n UIT RIJNLAND I VOOR DE VROUWEN, f Geen vogel of hij weet zijn lied, zijn' leise en al zijn stemgebied, bij zijnder talen, nauwkeurig a£ to malen. 't En dcqrt mij niet, hoe oud gedaagd, dat hij den zangprijs henendraagt, en, vogel schoone mij rooft de dichterkroone! Want mensclie en heeft u nooit verstaan, noch al uw rijkdom recht gedaaan, o wondere tale van koning nachtegale! Ten slotte nog een heel mooi lied van een anderen Vlaming, Diederik van Haute. Deze dichter put zich uit een schoone be schrijving van den nachtegalenslag to leveren. Ondanks den gloed van zijn taal- coloriet en de muizek zijner verzen, blijft ook hij beneden de werkelijkheid. Rijs, nachtegaal, uw morgen komt te [breken, Door wouden, dalen, diepten, slaapt [en blauwt de zoete nacht, en zilveren schingen leken door al de beuken van het woud. Gij hebt den dag gezien, de grootc zonne, de brandende avondschemering alom, den gloed der wouden, 't hoog paleis [der wonue, en van de ontroering bleeft gij stom. Nu korlen, borlen klinkende koralen. Wat! zingt de hemel daar zoo zangerig [zoet? Of reegnen d'engelen uit hun gouden [schalen Op aarde een klingelenden vloed? De Vrouw in de keuken. Menig lezeres, die bovenstaand op schrift leest, zal wel bij haar zelf denken: „Zeker weer zoo'n keukengeleerdo, die „onze hersens weer vol komt proppen met „alle mogelijke kcukenrecepten van di- „verse liflafjes en snoeperijtjes. Neen, „hoor! niets voor mij! Ik hou mij aan „onze gezonde oud-Hollandscho keuken „inet zoo min mogelijk buitengewone snoe „perijtjes; daar bevinden wij en onze kin- „deren ons het beste bij". Groot gelijk, dames I Groot gelijk. Zoo moesten al onze vrouwen vooral onze Katholieke vrouwen cr over denken. Want evenals de vrouw in onze samenle ving veel kan bijdragen door zedige klee ding tot bevordering der zedelijkheid, evenzoo kan zij veel invloed uitoefenen op hare omgeving ieder in haar kring tot de bevordering der matigheid. Een deugd die met de zedelijkheid hand aan hand gaat. Zij kan werderom dat ware gezegde tot zijn recht laten komen, het welk luidt: „De mensch moet eten om te leven en niet leven om te eten!" Het ligt niet in mijn bedoeling verder over dit spreekwoord uit te weiden, maar wel wil ik er even de kern van aanduiden Als het in goeden zin wordt nageleefd, ligt daarin de kracht van een volk; in omgekeerden zin teogepast, is het zijn ondergang. Het één zoowel als het ander hebt gij, vrouwen, grootendeels in uwo hand. Ik wil even trachten dit duidelijk te ihaken. Het is nu eenmaal een niet te veran deren zaak, dat onze maag veel te zeggen heeft in de samenleving, bijgevolg ook in den huiselijken kring. Is nu de vrouw toegerust met een degelijke en gezonde vakkennis van de keuken, van onze echte Hollandsche voeding en hare bereiding, dan zullen de spijzen altijd goed en sma kelijk op tafel komen; dan houdt zij re kening met de eischen des tijds en de le vensomstandigheden. Een ieder zit graag aan, aan haren eenvoudigen, raaar altijd goed toebereiden disch, en gaat tevreden en voldaan er van af. Men is voldaan en tevreden. En, als er dan, des ondanks, buiten de vastgestelde tijden, voor de maaltijden bepaald, buitengewone snoe perijen en liflafjes verlangd worden, die haren grond hebben in ongeregelde zucht naar lekker eten, dan kan zij zich laten gelden. Zij heeft het recht al hare huis- genooten, ook haren echtgenoot, er op at tent le maken, dat het ongezond is, en dat: „de mensch moet eten om te leven!" Doch, kent de vrouw niets of heel wei nig van do keuken weet zij onze over vloedige Hollandsche voedingsproducten niet tot hun recht te brengen, dan ont staat afkeer voor het bereiden der spij zen, slordigheid in het opdienen, onregel matigheid in de maaltijden. Echtgenoot en overige huisgenooten zijn niet tevreden. Het ontbrekende tracht men aan te vul len met dure delicatessen, buitenshuis bereid. Men bezoekt restaurant, café's, lunch- cn tearooms. In één woord: de vrouw heeft geen recht van spreken en geeft zijdelings of rechtstreeks aanlei ding, dat in haren huiselijken kring bo venstaand spreekwoord in omgekeerden zin wordt toegepast: „De mensch moet leven om te eten!" Maar nu is het tegenwoordig voor vele meisjes en toekomstige huisvrouwen heel moeilijk, om zich zaakkundig in de kook kunst te bekwamen. Door betrekkingen op kantoor of atelier, magazijn, fabriek, school of ziekenhuis worden vele meisjes vèr van de keuken verwijderd gehouden. Andoren zijn reeds gehuwd, zonder in de gelegenheid te zijn geweest iets van de keuken te leeren. Sechls enkelen zijn zoo gelukkig een cursus te kunnen meema ken van een of andere kookschool, en dan (heel deftig) worden ge geëxamineerd. "Welnu, geachte lezeressen, ik wil trach ten u allen ter wille te zijn. Hot doel, dat ik mij voor oogen stel met enkele arti keltjes „De vrouw in de keuken!", is, u Het woud is stil, is roerloos stil en luistert; en roerloos hangt de zilveren [manestroom, 't hangt al lijk in een toovcrslaap [gekluisterd, verzonken in een wonnedroom. Stil horken al de diepe en breede lanen, het scheemrend veld, de helderblanko [maan, de sluierdroom, de bloemen dio vol tranen langs 't zuiverglimmend water staan. En zwijgt de stem in 't kroppend [overwelmen der geestdrift, 'twoud verbreekt den [tooverprang en suizelt zacht, in zaliglijk bedwelmen den nagalm koesterend van 't gezang. O vuurge Seraph, met gevouwen schachten! O levend lied, o levende genot! Gij zijt de stem, 't eenstemmig koor der [nachten, En lieflijk monklend hoort u God! We bepalen ons enkel tot het vertalen van enkele woorden: Strophe 1, zilveren schingen zilveren schijnsel; beuken van het woud is hier de lanen van het woud. Strophe 2, wonno vreugde, weelde. Strophe 3, „Nu korlen, borlen klinkende koralen," een aardige expressieve uit drukking om den slag te karakterisceren. Strophe 5, Horken luisteren. Strophe 6, Overwelmen overvloeien, overs troomen. Strophe 7, monklend is glimlachend. N. J. H. S. allen zaakkundig te onderrichten, wat enkele hoofdbeginselen betreft, in onze echt Hollandsche kookkunst en inmaak- kunst; u eenigszins op de hoogte te stel len met voedings en (ligestieleer, met de substantie en bereiding van enkele bin nen- en buitenlandscha consumplieproduc te, die door de groot-industrie op onze tafel wordt gebracht. Niet in saaien re- ceptenvorm, doch in gezelligen conversatie toon wil ik met u allen een aardig clubje vormen en al mijn lezeressen aan het werk zetten. Do één aan het aardappel schillen, een ander aan het groenten- schoonmaken, wederom anderen aan het koken en braden, en aan het bereiden van het dessert, terwijl er ook zijn die voor de tafel zorgen. Het inmaken van verschillende artikelen komt er tussehen door. En gewerkt moet er worden, hoor' want alles komt op tijd klaar. Bij een ieder kom ik eens kijken en een praatje maken over wat zij graag weten wil. Hoe wel ik ook, als het zoo te pas komt, voe dingswaarde der producten en spijsver tering zal aanstippen, heb ik toch liever dat gij vragen, de gastrologie betreffende, in de vragenbus instuurt hij do redactie van dit blad, welke dan door mij kort en zakelijk zullen worden beantwoord. In de hoop dat deze rubriek bij al mijn lezeressen in den smaak zal vallen en ik daardoor mag medewerken om onze echte Hollandsche keuken hij onze dames eens flink hoogtij te laten vieren, roep ik alle lezeressen een van harte „tot weder- zdens'-' toe. LEONARD BOL. NUTTIGE WENKEN. Onze voetbek'ecding. Zooals de meesten onzer reeds welen, zal wit dezen zomer de modekleur zijn. "Witte jurkjes en japonnen voor de jon geren, witte mantelpakken voor de dames en voor de oudere dames wit met een streepje of door een of ander motief getem perd. Nu hoort bij al dat zomersche wit natuurlijk ook een lichtgekleurd of wit schoentje. Draagt alleen witte schoenen bij witte japonnetjes, witte rokken of bij heel lichte kleuren. Draagt dus nooit witte schoenen bij een donker toilet. Niets staat ongekleeder, niets ë'igenlijk armoediger dan witte voe ten onder een donkeren rok of pantalon Want dit geldt niet enkel voor dames; ook heeren ziet men wel eens gelukkig zijn het uitzonderingen op witte schoenen loopen, terwijl de rest van hun uitrusting stemmig is. Iets anders is het natuurlijk ale men thuis, omdat 'men het een gemak kelijke dracht vindt of om welke andore reden dan ook, witte schoentjes wil dra gen. Thuis leeft men voor zijn gemak en heeft er alleen voor te zorgen, dat men niet slordig gekleed gaat. Wat- hel materiaal betreft, zij er op ge wezen, dat witte schoentjes en laarzen, een goede kwaliteit vragen. Sterk, glad linnen, als leer te duur is. Wat de kousen be treft: Fil d'Ecosse en, soms, héél fijne wol, staat uitstekend. Glimmende kleeren. Het „glimmen" van kleeren kan veroor zaakt worden door afslijten, maar ook door vettigheid. In beide gevallen helpt afsponsen met lauw water, waarin men per Liter een kleine theelepel ammoniak gedaan heeft, aldus „Onze Kleeding". Op vettige plekken moet men dit een paar keer herhalen. Maak dan een zwaar ijzer warm, leg een vochtigen doek op de natte plek ken, pers ze droog en zoo noodig, weer in den vorm. Eindig met de behandelde plek ken op te borstelen met een stijven, schoo- nen borstel. Zijden kleeren moeten niet geborsteld worden, tenzij met een niterst zachten borstel, die ook voor fluweel ge bruikt wordt. Voor zijdo gebruike men liever een lap fluweel of zachte wollen stof. Cm koper lang glimmend te lioucfen. Wanneer het vochtige mistige weer be gint is het pasgepoetste koper weer al te spoedig aangeslagen, probeer dan 'deze manier eens en go zult zien dat de glans tweemaal zoo lang duurt. Poets het me taal eerst op de gewone manier met proetsp-ommade of iets dergelijks, bestrijk het dan heel dun met een goede boenwas en wrijf het uit mot een zachte lap. Wat ge kunt maken van oude zijden Kousen De zijden kous ia tegenwoordig niet duurder dan de kous van katoen, die veel minder aardig staat. Maar wat zijn zo toch onsterk, die zijden kousen- Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat er een steek springt, die met pijlsnelheid een laddertje maakt, dat nog wel te reparceren is maar waardoor de „aardigheid" dikwijls van de kous af is. Deze verongelukte exemplaren worden mot degenen die te zeer gestopt zijn op geborgen of weggedaan. Toch is het moge lijk nog een aantal aardige dingen te ma ken. uit de ouden zijden kous. Gewoonlijk zijn het de voet en de enkel die geleden hebben en is het bovenste stuk van het boen nog zeer goed. Met dit stuk kunnen we allerlei vervaardigen. Ten eerste een. aardig kindermutsje. De meeste zijden kou sen zijn boven voorzien van een brede dub-, bele zoom, die de kous moet beschermen tegen het trekken der jarretelles. Dikwijls is deze zoom van een andere kleur dan de keus, wat voor ons doel nog aardiger is. Voor het kindermutsje knipt ge ocn- voudig den boord en een stuk daaronder af, zoolang ge het mutsje wenscht te maken. Ge naait het van boven dicht en maakt er een kwast aan in de kleur van de kous. Men maakt, wat men ook wil vervaardigen st-ceds uit het breedste ge deelte van do kous. Een tersadde om de bol van een hoedje maakt men uit één paar kousen. Men knipt een roep uit iedere kous en naait deze netjes aan elkaar, zoo dat go 'n dubbelen band verkrijgt. Hit ©en ander paar kousen van een afstekende kleur maakt ge een dergelijken band. De twee banden rolt ge los om elkaar heen en de garnecring van uw hoedje is klaar. Natuurlijk kan men meer kleuren nemen al naar do persoonlijke smaak en de hoe veelheid kousen. Op hot gebied der hoe- dengarnecring kunt ge uw kousen neg an ders anawenden. Uit velerlei tinten van kousen kunt go allerlei decoratieve vrucht jes maken, waarmee ge uw zomerhoed kunt versieren. Cirkelvormige lapjes uit de kous geknipt vormen druiven, kersen, ap peltjes, sinaasappeltjes, bessen, enz. Ge stopt de lapjes met een propje watten, zoodat ze stevig en rond worden, naait ze stevig dicht en voorziet ze van ccn steekje. Ge ziet het, al kunt ge de kous niet meer aantrekken gebruiken kunt ge haar toch: in de mode-wereld gaat niets verloren, alles wordt gobruikt, zij het dan ook voor een geheel ander doel dan oor spronkelijk beoogd werd. VGOR DE KEUKEN. Hei goed houden van vleeseh. Als men vleeseh in een porceleincn schaal legt, er water overgiet en daar weer een dun laagje olie over, blijft het lang goed. Vleeseh, dat men in een linnen doek op den kelderbodem legt, blijft langer goed dan wanneer men het in den kelder op hangt. Vleeseh in niet gestremde, zuur ge worden melk gelegd, blijft lang goed en wordt malsch. Door het bestrijken van beschimmeld gerookt vleeseh met dikke pekel kan men het niet alleen van schimmel ontdoen, maar het ook tegen schimmel vrijwaren. Hazen kan men in de huid op een luch tige,. koele plaats weken lang goed houden. Gevogelte, dat men wil bewa.reu, mag niet geplukt en moet stijf met krantenpa pier opgevuld v/orden. Pekelvleesch wordt veel beter gestoofd inplaals van gekookt'; minstens moet men het in reeds kokend water leggen. HemeSpasiei. Dit is een heerlijk dessert voor kinde ren, geschikt voor de allerkleinsten en de ouders zullen het ook wel lekker vin den. De korst wordt gemaakt van ge kookte rijst. Kook een klein (theekopje rijst goed droog en gaar. Voer er een (geboterd, vuurvast schoteltje mee, door de rijst met een lepel stevig tegen de kanten te drukken. Snij 2 of 3 bananen in schijfjes en maak hiervan c-en gelijk laagje. Maag nu een custard vla gereed. Ge kunt heel goed hiervoor de custard gebruiken die in blikken en pakjes in den handel is, hoewel er feitelijk een of twee eierdooiers in moeten verwerkt wor den. Laat deze vla wat 'afkoelen en giet het over 'de bananen heen en laat de pastei een half nur staan, zoodat de rijst zacht en doorweekt is. Klop een eiwit met een goede eetlepel fijne suiker en strijk dit voorzichtig over do pastei uit. Laat het even in een matig verwarmde oven bruin wordcD. Nougaf. Noodig: 3 ons suiker, 2 ons aman delen, maar verkiezing, 'n stukje boter (bijna een afgestreken eetlepel vol). Bereiding: Week de amandelen,pel ze en hak ze fijn. Doe de suiker al of niet met de boter in een ijzeren potje of in de koekenpan. Roer ze op een niet te heet vuur, tot ze gelijkmatig bruin is gewor den en vermeng ze dan met de amandelen Giet dit mengsel op een met boter be smeerde plaat, druk het plat met een ci troen of met een vochtigen lepel, snijd het vlug in stukken en neem het van de plaat Chccoladevla. Noodig: 1 L. melk, ons cacao, 3 ons maizena, ruim een ons suiker, i stokje vanille, en naar verkiezing eiwit of klei ne schuimpjes. Bereiding: Houdt li theekopje melk achter en breng de rest aan de kook met de vanille. Roer de cacao met de mcuzena en de suiker door elkaar, meng dit langzaam aan met de achtergehouden melk cn maak er een dun papje zonder klontjes van. Giet dit, roerendo in de kokende melk en laat alles nog 3 a 4 minuten doorko ken. Neem er de vanille uit en giet alles in een daartoe bestemde schaal. Roer nu en dan, om te voorkomen, dat er een vlies gevormd wordt. Garneer de vla met het stijfgeklopte eiwit, waardoor wat suiker geroerd is, of met de schuimpjes. I VOORHEEN EN THANS. I XVI. De bewoners van Voorhout zijn zeer vrijheidlievend en gesteld op hun zelfstan digheid. Deze eeuw hebben zij niet gerust vóór zij een eigen burgemeester hadden. Zulk ©en waardigheidsfcckleeder met Warmond te moeten deelen was hun niet naar den zin en zoo verwierven zij burgemeester Bulten. En de vorige eeuw zijn zij niet tevreden geweest alvorens zij de Katholieken dan onder hen een eigen pastoor had den. Dit is zoo gegaan. Na de Hervorming behoorde Voorhout tot do Statie Sassenheim, welke toestand voortduurde tot onder de regecring van koning Lodowijk, door wiens goedgunstige beschikkingen een deel der oude dorps kerk aan het steeds groeiend aantal Ka tholieken ten gebruike werd afgestaan. De kerk werd door e©d muur in tweeën ge deeld; de eene helft bleef voor de Protes tanten, in het andere deel konden de Roomschen him eerodienst uitoefenen. De kapelaan van Sassenheim werd met de geestelijke verzorging belaBt. Dit was voor de onzen alvast een groote verbetering. Reeds spoedig echter bleek de scheids muur in de kerk niet genoegzaam aan zijn bestemming te beantwoorden: men kon elkaar wederzijds hooren, wat natuurlijk hinderlijk was voor de godsdienstoefenin gen. De klassis van Leiden klaagde er over bij den commissaris voor kerkelijke zaken, die 18 Augustus 1814 de klacht overbracht aan den aartspriester voor Holland en Zeeland, die haar weer doorzond aan den pastoor van Sassenheim, die er toen met den predikant over sprak. Men ware wel licht spoediger klaar geweest, indien hier mede was begonnen, maar de zaak kwam nu toch snel in orde. Reeds 26 Augustus d.a.v. kon de aartspriester den commissa ris berichten, dat de aangelegenheid „naar den wcnsch van U.H.E.G. door c-ene vrien delijke schikking zender den gcringsten te- genstand tot onderling genoegen gerégeld is en wel zoodanig, dat voortaan op de gemocn-sckappelijko kerkdagen de Her vormden des morgens te 9 uren cn na den middag kwartier Da tweeën of half drie uren hunne kerkdiensten zullen verrichten cn de R. Catholijkeii den vroegdienst op het gewonelijke uur, den Hoogdienst op half elf en na den middag de Vespers ten half twee zullen beginnen." Terecht mocht de aartspriester roemen op dit bowijs „van onderlinge liefde, een- dragt en toegevendheid der verschillende gezintheden." Het verwerven van een eigen pastoor zou minder vlot gaan. Het eerst© streven, dat zich in 1842 on der de katholieken van Voorhout open baarde om zich van Sassenheim af te schei den en een zelfstandige statie te stichten, mocht in zich billijk en rechtmatig wezen, om de wijze waarop het ge6chiedd« was pastoor J. F. C. do Mol, dio herder van beide plaatsen was, jegens het verzoek minder welwillend gestemd. De eerste toch, die 't verzoekschrift steunde, was de niet-katholieke burgemeester van Voor hout, die een gemengd huwelijk gesloten en zijn kinderen, hoewel Katholiek ge doopt, in de registers der Protesiantsche kerk had doen inschrijven. Zijn streven, om met de afscheiding van Voorhout pas toor de Mol onaangenaam te zijn, was daarbij merkbaar. Toch was do aanvrage der Katholieken van Voorhout, die reeds eigen kerkmeesters hadden, alleszins te billijken, gelijk blijkt uit oen schrijven van 10 Mei 1842, door den aartspriester Gerving gericht tot den vice-superior Innocentius Ferricri, nuntius te Brussel. Dat schrijven deed vermoeden, dat de afscheiding wel spoedig haar beslag zou krijgen, maar toch liot deze zich nog wachten. Blijkbaar haperde het aan mede werking van den kant van Sassenheim. Intusschen was de aartspriester Gerving gestorven en opgevolgd door den aarts priester Kervel, die met een bemiddelings voorstel èn de katholieken van Voorhout èn den pastoor van Sassenheim hoopte te vreden te stellen. Voortaan zou een twee de kapelaan van Sassenheim onder den ti tel van vicaris te Voorhout in het pastorie- huis verblijf houden^ een beperkte juris dictie genieten cn gehouden zijn, alle twij felachtige zaken aan het oordeel van den pastoor van Sassenheim te onderwerpen. In dezen geest, bepaalde de aartspriester den 24sten November 1843, dat kapelaan Nicolaas Vredeveld vicaris van Voorhout zou wezen cn steldo hij tevens dc grenzen van diens geestelijk gebied vast. Kapelaan Vredeveld was in 1804 te Dor drecht geboren en pas kort terug uit In- dië, waar hij na kapelaan geweest te zijn te 's-Heercnhoek, Roelofarendsveen, Dordrecht en Assendelft van 1833 tot 1842 als missionaris op Java had gearbeid. Hoewel dus een man van geposoerden leef tijd en van ervaring, bracht zijn komst toch geen bevrediging, want reeds den IBen April 1844 werd bij wijze van proefne ming in den Paaschtijd „om ©enige mis noegdheid uit den. weg te ruimen" te Voorhout een deservitor aangesteld in den persoon van den Eervv. heer H. Wolk©, mei j er. Deze „proefneming" was weliswaar voor de Katholieken van Voorhout welgevallig maar zij bleven wenschen ©en eigen ge meente to vormen mot ©en eigen pastoor welken wensch zij den lSen October 1844' opnieuw aan de kerkelijke overheid te ken nen gaven. Aartspriester Kervel hakte toen den knoop maar door en den 17en Juni 1845 schreef hij den Minister van Eeredicnst, dat de kerkelijke scheiding tussehen Voorhout cn Sassenheim was vol-, trokken. Redenen: le. „wering der tot' dusverre bestaan hebbende en voorkoming van nieuwe onaangenaamheden"; £e. do verre afstand tussehen hoofdkerk en bij kerk, een uur gaans, voor öo voetgangers nog bemoeilijkt door de wegneming van een overpad over een buitengoed door een nieuwen eigenaar." De grens tussehen beide parochiën werd in de missive aan den Minister als volgt omschreven „De geestelijke jurisdictie voor de catho- lijke gemeente van Voorhout zal zich uit strekken van den Noordwijkerhock langs de trekvaart tot den tolboom bij de post- brug. Vervolgens van do woning genaamd Carlée, gelegen aan den Rijnsburgsehem weg, het geheele dorp Voorhout tot 's-Gra- vendara, terwijl al diegenen, welke aan ae linkerzijde ten noorden van den Looster- weg wonen tot de zoogenaamde Mallegats- brug hieronder zijn begrepen; eindelijk behooren tot de catholijke Gemeente van Voorhout al digenen, welke aan de Zaml- sloot wonen op dc zoogenaamde Groene- laan tot aan den ouden Heerenweg, hier onder ook begrepen de woning van ouds genaamd „Hoog-Teilingen". „De bewoners, schoon burgerlijk onder Voorhout wonende, van den ouden Heeren weg, te weten van de woning van ouds ge naamd „Leag-Teilingen" tov aan cle Mun- nikenlaan, allen die aan de zuidzijde van den Loosterweg wonen, zijn cn blijven met de catholijken van Sassenheim ouds:- do gcestelijko jurisdictie van Sasseuhciffi.'' Eerste pastoor van Voorhout werd Hen- ricus Wolkemeicr en wel met ingang van 27 Sejotember 1845. Zijn voorganger, de vicarius Vredeveld, werd pastoor te "Wijk aan Zee. Bleek boven reeds, bij de regeling der diensten in het kerkgebouw, dat de Voor- kouters verdraagzaam waren, zulks kwam nu weer aan 't licht: eenige partijen land, welke nog o wonder! gemeenschap pelijk eigendom waren van Boomsehen en Hervormden, werden onderling ver deeld; do aartspriester behoefde slechts zijn goedkeuring te schenken aan het voorstel (21 Juni 1847). Blijkbaar bad pastoor De Mol, van Sas senheim, ook om geldelijke bezwaren de afsclieidiug van Voorhout zoolang moge lijk tegengehouden, want den £üen October 1S4G lichtte hij tot den Minister van Eere dicnst een verzoekschrift om hocger sala ris uit '8 Rijks schatkist. De aartspriester die ook voor pastoor Wolkemeicr een jaarwedde had verzocht ondersteunde deze aanvrage, „omdat door de afscheiding van Voorhout de inkomsten van den pas toor. die geheel uit vrijwillige giften be staan, grootelijks verminderd zijn, te meer nog daar de incest gegoede landslieden van de vroeger vereenigdo gemeenten tot die van Voerhout behooren 'i'cgenwoo? dig zal de toestand te Sas senheim i el ©en beetje andjvs wezen! ajo. c. Grondwater. Het grondwater of bodemwa ter heeft van oudsher al gediend voor waterwinning. Gestapelde putten vau turf, van steenen, geslagen putten met uit geholde boomstammen waren er al long. De bovenste poreuse bodemlaag bevat' het z. g. zakwatev. Door ondiepe putten kan men het vaak bereiken, soms echter zoo bijv. in de heide of in de woestijn is de afstand van het maaiveld tot het grend- waternivcau aanzienlijk tot vele tifentallen meters toe. Hoe dieper do put hoc minder kans op verontreiniging van de oppervlak te enz. Bevindt zich, op bereikbare diepte onder het maaiveld een ondoordringbare kleilaag van groot© oppervlakte dan is het zien daaronder bevindend© water afkomstig van ver verwijderde plaatsen en heeft het ccn langen weg docr de poriën van ccn grond afgelegd zoodat het minder gevaarlijk 23 dan zakwater. Artesische bronnen zijn spui tende waterputten die ontstaan als ccn diepe waterhoudende laag, die onder drukking staat is aangeboord. Zij zijn het eerst in het Graafschap Artois tot stand gebracht, vandaar de naam. Het graven van putten is al een oud be drijf. Men onderscheidt welputten die door van onder opkomend water worden gevced, op zijn eenvoudigst vervaardigd door groo te vaten zonder bodem op elkaar in don grond te plaatsen, nadat deze zoo diep is ontgraven als zonder gevaar vcor inslor- ting mogelijk is. Steenen welputten worden .opge bouwd boven 'n tot in 't water ingegraven ton. Tegenwoordig maakt men ze cck van op elkaar geplaatste cement ringen. Het inlaten van ccn emmer in een put13 altijd bedenkelijk. Het water wordt cr al tijd door verontreinigd afgezien nog van het feit dat zulke putten van boven open moeten blijven zoodat cr van alles kan in komen. Zoo is mij een geval bekend vit d®. plaats mijner inwoning, dat men uit ®en gemeenschappclijken put waaruit voor ver scheidene gezinnen het benooeïigde drink water werd geput op een goeden dag e®" leeren zitting met uitpuilend rottend k®01 van een kinderstoel ophaalde. ïhfesit! Men vervange dus den emmer door eefl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10