n UIT RIJNLAND
I VOOR DE VROUWEN, f
Geen vogel of hij weet zijn lied,
zijn' leise en al zijn stemgebied,
bij zijnder talen,
nauwkeurig a£ to malen.
't En dcqrt mij niet, hoe oud gedaagd,
dat hij den zangprijs henendraagt,
en, vogel schoone
mij rooft de dichterkroone!
Want mensclie en heeft u nooit verstaan,
noch al uw rijkdom recht gedaaan,
o wondere tale
van koning nachtegale!
Ten slotte nog een heel mooi lied van
een anderen Vlaming, Diederik van Haute.
Deze dichter put zich uit een schoone be
schrijving van den nachtegalenslag to
leveren. Ondanks den gloed van zijn taal-
coloriet en de muizek zijner verzen, blijft
ook hij beneden de werkelijkheid.
Rijs, nachtegaal, uw morgen komt te
[breken,
Door wouden, dalen, diepten, slaapt
[en blauwt
de zoete nacht, en zilveren schingen leken
door al de beuken van het woud.
Gij hebt den dag gezien, de grootc zonne,
de brandende avondschemering alom,
den gloed der wouden, 't hoog paleis
[der wonue,
en van de ontroering bleeft gij stom.
Nu korlen, borlen klinkende koralen.
Wat! zingt de hemel daar zoo zangerig
[zoet?
Of reegnen d'engelen uit hun gouden
[schalen
Op aarde een klingelenden vloed?
De Vrouw in de keuken.
Menig lezeres, die bovenstaand op
schrift leest, zal wel bij haar zelf denken:
„Zeker weer zoo'n keukengeleerdo, die
„onze hersens weer vol komt proppen met
„alle mogelijke kcukenrecepten van di-
„verse liflafjes en snoeperijtjes. Neen,
„hoor! niets voor mij! Ik hou mij aan
„onze gezonde oud-Hollandscho keuken
„inet zoo min mogelijk buitengewone snoe
„perijtjes; daar bevinden wij en onze kin-
„deren ons het beste bij".
Groot gelijk, dames I Groot gelijk. Zoo
moesten al onze vrouwen vooral onze
Katholieke vrouwen cr over denken.
Want evenals de vrouw in onze samenle
ving veel kan bijdragen door zedige klee
ding tot bevordering der zedelijkheid,
evenzoo kan zij veel invloed uitoefenen
op hare omgeving ieder in haar kring
tot de bevordering der matigheid. Een
deugd die met de zedelijkheid hand aan
hand gaat. Zij kan werderom dat ware
gezegde tot zijn recht laten komen, het
welk luidt: „De mensch moet eten om te
leven en niet leven om te eten!"
Het ligt niet in mijn bedoeling verder
over dit spreekwoord uit te weiden, maar
wel wil ik er even de kern van aanduiden
Als het in goeden zin wordt nageleefd,
ligt daarin de kracht van een volk; in
omgekeerden zin teogepast, is het zijn
ondergang. Het één zoowel als het ander
hebt gij, vrouwen, grootendeels in uwo
hand.
Ik wil even trachten dit duidelijk te
ihaken.
Het is nu eenmaal een niet te veran
deren zaak, dat onze maag veel te zeggen
heeft in de samenleving, bijgevolg ook in
den huiselijken kring. Is nu de vrouw
toegerust met een degelijke en gezonde
vakkennis van de keuken, van onze echte
Hollandsche voeding en hare bereiding,
dan zullen de spijzen altijd goed en sma
kelijk op tafel komen; dan houdt zij re
kening met de eischen des tijds en de le
vensomstandigheden. Een ieder zit graag
aan, aan haren eenvoudigen, raaar altijd
goed toebereiden disch, en gaat tevreden
en voldaan er van af. Men is voldaan en
tevreden. En, als er dan, des ondanks,
buiten de vastgestelde tijden, voor de
maaltijden bepaald, buitengewone snoe
perijen en liflafjes verlangd worden, die
haren grond hebben in ongeregelde zucht
naar lekker eten, dan kan zij zich laten
gelden. Zij heeft het recht al hare huis-
genooten, ook haren echtgenoot, er op at
tent le maken, dat het ongezond is, en
dat: „de mensch moet eten om te leven!"
Doch, kent de vrouw niets of heel wei
nig van do keuken weet zij onze over
vloedige Hollandsche voedingsproducten
niet tot hun recht te brengen, dan ont
staat afkeer voor het bereiden der spij
zen, slordigheid in het opdienen, onregel
matigheid in de maaltijden. Echtgenoot en
overige huisgenooten zijn niet tevreden.
Het ontbrekende tracht men aan te vul
len met dure delicatessen, buitenshuis
bereid. Men bezoekt restaurant, café's,
lunch- cn tearooms. In één woord: de
vrouw heeft geen recht van spreken en
geeft zijdelings of rechtstreeks aanlei
ding, dat in haren huiselijken kring bo
venstaand spreekwoord in omgekeerden
zin wordt toegepast: „De mensch moet
leven om te eten!"
Maar nu is het tegenwoordig voor vele
meisjes en toekomstige huisvrouwen heel
moeilijk, om zich zaakkundig in de kook
kunst te bekwamen. Door betrekkingen
op kantoor of atelier, magazijn, fabriek,
school of ziekenhuis worden vele meisjes
vèr van de keuken verwijderd gehouden.
Andoren zijn reeds gehuwd, zonder in de
gelegenheid te zijn geweest iets van de
keuken te leeren. Sechls enkelen zijn zoo
gelukkig een cursus te kunnen meema
ken van een of andere kookschool, en dan
(heel deftig) worden ge geëxamineerd.
"Welnu, geachte lezeressen, ik wil trach
ten u allen ter wille te zijn. Hot doel, dat
ik mij voor oogen stel met enkele arti
keltjes „De vrouw in de keuken!", is, u
Het woud is stil, is roerloos stil en luistert;
en roerloos hangt de zilveren
[manestroom,
't hangt al lijk in een toovcrslaap
[gekluisterd,
verzonken in een wonnedroom.
Stil horken al de diepe en breede lanen,
het scheemrend veld, de helderblanko
[maan,
de sluierdroom, de bloemen dio vol tranen
langs 't zuiverglimmend water staan.
En zwijgt de stem in 't kroppend
[overwelmen
der geestdrift, 'twoud verbreekt den
[tooverprang
en suizelt zacht, in zaliglijk bedwelmen
den nagalm koesterend van 't gezang.
O vuurge Seraph, met gevouwen schachten!
O levend lied, o levende genot!
Gij zijt de stem, 't eenstemmig koor der
[nachten,
En lieflijk monklend hoort u God!
We bepalen ons enkel tot het vertalen
van enkele woorden:
Strophe 1, zilveren schingen zilveren
schijnsel; beuken van het woud is hier
de lanen van het woud.
Strophe 2, wonno vreugde, weelde.
Strophe 3, „Nu korlen, borlen klinkende
koralen," een aardige expressieve uit
drukking om den slag te karakterisceren.
Strophe 5, Horken luisteren.
Strophe 6, Overwelmen overvloeien,
overs troomen.
Strophe 7, monklend is glimlachend.
N. J. H. S.
allen zaakkundig te onderrichten, wat
enkele hoofdbeginselen betreft, in onze
echt Hollandsche kookkunst en inmaak-
kunst; u eenigszins op de hoogte te stel
len met voedings en (ligestieleer, met de
substantie en bereiding van enkele bin
nen- en buitenlandscha consumplieproduc
te, die door de groot-industrie op onze
tafel wordt gebracht. Niet in saaien re-
ceptenvorm, doch in gezelligen conversatie
toon wil ik met u allen een aardig clubje
vormen en al mijn lezeressen aan het
werk zetten. Do één aan het aardappel
schillen, een ander aan het groenten-
schoonmaken, wederom anderen aan het
koken en braden, en aan het bereiden
van het dessert, terwijl er ook zijn die
voor de tafel zorgen. Het inmaken van
verschillende artikelen komt er tussehen
door. En gewerkt moet er worden, hoor'
want alles komt op tijd klaar. Bij een
ieder kom ik eens kijken en een praatje
maken over wat zij graag weten wil. Hoe
wel ik ook, als het zoo te pas komt, voe
dingswaarde der producten en spijsver
tering zal aanstippen, heb ik toch liever
dat gij vragen, de gastrologie betreffende,
in de vragenbus instuurt hij do redactie
van dit blad, welke dan door mij kort en
zakelijk zullen worden beantwoord.
In de hoop dat deze rubriek bij al
mijn lezeressen in den smaak zal vallen
en ik daardoor mag medewerken om onze
echte Hollandsche keuken hij onze dames
eens flink hoogtij te laten vieren, roep ik
alle lezeressen een van harte „tot weder-
zdens'-' toe.
LEONARD BOL.
NUTTIGE WENKEN.
Onze voetbek'ecding.
Zooals de meesten onzer reeds welen,
zal wit dezen zomer de modekleur zijn.
"Witte jurkjes en japonnen voor de jon
geren, witte mantelpakken voor de dames
en voor de oudere dames wit met een
streepje of door een of ander motief getem
perd. Nu hoort bij al dat zomersche wit
natuurlijk ook een lichtgekleurd of wit
schoentje.
Draagt alleen witte schoenen bij witte
japonnetjes, witte rokken of bij heel lichte
kleuren.
Draagt dus nooit witte schoenen bij
een donker toilet. Niets staat ongekleeder,
niets ë'igenlijk armoediger dan witte voe
ten onder een donkeren rok of pantalon
Want dit geldt niet enkel voor dames; ook
heeren ziet men wel eens gelukkig zijn
het uitzonderingen op witte schoenen
loopen, terwijl de rest van hun uitrusting
stemmig is. Iets anders is het natuurlijk
ale men thuis, omdat 'men het een gemak
kelijke dracht vindt of om welke andore
reden dan ook, witte schoentjes wil dra
gen. Thuis leeft men voor zijn gemak
en heeft er alleen voor te zorgen, dat men
niet slordig gekleed gaat.
Wat- hel materiaal betreft, zij er op ge
wezen, dat witte schoentjes en laarzen, een
goede kwaliteit vragen. Sterk, glad linnen,
als leer te duur is. Wat de kousen be
treft: Fil d'Ecosse en, soms, héél fijne
wol, staat uitstekend.
Glimmende kleeren.
Het „glimmen" van kleeren kan veroor
zaakt worden door afslijten, maar ook
door vettigheid. In beide gevallen helpt
afsponsen met lauw water, waarin men
per Liter een kleine theelepel ammoniak
gedaan heeft, aldus „Onze Kleeding". Op
vettige plekken moet men dit een paar keer
herhalen. Maak dan een zwaar ijzer warm,
leg een vochtigen doek op de natte plek
ken, pers ze droog en zoo noodig, weer in
den vorm. Eindig met de behandelde plek
ken op te borstelen met een stijven, schoo-
nen borstel. Zijden kleeren moeten niet
geborsteld worden, tenzij met een niterst
zachten borstel, die ook voor fluweel ge
bruikt wordt. Voor zijdo gebruike men
liever een lap fluweel of zachte wollen stof.
Cm koper lang glimmend te lioucfen.
Wanneer het vochtige mistige weer be
gint is het pasgepoetste koper weer al
te spoedig aangeslagen, probeer dan 'deze
manier eens en go zult zien dat de glans
tweemaal zoo lang duurt. Poets het me
taal eerst op de gewone manier met
proetsp-ommade of iets dergelijks, bestrijk
het dan heel dun met een goede boenwas
en wrijf het uit mot een zachte lap.
Wat ge kunt maken van
oude zijden Kousen
De zijden kous ia tegenwoordig niet
duurder dan de kous van katoen, die veel
minder aardig staat. Maar wat zijn
zo toch onsterk, die zijden kousen- Hoe
dikwijls gebeurt het niet, dat er een
steek springt, die met pijlsnelheid een
laddertje maakt, dat nog wel te reparceren
is maar waardoor de „aardigheid" dikwijls
van de kous af is.
Deze verongelukte exemplaren worden
mot degenen die te zeer gestopt zijn op
geborgen of weggedaan. Toch is het moge
lijk nog een aantal aardige dingen te ma
ken. uit de ouden zijden kous. Gewoonlijk
zijn het de voet en de enkel die geleden
hebben en is het bovenste stuk van het
boen nog zeer goed. Met dit stuk kunnen
we allerlei vervaardigen. Ten eerste een.
aardig kindermutsje. De meeste zijden kou
sen zijn boven voorzien van een brede dub-,
bele zoom, die de kous moet beschermen
tegen het trekken der jarretelles. Dikwijls
is deze zoom van een andere kleur dan
de keus, wat voor ons doel nog aardiger
is. Voor het kindermutsje knipt ge ocn-
voudig den boord en een stuk daaronder
af, zoolang ge het mutsje wenscht te
maken. Ge naait het van boven dicht en
maakt er een kwast aan in de kleur van
de kous. Men maakt, wat men ook wil
vervaardigen st-ceds uit het breedste ge
deelte van do kous. Een tersadde om de
bol van een hoedje maakt men uit één
paar kousen. Men knipt een roep uit iedere
kous en naait deze netjes aan elkaar, zoo
dat go 'n dubbelen band verkrijgt. Hit ©en
ander paar kousen van een afstekende
kleur maakt ge een dergelijken band. De
twee banden rolt ge los om elkaar heen
en de garnecring van uw hoedje is klaar.
Natuurlijk kan men meer kleuren nemen
al naar do persoonlijke smaak en de hoe
veelheid kousen. Op hot gebied der hoe-
dengarnecring kunt ge uw kousen neg an
ders anawenden. Uit velerlei tinten van
kousen kunt go allerlei decoratieve vrucht
jes maken, waarmee ge uw zomerhoed
kunt versieren. Cirkelvormige lapjes uit de
kous geknipt vormen druiven, kersen, ap
peltjes, sinaasappeltjes, bessen, enz. Ge
stopt de lapjes met een propje watten,
zoodat ze stevig en rond worden, naait ze
stevig dicht en voorziet ze van ccn
steekje.
Ge ziet het, al kunt ge de kous niet
meer aantrekken gebruiken kunt ge
haar toch: in de mode-wereld gaat niets
verloren, alles wordt gobruikt, zij het dan
ook voor een geheel ander doel dan oor
spronkelijk beoogd werd.
VGOR DE KEUKEN.
Hei goed houden van vleeseh.
Als men vleeseh in een porceleincn
schaal legt, er water overgiet en daar
weer een dun laagje olie over, blijft het
lang goed.
Vleeseh, dat men in een linnen doek op
den kelderbodem legt, blijft langer goed
dan wanneer men het in den kelder op
hangt.
Vleeseh in niet gestremde, zuur ge
worden melk gelegd, blijft lang goed en
wordt malsch.
Door het bestrijken van beschimmeld
gerookt vleeseh met dikke pekel kan men
het niet alleen van schimmel ontdoen,
maar het ook tegen schimmel vrijwaren.
Hazen kan men in de huid op een luch
tige,. koele plaats weken lang goed houden.
Gevogelte, dat men wil bewa.reu, mag
niet geplukt en moet stijf met krantenpa
pier opgevuld v/orden.
Pekelvleesch wordt veel beter gestoofd
inplaals van gekookt'; minstens moet men
het in reeds kokend water leggen.
HemeSpasiei.
Dit is een heerlijk dessert voor kinde
ren, geschikt voor de allerkleinsten en
de ouders zullen het ook wel lekker vin
den. De korst wordt gemaakt van ge
kookte rijst. Kook een klein (theekopje
rijst goed droog en gaar. Voer er een
(geboterd, vuurvast schoteltje mee, door
de rijst met een lepel stevig tegen de
kanten te drukken. Snij 2 of 3 bananen
in schijfjes en maak hiervan c-en gelijk
laagje. Maag nu een custard vla gereed.
Ge kunt heel goed hiervoor de custard
gebruiken die in blikken en pakjes in
den handel is, hoewel er feitelijk een of
twee eierdooiers in moeten verwerkt wor
den.
Laat deze vla wat 'afkoelen en giet het
over 'de bananen heen en laat de pastei
een half nur staan, zoodat de rijst zacht
en doorweekt is. Klop een eiwit met
een goede eetlepel fijne suiker en strijk
dit voorzichtig over do pastei uit. Laat
het even in een matig verwarmde oven
bruin wordcD.
Nougaf.
Noodig: 3 ons suiker, 2 ons aman
delen, maar verkiezing, 'n stukje boter
(bijna een afgestreken eetlepel vol).
Bereiding: Week de amandelen,pel
ze en hak ze fijn. Doe de suiker al of niet
met de boter in een ijzeren potje of in de
koekenpan. Roer ze op een niet te heet
vuur, tot ze gelijkmatig bruin is gewor
den en vermeng ze dan met de amandelen
Giet dit mengsel op een met boter be
smeerde plaat, druk het plat met een ci
troen of met een vochtigen lepel, snijd het
vlug in stukken en neem het van de
plaat
Chccoladevla.
Noodig: 1 L. melk, ons cacao, 3 ons
maizena, ruim een ons suiker, i stokje
vanille, en naar verkiezing eiwit of klei
ne schuimpjes.
Bereiding: Houdt li theekopje
melk achter en breng de rest aan de kook
met de vanille.
Roer de cacao met de mcuzena en de
suiker door elkaar, meng dit langzaam
aan met de achtergehouden melk cn maak
er een dun papje zonder klontjes van.
Giet dit, roerendo in de kokende melk
en laat alles nog 3 a 4 minuten doorko
ken.
Neem er de vanille uit en giet alles in
een daartoe bestemde schaal. Roer nu en
dan, om te voorkomen, dat er een vlies
gevormd wordt. Garneer de vla met het
stijfgeklopte eiwit, waardoor wat suiker
geroerd is, of met de schuimpjes.
I VOORHEEN EN THANS. I
XVI.
De bewoners van Voorhout zijn zeer
vrijheidlievend en gesteld op hun zelfstan
digheid.
Deze eeuw hebben zij niet gerust vóór
zij een eigen burgemeester hadden. Zulk
©en waardigheidsfcckleeder met Warmond
te moeten deelen was hun niet naar den
zin en zoo verwierven zij burgemeester
Bulten.
En de vorige eeuw zijn zij niet tevreden
geweest alvorens zij de Katholieken
dan onder hen een eigen pastoor had
den.
Dit is zoo gegaan.
Na de Hervorming behoorde Voorhout
tot do Statie Sassenheim, welke toestand
voortduurde tot onder de regecring van
koning Lodowijk, door wiens goedgunstige
beschikkingen een deel der oude dorps
kerk aan het steeds groeiend aantal Ka
tholieken ten gebruike werd afgestaan.
De kerk werd door e©d muur in tweeën ge
deeld; de eene helft bleef voor de Protes
tanten, in het andere deel konden de
Roomschen him eerodienst uitoefenen. De
kapelaan van Sassenheim werd met de
geestelijke verzorging belaBt.
Dit was voor de onzen alvast een groote
verbetering.
Reeds spoedig echter bleek de scheids
muur in de kerk niet genoegzaam aan zijn
bestemming te beantwoorden: men kon
elkaar wederzijds hooren, wat natuurlijk
hinderlijk was voor de godsdienstoefenin
gen.
De klassis van Leiden klaagde er over
bij den commissaris voor kerkelijke zaken,
die 18 Augustus 1814 de klacht overbracht
aan den aartspriester voor Holland en
Zeeland, die haar weer doorzond aan den
pastoor van Sassenheim, die er toen met
den predikant over sprak. Men ware wel
licht spoediger klaar geweest, indien hier
mede was begonnen, maar de zaak kwam
nu toch snel in orde. Reeds 26 Augustus
d.a.v. kon de aartspriester den commissa
ris berichten, dat de aangelegenheid „naar
den wcnsch van U.H.E.G. door c-ene vrien
delijke schikking zender den gcringsten te-
genstand tot onderling genoegen gerégeld
is en wel zoodanig, dat voortaan op de
gemocn-sckappelijko kerkdagen de Her
vormden des morgens te 9 uren cn na den
middag kwartier Da tweeën of half drie
uren hunne kerkdiensten zullen verrichten
cn de R. Catholijkeii den vroegdienst op
het gewonelijke uur, den Hoogdienst op
half elf en na den middag de Vespers ten
half twee zullen beginnen."
Terecht mocht de aartspriester roemen
op dit bowijs „van onderlinge liefde, een-
dragt en toegevendheid der verschillende
gezintheden."
Het verwerven van een eigen pastoor
zou minder vlot gaan.
Het eerst© streven, dat zich in 1842 on
der de katholieken van Voorhout open
baarde om zich van Sassenheim af te schei
den en een zelfstandige statie te stichten,
mocht in zich billijk en rechtmatig wezen,
om de wijze waarop het ge6chiedd« was
pastoor J. F. C. do Mol, dio herder van
beide plaatsen was, jegens het verzoek
minder welwillend gestemd. De eerste
toch, die 't verzoekschrift steunde, was de
niet-katholieke burgemeester van Voor
hout, die een gemengd huwelijk gesloten
en zijn kinderen, hoewel Katholiek ge
doopt, in de registers der Protesiantsche
kerk had doen inschrijven. Zijn streven,
om met de afscheiding van Voorhout pas
toor de Mol onaangenaam te zijn, was
daarbij merkbaar.
Toch was do aanvrage der Katholieken
van Voorhout, die reeds eigen kerkmeesters
hadden, alleszins te billijken, gelijk blijkt
uit oen schrijven van 10 Mei 1842, door den
aartspriester Gerving gericht tot den
vice-superior Innocentius Ferricri, nuntius
te Brussel. Dat schrijven deed vermoeden,
dat de afscheiding wel spoedig haar beslag
zou krijgen, maar toch liot deze zich nog
wachten. Blijkbaar haperde het aan mede
werking van den kant van Sassenheim.
Intusschen was de aartspriester Gerving
gestorven en opgevolgd door den aarts
priester Kervel, die met een bemiddelings
voorstel èn de katholieken van Voorhout
èn den pastoor van Sassenheim hoopte te
vreden te stellen. Voortaan zou een twee
de kapelaan van Sassenheim onder den ti
tel van vicaris te Voorhout in het pastorie-
huis verblijf houden^ een beperkte juris
dictie genieten cn gehouden zijn, alle twij
felachtige zaken aan het oordeel van den
pastoor van Sassenheim te onderwerpen.
In dezen geest, bepaalde de aartspriester
den 24sten November 1843, dat kapelaan
Nicolaas Vredeveld vicaris van Voorhout
zou wezen cn steldo hij tevens dc grenzen
van diens geestelijk gebied vast.
Kapelaan Vredeveld was in 1804 te Dor
drecht geboren en pas kort terug uit In-
dië, waar hij na kapelaan geweest te
zijn te 's-Heercnhoek, Roelofarendsveen,
Dordrecht en Assendelft van 1833 tot
1842 als missionaris op Java had gearbeid.
Hoewel dus een man van geposoerden leef
tijd en van ervaring, bracht zijn komst
toch geen bevrediging, want reeds den
IBen April 1844 werd bij wijze van proefne
ming in den Paaschtijd „om ©enige mis
noegdheid uit den. weg te ruimen" te
Voorhout een deservitor aangesteld in den
persoon van den Eervv. heer H. Wolk©,
mei j er.
Deze „proefneming" was weliswaar voor
de Katholieken van Voorhout welgevallig
maar zij bleven wenschen ©en eigen ge
meente to vormen mot ©en eigen pastoor
welken wensch zij den lSen October 1844'
opnieuw aan de kerkelijke overheid te ken
nen gaven. Aartspriester Kervel hakte
toen den knoop maar door en den 17en
Juni 1845 schreef hij den Minister van
Eeredicnst, dat de kerkelijke scheiding
tussehen Voorhout cn Sassenheim was vol-,
trokken. Redenen: le. „wering der tot'
dusverre bestaan hebbende en voorkoming
van nieuwe onaangenaamheden"; £e. do
verre afstand tussehen hoofdkerk en bij
kerk, een uur gaans, voor öo voetgangers
nog bemoeilijkt door de wegneming van
een overpad over een buitengoed door een
nieuwen eigenaar."
De grens tussehen beide parochiën werd
in de missive aan den Minister als volgt
omschreven
„De geestelijke jurisdictie voor de catho-
lijke gemeente van Voorhout zal zich uit
strekken van den Noordwijkerhock langs
de trekvaart tot den tolboom bij de post-
brug. Vervolgens van do woning genaamd
Carlée, gelegen aan den Rijnsburgsehem
weg, het geheele dorp Voorhout tot 's-Gra-
vendara, terwijl al diegenen, welke aan ae
linkerzijde ten noorden van den Looster-
weg wonen tot de zoogenaamde Mallegats-
brug hieronder zijn begrepen; eindelijk
behooren tot de catholijke Gemeente van
Voorhout al digenen, welke aan de Zaml-
sloot wonen op dc zoogenaamde Groene-
laan tot aan den ouden Heerenweg, hier
onder ook begrepen de woning van ouds
genaamd „Hoog-Teilingen".
„De bewoners, schoon burgerlijk onder
Voorhout wonende, van den ouden Heeren
weg, te weten van de woning van ouds ge
naamd „Leag-Teilingen" tov aan cle Mun-
nikenlaan, allen die aan de zuidzijde van
den Loosterweg wonen, zijn cn blijven met
de catholijken van Sassenheim ouds:- do
gcestelijko jurisdictie van Sasseuhciffi.''
Eerste pastoor van Voorhout werd Hen-
ricus Wolkemeicr en wel met ingang van
27 Sejotember 1845.
Zijn voorganger, de vicarius Vredeveld,
werd pastoor te "Wijk aan Zee.
Bleek boven reeds, bij de regeling der
diensten in het kerkgebouw, dat de Voor-
kouters verdraagzaam waren, zulks kwam
nu weer aan 't licht: eenige partijen land,
welke nog o wonder! gemeenschap
pelijk eigendom waren van Boomsehen
en Hervormden, werden onderling ver
deeld; do aartspriester behoefde slechts
zijn goedkeuring te schenken aan het
voorstel (21 Juni 1847).
Blijkbaar bad pastoor De Mol, van Sas
senheim, ook om geldelijke bezwaren de
afsclieidiug van Voorhout zoolang moge
lijk tegengehouden, want den £üen October
1S4G lichtte hij tot den Minister van Eere
dicnst een verzoekschrift om hocger sala
ris uit '8 Rijks schatkist. De aartspriester
die ook voor pastoor Wolkemeicr een
jaarwedde had verzocht ondersteunde
deze aanvrage, „omdat door de afscheiding
van Voorhout de inkomsten van den pas
toor. die geheel uit vrijwillige giften be
staan, grootelijks verminderd zijn, te meer
nog daar de incest gegoede landslieden
van de vroeger vereenigdo gemeenten tot
die van Voerhout behooren
'i'cgenwoo? dig zal de toestand te Sas
senheim i el ©en beetje andjvs wezen!
ajo.
c. Grondwater.
Het grondwater of bodemwa
ter heeft van oudsher al gediend voor
waterwinning. Gestapelde putten vau
turf, van steenen, geslagen putten met uit
geholde boomstammen waren er al long.
De bovenste poreuse bodemlaag bevat'
het z. g. zakwatev. Door ondiepe putten
kan men het vaak bereiken, soms echter
zoo bijv. in de heide of in de woestijn is
de afstand van het maaiveld tot het grend-
waternivcau aanzienlijk tot vele tifentallen
meters toe. Hoe dieper do put hoc minder
kans op verontreiniging van de oppervlak
te enz.
Bevindt zich, op bereikbare diepte onder
het maaiveld een ondoordringbare kleilaag
van groot© oppervlakte dan is het zien
daaronder bevindend© water afkomstig van
ver verwijderde plaatsen en heeft het ccn
langen weg docr de poriën van ccn grond
afgelegd zoodat het minder gevaarlijk 23
dan zakwater.
Artesische bronnen zijn spui
tende waterputten die ontstaan als ccn
diepe waterhoudende laag, die onder
drukking staat is aangeboord. Zij zijn
het eerst in het Graafschap Artois tot
stand gebracht, vandaar de naam.
Het graven van putten is al een oud be
drijf. Men onderscheidt welputten die door
van onder opkomend water worden gevced,
op zijn eenvoudigst vervaardigd door groo
te vaten zonder bodem op elkaar in don
grond te plaatsen, nadat deze zoo diep is
ontgraven als zonder gevaar vcor inslor-
ting mogelijk is.
Steenen welputten worden .opge
bouwd boven 'n tot in 't water ingegraven
ton. Tegenwoordig maakt men ze cck van
op elkaar geplaatste cement ringen.
Het inlaten van ccn emmer in een put13
altijd bedenkelijk. Het water wordt cr al
tijd door verontreinigd afgezien nog van
het feit dat zulke putten van boven open
moeten blijven zoodat cr van alles kan in
komen. Zoo is mij een geval bekend vit d®.
plaats mijner inwoning, dat men uit ®en
gemeenschappclijken put waaruit voor ver
scheidene gezinnen het benooeïigde drink
water werd geput op een goeden dag e®"
leeren zitting met uitpuilend rottend k®01
van een kinderstoel ophaalde. ïhfesit!
Men vervange dus den emmer door eefl