en dekkc den put zorgvuldig af door ^metselde bekapping. jpwellen of oolc N o r t o n- n gcheeten naar den uitvinder, als volgt gemaakt. Men slaat door je] van een heistelling een puntig toc- <nde buis met gaten in het ondersts jtc, om liet water te laten toevloeien, ii grond. Het reinigen der filtreer-epc- m, het leegpompen der verstopte bui- eischen allerlei toestellen en veel jische ervaring. lorpijpen kunnen beter voor watsr- n'ening uit do diepte dienen en komen en meer in zwang. Het beginsel is dat eerst een wijde sterke buis in den .J boort, oil door middel van lepel, jal of puls borend do aarde verwijdert, de eerste buis in den grond gebracht volgt een tweede, etc. kan buizen van 100 M. lengte met Jp van boortorens hanteeren. men op gced water gekomen dan wor de blijvende wclpijp en het filter ingc- ht. Zoo'n filter bestaat uit koper- of jsgaas om een geraamte van stangen. 0 filterbuizen zijn tot een lengte van If. toe in gebruik. Grint brenge men chen. blijvende wclpijp en boorbuis. Do jhuizen worden nu de een na den ander den grond getrokken de ledige ruimte aangevuld en de velpijp is gereed. 1 aantal van zulke putten kan veree- vorden en met een machine kan een 8 hoeveelheid water worden opge- ipt. Haarlem wordt op een dergel'jke van water voorzien en naar ik meen sedert een paar jaren Noordwijk. liter opgepompt uit grondlagen onder meestal ijzerhoudend en heeft een uk als inkt. fderfc men in 1S88 een methode heeft lekt om het opgepompte ijzerhoudend van dit element- te zuiveren, is het ik van grondwater voor walcrlcidin- icer toegenomen. Vooral seder de cho- ipidcmic in Hamburg, waar ongefil- Elbewater gedronken werd, zijn tal grondwatcrwerken aangelegd, omdat ijzer nu gering bezwaar oplevert. moet nl. het water goed met lucht aanraking brengen. De opgeloste ijzer- Hndingen gaan dan nl. door oxydatie door verbinding met zuurstof) over in pl o s b a r e ijzerverbindingen, die kiezel- of zandfiltratic gemakkelijk ien tegengehouden. et grondwater eischt dus in vele geval- even nauwkeurige vcr- r g i n g als het oppervlakte water, het altijd vrij van bacteriën zou zijn liet juist. Het kan echter een voortref- k drinkwater zijn verre te verkiezen ;n rivierwater, bedrijfszekerheid laat evenwel te wensehen over. Men weet nooit met dezelf de juistheid als bij het oppervlaktewater hen-lang dc voorraad strekken zal. "Wanneer de sedert eeuwen in den grond verzamelde watervoorraad wordt aange boord, kan daar, zal geregcldo waterwin ning mogelijk zijn, niet meer per jaar aan onttrokken worden, dan er door den regen val in <le bovengrondsche gedeelten te recht komt. Dit kan soras bij voortgezette waterwin ning tot ongewenschle toestanden leiden. Behalve uitputting van waterhoudende lagen wordt- de landbouw vaak gestoord ais het grondwater wordt weggezogen. Zoo beweert men dat de verarming van den Itcineinsehen"boerenstand mede aan de grootc wateronttrekking voor de steden is i toe te schrijven. De technici gaan ook al over tot het be- i vloeien van den grond met oppervlaktcwa - ter, waardoor de grondwatcrhceveclheid wordt aangevuld, zoo bijv. in Gothenburg, in Zweden en in Frankfort a. d. Main. Soms levert de boring ook ongewenschte verrassingen. Zoo boorde men in Hamburg brandbaar gas op, hetwelk ook ontvlamde. Soms komt ook drijfzand naar boven waar door de grond verzinkt. Ook in het Hcllandsehe Polderland ver krijgt men soms door aanboring van den grond veel water, soms drinkbaar, en wei nig gas. Om dit gas iB het te deen voor verlichting en verwarming. In Purmerend, de Beemster, Watergraafsmeer en naar ik meen ook in de Haarlemmermeer heeft men deze methode toegepast. Een gewichtige factor bij alle waterlei dingen is de hoeveelheid keuken zout in het water. Bevat het water veel zout dan is het brak. In ons land met zijn door zeewater gedrenkten bodem is de wa- tervang, althans van grondwater, beperkt. Onder Amsterdam bijv. is slechts zout- smatend water to vinden. Hoeveel zout kan men nog proeven? Ge woonlijk neemt men aan 500 milligram per liter. Dit is echter wat te laag. In Leeuwar den drinkt men water met 600 m.gr. zout per liter zonder tegenzin. Men zegt dat sommige SeheveningerB water drinken met 1200 m.gr. zout per liter. Het drinkwater tc Amsterdam bevat on geveer 60 m.gr. per liter. Door geen andere bewerking dan door distillatie kan brok of zout water drinkbaar gemaakt worden. Op groote schaal i3 deze methode niet- toe te passen, wel is zij uil voerbaar waar het klei nere hoeveelheden betreft, zoo bijv. op stoomschepen. W. W. QUD-HOLLANDSCHE WIJSHEID. Hebt ghij een hui3 onlanghs gebout, Maeckt dat je dese les enthout, Of anders vriendt, ghij lijt gevaer: Laet uwen vijant 't eerste jaer, La et voor het tweed' een beter vriont, Van deze woningh zijn gedient, Ma er weest ghij voor het huijs beschroomd, Tot dat het derde jaertje koomt, Dit is van outs een wijs besluit, Tot felle sieckt.cn vinnigh kruijt. Voor Huis en Hof WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (2e helft Juni). Wij hebben allen nu maar één wenscb, stedeling en buitenman: warm, zonnig weer! De Meimaand, heeft haar best ge daan om hel tekort aan vocht, voor zoover het nog bestond, aan te vullen, van Juni hopen we, dat zij ons warmte zal geven. In den tuin zijn de boonen verrot of ko men met kwade harten boven den grond kijken: op het veld willen de bieten en mangels niet aanslaan; in de wei leden de dieren kou en vertrapten het gras. Van Juni verwacht de hooi boer heil; moge hij niet teleurgesteld worden Na het maaien ligt het gras of de klaver aan zwaden, gewoonlijk blijft het zoo enkele dagen liggen, en wordt dan gehooid. Voor heen geschiedde dat met hark en gaffel, thans veelal met hooischudders. Grooten vooruitgang bracht Martin's gecombineer do hark, schudder en keerder, welke zoowel voor één als voor twee paar den verkrijgbaar is. Oe rijkslandhcuv,-con sulent, de heer De Gier, noemt een Mc. Cormick's maaimacliino en een Martin's gecombineerde en volledige moderne uit rusting voor hocibereiaing, welko liij bo ven iedere andere combinatie aanbeveelt. Hoofdzaak acht hij, dat men de gecombi neerde niet te diep stelt, vooral niet bij het keeren en schudden. Voor Sint Jan planten we in den regel de koolraap uit. Koolraap verbouwt men wel als nateclt van vroege aardappelen (Friesland) en zendt ze als groente naar Duitschland, ook in Limburg geschiedt dit, waar men ze zaait-na snijrogge, als doze is opge- voederd, of na Fransche klaver. Koolra pen houden veel van kalk, zij worden bij kalkaamvending niet zoo licht door knol voet (knoppen en rotpooten) aangetast. Koolraap kan nog laat gezaaid of ge plant worden en komt daarom nog al vaak in de plaats van een mislukt gewas; men zaait ze uit tot eind deze maand, en kan ze nog uitplanten zelfs tot Augustus. Het is nu de tijd om kool te planten, zoowel gewone als boerenkool, welke laatste men als veehouder nooit te veel heeft. Bloem kool plant men in verschillende combi naties: met kropsla en stokboonen, met vroege aardappelen, met erwten, spinazie, radijs, enz., met savoije- of met spruit- kool, welke reeds lusschen de vroege bloemkool kan worden uitgeplant. Koolverbouwers weten, dat men mot het oog, op knolvoet soms eenige jaren achtereen op dezelfde plek geen kool kan verbouwen. In de Erfurter Kuituren zoo lezen we in het jongste nr. van „Cul- tura" wordt sinds 30 en meer jaren bloemkool met succes op hetzelfde land geteeld. „Ideaal bloemkoolland" verkrijgt men, door in 't voor- en in het najaar den gTond om te werken en te bemesten met gier en goeden stalmest. Denk er om, dat gc om zaad- of droge erwten te winnen, een hoekje laat staan, waar ge in 't geheel niet plukt. Men kan ook tel kens de dikste erwten laten zitten, maar dit is niet zoo gemakkelijk.Ieder jaar wat erwten van elders laten lccmen, is zeer aanbevelenswaardig. Zaai ongeveer 20 Juni andijvie; niet vroeger, dan gaat ze licht schieten; het zaad wat in den grond harken, niet te diepDe grond zal nu niet licht droog zijn; indien wel, dan eerst vochtig maken en bij droogte den grond gedekt houden tot het zaad op komt. De zaaitijd is nu voor verschil lende groentesoorten reeds voorbij; men kan nog planton sommige koolsoorten, als spruit- en boerenkool, en ook savoyekool, maar voor andere soorten als spruilkool word t 't al wal laat. Voorts kan men nog zaaien of poten: wortelen en kropsla, spercieboonen bij de stokken cm vroegere doperwten: 't hangt van het weer af, of deze laatste nog veel zullen opleveren. Radijs en kervel zaait men den geheel en zomer; postelein, dat zijn weer tot beden niet had, kan men zaaien tot in Augustus. Snijboonen bij do stokken te leggen, is niet meer aan to raden, daar zou weinig van terecht komen. De nog te leggen sper cieboonen kunnc-n bij de rijzen der vroege erwten komen, men hoeft dan geen land vrij te houden. Spit den grond langs de rijzen om, en is hij mogelijk uitgedroogd, dan eerst goed nat maken, en daags daar na de boonen leggen. C. B. DE SPiONNEN. Mejuffrouw, antwoordde de briga dier, de stoep opgaande met de twee ge vangenen, het zijn spionnen, welke wij te Boschwijk gearresteerd hebben en welke wij bij mijnheer den ctwgomecsfer kr&i* gen. Hun vreemdo manier van doen heeft de aandacht van de menschen van do be devaartsplaats gewekt en, zoo voegde hij er met een ondeugenden. glimlach bij, zij hebben hen onderweg een beetje toegeta keld. Het meisje bekeek de twee broeders, die zwijgend tusschen de veldwachters liepen, onderzoekend aan. Zij waren met stof overdekt en hun onordelijke klecding ver toonde dc sporen van de ondergane toe takeling. Toch hielden zij zich goed. On danks den erbarmclijken staat van hun kleedij scheen de dochter van den burge meester geenszins het gevoelen der dorps bewoners te deden en een slecht voorko men in hen te vinden. Haar oogen druk ten veeleer medelijden en verontwaardi ging uit. -'t Is schandalig, riep zij uit, zich tot de boeren wenden, welke opgehoopt voor de deur stonden: gij zijt erger dan dc wil den. Nu gij eenmaal hier zijt, zorgt nu. dat ge u fatsoenlijk gedraagt. Vader is naar de fabriek, maar hij wordt al ge roepen en zal binnen een paar minuien hier zijn. Kom intusschen, Breskens, zei- de zij tot den brigadier, in onze keuken ei* rust daar met deze jongelieden wat uit. Gij zult er allen behoefte aan hebben. Zij zeido iets aan een jongen, die door een achterdeur verdween, en bracht dan de aangekomenen in do keuken. Edmond en Clemens, vermoeid van hun gedwongen marscli, vielen op een stoel neer. Nog maar half bekomen van den 6chrik keken zij rond. Het was een groote, heldere, met tegels gevloerde keuken, waar blijheid, ordelijkheid en huisolijkherli hen tegenstraalden. Door de sneeuwwitte gor dijnen der vensters wierp de zon haar ver kwikkend licht op het gebloemde aarde werk en de koperen ketels en pannen. Bo ven een zacht vuur in den haard pruttelde de geurige soep in den ijzeren pot, ter wijl in den schoorsteen lichtbruin gerookte hammen en metworsten hingen. Met een ietwat melancholischen blik bekeek Ed mond dit kalme, gezellige Intcrieurtje en benijddo bet geluk der gasten, welke hier aan een goed voorzienen disch genocdigd zouden worden. In welk hok zouden zij misschien dien avond, dien nacht moeten doorbrengen? Clemens echter scheen niet erg bedroefd te zijn. Met een zeker wel gevallen ging hij het jeugdige meisje na, die in de keuken heen en weer dribbelde, nu eens naar de dampende soep koek, dan' weer met een meid babbelde, die de groen ten schoonmaakte en in cr-n u «w frisch wal er wicsch. Het meisje was nauweii'ks zeven tien jaar. Slank en goed gevormd, had zij een middelmatige lengte: de scholscho jurk EIND GOED, AL GCED. KOT. God geve het! Dat is het, wat mij het de ter harte gaat. De onzekerheid, wat haar worden zal, als ik .er niet "meer e, kan me de keel dichtknijpen van angst weemoed en doet mij menigen nacht [doos doorbrengen. Zij toch is het iigc, wat mij nog rest in 't leven, en ook eenige, wat mij nog aan dit leven rit. Zegt U dat niet Moedertje! D hebt oen leven voor U. Als U maar een- ui opgeknapt bent, dan wordt U weer irk en met de sterkte komt de levenslust or terug. Hoe zouden wij mensehen kunnen aan- ikcn. Daar zijn versterkende middelen «r noodig en, wie niet rijk is, iaoet zich ontzeggen en alles aan den goeden overlaten. Ja, het is goed zijn volste vertrouwen God te stellen; als er Eén is die helpen a, dan is Hij. het. Als er Eén de gezond- kan teruggeven, dan is Hij het. daar zijn ook nog medelijdende tnschen in de wereld; menschen. die cok wel een handje willen meehelpen om en te lenigen; cm bij te staan mot id en daad; om moed in. to spreken en hem te gieten in de wonden, die het «dlot geslagen heeltdenkt U ook «I - Dat moge waar zijn, beste Mevrouw, ar U vergeet, dat er ook armen zijn, die «t klagen; die nooit vragen zouden, al den zo onder de ellende bezwijken; die nooit over d'r kart zouden verkrijgen de hand tot bedelen uit te strekkendo die huisarmen, die zich schamen voor en ellende; schamen cm te doen, bedelaar van beroep als zijn dage- pch werk beschouwt. -Juist vrouwtje. Zoo is het in 't leven. toestanden kennen, wij en met dio toe fden wordt wel ter dego rekening ge- 'den. De weldadigheid strekt zich juist ongelukkigen aam Zij zijn het, die de toocdo dubbel voelen, omdat er een tijd 1 geweest, waarop ze eten in overvloed "Iden en zich allicht eenige weelde kon- i veroorloven; zij, die vroeger vrij en dhankeliik door het leven gingen, zon- iemand dank te moeten zeggen. &ar de wegen van God zijn voor ons ®schen, die slechts zien door menschen en begrijpen naar menschcn- %nd, onnaspeurlijk. V/at Hij dcct, is *1 gedaan. En weet dit wel, mijn lieve, i® armoede, ontbering cn vernedering ge- heeft in Zijn naam, zal verheven zijn den kemel, het einddoel van ieders bc- boven den rijke, die zich op aarde heeft in weelde. En dit zeg ik U wee den rijke, die zijn plicht niet icht heeft en die den arme niet heeft ftvcn van zijn overvloed. Ik weet niet Mevrouw, lioc het komt. Maar ik heb nog nooit tegen iemand ge sproken, zooals ik tegen U sprak. Neemt IJ me dan ook niet kwalijk, dat ik U met mijn klaagtonen ben lastig gevallen, maar een bedroefd hart wil zich wel e»en3 uit storten. U sprak op zoo'n vriendelij ken toon tot mij en Uw optreden was van be gin af aan zoo innemend en zoo vriende lijk, dat ik U mijn vertrouwen schonk, voor ik heb wist Nu werd het de brave, goede zieke vrouw tc machtig; 'tranen ontwelden het bedroef de hart cn het was voor 't eerst sedert hare ziekte, dat ze zich hulpeloos en ellen dig vond of boter gezegd dat zc het toonde te zijn in het bijzijn van vreemden of zelfs van d'r dochtertje. Hierbij werd het de kleine meid in de leeuken ook te machtig. Ze kwam ijlings naar moeder geloopcn; knielde bij haar neer; troostte haar zoo gced ze kon cn be loofde altijd braaf te zijn en als ze groot was, zooveel voor baar to werken, dat haar goede moedertje geen zorgen meer had en geen armoede meer leed en toenver borg Marictje haar tenger hoofdje in moe ders schoot en liet ook haar tranen den vrijen loop. Mevrouw Warner, die dit tooneeltjo van kinderlijke liefde cn moederlijke bezorgd heid gade sloeg, veelde ook haar goedig hart sneller kloppen van deelneming en. aandoening enwachtte geduldig, tot het overkropts gemoed der zicko vrouw op gelucht was en toen deze dan ook na een poosjt3 haar tranen afdroogde, was weer de oude, kalme berusting over haar gekomen en zei zc met een van aandoening nog tril lende stem: Vergeef mij Mevrouw"Wal zult IJ wel van mij denken! Ik kan er heuscli niets aan doen. De herinneringen van vroe ger overweldigden me zco, dat ik me zelf niet meer meester was en omdat U mc zooveel moed insprak zonder mc te kennen cn zonder mijn verleden te welen, wil ik U mijn levensloop is vertellen en dan kunt U zien, dat het niet mijn schuld is, dat ik hier in bekrompen en armoedige omstan digheden met mijn dochtertje dit vergeten en nederig vertrekje bewoon, maar dat dit een gevolg is van een samenloop van om standigheden, waaraan ik niets kon ver anderen. De Redacteur. (Wordt vervolgd.) De Nachtegaal De nachtegaal is een prachtig dier Hij is niet hier, Maar in 't woucL, Daar zit hij tusschen al dat hout. Vele mensehen gaan naar 't bosch En zetten zich neer op 't zachte mos, En zitten met beide ooron, Naar 't gezang to hooren. Zij zitten niet te fluisteren Maar zitten goed te luisteren, Want anders heb je er niets aan En kun je beter weg wel gaan. De nachtegaal zingt in ccn kooi Niet mooi, Maar builen, Zit hij lustig te fluiten. Carl Westerman. Ons Poesje. Ik heb een aardig poesje 't Zit nog in z'n mand 't Is zoo'n aardig snoesje Nu springt het op den kant- 't Heeft zoo'n aardig snuitje En roept nu weer miauw 't Is zoo'n aardig guitje Met oogjes donker blauw. Mjjn zus trekt aan haar pootje Weet ik wat ze allemaal doet; Dan krijgt ze weer een stootje, Zoo is mijn zusje zoet. Bert je Wijlenburg, de Laat de Kanterstraat, De Neger. Op Zelcercn middag zaten Vader, Moeder en hun eenigst dochtertje Dientje, een meisje van ongeveer 6 jaar, gezellig in de kamer. Op eens werd er gebeld. Vader ging open doen en nieuwsgierige Dientje ging vader achterna. Maar tot de voordeur 'ging zij toch niet. Vader deed de deur open en wie was daar? Dientjo kon haar eigen oogen niet gelooven. Zij dacht dat het Zwarte Piet was. Maar neen, het was een neger. Vader vroeg wat die zwarte man hier kwam doen. „Ik kom vragen of ik hier mag overnachten?" was het antwoord. Nu vader zei, dat de neger hier wel voor een nacht mocht blijven en liet hem binnen. Tegen, den avond wees vader hem dc kamer waar de neger slapen moest. En allen gin gen welgemoed ter ruste, niet wetende, wat er dezen naclit gebeuren zou. 's Nachts toen alles sliep kwamen twee dieven hier inbreken. Zij zetten hun ladders onder het raam van do kamer, juist waar de neger sliep. Zij klommen naar boven en wilden heb raam openen. Hiermede maakte zij zoo'n lawaai dat de neger cr van wakker werd. Verschrikt keek deze op en zei „Wat moeten jullie hier". Deze schrokken zoo geweldig van liet zwarte gezicht dat zij van de ladders vielen en de vlucht namen. Vader on Moeder waren den neger zeer dankbaar en de neger mocht altijd bij hun blijven. Ella, De Meimaand. 't Is Mei, 't is Mei! Op veld en op wei Slaat 'n overvloed Van bloemen, die Geuren cn bloeien, zoo 't moet 't Is Mei! 't Is Mei Op boomen en hei Zingen de vogels Hun schoonste lied. En de musch stjilpt in 't riet, Piet! Piet! Piet! Rozenknop, Voorschoten. Uit rijden. Jan, Piet en Door Zitten in 't spoor, En gaan nu samen rijden. Naar Haarlem en naar Leidens Jan is do conducteur, En Piet ontsluit de deur. Dora stapt heel deftig in En dat is naar Jantjes zin. En als ze zijn in Leiden, Dan opent Piet 't portier En zegt: ,,'t Is uit met rijden, Juffrouw, uitstappen hier. Rozenknop. Onvoorzichtigheid gestraft. Frits van der Hoven, een aardige jongen van 12 jaar, woonde met zijn moeder een. kapiteinsweduwc op den Singel. Frits was wat je noemt een aardige goede jongen, die zijn moeder innig lief had, maar hij was erg roekeloos. Op een mooicn Zaterdagmiddag was Frits op weg om te gaan voetballen en floot een vroolijk deuntje. Hij verheugde zich nu al op het spe» en ging daarom op een drafje loopen. Daar kwam een rijtuig aan in gesirekten draf. Ha! dacht hij, dat is een meevallertje. In een wip zat hij achter op dc stang van het rijtuig. Nu was hij er gauwer, dacht hij. Toen hij bij het voetbalveld was gekomen, wilde hij er afspringen. Maar daar hij te vroeg losliet, viel hij er af. Juist kwam er van den to- genovergestelden kant een rijtuig aan. Deze reed hem over beide beenen. Daar lag hij nu. Hij probeerde om op te «taan, maar zijn boenen deden zoo vreesehjke pijn, dat bij weer neerviel. Spoedig waren eenige menschen om hem verzameld. Dezo wilden hem helpen opstaan, maar als men hem aanraakte, stiet hij zulke pijnlijke kreten uit, dat ze besloten een draagbaar te halen. Daar legden eenige mannen hem op en zoo bracht men hem naar huis. Doodc-lijk verschrikt, beschouwde de moe der het lijkbleeke gelaat van haar zoontje. Deze sloeg zijn oogen even. open en knikto zijn moeder flauwtjes toe. Spoedig kwam 5 de doktor en na heb onderzoek verklaarde deze dat de beide ibeien.cn moesten worden afgezet. Do moeder schreide lieete tranen nu haar levenslustige zoon voortaan op twee krukken moest rondspringen. Toen Frits zoo ver genezen was, dat hij op de twee krukken kon loopen, had hij vrceselijk spijt van zijn roekeloosheid. Hij voelde nu hoe heerlijk het was om twee gezonde bec- nen te hebben. Laat dit dan een goede los voor tal van ondeugende jongens zijn die ook achter rijtuigen en karren hangen of te wild en te woest met hun fietsen omgaan; een on geluk is gauw gebeurd en dan.... als het to laat is, komt het berouw. Wees niet roe- keloos en neem Frits van Hoven tot spie gel. Jo. v. D. Zoo stom, als een visch. Naar aanleiding van ccn gestolde vraag of de vissehen nu heelcmaul, totaal geen geluid geven, willen wc het vandaag oen9 hebben over vissehen, dio wel degelijk een zeker geluid geven en waarop dus boven genoemde uitdrukking, in eigenlijken zin genomen, niet van toepassing is. „Zoo stom, als een vischmoge waar zijn voor dc meeste soorten van visch, het is niet waar voor alle vissehen, want er zijn van deze dieren, die wel degelijk geluiden kunnen voortbrengen. Een Fransch geleerde heeft de vissehen wereld hier in ons werelddeel nauwkeu rig onderzocht en is tot de zekerheid ge komen, dat minstens 52 verschillende soor ten van Europëesche vissehen geluiden, kunnen maken. Tot deze geluidgevende vischcn behoort ook de „zonncvisch", die in de Middellandsche Zee een goudgele kleur heeft, doch in andere zeeën in bet Noorden grijsachtig geel is. De Engel- schen geven hem den grappigen naam van „John Dcry" en grappig is dat, om dat dio naam ccn verbastering is van den Franschen, die luidt: „.Tsune Dorè." Dit heerschap kan wel een M. lang wor den en wel 20 Kilo zwaar worden. Hij is om to eten zeer goed, doch de arbeid der visschers zou al heel slecht be loond worden, wanneer ze enkel van zijne vangst moesten leven. Hij zwemt nooit in troepjes doch altijd alleen, zoodat men er nimmer meer dan een in het net krijgt. Deze visch nu geeft verschillende geluiden dat wil zeggen: de geluiden, die hij voort brengt, hebben nu eens een hoogen, dan. eeD lagen toon, zoodat men bijna er too komt, to zeggen, dat hij zingen kan. Van „Vliegende Vissehen" hebt gc stel lig wel eens hooren spreken of cr van ge lezen in beschrijvingen cn zeereizen. Zo worden niet alleen in den Atlantischen Oceaan gevonden, dccli ook in de Middel landsche Zee. Deze vissehen, die wel eens „Vliegende Zeehanen" genoemd wor den, kunnen ook geluiden voortbrengen. Er zijn nog andere vissehen natuurlijk ook, en een orvan komt bier vrij dikwijls op de vischmarklcn te koop en heet „Knor haan." Zeer waarschijnlijk heeft dio visch de zen naam gekregen, omdat liij ook gelui den maakt, die wat op knorren gelijken. Er is een groote familie van visscheD, dio den wetenschappelijken naam draagt van. „Trigla" en bijna alle vissehen van dezo familie kunnen geluiden voortbrengen. Hoe ze dat doen? liet fijne van de zaak, weten de geleerden nog niet zoo precies. De Fransche geleorde, die er liet eerst mede voor den dag kwam, dat wel vele, doch lang niet alle vissehen stom zijn, heette Dufossè cn hij nam aan, dat dio geluiden slechts voortgebracht konden worden door do spieren van hun zwem blaas in trilling te brengen. Het meerdere of mindere trillen van die spieren zou dan do oorzaak zijn van dc verschillend© tonen, die ze in hun geluid welen aan lo brengen. Een Duitscli geleerde, Brclun, die groot o boekdoelen over de dieren geschreven heeft, zegt in een zijner werken, waar hij de geluidgevende „knorrende vissehen" be handelt, dat dit geluid, dat ze hooren la ten, zoodra ze beven water zijn gebracht, veroorzaakt wordt door het legen elkan der wrijven van de kieuwdokselbccndercn. Hoe het ook zij en welke geleerde gelijk heeft een feit is het, dat er knorrende of geluid geve/ld o dieren zijn en dat „zoo stom, als een visch" nu zco heel precies niet uitdrukt) wat wij in die uitdrukking meenen te leggen. (In 't algemeen echter is deze uitdrukking volkomen op haar Do Red.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11