijkt hij achteruit, als had een speer-
stoot hem getroffen. De burchtvrouw zit
met neergeslagen oogen en bidt; maar
Tond haar staan in wijden kring vele rid
ders in witte glinsterende wapenrusting.
De blanke schilden stralen van helder
licht en al de scherpgepunte speren zijn
op zijn hart gericht. Doodsbleek staat de
ridder bewegingloos, om als hij de
burchtvrouw hoort bidden „En het
eeuwige licht verlichte hen" in groote
ivreeze weg te vluchten voor de dreigen
de i geesten, op aarde weergekeerd om
hun Aveldoenster te beschermen in de ure
des govaars
Het handschrift zegt, dat de ridder
heentrok om to strijden tegen do ongel oo-
vigen en de burchtvrouw haar goederen
aan de abdij schonk en zelve den sluier
aannam.
De burchtheer keerde niet weder.
I dsr Katholieken in Nederland, j
(Auteursrecht voorbehouden).
(Wordt (door do Katholieken) in vol
doende mate kennis genomen van het ver
leden, teneinde zoo te geraken tot juiste
waardebepaling van het heden, om dan te
bcsefffen den duren plicht: het eenmaal
verkregene niet lichtvaardig in de waag
schaal te stellen, maar alle krachten in
te spannen om liet te behouden, te Arer-
meerderen, ten einde het dus te kunnen
overgeven aan hen, die na ons komen
zullen?"
Aldus baron Yan Wijnbergen in zijn
openingsrede ter Bondsvergadering van
do Katholieke Staatspartij op Zaterdag
2 Juni 1923.
't Was dezo metterdaad klemmende
vraag, welke den stoot gaf tot wat Ave
thans onder bovenstaand opschrift gaan
publiceer en.
Do rubriek „Rijnland voorheen en
thans" is er een goede inleiding voor ge
weest, want die heeft een keer te moer in
't licht gesteld, hoe onze voorvaderen op
zolders en schuren moesten wegkruipen,
als zij hun godsdienstplichten wilden ver
vullen, en hoe zij zelfs daar nog niet vei
lig waren a'oor de schouten en lnm rak
kers, die naar „paepsche stouticheden"
speurden.
O, zeker, men weet dat nog wel, maar
meerderen doen desniettemin juist alsof
ons zoo iets nooit meer zou kunnen over
komen. In andere landen, ja, maar hier,
terwijl immers „Rome troef" is! Men ver
geet daarbij echter, dat de Katholieken in
ons land slechte moeizaam de thans ver
worven positie veroverd hebben en dat
het niet meer dan een eeuw geleden is,
dat Le Sage ten Broek, die moedige be
keerling, in de Haagsche Gevangenpoort
werd gekerkerd wijl hij in geschrifte te
fel tegen de Protestanten van leer was
getrokken. Dat was toen nog zoo iets van
staatsgevaarlijk! Ongelooflijk, nietwaar,
voor hedeudaagsche ooren, maar het
wordt toch nog overtroffen door het feit,
dat onze wakkere propagandist toen
geen enkelen Roomschen advocaat kon
vinden, die zijn verdediging op zich durf
de nemen. Le Sage moest bij een Israëliet
hulp zoeken, aangezien zijn rechtsgeleer
de geloofsgenooten hun positie er niet
aan durfden wagen.
Hoe weinig we een eeuw geleden had-
don in to brengen, kan ook nog blijken
uit de lijdenshistorie der eerste „Roomsch
Catholijke Courant", die togen 1822 ver
scheen, maar 't niet lang kon bolwerken.
Reeds na drie maanden werd in den ti
tel „Roomsch" vervangen door „Neder-
landsche"; volgens de redactie geschiedde
zulks louter „uit hoofde der zeer juiste
aanmerking, dat Rooihsch en Catholijlc
sijnonijmen zijn", maar pater B. Kruit-
wayer O. F. M. Avas o. i. dichter hij de
Avaarhcid toen hij over deze aangele
genheid in De Maasbode schrijvend
onderstelde, dat do nieuwe titel „Ne-
derlandsche Catholijke Courant" was ge
boren, Aviil deze ..minder Ultramontaansch
en tegelijk meer Vaderlandscb" klonk.
't Mocht echter niet baten. Na negen
maanden verdween ook het woord „Ca
tholijke", zoodat het blad zijn lAveedrn
jaargang inging als „Noord-NederTand-
sche Courant", een naam, waaraan geen
Protestant meer aanstoot kon nemen, ter-
Avijl do Katholieken blijkbaar die A'oor-
zi.chHgheid maar best vonden.
Ook dit hielp ovenwei niet. Na nog
één jaar in een armzalig klein kwarto
formaat to hebben verschenen, stierf on
zo eerste R-E. Courant op Zaterdag 27
December 1823 een roemloozon dood, ver
oorzaakt door „do Aveinige aanmoediging,
welke zij ondervonden had".
Vergeleken met het heden, wat 'a ver
schil Het is dag bij nacht, al is do dag
geenszins op middaghoogte, want or zijn
nog omstandigheden genoeg, welke aan
den sclmurkc-rkentijil herinneren. Denk j
b.A'. aan het processieverbod, can do ïm- 4
ONS HOEKJE
OVER
ÖPVOEDING»
EEN DROEVIGE GEHEIMZINNIGE
GESCHIEDENIS.
Wat 'n snoepige kindertjes toch haddcai
ze, die tweo eerzame gelukkige menschen;
guitig, gezond, vlug. Het was een lust bon
te hooren en te zien. "Wie zou daar niot
gaarne z'n zorgen en kommer eens gaan
luchten in do heerlijke verfrissching dor
tuin-weeldo van die kinderzielen! Maar
op eens daar kwam hot los! Het was een
schoono avond, toen zij bijeenzaten, pra
tend over alles en nog wat, dat het loven
brengt en weer Avegbrongl. Hot gesprek
stokte wat, eindelijk viel or stilte! Storm
op handen! Toen barstte zij uit: „Ik kan
het niet meer, ik weet niet meer, Avat le
doen. De kinderen worden ontembaar. Bij
het minste, wat ik zeg: heA'ige driftbuien f
Zij hebben geen eerbied meer voor mij;
zij lachen mij uit, wanneer ik hun het
goede voorhoud!" En hij, evenals zij ge
heel vervuld, van de groote verantwoorde
lijkheid die een ouder draagt, dat veroor
deeling van een kind gewoonlijk betce-
kenl: vercordeeling aran de ouders.hij
voegde er nog aan toe: „Wij hebben ze
toch nooit toegegeven, altijd streng ge
weest, veel van hen gehouden; ik heb zo
op tijd, neen herhaaldelijk een pak slaag
gegeven. Reeds a'anmorgen vóór 8 uur
heb ik kleinen Nico in de onmogelijkheid
gebracht de eerste paar uur te zitten!
Wat wil je er nu meer aan doen? En
teen zijn zij maar weer van \-orcn afaan
begonnen hun opvoedkundig bibliotheekje
door te lezon en 's avond bespraken zij
de resultaten met elkaar om tot de con
clusie te komen, dat do kinderen hoe lan
ger hoe minder werden.Tóch deden de bravo
menschen wat zij konden: géén goeden
raad sloegen zij in den wind. Nooit gaven
zij hun kinderen toe; zij verwenden hen
niet met snoepen, zij lachten niet om ern
stige dingen in 't bijzijn der kinderen.
Het eenige dat volgens de regels der op
voedkunde aanmerking verdiende Avas:
zij sloegen te veel! Toch was dit niet do
volledige verklaring van het opvoo-dings-
mislukfcen: want die ongunstige wending
van zaken was reeds geconstateerd vóór
dat het „paardenmiddel" werd toegepast.
Stelt u de wanhoop voor dier ouders!
Vader, één stuk lachende degelijkheid,
moeder, een juweel van lieftallige gade en
zorgzame huissloof. Een vader om tr
eeren, een moeder om te stelenEn dat
zulk een schat aran kinderenGeen avod-
der dat de vroeger zoo gelukkige ouders
zich diep ongelukkig gevoelden. Ouder
zorg was geen ouderweelde geworden.
Toevallig kwam niet lang na het. be
gin van die ongeluksdagen een oud huis
vriend even aanloopen, een echte kinder
vriend. De ouders klaagden hun nood.
Het leven hunner kinderen werd één stuk
moedwil! Ernstig luisterde de vriend en
liet de klaagtonen in zijn ziel klinken*
diep is 't medelijden, als het gaat omongö
lukkigc ouders. Wie schetst do verbazing
dor ouders, als hij kalm vroeg: „bidt gij
wel a'oor uw kinderen? „Neen", zegt de
moeder, die als moeder het eerste woord
meent te moeten spreken, zonder near
a'crmeend recht op te geven als vrouw ^et
laatste ook te mogen spreken. „Neen,
nooit. Ik heb geen tijd om te bidden. Al
leen 's avond in bed bid ik m'n „roz-sn-
boeike"Maar, a'oegde zij er bij met
den wijsvinger naar haar echtvriend: h ij
bidt ook niet
„Laat de kleinen "tot M ij komen", sprak
de goddelijke KindervriendKomt tot
Mij, allen die belast zijt en beladen".
Do braA'e luitjes begrepen de k-s. Zij
gingen veel bidden, veel comrauniceeren,
zichzelf behoerschc-n, zich versterven en
offers brengen met blijden godsdienstzin
Eenige jaren later waren hun kinde
ren we-er de schatten van het huisgezin
en de echtelieden vroor de gelukkige ouders
van vroeger
G. P. J. v. d. PUnfl,
Hageveld-Yoorhout. Pr.
I
mer voortdurende achteruitzetting van
Roomschen als het benoemingen b< treff
en aan het ongemotiveerde a'orzct om
geen harder woordt le gebruiken tegen
de oprichting onzer Nijmeegscbe Univer
siteit. We zijn nog niet waar avö wezen
mooten, en toch wil men, wat zoo moei
zaam verwegen is na een eeuw van
strijd, in de waagschaal stollen door ver
deeldheid, welke ons nu al van drie zij
den bedreigt: N.K.P., K.V.P. en de
Fascisten. Waarlijk, indien we mees naar
het verleclene blikten, indien we beter in
het oog hielden, hoeveel strijd er gestre
den is moeten worden om te bereiken Avat
we nu zijn, avg zouden niet zoo tornen
aan ons eenheidsfront.
Zeker, ook in het jongste verleden
heeft het gestormd in do Katholieke par
tij; we zijn den strijd tusschen mr. Bahl-
mann on dr. Scbaepman, den strijd om
dienstplicht cn leerplicht nog niet verge
ten Men vraag eens aan de a*cteranen uit
dien tijd aan mr. Kolkman b.v. wat
toen onze invloed beleckcnde. We hadden
to dien tijde minder ten Binnenhove in
lo brengen dan te voren; hoewel hot met
onzo getalsterkte steeds crescendo ging.
Daar moeten wo ons aan spiegelen en
a'ooral niet doen als do leider der „Parli-
to Popularo" in Italië. Don Sturzo, die
er tegenover dr. Vervicrs op stofte, dat
hij relaties had noch zocht ten Vatican©.;
En dat wil dan een Katholieke leider heen
ten!
Dan doet ónze R.-K. Staatspartij hot
beter. Zij beseft, dat de Bisschoppen en'
zij één doel gemeen hebben: de verbreiding
van Christus' Rijk, waaraan rJ 1 amlor©