0j IEDERE MAAND TE DOEN GEEFT (Isle helft Juni.) Nadruk verboden. Juni: Zomermaand. Moge zij haar zo- «ersch karakter niet verloochenen, want al den regen is er thans groote l>e- jioefto aan warmte. Het vee heeft hét loud gehad in de weide, en in den melk emmer was het heel goed te merken. In jen regel, als er genoeg gras is in de wei, £ooals thans gelukkig in de meeste stre len het geval was, neemt in 't begin van jen weidegang de melkgift der koeien toe, Lq na 2, 3 weken weer te dalen. Een cor espondent van de „Tel." in Dortmund »eze(en, verhaalde eenige maanden gele- jJeU) dat zijn Duitsche gastheer, een groot 'grondbezitter, er op bedacht was geweest die aanvankelijke opbrengst der Be]k te doen voortduren, en dat hem dit loor een krachtiger, doelmatige bemes ting, vooral ook van stikstof mest, ook was plukt, zeer in zijn voordcel. In deze rich ting schijnt dus nog wat te doen te zijn. juni is een maand van drukke werkzaam heden, van wieden en schoffelen, van hak ken en aanaarden of verhoogen. Men ge ve echter wel acht, bij welk weer men dit doet. Is het weer nat, of verkeert de grond in een natten toestand, dan schoffele men niet. De grond zou daarbij worden vast- getrapt en de groei der planten zou worden gestuit. Voor het schoffelen, ter vernieti ging ook van onkruid, kan een schoffel- machine uitnemend dienst doen, hiermee vrerkt men goedkoop en vlug. Het eggen der aardappelen, dat in sommige streken gebeurt, achten wij niet doelmatig, dewijl hierdoor licht stengels worden gekneusd of gebroken. Beter vinden we, dat dé aard appels, na het opkomen, direct worden ge hakt of geschoffeld. Wordt niet aange aard, maar de vlakcultuur uitgeoefend, zooals in do Veenkoloniën en Friesland Tcelal geschiedt, dan moet liet hakken of schoffelen later 1 of 2 maal herhaald worden. Over het aanaarden is al heel wat geschreven. Wij willen er nu alleen dit van zeggen: op zandgrond werkt het meestal schadelijk, vooral in droge zomers. Eu waar het gebeurt, moet het tijdig ge daan worden: dat is, als do planten zoo groot zijn als een ontbijtbordje. Bij machi-' aaal rooien der aardappelen is het aan aarden noodig, en ook, wanneer men met een vork of schop rooit, gaat dit bij aan geaarde aardappelen beter. In den hof. Nu mogen alle koude en warme planten naar buiten, ook de palmen; de laatste evenwel bij gunstig weer. Is dit ongunstig, dan wachte men nog bever enkele dagen. Maak de bladen met een spons goed schoon en giet ze af. Palmen zijn prachtige kas- en gazon- planton. Brengt men bloemen uit den pot in den vollen rrond over, dan make men la eerst goed nat, ze lijden dan minder. Zijn de planten uit de kassen, dan is dit een mooie gelegenheid om de laatste eens terdege schoon te maken, 't Glaswerk, zoo- T wel van binnen als van buiten, moet een j goede beurt hebben; hout- en muurwerk J eveneens. Bil slaat niet alleen netjes, maar het komt cok den planten, welke gedu rende den zomer de kassen versieren (Glo xinia's, Golensscn, Knolbegonia's c.a.) ten goede. Dr u i v e n e n p c r z i k e n, die vroeg zijn aangelegd, en goed verwarmd, moeten thans verder worden behandeld, d. w. z. zij moeten worden aangebonden en van het overtollige hout ontdaan. Bij warm weer hesproeic of hespui te men de perziken in do kas, en luchte ze flink, want tegen warmte kunnen ze niet best. Wortelen en sla kan men ook nu nog zaaien, maar men spitte den grond goed om en make hem goed nat. Dan niet di rect zaaien, maar een dag laten liggen, en dan na het zaaien een mat er over heen leggen. Komt het zaad op, dan de mat wegnemen en nogmaals gieten, 't Spreekt vanzelf, dat deze zorg op lagen, zwaren grond niet noodig is. Hebt gij jonge a s p e r g e-bedden, houdt dan nu met steken op, het volveud jaar zijn dan de planten sterker. Op de oudere bedden kan men nog wel een paar weken doorgaan. 24 Juni is do datum, waarop men den rust tijd doet aanvangen; wat verder opkomt, laat men doorgroeien. Ging men nog döor, dan zou men de planten als 't ware „doodsteken", en zou men ieder jaar minder krijgen. -S H B S- Het water. b. Oppervlaktewater. Zooals wij verleden week zagen, zijn er drie methoden cm drinkwater te verkrij gen nl.: a) uit direct opgevangen regenwater (be waard in putten, etc.); b) uit oppervlaktewater (beken, rivieren, meren, moerassen); c) uit grondwater. Het oppervlaktewater diende en dient nog voor do behoefte voor water van vele steden. Londen, Hamburg, Parijs, Rotter dam, Petersburg, Moskou, Calcutta, ont- leenen hun water geheel of gedeeltelijk aan rivieren. Glasgow en Chicago hebben hun water uit een meer. In ons land is dat ook het èevSl met Leeuwarden en Groningen. Amsterdam verzamelt het benoodigdo water wel voor een <leel uit diep-boringen. (Laren en diepe pijpbronnen in de duinen) doch voor een groot deel uit oppervlakte water nl. uit do Vecht en uit de gegraven duinkanalen. Het voordeel van oppervlaktewater is de groote en regelmatige^ toevoer. Het nadeel is de verontreiniging door de schipperij en (vooral bij rivieren) door de hoogerop gelegen steden. Filtreeren is dus gewenseht. Water uit groote diepe meren is zeer zuiver en behoeft niet gefiltreerd te worden. Bivierwater is, vooral in sommige jaar getijden, zeer troebel hetgeen veroorzaakt wordt door meegevoerde kleideeltjes. Om bet water hiervan in het groot te ontdoen Worden bij rivierwaterleidingen gebruikt zandfilters, het eerst toegepast te Lenden in 1829. Te Rotterdam waar de waterleiding in 1874 geopend werd is deze methode ook in gebruik. Ook duinwaterlei dingen zooals te Amsterdam en Alkmaar filtreeren langzaam door zand. Een groot aantal steden met rivierwater- leidingen klaren eerst het water door bezinking, zoo te Eotterdam waar het water eerst geklaard en daarna gefiltreerd wordt. Dat klaren bestaat in het bewaren van het ruwe rivierwater in bassins om de zwevende deelen te laten afzetten en daardoor de filters minder te belasten. Het klaren kan bespoedigd worden doer toevoegen van scheikundige verbindingen als aluin, kalkwater, etc. In Noord-Amerika gebruikt men, om wa ter uit meren en bassins geschikt te maken voor drinkwater, kopersulfaat (1.5 mgr. per liter) om het aldus te bevrijden van de we lige algengroei. Zandfiltratie geschiedt in groote filters die zoo gebouwd moeten zijn, dat geen grond- of zakwater kan binnendrin gen. Het water dringt eerst door een laag zand (pl.m. 1 Meter) dan door fijn kiezel, grof kiezel, groote steenen om eindelijk af te vloeien in gangen van op elkander ge stapelde baksteenen. Goede filtratie moet beantwoorden aan drie voorwaarden nl.langzaamheid gelijkmatigheid en regelma tigheid. Hoe langzamer men filtreert des te groo-ter oppervlakte heeft men noodig. In 1860 rekende men op 3.6 kubieke Meter wa ter op 1 vierkante Meter filteroppervlakte per dag. Later is als eisch gesteld (Berlijn en Warschau) 2.4 M3 per M2 er dag. Weet men dus de benoodigde hoeveelheid water dan kan men hieruit het benoodigde filteropper vlak berekenen. Onder gel ij k matigheid van een filter wordt verstaan dat ieder deel van de filteroppervlakt-e in de tijdseenheid een •gelijk quantum water doorlaat, d. w. z. dus dat do filterlaag overal even dik is. Onder regelmatigheid .wordt ver staan als op alle uren van den dag een ae- 'lijke hoeveelheid water door het filter •loopt. Tijdens het filterproces geraken de poriënkanalen verstopt, laten dus minder water door. Deze meerdere weerstand kan men compenseei-en door stijging van de waterzuil boven de filteroppervlakte door z.g. filterregulateurcn. Omtrent het filter proces heeft men pas sinds 1874 goede in zichten gekregen. Voor dien tijd dacht men lat die. tus- schenruimten tusschen de zandkorrels zoo wijd zijn dat de kleine levende wezens, zoo- als bacteriën, er niet werden tegengehou den. In 1874 ontdekte Harting, een Neder lander, dat zich na korten tijd aan do op pervlakte van het zandfilter een algen- laagje gevormd had en dat hierdoor de kleinste deeltjes worden tegengehouden en het water goed gezuiverd werd. Wij weten thans dat deze reiniging niet door een mechanisch tegenhouden van bacteriën wordt veroorzaakt, maar door vernietiging deze organismen door z.g. protozoën d. w. z. kleine wezens die zich met bacte riën voeden. Thans is hierdoor verklaard waarom een nieuw, of kort geleden vernieuwd filter een slecht filtraar geeft en na enkele dagen een goed. Gefiltreerd rivierwater aldus geschikt gemaakt voor drinkwater in het groot moet echter onder geregelde bacteriologische controle bliiven staan, zooals die dan ook geschiedt bij het Maaswater te Rotterdam. In Amerika wordt sinds 1882 veel toe gepast de z. g. snelfiltratie door toevoeging van aluminiumsulfaat bij het te reinigen water, waardoor een vlokkig neerslag ontstaat die alle onreinheid zou Het water wordt daarna door een spé ciale snelfilter geleid waardoor een filter snelheid 40 h, 50 maal grooter zou bereikt worden dan hij de Europeesche zandfilters. De resultaten schijnen echter niet zoo ge heel betrouwbaar te zijn. De zandfilters voor het reinigen van rivierwater hebben niet een onbepaalde n duur. Zij moeten af en toe vernieuwd wor den. Deze duur d. w. z. het tijdperk vcr- loopende tusschen het in gebruik nemen van het filter en de buiten gebruikstelling is onregelmatig. Te Eotterdam in 1907: 582 dagen, te Leiduin 4117 dagen. Wordt rivierwater goed gefiltreerd dan levert het geen bezwaren op. Soms is het Wat minder helder door zeer kleine klei deeltjes of is het ietwat duf, als na groote Warmte, algen op de filters zijn gestorven". Een .volgenden keer iets over grondwater. W. W. OUD-HOLLANDSCKE W.IJSHEID. Slaept ghij, of waeckt ghii boven maet, De kunst die schat het beide quaet. Die spijse geeft een siecken vrient Die ma-er gesonde lieden dient, Doet hinder aan den siecken man Daer hij een kloccken haten kan. Wordt yemant sieck, of krvght hij pijn, Eerst God, en dan de medicijn. Idem. Zijn naam in de kranf. Randolph Harrington Dukos zat op do stoep voos zijn huis met een krant op zijn knieën en trok een gezicht alsof er een idee in hem rijpte. „Dat heb ik nog nooit gehoord," dacht hij, „dat de naam van zoo'n kleinen jon gen gedrukt in de krant komt te staan." Nog eens las hij het verbazingwekkend» bericht: Clarence Raleigh, de zoon van den heer en mevrouw William F. Raleigh, bood bij gelegenheid van zijn achtsten verjaardag aan zeven kameraadjes te zij nen huize North Elmstreet een feestje aan. Heerlijke ververschingen werden op gediend. Naar de jongelui meedeelen heb ben ze zich kostelijk geamuseerd. Ranny raakte er geheel door van streek. Clarence Raleigh had hem nooit zoo'n bijzondere jongen geleken; worste len kon hij heel slecht; hij was de lieve ling van den onderwijzer en zomers droeg hij schoenen. En nu was hij plotseling beroemd geworden. In de „Evening Bulletin" stond natuur lijk veel, dat zonde was van het papier, dat er voor gebruikt werd, nonsens over politiek, oorlog, rechtszaken, handelsbe richten, allemaal, dikke woorden, maar cl» rubriek „personaliën", die was belang wekkend, er waren verschillende middelen om je naam in deze rubriek gedrukt te krijgen. Clarence met zijn zeven kame raadjes en zijn heerlijke ververschingen had er wel een weg op gevonden. De heer en mevrouw Wheelock stonden er in, om dat ze papa en mama geworden waren. Bij H. H. Adams was een brandje geweest, en daarom werd zijn naam vermeld; de naam van mevrouw James Barton stond er in omdat ze ernstig ziek was. Maar de groote heerbaan naar publi citeit leidde over het station. Op één dag was vermeld: Mevrouw George Frazer met haar zoontje gingen vrienden in Marion bezoeken; James H. Hight ging voor za-r ken naar Cincinnati. Mevrouw die en dio giijg haar dochter hezoekc-n. Als ik mijn naam in de krant wil heb ben, zei Ranny tot zich zelf, moet ik mot' den trein ergens heen gaan. Stilletjes sloop hij naar het station, om den trein van 11.23 te zien. Op het perron was het knapjes warm en daarom ging hij staan in de breed» schaduw van een dame. Dadelijk kwam een jóngmensch aanloopen die met een potlood op een bloknoot tikte. „Op reis, Mevrouw Thompson?" vroeg hij haar. „Ja," antwoordde de dame en voegde er een beetje beschaamd aan toe: „maar ik geloof niet dat het noodig is, dat u het in de krant zet." Deze slanke jonge man Ranny hor- kende hem als Rawlins uit de drukkerij, ging van groep tot groep, vragende en aanteekeningen makende. Ranny was zoo verdiept in alles, dat hij naast den krantenman ging staan, di» EIND GOED. AL GOED! XII. Ik geloof, dat het bezoek Ons geldt Ma- rietje! Men klopt hiev op onze deur. Ga eens kijken kind en doe eens open! Ja moeder! Marie.tje veegt d'r handen ichoon aan den blauwen handdoek, die jan het kraantje der waterleiding hangt en gaat daarna fluks naar de deur en daar staat voor baar „een dame die ze nooit voor dezen zag." Dag kind! Ben ik hier terecht bij Marie- tjo van Baarle? Ja Mevrouw, dat ben ik zelf. Komt u binnen! Moeder zit daar bij de kachel;5 lij is ziek. Neemt u plaats Marietje zet naast moeder een, stoel, Waarop de dame gaat zitten, nadat ze al lervriendelijkst de zieke de hand gegeven )ecft. Wat verschaft ons het genoegen u bij 5n8 te zien, zegt vrouw van Baarle met Enigszins zwakke stem, maar met een ac cent, dat duidelijk te kennen gaf, dat ze «elerc dagen gekend had en in een andere lingering was grootgebracht. Mevrouw dio dergelijke gevallen vaker «ij de hand hadgehad, bij zoogenaamde luisarmen; die zoo laag mogelijk uit eer- jevoel en schaamte hun armoede dragen K>t de bittere ellende tot spreken dwingt, heeft dadelijk aan tal van bijzonderheden in kleinigheden in het armoedige maar jropere vertrekje opgemêi kt, dat hier de armoede zachtkens aan had postgevat en dat vrouw van Baarle woleer in beter doen *as geweest, dat haar armoede van thans log nijpender en ellendiger maakte. Wie io weelde nooit gekend heeft, vindt a-rm- "djn, niet zoo schrijnend en zwaar, als hij, lie aan lager wal geraakt is. En wie arm wordt, buiten eigen schuld, is dubbel be klagenswaard en dient dubbel geholpen te Worden. Er zijn van die gtumperds in het *ren, die alles tegenloopt; die het noodlot *is 't ware op dë hielen zit; er zijn men- *Hcn, die trots goeden wil, trots inspan ning vaak, toch niet kunnen klimmen op Jo maatsehappelijken ladder en deze zijn set, die in stilte dragen het leed hunner Innocde en verval tot den nood ten top |ostegen is en ten einde raad de hand moe- «n uitsteken om ondersteuning en levens onderhoud. Het waren deze gedachten, die fitsten door het hoofd van Mevrouw Wag- Aer, terwijl zich het volgende gesprek ont spon. Nu zal ik u eens gauw gaan vortellenl [fouwtjo, wat het.doel van mijn komst is. moet eerst verschooning vragen, dat ik *oo maar zonder meer bij u kem binnen gevallen, zonder u eerst op mijn, bezoek te «bben, voorbereid. Eerstens dan, kom ik u mijn compliment maken over uw dochtertje, dat ze zonder eerst naar u toe te komen, de tasch die ze gevonden had, aan de politie ter hand stelde en tweedens kem ik haar mijn dankbaarheid betuigen, omdat ik mijn tasch door haar eerlijkheid heb terugge kregen. Marietje had zich uit eerbied voor die vreemde dame stilletjes verwijderd en was in het kleine keukentje het een en ander aan 't opruimen, maar.... en wie zal haar dat ten kwade duiden zi] was niet zoo ijverig bezig of ze hoorde woord voor woord wat de dame zei en dacht aan haar droom van dien nacht en vond het nu al heel gewoon, dat stellig en vast een klein Sinterklaascadeautje nu wel voor haar vol gen zou. Dat af en toe in den loop van het ge sprek tusschen de twee binnenzit tenden het hartje van de kleine zus sneller klopte en zij onwillekeurig een kleur kreeg als haar moeder met lof van haar sprak, spreekt van zelf. Maar laten we Marietje in d'r eentje haar werk doen en tegelijk haar oortje spitsen dat haar geen woord ontgaat, van 't geen daar naast gesproken wordt. Ja Mevrouw, maar, wat Marietje deed, was niet anders dan haar plicht, haar dure plicht. En die plicht sluit dankbaarheid uit, al doet ons een woord van waardee ring nog zoo goed. Ik vind het zoo prettig dit woord van u te hooren; hot doet mijn moederhart zoo goed, dat de kleine meid mijn lessen zoo ter harte neemt. Wat bleef ons arme menschen nog over, wanneer de eer en de goede naam weg was. Neen, Mevrouw, ik verwachtte van Marietje niet anders, dan wat zij deed en ik geef u de verzekering, dat, als zo met het gevondene had durven thuis te komen in plaats van het aan de politie af te geven, dat ik haar een onge makkelijk standjo zou gemaakt hebben en haar onmiddellijk de straat had opge stuurd om het gevondene te brengen, waar het thuis hoorde. Het doet me pleizier, dit van u te hoo ren vrouwtje. U geeft uw kind een 'goede opvoeding. En naar 't geen ik van u hoor, verwondert het mo niet, dat uw dochtertje braaf opgroeit: zoo moeder, zoo dochter en ik voorspel u, dat u van uw. kind pleizier zu.lt beleven. De Redacteur. - (Wordt vervolgd.) D IKK IE (foei!) Wijze: O, die Nel! - •Zusje zat zoo fijn te speten: Te spelen in haar rek; De voetjes door de tralies, - En tikten, op Diks bek! Zoo'n tikje deed hem toch niet zeer Fijn geurde zelfs het zachte leer Yan 't schoentje. En het heele spel Beviel hem dan ook Wonderwel. Plots gaan z'n witte tandjes In 't puntje van zusjes teen. Eén ruk! en uit was 't schoentje, Daar loopt Dik trots mee heen. Wat denkt ge, dat hij nu zou doen. Met zool en neus en riem van den [kleinen schoen Waarmee zoo juist nog zusje kroop? Hij kluift hem af tot aan den [knoop Moesje zette booze oogen Greep zweep en Dikkiebeest; „Schoentjes zijn nooit van mijn leven Voor je ontbijt bestemd geweest." „Hij heeft den „knoop" niet ingeslikt" Pleit Paultje nu heel erg verschrikt. Koop daaraan maar een nieuwen [schoen: TJ mag 't wel uit „mijn" spaarpot [doenl" Goud-Elsje. MIJN MOEDER. Als ik terugblik in 't verleden, En ik haal mij voor den geest Het heele leven tot op heden, Dan is er één, waarvan ik hield *t Dan staat dat beeld voor mijne oogen, Helder, klaar als de werkelijkheid, En dan ziet zij uit den hooge Weer neer op mij, als in vroeger tijd. Die ééne? Gij hebt het vast geraden,, Want elk onzer heeft dien blik Als zijn oogen niet kunnen staren I-n moeders oogen, zooals ik. Wie zijn moeder mist op aarde, Als de grootste, kost'bre schat, Vindt geen woorden meer naar waard© Om te roemen haar levenspad. Moeder leerde ik het eerste kennen^ Zij sprak tot mij in hare taal, En die taal klonk in de ooren. Waar geen muziek het nog bij haaü" Moeders stem viel in mijn zieltje En wekte daar de levensvreugd, En zoo trilt daar nog die snare Door haar stem als 't grootst geneugt'. Moeder leerde mij ook loopen, Aan haar hand zoo zacht en teer. En zij stond mij dan ter zijde, Als ik struikelde weleer. Zij was steeds de goede Genius, Die rozen strooide op mijn pad Opdat ik van de scherpe dorens Zoo weinig mogelijk hinder had. Moeder sprak mij van den hemel, En leerde maken mij het kruisj Vertelde van de boozé geesten, En van Engeltjes in Gods huis. •Zij leerde mij van Jezus lijden En van Jozef, zijn broers en dadh, En van duizend andre dingen, Dio mij thans voor den geest weer [staan. Moeder was Voor mij de wereld, Een wereld vol van liefde en geluk. Zij was een engel van een moeder Die uitkomst gaf in droef en druk. Moeder was voor mij het leven. Een leven schoon, vol harmonie, En zoo klinkt haar stem ook nu nog, Als een zoete melodie. Moeder is thans in den hemel, Heeft verdiend de gouden kroon, Voor haar werken hier beneden, Tot heil en zegen van tiaar zoom Zoo staat zij in den geest nu voor me: Vereend met vader, jublend, blij, En omringd door haar kind'ren, Geroepen reeds voor mij. Oom WIM. CORRESPONDENTIE. Pirn, Oegstgeest. Wel, kleine vriend en heb jij dat opstel zelf gemaakt? Ik vind het heusch niet kwaad en jij zult vast aan de beurt komen ook. „Zich zelf gestraft" is heel goed uitgewerkt voor zoo'n klein ventje als jij bent. En je schuil naam vind ik heel goed gekozen. CarlWestermann Leiden. Flink zoo Carl. „De Nachtegaal" is heel aardig. Zoodra er plaats is kom jij aan de beurt. Het doet me pleizier van je te hoo ren en van do vele andere vrienden, dat je Dikkie van Goud-Elsje zoo mooi vindt. Ja vriend, die versjes zijn ook mooi en zijn wat vers en maat betreft onverbeterlijk. Vandaag kan je weer je hart eens ophalen. Ook moet je die van Oom Wim met aan dacht lezen en jou versjes trachten ook zoo te maken. Zul je? Dag Carl! Marietje de Hosson, Haagsche Schouw. Jij bent een leuke meid. Ik ge loof dat het versje van De Bloeimaand niet heelemaal eigen werk is. Heb je mijn art. over „Spaar de Vogels!" gelezen en heb je dan ook het versje gezien, dat ik aan 't slot gaf van Heije. Dag Marietje! Probeer zelf eens iets moois te leveren. Ik reken er op, hoor! Rozenknop, Voorschoten. 1Zoo mijn vriendinnetje, had jij zoo'n schik met het boek. Dat geloof ik ook wel. Onze prijzen zijn altijd mooi. En wat je schuil naam betreft, daar heb ik niets tegen. In tegendeel ik vind dien naam zeer pas send. Maar laat mijn „Rozenknop" dan ook dikwijls iets van zich laten hooren en wat de versjes betreft, zou ik je aanra den bij Goud-Elsje in de leer te gaan. Bij een versje hooren cenigo regeltjes toege past te worden, anders is het proza, mijn kind. Toch om jou pleizier te doen, wil ik ze allebei plaatsen en. zal ze dan zoo'n klein beetje in den juisten vorm gieten, Dat vind je-zeker wel best! Dag! Rozen knop! Ella, Oegstgeest. Was dat zoo'n verrassing voor je, toen je het boek ont ving? Dat geloof ik Ella en dat je het n vindt, is geen verrassing voor mij. Ik weet wel, wat ik mijn lieve vriendinnetjes geef. En wat de raadsels betreft: stuur er mij maar eens oen wagon vol, met do antwoor den er bij liefst, anders kon het wel eens gebeuren, dat ik ze ook niet kende. En dan? Dag Ella! Micp, Leidon. Zoo! vindt jij de rubriek zoo mooiDat vind ik leuk. En bewaar jij zoo trouw het groote verhaal en al de mocie versjes! Dat hoort ook zoo! Maar maak zelf ook eens wat kindDio il, kan! Dag Miep! Veel groeri^s aan jo ouders! B o r t j e W ij t e n b u r g, L e i d e n. Wel Bertje, heb jij ook nog eens je kracht beproefd aan een versje. Dat is flink vare je en „Ons peesje" laat ik ook afdruk ken. Je moet maar eens een volgenden" keer goed uitzien, misschien dat dan jou Pöesjo je tegenkomt loopen. Dag Bertic. Veel groetjes thuis vriend! En nu tenslotte aan tal van ander» vriendjes en vriendinnetjes, die opstellen en versjes instuurden mijn dank. Maar geduld! Alles, wat goed is, wordt ge plaatst-. En dan wil ik jullio nog zeggen, dat we begin Juli beginnen met nieuw» prijsraadsels voor mooie prijzen. Dus dat belooft wat. Dan hoon ik al mijn oude -vriendjes met honderd nieuwe er bij, van de partij te zien. Dag, jongens! Do Redacteur. Oplossingen der raadsels van verleden Zaterdag. No. 1: Paddestoel. No. 2: De letter K. No. 3: Eigen haar is goud waard. No. 4: Eigen haar is goud waard. No. 5: Sleen leen. Nieuwe raadsels van Miep (niet instu ren.) No. 1. X X x X x x X X x X X X x x x x x x X Zet op Isten en laatsten regel de 14c let ter van 't A, B, G'. Op den 2den regel den naam van een huisdier. Op den 3den regel dat niet voortgaat. Op den 4den regel het gevraagde stadje. Op den 5en regel het tegenovergesteld» van boven. Op den 6den regel den naam van oen boom. Zoodat de naam van 't stadje ook door de middelste letter van iederen regel ge noemd wordt. No. 2:. Welke munt neemt niemand in betaling? No. 3: Ik woon in dorp en bcsch, Zonder mij is koe noch os. Ik verblijf ook in het kanon, Want ik ben midden in een bom. Wat is dat? No. 4: Als ge mij slechts noemt, word ik al door u gebroken. Wie ben ik? No. 5. Wie heeft altijd een droge neus en een vet lijf? No. 6: Mijn geheel is een nuttig man, di© veel op de heide vertoeft; met 12 let ters schrijft men mijn naam. 4, 5, 6 is een grappig dier. 6, 8, 11, 12 is een sappige vrucht. 1, 2, 3, 4, 5, 9 hebben naaisters en kleer makers noodig. Zonder 6, 8, 12, 1 kan geen kindercourant gedrukt worden. 7, 5, 12, 10 kan niet zacht zijn. De Red-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11