en dekkc den put zorgvuldig af door
^metselde bekapping.
jpwellen of oolc N o r t o n-
n gcheeten naar den uitvinder,
als volgt gemaakt. Men slaat door
je] van een heistelling een puntig toc-
<nde buis met gaten in het ondersts
jtc, om liet water te laten toevloeien,
ii grond. Het reinigen der filtreer-epc-
m, het leegpompen der verstopte bui-
eischen allerlei toestellen en veel
jische ervaring.
lorpijpen kunnen beter voor watsr-
n'ening uit do diepte dienen en komen
en meer in zwang. Het beginsel is dat
eerst een wijde sterke buis in den
.J boort, oil door middel van lepel,
jal of puls borend do aarde verwijdert,
de eerste buis in den grond gebracht
volgt een tweede, etc.
kan buizen van 100 M. lengte met
Jp van boortorens hanteeren.
men op gced water gekomen dan wor
de blijvende wclpijp en het filter ingc-
ht. Zoo'n filter bestaat uit koper- of
jsgaas om een geraamte van stangen.
0 filterbuizen zijn tot een lengte van
If. toe in gebruik. Grint brenge men
chen. blijvende wclpijp en boorbuis. Do
jhuizen worden nu de een na den ander
den grond getrokken de ledige ruimte
aangevuld en de velpijp is gereed.
1 aantal van zulke putten kan veree-
vorden en met een machine kan een
8 hoeveelheid water worden opge-
ipt. Haarlem wordt op een dergel'jke
van water voorzien en naar ik meen
sedert een paar jaren Noordwijk.
liter opgepompt uit grondlagen onder
meestal ijzerhoudend en heeft een
uk als inkt.
fderfc men in 1S88 een methode heeft
lekt om het opgepompte ijzerhoudend
van dit element- te zuiveren, is het
ik van grondwater voor walcrlcidin-
icer toegenomen. Vooral seder de cho-
ipidcmic in Hamburg, waar ongefil-
Elbewater gedronken werd, zijn tal
grondwatcrwerken aangelegd, omdat
ijzer nu gering bezwaar oplevert.
moet nl. het water goed met lucht
aanraking brengen. De opgeloste ijzer-
Hndingen gaan dan nl. door oxydatie
door verbinding met zuurstof) over in
pl o s b a r e ijzerverbindingen, die
kiezel- of zandfiltratic gemakkelijk
ien tegengehouden.
et grondwater eischt dus in vele geval-
even nauwkeurige vcr-
r g i n g als het oppervlakte water,
het altijd vrij van bacteriën zou zijn
liet juist. Het kan echter een voortref-
k drinkwater zijn verre te verkiezen
;n rivierwater,
bedrijfszekerheid laat evenwel te
wensehen over. Men weet nooit met dezelf
de juistheid als bij het oppervlaktewater
hen-lang dc voorraad strekken zal.
"Wanneer de sedert eeuwen in den grond
verzamelde watervoorraad wordt aange
boord, kan daar, zal geregcldo waterwin
ning mogelijk zijn, niet meer per jaar aan
onttrokken worden, dan er door den regen
val in <le bovengrondsche gedeelten te
recht komt.
Dit kan soras bij voortgezette waterwin
ning tot ongewenschle toestanden leiden.
Behalve uitputting van waterhoudende
lagen wordt- de landbouw vaak gestoord ais
het grondwater wordt weggezogen.
Zoo beweert men dat de verarming van
den Itcineinsehen"boerenstand mede aan de
grootc wateronttrekking voor de steden is i
toe te schrijven.
De technici gaan ook al over tot het be- i
vloeien van den grond met oppervlaktcwa -
ter, waardoor de grondwatcrhceveclheid
wordt aangevuld, zoo bijv. in Gothenburg,
in Zweden en in Frankfort a. d. Main.
Soms levert de boring ook ongewenschte
verrassingen. Zoo boorde men in Hamburg
brandbaar gas op, hetwelk ook ontvlamde.
Soms komt ook drijfzand naar boven waar
door de grond verzinkt.
Ook in het Hcllandsehe Polderland ver
krijgt men soms door aanboring van den
grond veel water, soms drinkbaar, en wei
nig gas. Om dit gas iB het te deen voor
verlichting en verwarming. In Purmerend,
de Beemster, Watergraafsmeer en naar ik
meen ook in de Haarlemmermeer heeft
men deze methode toegepast.
Een gewichtige factor bij alle waterlei
dingen is de hoeveelheid keuken
zout in het water. Bevat het water veel
zout dan is het brak. In ons land met zijn
door zeewater gedrenkten bodem is de wa-
tervang, althans van grondwater, beperkt.
Onder Amsterdam bijv. is slechts zout-
smatend water to vinden.
Hoeveel zout kan men nog proeven? Ge
woonlijk neemt men aan 500 milligram per
liter. Dit is echter wat te laag. In Leeuwar
den drinkt men water met 600 m.gr. zout
per liter zonder tegenzin.
Men zegt dat sommige SeheveningerB
water drinken met 1200 m.gr. zout per liter.
Het drinkwater tc Amsterdam bevat on
geveer 60 m.gr. per liter. Door geen andere
bewerking dan door distillatie kan brok of
zout water drinkbaar gemaakt worden. Op
groote schaal i3 deze methode niet- toe te
passen, wel is zij uil voerbaar waar het klei
nere hoeveelheden betreft, zoo bijv. op
stoomschepen.
W. W.
QUD-HOLLANDSCHE WIJSHEID.
Hebt ghij een hui3 onlanghs gebout,
Maeckt dat je dese les enthout,
Of anders vriendt, ghij lijt gevaer:
Laet uwen vijant 't eerste jaer,
La et voor het tweed' een beter vriont,
Van deze woningh zijn gedient,
Ma er weest ghij voor het huijs beschroomd,
Tot dat het derde jaertje koomt,
Dit is van outs een wijs besluit,
Tot felle sieckt.cn vinnigh kruijt.
Voor Huis en Hof
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(2e helft Juni).
Wij hebben allen nu maar één wenscb,
stedeling en buitenman: warm, zonnig
weer! De Meimaand, heeft haar best ge
daan om hel tekort aan vocht, voor zoover
het nog bestond, aan te vullen, van Juni
hopen we, dat zij ons warmte zal geven.
In den tuin zijn de boonen verrot of ko
men met kwade harten boven den grond
kijken: op het veld willen de bieten en
mangels niet aanslaan; in de wei leden
de dieren kou en vertrapten het gras. Van
Juni verwacht de hooi boer heil; moge
hij niet teleurgesteld worden Na het
maaien ligt het gras of de klaver aan
zwaden, gewoonlijk blijft het zoo enkele
dagen liggen, en wordt dan gehooid. Voor
heen geschiedde dat met hark en gaffel,
thans veelal met hooischudders. Grooten
vooruitgang bracht Martin's gecombineer
do hark, schudder en keerder,
welke zoowel voor één als voor twee paar
den verkrijgbaar is. Oe rijkslandhcuv,-con
sulent, de heer De Gier, noemt een Mc.
Cormick's maaimacliino en een Martin's
gecombineerde en volledige moderne uit
rusting voor hocibereiaing, welko liij bo
ven iedere andere combinatie aanbeveelt.
Hoofdzaak acht hij, dat men de gecombi
neerde niet te diep stelt, vooral niet bij
het keeren en schudden. Voor Sint Jan
planten we in den regel de koolraap uit.
Koolraap verbouwt men wel als nateclt
van vroege aardappelen (Friesland) en
zendt ze als groente naar Duitschland,
ook in Limburg geschiedt dit, waar men
ze zaait-na snijrogge, als doze is opge-
voederd, of na Fransche klaver. Koolra
pen houden veel van kalk, zij worden bij
kalkaamvending niet zoo licht door knol
voet (knoppen en rotpooten) aangetast.
Koolraap kan nog laat gezaaid of ge
plant worden en komt daarom nog al vaak
in de plaats van een mislukt gewas; men
zaait ze uit tot eind deze maand, en kan
ze nog uitplanten zelfs tot Augustus. Het
is nu de tijd om kool te planten, zoowel
gewone als boerenkool, welke laatste men
als veehouder nooit te veel heeft. Bloem
kool plant men in verschillende combi
naties: met kropsla en stokboonen, met
vroege aardappelen, met erwten, spinazie,
radijs, enz., met savoije- of met spruit-
kool, welke reeds lusschen de vroege
bloemkool kan worden uitgeplant.
Koolverbouwers weten, dat men mot
het oog, op knolvoet soms eenige jaren
achtereen op dezelfde plek geen kool kan
verbouwen. In de Erfurter Kuituren
zoo lezen we in het jongste nr. van „Cul-
tura" wordt sinds 30 en meer jaren
bloemkool met succes op hetzelfde land
geteeld. „Ideaal bloemkoolland" verkrijgt
men, door in 't voor- en in het najaar den
gTond om te werken en te bemesten met
gier en goeden stalmest. Denk er om,
dat gc om zaad- of droge erwten te
winnen, een hoekje laat staan, waar ge
in 't geheel niet plukt. Men kan ook tel
kens de dikste erwten laten zitten, maar
dit is niet zoo gemakkelijk.Ieder jaar wat
erwten van elders laten lccmen, is zeer
aanbevelenswaardig. Zaai ongeveer 20
Juni andijvie; niet vroeger, dan gaat
ze licht schieten; het zaad wat in den
grond harken, niet te diepDe grond zal
nu niet licht droog zijn; indien wel, dan
eerst vochtig maken en bij droogte den
grond gedekt houden tot het zaad op
komt. De zaaitijd is nu voor verschil
lende groentesoorten reeds voorbij; men
kan nog planton sommige koolsoorten, als
spruit- en boerenkool, en ook savoyekool,
maar voor andere soorten als spruilkool
word t 't al wal laat. Voorts kan men nog
zaaien of poten: wortelen en kropsla,
spercieboonen bij de stokken cm vroegere
doperwten: 't hangt van het weer af, of
deze laatste nog veel zullen opleveren.
Radijs en kervel zaait men den geheel en
zomer; postelein, dat zijn weer tot beden
niet had, kan men zaaien tot in Augustus.
Snijboonen bij do stokken te leggen, is
niet meer aan to raden, daar zou weinig
van terecht komen. De nog te leggen sper
cieboonen kunnc-n bij de rijzen der vroege
erwten komen, men hoeft dan geen land
vrij te houden. Spit den grond langs de
rijzen om, en is hij mogelijk uitgedroogd,
dan eerst goed nat maken, en daags daar
na de boonen leggen. C. B.
DE SPiONNEN.
Mejuffrouw, antwoordde de briga
dier, de stoep opgaande met de twee ge
vangenen, het zijn spionnen, welke wij te
Boschwijk gearresteerd hebben en welke
wij bij mijnheer den ctwgomecsfer kr&i*
gen. Hun vreemdo manier van doen heeft
de aandacht van de menschen van do be
devaartsplaats gewekt en, zoo voegde hij
er met een ondeugenden. glimlach bij, zij
hebben hen onderweg een beetje toegeta
keld.
Het meisje bekeek de twee broeders, die
zwijgend tusschen de veldwachters liepen,
onderzoekend aan. Zij waren met stof
overdekt en hun onordelijke klecding ver
toonde dc sporen van de ondergane toe
takeling. Toch hielden zij zich goed. On
danks den erbarmclijken staat van hun
kleedij scheen de dochter van den burge
meester geenszins het gevoelen der dorps
bewoners te deden en een slecht voorko
men in hen te vinden. Haar oogen druk
ten veeleer medelijden en verontwaardi
ging uit.
-'t Is schandalig, riep zij uit, zich tot
de boeren wenden, welke opgehoopt voor
de deur stonden: gij zijt erger dan dc wil
den. Nu gij eenmaal hier zijt, zorgt nu.
dat ge u fatsoenlijk gedraagt. Vader is
naar de fabriek, maar hij wordt al ge
roepen en zal binnen een paar minuien
hier zijn. Kom intusschen, Breskens, zei-
de zij tot den brigadier, in onze keuken ei*
rust daar met deze jongelieden wat uit.
Gij zult er allen behoefte aan hebben.
Zij zeido iets aan een jongen, die door
een achterdeur verdween, en bracht dan
de aangekomenen in do keuken.
Edmond en Clemens, vermoeid van hun
gedwongen marscli, vielen op een stoel
neer. Nog maar half bekomen van den
6chrik keken zij rond. Het was een groote,
heldere, met tegels gevloerde keuken, waar
blijheid, ordelijkheid en huisolijkherli hen
tegenstraalden. Door de sneeuwwitte gor
dijnen der vensters wierp de zon haar ver
kwikkend licht op het gebloemde aarde
werk en de koperen ketels en pannen. Bo
ven een zacht vuur in den haard pruttelde
de geurige soep in den ijzeren pot, ter
wijl in den schoorsteen lichtbruin gerookte
hammen en metworsten hingen. Met een
ietwat melancholischen blik bekeek Ed
mond dit kalme, gezellige Intcrieurtje en
benijddo bet geluk der gasten, welke hier
aan een goed voorzienen disch genocdigd
zouden worden. In welk hok zouden zij
misschien dien avond, dien nacht moeten
doorbrengen? Clemens echter scheen niet
erg bedroefd te zijn. Met een zeker wel
gevallen ging hij het jeugdige meisje na,
die in de keuken heen en weer dribbelde,
nu eens naar de dampende soep koek, dan'
weer met een meid babbelde, die de groen
ten schoonmaakte en in cr-n u «w frisch
wal er wicsch.
Het meisje was nauweii'ks zeven tien
jaar. Slank en goed gevormd, had zij een
middelmatige lengte: de scholscho jurk
EIND GOED, AL GCED.
KOT.
God geve het! Dat is het, wat mij het
de ter harte gaat. De onzekerheid, wat
haar worden zal, als ik .er niet "meer
e, kan me de keel dichtknijpen van angst
weemoed en doet mij menigen nacht
[doos doorbrengen. Zij toch is het
iigc, wat mij nog rest in 't leven, en ook
eenige, wat mij nog aan dit leven
rit.
Zegt U dat niet Moedertje! D hebt
oen leven voor U. Als U maar een-
ui opgeknapt bent, dan wordt U weer
irk en met de sterkte komt de levenslust
or terug.
Hoe zouden wij mensehen kunnen aan-
ikcn. Daar zijn versterkende middelen
«r noodig en, wie niet rijk is, iaoet zich
ontzeggen en alles aan den goeden
overlaten.
Ja, het is goed zijn volste vertrouwen
God te stellen; als er Eén is die helpen
a, dan is Hij. het. Als er Eén de gezond-
kan teruggeven, dan is Hij het.
daar zijn ook nog medelijdende
tnschen in de wereld; menschen. die cok
wel een handje willen meehelpen om
en te lenigen; cm bij te staan mot
id en daad; om moed in. to spreken en
hem te gieten in de wonden, die het
«dlot geslagen heeltdenkt U ook
«I
- Dat moge waar zijn, beste Mevrouw,
ar U vergeet, dat er ook armen zijn, die
«t klagen; die nooit vragen zouden, al
den zo onder de ellende bezwijken; die
nooit over d'r kart zouden verkrijgen
de hand tot bedelen uit te strekkendo
die huisarmen, die zich schamen voor
en ellende; schamen cm te doen,
bedelaar van beroep als zijn dage-
pch werk beschouwt.
-Juist vrouwtje. Zoo is het in 't leven.
toestanden kennen, wij en met dio toe
fden wordt wel ter dego rekening ge-
'den. De weldadigheid strekt zich juist
ongelukkigen aam Zij zijn het, die de
toocdo dubbel voelen, omdat er een tijd
1 geweest, waarop ze eten in overvloed
"Iden en zich allicht eenige weelde kon-
i veroorloven; zij, die vroeger vrij en
dhankeliik door het leven gingen, zon-
iemand dank te moeten zeggen.
&ar de wegen van God zijn voor ons
®schen, die slechts zien door menschen
en begrijpen naar menschcn-
%nd, onnaspeurlijk. V/at Hij dcct, is
*1 gedaan. En weet dit wel, mijn lieve,
i® armoede, ontbering cn vernedering ge-
heeft in Zijn naam, zal verheven zijn
den kemel, het einddoel van ieders bc-
boven den rijke, die zich op aarde
heeft in weelde. En dit zeg ik U
wee den rijke, die zijn plicht niet
icht heeft en die den arme niet heeft
ftvcn van zijn overvloed.
Ik weet niet Mevrouw, lioc het komt.
Maar ik heb nog nooit tegen iemand ge
sproken, zooals ik tegen U sprak. Neemt IJ
me dan ook niet kwalijk, dat ik U met
mijn klaagtonen ben lastig gevallen, maar
een bedroefd hart wil zich wel e»en3 uit
storten. U sprak op zoo'n vriendelij ken
toon tot mij en Uw optreden was van be
gin af aan zoo innemend en zoo vriende
lijk, dat ik U mijn vertrouwen schonk,
voor ik heb wist
Nu werd het de brave, goede zieke vrouw
tc machtig; 'tranen ontwelden het bedroef
de hart cn het was voor 't eerst sedert
hare ziekte, dat ze zich hulpeloos en ellen
dig vond of boter gezegd dat zc het toonde
te zijn in het bijzijn van vreemden of zelfs
van d'r dochtertje.
Hierbij werd het de kleine meid in de
leeuken ook te machtig. Ze kwam ijlings
naar moeder geloopcn; knielde bij haar
neer; troostte haar zoo gced ze kon cn be
loofde altijd braaf te zijn en als ze groot
was, zooveel voor baar to werken, dat haar
goede moedertje geen zorgen meer had en
geen armoede meer leed en toenver
borg Marictje haar tenger hoofdje in moe
ders schoot en liet ook haar tranen den
vrijen loop.
Mevrouw Warner, die dit tooneeltjo van
kinderlijke liefde cn moederlijke bezorgd
heid gade sloeg, veelde ook haar goedig
hart sneller kloppen van deelneming en.
aandoening enwachtte geduldig, tot
het overkropts gemoed der zicko vrouw op
gelucht was en toen deze dan ook na een
poosjt3 haar tranen afdroogde, was weer de
oude, kalme berusting over haar gekomen
en zei zc met een van aandoening nog tril
lende stem:
Vergeef mij Mevrouw"Wal zult IJ
wel van mij denken! Ik kan er heuscli
niets aan doen. De herinneringen van vroe
ger overweldigden me zco, dat ik me zelf
niet meer meester was en omdat U mc
zooveel moed insprak zonder mc te kennen
cn zonder mijn verleden te welen, wil ik U
mijn levensloop is vertellen en dan kunt U
zien, dat het niet mijn schuld is, dat ik
hier in bekrompen en armoedige omstan
digheden met mijn dochtertje dit vergeten
en nederig vertrekje bewoon, maar dat dit
een gevolg is van een samenloop van om
standigheden, waaraan ik niets kon ver
anderen.
De Redacteur.
(Wordt vervolgd.)
De Nachtegaal
De nachtegaal is een prachtig dier
Hij is niet hier,
Maar in 't woucL,
Daar zit hij tusschen al dat hout.
Vele mensehen gaan naar 't bosch
En zetten zich neer op 't zachte mos,
En zitten met beide ooron,
Naar 't gezang to hooren.
Zij zitten niet te fluisteren
Maar zitten goed te luisteren,
Want anders heb je er niets aan
En kun je beter weg wel gaan.
De nachtegaal zingt in ccn kooi
Niet mooi,
Maar builen,
Zit hij lustig te fluiten.
Carl Westerman.
Ons Poesje.
Ik heb een aardig poesje
't Zit nog in z'n mand
't Is zoo'n aardig snoesje
Nu springt het op den kant-
't Heeft zoo'n aardig snuitje
En roept nu weer miauw
't Is zoo'n aardig guitje
Met oogjes donker blauw.
Mjjn zus trekt aan haar pootje
Weet ik wat ze allemaal doet;
Dan krijgt ze weer een stootje,
Zoo is mijn zusje zoet.
Bert je Wijlenburg,
de Laat de Kanterstraat,
De Neger.
Op Zelcercn middag zaten Vader, Moeder
en hun eenigst dochtertje Dientje, een
meisje van ongeveer 6 jaar, gezellig in de
kamer. Op eens werd er gebeld. Vader ging
open doen en nieuwsgierige Dientje ging
vader achterna. Maar tot de voordeur 'ging
zij toch niet. Vader deed de deur open en
wie was daar? Dientjo kon haar eigen
oogen niet gelooven. Zij dacht dat het
Zwarte Piet was. Maar neen, het was een
neger. Vader vroeg wat die zwarte man
hier kwam doen. „Ik kom vragen of ik hier
mag overnachten?" was het antwoord. Nu
vader zei, dat de neger hier wel voor een
nacht mocht blijven en liet hem binnen.
Tegen, den avond wees vader hem dc kamer
waar de neger slapen moest. En allen gin
gen welgemoed ter ruste, niet wetende,
wat er dezen naclit gebeuren zou. 's Nachts
toen alles sliep kwamen twee dieven hier
inbreken. Zij zetten hun ladders onder het
raam van do kamer, juist waar de neger
sliep. Zij klommen naar boven en wilden
heb raam openen. Hiermede maakte zij
zoo'n lawaai dat de neger cr van wakker
werd. Verschrikt keek deze op en zei
„Wat moeten jullie hier". Deze schrokken
zoo geweldig van liet zwarte gezicht dat zij
van de ladders vielen en de vlucht namen.
Vader on Moeder waren den neger zeer
dankbaar en de neger mocht altijd bij
hun blijven.
Ella,
De Meimaand.
't Is Mei, 't is Mei!
Op veld en op wei
Slaat 'n overvloed
Van bloemen, die
Geuren cn bloeien, zoo 't moet
't Is Mei! 't Is Mei
Op boomen en hei
Zingen de vogels
Hun schoonste lied.
En de musch stjilpt in 't riet,
Piet! Piet! Piet!
Rozenknop, Voorschoten.
Uit rijden.
Jan, Piet en Door
Zitten in 't spoor,
En gaan nu samen rijden.
Naar Haarlem en naar Leidens
Jan is do conducteur,
En Piet ontsluit de deur.
Dora stapt heel deftig in
En dat is naar Jantjes zin.
En als ze zijn in Leiden,
Dan opent Piet 't portier
En zegt: ,,'t Is uit met rijden,
Juffrouw, uitstappen hier.
Rozenknop.
Onvoorzichtigheid gestraft.
Frits van der Hoven, een aardige jongen
van 12 jaar, woonde met zijn moeder een.
kapiteinsweduwc op den Singel. Frits was
wat je noemt een aardige goede jongen,
die zijn moeder innig lief had, maar hij
was erg roekeloos.
Op een mooicn Zaterdagmiddag was
Frits op weg om te gaan voetballen en
floot een vroolijk deuntje. Hij verheugde
zich nu al op het spe» en ging daarom op
een drafje loopen. Daar kwam een rijtuig
aan in gesirekten draf. Ha! dacht hij, dat
is een meevallertje. In een wip zat hij
achter op dc stang van het rijtuig. Nu
was hij er gauwer, dacht hij. Toen hij bij
het voetbalveld was gekomen, wilde hij er
afspringen. Maar daar hij te vroeg losliet,
viel hij er af. Juist kwam er van den to-
genovergestelden kant een rijtuig aan.
Deze reed hem over beide beenen. Daar
lag hij nu. Hij probeerde om op te «taan,
maar zijn boenen deden zoo vreesehjke
pijn, dat bij weer neerviel. Spoedig waren
eenige menschen om hem verzameld. Dezo
wilden hem helpen opstaan, maar als men
hem aanraakte, stiet hij zulke pijnlijke
kreten uit, dat ze besloten een draagbaar
te halen. Daar legden eenige mannen hem
op en zoo bracht men hem naar huis.
Doodc-lijk verschrikt, beschouwde de moe
der het lijkbleeke gelaat van haar zoontje.
Deze sloeg zijn oogen even. open en knikto
zijn moeder flauwtjes toe. Spoedig kwam
5 de doktor en na heb onderzoek verklaarde
deze dat de beide ibeien.cn moesten worden
afgezet. Do moeder schreide lieete tranen
nu haar levenslustige zoon voortaan op twee
krukken moest rondspringen. Toen Frits
zoo ver genezen was, dat hij op de twee
krukken kon loopen, had hij vrceselijk
spijt van zijn roekeloosheid. Hij voelde nu
hoe heerlijk het was om twee gezonde bec-
nen te hebben.
Laat dit dan een goede los voor tal van
ondeugende jongens zijn die ook achter
rijtuigen en karren hangen of te wild en
te woest met hun fietsen omgaan; een on
geluk is gauw gebeurd en dan.... als het
to laat is, komt het berouw. Wees niet roe-
keloos en neem Frits van Hoven tot spie
gel.
Jo. v. D.
Zoo stom, als een visch.
Naar aanleiding van ccn gestolde vraag
of de vissehen nu heelcmaul, totaal geen
geluid geven, willen wc het vandaag oen9
hebben over vissehen, dio wel degelijk een
zeker geluid geven en waarop dus boven
genoemde uitdrukking, in eigenlijken zin
genomen, niet van toepassing is.
„Zoo stom, als een vischmoge waar
zijn voor dc meeste soorten van visch,
het is niet waar voor alle vissehen, want
er zijn van deze dieren, die wel degelijk
geluiden kunnen voortbrengen.
Een Fransch geleerde heeft de vissehen
wereld hier in ons werelddeel nauwkeu
rig onderzocht en is tot de zekerheid ge
komen, dat minstens 52 verschillende soor
ten van Europëesche vissehen geluiden,
kunnen maken. Tot deze geluidgevende
vischcn behoort ook de „zonncvisch", die
in de Middellandsche Zee een goudgele
kleur heeft, doch in andere zeeën in bet
Noorden grijsachtig geel is. De Engel-
schen geven hem den grappigen naam
van „John Dcry" en grappig is dat, om
dat dio naam ccn verbastering is van
den Franschen, die luidt: „.Tsune Dorè."
Dit heerschap kan wel een M. lang wor
den en wel 20 Kilo zwaar worden.
Hij is om to eten zeer goed, doch de
arbeid der visschers zou al heel slecht be
loond worden, wanneer ze enkel van zijne
vangst moesten leven. Hij zwemt nooit
in troepjes doch altijd alleen, zoodat men
er nimmer meer dan een in het net krijgt.
Deze visch nu geeft verschillende geluiden
dat wil zeggen: de geluiden, die hij voort
brengt, hebben nu eens een hoogen, dan.
eeD lagen toon, zoodat men bijna er too
komt, to zeggen, dat hij zingen kan.
Van „Vliegende Vissehen" hebt gc stel
lig wel eens hooren spreken of cr van ge
lezen in beschrijvingen cn zeereizen. Zo
worden niet alleen in den Atlantischen
Oceaan gevonden, dccli ook in de Middel
landsche Zee. Deze vissehen, die wel
eens „Vliegende Zeehanen" genoemd wor
den, kunnen ook geluiden voortbrengen.
Er zijn nog andere vissehen natuurlijk
ook, en een orvan komt bier vrij dikwijls
op de vischmarklcn te koop en heet „Knor
haan."
Zeer waarschijnlijk heeft dio visch de
zen naam gekregen, omdat liij ook gelui
den maakt, die wat op knorren gelijken.
Er is een groote familie van visscheD, dio
den wetenschappelijken naam draagt van.
„Trigla" en bijna alle vissehen van dezo
familie kunnen geluiden voortbrengen.
Hoe ze dat doen? liet fijne van de zaak,
weten de geleerden nog niet zoo precies.
De Fransche geleorde, die er liet eerst
mede voor den dag kwam, dat wel vele,
doch lang niet alle vissehen stom zijn,
heette Dufossè cn hij nam aan, dat dio
geluiden slechts voortgebracht konden
worden door do spieren van hun zwem
blaas in trilling te brengen. Het meerdere
of mindere trillen van die spieren zou
dan do oorzaak zijn van dc verschillend©
tonen, die ze in hun geluid welen aan lo
brengen.
Een Duitscli geleerde, Brclun, die groot o
boekdoelen over de dieren geschreven
heeft, zegt in een zijner werken, waar hij
de geluidgevende „knorrende vissehen" be
handelt, dat dit geluid, dat ze hooren la
ten, zoodra ze beven water zijn gebracht,
veroorzaakt wordt door het legen elkan
der wrijven van de kieuwdokselbccndercn.
Hoe het ook zij en welke geleerde gelijk
heeft een feit is het, dat er knorrende
of geluid geve/ld o dieren zijn en dat „zoo
stom, als een visch" nu zco heel precies
niet uitdrukt) wat wij in die uitdrukking
meenen te leggen. (In 't algemeen echter
is deze uitdrukking volkomen op haar
Do Red.