0j IEDERE MAAND TE DOEN GEEFT
(Isle helft Juni.)
Nadruk verboden.
Juni: Zomermaand. Moge zij haar zo-
«ersch karakter niet verloochenen, want
al den regen is er thans groote l>e-
jioefto aan warmte. Het vee heeft hét
loud gehad in de weide, en in den melk
emmer was het heel goed te merken. In
jen regel, als er genoeg gras is in de wei,
£ooals thans gelukkig in de meeste stre
len het geval was, neemt in 't begin van
jen weidegang de melkgift der koeien toe,
Lq na 2, 3 weken weer te dalen. Een cor
espondent van de „Tel." in Dortmund
»eze(en, verhaalde eenige maanden gele-
jJeU) dat zijn Duitsche gastheer, een groot
'grondbezitter, er op bedacht was geweest
die aanvankelijke opbrengst der
Be]k te doen voortduren, en dat hem dit
loor een krachtiger, doelmatige bemes
ting, vooral ook van stikstof mest, ook was
plukt, zeer in zijn voordcel. In deze rich
ting schijnt dus nog wat te doen te zijn.
juni is een maand van drukke werkzaam
heden, van wieden en schoffelen, van hak
ken en aanaarden of verhoogen. Men ge
ve echter wel acht, bij welk weer men dit
doet. Is het weer nat, of verkeert de grond
in een natten toestand, dan schoffele men
niet. De grond zou daarbij worden vast-
getrapt en de groei der planten zou worden
gestuit. Voor het schoffelen, ter vernieti
ging ook van onkruid, kan een schoffel-
machine uitnemend dienst doen, hiermee
vrerkt men goedkoop en vlug. Het eggen
der aardappelen, dat in sommige streken
gebeurt, achten wij niet doelmatig, dewijl
hierdoor licht stengels worden gekneusd
of gebroken. Beter vinden we, dat dé aard
appels, na het opkomen, direct worden ge
hakt of geschoffeld. Wordt niet aange
aard, maar de vlakcultuur uitgeoefend,
zooals in do Veenkoloniën en Friesland
Tcelal geschiedt, dan moet liet hakken of
schoffelen later 1 of 2 maal herhaald
worden. Over het aanaarden is al heel
wat geschreven. Wij willen er nu alleen
dit van zeggen: op zandgrond werkt het
meestal schadelijk, vooral in droge zomers.
Eu waar het gebeurt, moet het tijdig ge
daan worden: dat is, als do planten zoo
groot zijn als een ontbijtbordje. Bij machi-'
aaal rooien der aardappelen is het aan
aarden noodig, en ook, wanneer men met
een vork of schop rooit, gaat dit bij aan
geaarde aardappelen beter.
In den hof. Nu mogen alle koude
en warme planten naar buiten, ook de
palmen; de laatste evenwel bij gunstig
weer. Is dit ongunstig, dan wachte men
nog bever enkele dagen. Maak de bladen
met een spons goed schoon en giet ze af.
Palmen zijn prachtige kas- en gazon-
planton. Brengt men bloemen uit den pot
in den vollen rrond over, dan make men
la eerst goed nat, ze lijden dan minder.
Zijn de planten uit de kassen, dan is dit
een mooie gelegenheid om de laatste eens
terdege schoon te maken, 't Glaswerk, zoo- T
wel van binnen als van buiten, moet een j
goede beurt hebben; hout- en muurwerk J
eveneens. Bil slaat niet alleen netjes, maar
het komt cok den planten, welke gedu
rende den zomer de kassen versieren (Glo
xinia's, Golensscn, Knolbegonia's c.a.) ten
goede. Dr u i v e n e n p c r z i k e n, die
vroeg zijn aangelegd, en goed verwarmd,
moeten thans verder worden behandeld, d.
w. z. zij moeten worden aangebonden en
van het overtollige hout ontdaan. Bij
warm weer hesproeic of hespui te men de
perziken in do kas, en luchte ze flink, want
tegen warmte kunnen ze niet best.
Wortelen en sla kan men ook nu nog
zaaien, maar men spitte den grond goed
om en make hem goed nat. Dan niet di
rect zaaien, maar een dag laten liggen, en
dan na het zaaien een mat er over heen
leggen. Komt het zaad op, dan de mat
wegnemen en nogmaals gieten, 't Spreekt
vanzelf, dat deze zorg op lagen, zwaren
grond niet noodig is. Hebt gij jonge
a s p e r g e-bedden, houdt dan nu met
steken op, het volveud jaar zijn dan de
planten sterker. Op de oudere bedden kan
men nog wel een paar weken doorgaan. 24
Juni is do datum, waarop men den rust
tijd doet aanvangen; wat verder opkomt,
laat men doorgroeien. Ging men nog döor,
dan zou men de planten als 't ware
„doodsteken", en zou men ieder jaar
minder krijgen.
-S H B S-
Het water.
b. Oppervlaktewater.
Zooals wij verleden week zagen, zijn er
drie methoden cm drinkwater te verkrij
gen nl.:
a) uit direct opgevangen regenwater (be
waard in putten, etc.);
b) uit oppervlaktewater (beken, rivieren,
meren, moerassen);
c) uit grondwater.
Het oppervlaktewater diende en dient
nog voor do behoefte voor water van vele
steden. Londen, Hamburg, Parijs, Rotter
dam, Petersburg, Moskou, Calcutta, ont-
leenen hun water geheel of gedeeltelijk aan
rivieren.
Glasgow en Chicago hebben hun water
uit een meer. In ons land is dat ook het
èevSl met Leeuwarden en Groningen.
Amsterdam verzamelt het benoodigdo
water wel voor een <leel uit diep-boringen.
(Laren en diepe pijpbronnen in de duinen)
doch voor een groot deel uit oppervlakte
water nl. uit do Vecht en uit de gegraven
duinkanalen.
Het voordeel van oppervlaktewater
is de groote en regelmatige^ toevoer. Het
nadeel is de verontreiniging door de
schipperij en (vooral bij rivieren) door de
hoogerop gelegen steden. Filtreeren is dus
gewenseht. Water uit groote diepe meren is
zeer zuiver en behoeft niet gefiltreerd te
worden.
Bivierwater is, vooral in sommige jaar
getijden, zeer troebel hetgeen veroorzaakt
wordt door meegevoerde kleideeltjes. Om
bet water hiervan in het groot te ontdoen
Worden bij rivierwaterleidingen gebruikt
zandfilters, het eerst toegepast te
Lenden in 1829. Te Rotterdam waar de
waterleiding in 1874 geopend werd is deze
methode ook in gebruik. Ook duinwaterlei
dingen zooals te Amsterdam en Alkmaar
filtreeren langzaam door zand.
Een groot aantal steden met rivierwater-
leidingen klaren eerst het water door
bezinking, zoo te Eotterdam waar het
water eerst geklaard en daarna gefiltreerd
wordt. Dat klaren bestaat in het bewaren
van het ruwe rivierwater in bassins om
de zwevende deelen te laten afzetten en
daardoor de filters minder te belasten.
Het klaren kan bespoedigd worden doer
toevoegen van scheikundige verbindingen
als aluin, kalkwater, etc.
In Noord-Amerika gebruikt men, om wa
ter uit meren en bassins geschikt te maken
voor drinkwater, kopersulfaat (1.5 mgr. per
liter) om het aldus te bevrijden van de we
lige algengroei.
Zandfiltratie geschiedt in groote
filters die zoo gebouwd moeten zijn, dat
geen grond- of zakwater kan binnendrin
gen.
Het water dringt eerst door een laag
zand (pl.m. 1 Meter) dan door fijn kiezel,
grof kiezel, groote steenen om eindelijk af
te vloeien in gangen van op elkander ge
stapelde baksteenen.
Goede filtratie moet beantwoorden aan
drie voorwaarden nl.langzaamheid
gelijkmatigheid en regelma
tigheid.
Hoe langzamer men filtreert des te
groo-ter oppervlakte heeft men noodig. In
1860 rekende men op 3.6 kubieke Meter wa
ter op 1 vierkante Meter filteroppervlakte
per dag.
Later is als eisch gesteld (Berlijn en
Warschau) 2.4 M3 per M2 er dag. Weet men
dus de benoodigde hoeveelheid water dan
kan men hieruit het benoodigde filteropper
vlak berekenen.
Onder gel ij k matigheid van een
filter wordt verstaan dat ieder deel van
de filteroppervlakt-e in de tijdseenheid een
•gelijk quantum water doorlaat, d. w. z. dus
dat do filterlaag overal even dik is.
Onder regelmatigheid .wordt ver
staan als op alle uren van den dag een ae-
'lijke hoeveelheid water door het filter
•loopt. Tijdens het filterproces geraken de
poriënkanalen verstopt, laten dus minder
water door. Deze meerdere weerstand kan
men compenseei-en door stijging van de
waterzuil boven de filteroppervlakte door
z.g. filterregulateurcn. Omtrent het filter
proces heeft men pas sinds 1874 goede in
zichten gekregen.
Voor dien tijd dacht men lat die. tus-
schenruimten tusschen de zandkorrels zoo
wijd zijn dat de kleine levende wezens, zoo-
als bacteriën, er niet werden tegengehou
den. In 1874 ontdekte Harting, een Neder
lander, dat zich na korten tijd aan do op
pervlakte van het zandfilter een algen-
laagje gevormd had en dat hierdoor de
kleinste deeltjes worden tegengehouden en
het water goed gezuiverd werd. Wij weten
thans dat deze reiniging niet door een
mechanisch tegenhouden van bacteriën
wordt veroorzaakt, maar door vernietiging
deze organismen door z.g. protozoën
d. w. z. kleine wezens die zich met bacte
riën voeden.
Thans is hierdoor verklaard waarom een
nieuw, of kort geleden vernieuwd filter een
slecht filtraar geeft en na enkele dagen een
goed. Gefiltreerd rivierwater aldus geschikt
gemaakt voor drinkwater in het groot moet
echter onder geregelde bacteriologische
controle bliiven staan, zooals die dan ook
geschiedt bij het Maaswater te Rotterdam.
In Amerika wordt sinds 1882 veel toe
gepast de z. g. snelfiltratie door
toevoeging van aluminiumsulfaat bij het
te reinigen water, waardoor een vlokkig
neerslag ontstaat die alle onreinheid zou
Het water wordt daarna door een spé
ciale snelfilter geleid waardoor een filter
snelheid 40 h, 50 maal grooter zou bereikt
worden dan hij de Europeesche zandfilters.
De resultaten schijnen echter niet zoo ge
heel betrouwbaar te zijn.
De zandfilters voor het reinigen van
rivierwater hebben niet een onbepaalde n
duur. Zij moeten af en toe vernieuwd wor
den. Deze duur d. w. z. het tijdperk vcr-
loopende tusschen het in gebruik nemen
van het filter en de buiten gebruikstelling
is onregelmatig. Te Eotterdam in 1907:
582 dagen, te Leiduin 4117 dagen.
Wordt rivierwater goed gefiltreerd dan
levert het geen bezwaren op. Soms is het
Wat minder helder door zeer kleine klei
deeltjes of is het ietwat duf, als na groote
Warmte, algen op de filters zijn gestorven".
Een .volgenden keer iets over grondwater.
W. W.
OUD-HOLLANDSCKE W.IJSHEID.
Slaept ghij, of waeckt ghii boven maet,
De kunst die schat het beide quaet.
Die spijse geeft een siecken vrient
Die ma-er gesonde lieden dient,
Doet hinder aan den siecken man
Daer hij een kloccken haten kan.
Wordt yemant sieck, of krvght hij pijn,
Eerst God, en dan de medicijn.
Idem.
Zijn naam in de kranf.
Randolph Harrington Dukos zat op do
stoep voos zijn huis met een krant op zijn
knieën en trok een gezicht alsof er een
idee in hem rijpte.
„Dat heb ik nog nooit gehoord," dacht
hij, „dat de naam van zoo'n kleinen jon
gen gedrukt in de krant komt te staan."
Nog eens las hij het verbazingwekkend»
bericht: Clarence Raleigh, de zoon van den
heer en mevrouw William F. Raleigh,
bood bij gelegenheid van zijn achtsten
verjaardag aan zeven kameraadjes te zij
nen huize North Elmstreet een feestje
aan. Heerlijke ververschingen werden op
gediend. Naar de jongelui meedeelen heb
ben ze zich kostelijk geamuseerd.
Ranny raakte er geheel door van
streek. Clarence Raleigh had hem nooit
zoo'n bijzondere jongen geleken; worste
len kon hij heel slecht; hij was de lieve
ling van den onderwijzer en zomers droeg
hij schoenen. En nu was hij plotseling
beroemd geworden.
In de „Evening Bulletin" stond natuur
lijk veel, dat zonde was van het papier,
dat er voor gebruikt werd, nonsens over
politiek, oorlog, rechtszaken, handelsbe
richten, allemaal, dikke woorden, maar cl»
rubriek „personaliën", die was belang
wekkend, er waren verschillende middelen
om je naam in deze rubriek gedrukt te
krijgen. Clarence met zijn zeven kame
raadjes en zijn heerlijke ververschingen
had er wel een weg op gevonden. De heer
en mevrouw Wheelock stonden er in, om
dat ze papa en mama geworden waren. Bij
H. H. Adams was een brandje geweest,
en daarom werd zijn naam vermeld; de
naam van mevrouw James Barton stond
er in omdat ze ernstig ziek was.
Maar de groote heerbaan naar publi
citeit leidde over het station. Op één dag
was vermeld: Mevrouw George Frazer met
haar zoontje gingen vrienden in Marion
bezoeken; James H. Hight ging voor za-r
ken naar Cincinnati. Mevrouw die en dio
giijg haar dochter hezoekc-n.
Als ik mijn naam in de krant wil heb
ben, zei Ranny tot zich zelf, moet ik mot'
den trein ergens heen gaan.
Stilletjes sloop hij naar het station, om
den trein van 11.23 te zien.
Op het perron was het knapjes warm
en daarom ging hij staan in de breed»
schaduw van een dame. Dadelijk kwam
een jóngmensch aanloopen die met een
potlood op een bloknoot tikte.
„Op reis, Mevrouw Thompson?" vroeg
hij haar.
„Ja," antwoordde de dame en voegde
er een beetje beschaamd aan toe: „maar
ik geloof niet dat het noodig is, dat u
het in de krant zet."
Deze slanke jonge man Ranny hor-
kende hem als Rawlins uit de drukkerij,
ging van groep tot groep, vragende en
aanteekeningen makende.
Ranny was zoo verdiept in alles, dat
hij naast den krantenman ging staan, di»
EIND GOED. AL GOED!
XII.
Ik geloof, dat het bezoek Ons geldt Ma-
rietje! Men klopt hiev op onze deur. Ga
eens kijken kind en doe eens open!
Ja moeder! Marie.tje veegt d'r handen
ichoon aan den blauwen handdoek, die
jan het kraantje der waterleiding hangt
en gaat daarna fluks naar de deur en
daar staat voor baar „een dame die ze
nooit voor dezen zag."
Dag kind! Ben ik hier terecht bij Marie-
tjo van Baarle?
Ja Mevrouw, dat ben ik zelf. Komt u
binnen! Moeder zit daar bij de kachel;5
lij is ziek. Neemt u plaats
Marietje zet naast moeder een, stoel,
Waarop de dame gaat zitten, nadat ze al
lervriendelijkst de zieke de hand gegeven
)ecft.
Wat verschaft ons het genoegen u bij
5n8 te zien, zegt vrouw van Baarle met
Enigszins zwakke stem, maar met een ac
cent, dat duidelijk te kennen gaf, dat ze
«elerc dagen gekend had en in een andere
lingering was grootgebracht.
Mevrouw dio dergelijke gevallen vaker
«ij de hand hadgehad, bij zoogenaamde
luisarmen; die zoo laag mogelijk uit eer-
jevoel en schaamte hun armoede dragen
K>t de bittere ellende tot spreken dwingt,
heeft dadelijk aan tal van bijzonderheden
in kleinigheden in het armoedige maar
jropere vertrekje opgemêi kt, dat hier de
armoede zachtkens aan had postgevat en
dat vrouw van Baarle woleer in beter doen
*as geweest, dat haar armoede van thans
log nijpender en ellendiger maakte. Wie
io weelde nooit gekend heeft, vindt a-rm-
"djn, niet zoo schrijnend en zwaar, als hij,
lie aan lager wal geraakt is. En wie arm
wordt, buiten eigen schuld, is dubbel be
klagenswaard en dient dubbel geholpen te
Worden. Er zijn van die gtumperds in het
*ren, die alles tegenloopt; die het noodlot
*is 't ware op dë hielen zit; er zijn men-
*Hcn, die trots goeden wil, trots inspan
ning vaak, toch niet kunnen klimmen op
Jo maatsehappelijken ladder en deze zijn
set, die in stilte dragen het leed hunner
Innocde en verval tot den nood ten top
|ostegen is en ten einde raad de hand moe-
«n uitsteken om ondersteuning en levens
onderhoud. Het waren deze gedachten, die
fitsten door het hoofd van Mevrouw Wag-
Aer, terwijl zich het volgende gesprek ont
spon.
Nu zal ik u eens gauw gaan vortellenl
[fouwtjo, wat het.doel van mijn komst is.
moet eerst verschooning vragen, dat ik
*oo maar zonder meer bij u kem binnen
gevallen, zonder u eerst op mijn, bezoek te
«bben, voorbereid.
Eerstens dan, kom ik u mijn compliment
maken over uw dochtertje, dat ze zonder
eerst naar u toe te komen, de tasch die ze
gevonden had, aan de politie ter hand
stelde en tweedens kem ik haar mijn
dankbaarheid betuigen, omdat ik mijn
tasch door haar eerlijkheid heb terugge
kregen.
Marietje had zich uit eerbied voor die
vreemde dame stilletjes verwijderd en was
in het kleine keukentje het een en ander
aan 't opruimen, maar.... en wie zal haar
dat ten kwade duiden zi] was niet zoo
ijverig bezig of ze hoorde woord voor
woord wat de dame zei en dacht aan haar
droom van dien nacht en vond het nu al
heel gewoon, dat stellig en vast een klein
Sinterklaascadeautje nu wel voor haar vol
gen zou.
Dat af en toe in den loop van het ge
sprek tusschen de twee binnenzit tenden
het hartje van de kleine zus sneller klopte
en zij onwillekeurig een kleur kreeg als
haar moeder met lof van haar sprak,
spreekt van zelf.
Maar laten we Marietje in d'r eentje
haar werk doen en tegelijk haar oortje
spitsen dat haar geen woord ontgaat, van
't geen daar naast gesproken wordt.
Ja Mevrouw, maar, wat Marietje deed,
was niet anders dan haar plicht, haar dure
plicht. En die plicht sluit dankbaarheid
uit, al doet ons een woord van waardee
ring nog zoo goed.
Ik vind het zoo prettig dit woord van
u te hooren; hot doet mijn moederhart
zoo goed, dat de kleine meid mijn lessen
zoo ter harte neemt. Wat bleef ons arme
menschen nog over, wanneer de eer en de
goede naam weg was. Neen, Mevrouw, ik
verwachtte van Marietje niet anders, dan
wat zij deed en ik geef u de verzekering,
dat, als zo met het gevondene had durven
thuis te komen in plaats van het aan de
politie af te geven, dat ik haar een onge
makkelijk standjo zou gemaakt hebben en
haar onmiddellijk de straat had opge
stuurd om het gevondene te brengen,
waar het thuis hoorde.
Het doet me pleizier, dit van u te hoo
ren vrouwtje. U geeft uw kind een 'goede
opvoeding. En naar 't geen ik van u hoor,
verwondert het mo niet, dat uw dochtertje
braaf opgroeit: zoo moeder, zoo dochter
en ik voorspel u, dat u van uw. kind
pleizier zu.lt beleven.
De Redacteur.
- (Wordt vervolgd.)
D IKK IE (foei!)
Wijze: O, die Nel! -
•Zusje zat zoo fijn te speten:
Te spelen in haar rek;
De voetjes door de tralies, -
En tikten, op Diks bek!
Zoo'n tikje deed hem toch niet zeer
Fijn geurde zelfs het zachte leer
Yan 't schoentje. En het heele spel
Beviel hem dan ook Wonderwel.
Plots gaan z'n witte tandjes
In 't puntje van zusjes teen.
Eén ruk! en uit was 't schoentje,
Daar loopt Dik trots mee heen.
Wat denkt ge, dat hij nu zou doen.
Met zool en neus en riem van den
[kleinen schoen
Waarmee zoo juist nog zusje kroop?
Hij kluift hem af tot aan den
[knoop
Moesje zette booze oogen
Greep zweep en Dikkiebeest;
„Schoentjes zijn nooit van mijn leven
Voor je ontbijt bestemd geweest."
„Hij heeft den „knoop" niet ingeslikt"
Pleit Paultje nu heel erg verschrikt.
Koop daaraan maar een nieuwen
[schoen:
TJ mag 't wel uit „mijn" spaarpot
[doenl"
Goud-Elsje.
MIJN MOEDER.
Als ik terugblik in 't verleden,
En ik haal mij voor den geest
Het heele leven tot op heden,
Dan is er één, waarvan ik hield *t
Dan staat dat beeld voor mijne oogen,
Helder, klaar als de werkelijkheid,
En dan ziet zij uit den hooge
Weer neer op mij, als in vroeger tijd.
Die ééne? Gij hebt het vast geraden,,
Want elk onzer heeft dien blik
Als zijn oogen niet kunnen staren
I-n moeders oogen, zooals ik.
Wie zijn moeder mist op aarde,
Als de grootste, kost'bre schat,
Vindt geen woorden meer naar waard©
Om te roemen haar levenspad.
Moeder leerde ik het eerste kennen^
Zij sprak tot mij in hare taal,
En die taal klonk in de ooren.
Waar geen muziek het nog bij haaü"
Moeders stem viel in mijn zieltje
En wekte daar de levensvreugd,
En zoo trilt daar nog die snare
Door haar stem als 't grootst geneugt'.
Moeder leerde mij ook loopen,
Aan haar hand zoo zacht en teer.
En zij stond mij dan ter zijde,
Als ik struikelde weleer.
Zij was steeds de goede Genius,
Die rozen strooide op mijn pad
Opdat ik van de scherpe dorens
Zoo weinig mogelijk hinder had.
Moeder sprak mij van den hemel,
En leerde maken mij het kruisj
Vertelde van de boozé geesten,
En van Engeltjes in Gods huis.
•Zij leerde mij van Jezus lijden
En van Jozef, zijn broers en dadh,
En van duizend andre dingen,
Dio mij thans voor den geest weer
[staan.
Moeder was Voor mij de wereld,
Een wereld vol van liefde en geluk.
Zij was een engel van een moeder
Die uitkomst gaf in droef en druk.
Moeder was voor mij het leven.
Een leven schoon, vol harmonie,
En zoo klinkt haar stem ook nu nog,
Als een zoete melodie.
Moeder is thans in den hemel,
Heeft verdiend de gouden kroon,
Voor haar werken hier beneden,
Tot heil en zegen van tiaar zoom
Zoo staat zij in den geest nu voor me:
Vereend met vader, jublend, blij,
En omringd door haar kind'ren,
Geroepen reeds voor mij.
Oom WIM.
CORRESPONDENTIE.
Pirn, Oegstgeest. Wel, kleine
vriend en heb jij dat opstel zelf gemaakt?
Ik vind het heusch niet kwaad en jij zult
vast aan de beurt komen ook. „Zich zelf
gestraft" is heel goed uitgewerkt voor
zoo'n klein ventje als jij bent. En je schuil
naam vind ik heel goed gekozen.
CarlWestermann Leiden.
Flink zoo Carl. „De Nachtegaal" is heel
aardig. Zoodra er plaats is kom jij aan de
beurt. Het doet me pleizier van je te hoo
ren en van do vele andere vrienden, dat je
Dikkie van Goud-Elsje zoo mooi vindt.
Ja vriend, die versjes zijn ook mooi en zijn
wat vers en maat betreft onverbeterlijk.
Vandaag kan je weer je hart eens ophalen.
Ook moet je die van Oom Wim met aan
dacht lezen en jou versjes trachten ook
zoo te maken. Zul je? Dag Carl!
Marietje de Hosson, Haagsche
Schouw. Jij bent een leuke meid. Ik ge
loof dat het versje van De Bloeimaand
niet heelemaal eigen werk is. Heb je mijn
art. over „Spaar de Vogels!" gelezen en
heb je dan ook het versje gezien, dat ik
aan 't slot gaf van Heije. Dag Marietje!
Probeer zelf eens iets moois te leveren. Ik
reken er op, hoor!
Rozenknop, Voorschoten. 1Zoo
mijn vriendinnetje, had jij zoo'n schik met
het boek. Dat geloof ik ook wel. Onze
prijzen zijn altijd mooi. En wat je schuil
naam betreft, daar heb ik niets tegen. In
tegendeel ik vind dien naam zeer pas
send. Maar laat mijn „Rozenknop" dan
ook dikwijls iets van zich laten hooren en
wat de versjes betreft, zou ik je aanra
den bij Goud-Elsje in de leer te gaan. Bij
een versje hooren cenigo regeltjes toege
past te worden, anders is het proza, mijn
kind. Toch om jou pleizier te doen, wil ik
ze allebei plaatsen en. zal ze dan zoo'n
klein beetje in den juisten vorm gieten,
Dat vind je-zeker wel best! Dag! Rozen
knop!
Ella, Oegstgeest. Was dat zoo'n
verrassing voor je, toen je het boek ont
ving? Dat geloof ik Ella en dat je het n
vindt, is geen verrassing voor mij. Ik weet
wel, wat ik mijn lieve vriendinnetjes geef.
En wat de raadsels betreft: stuur er mij
maar eens oen wagon vol, met do antwoor
den er bij liefst, anders kon het wel eens
gebeuren, dat ik ze ook niet kende. En
dan? Dag Ella!
Micp, Leidon. Zoo! vindt jij de
rubriek zoo mooiDat vind ik leuk. En
bewaar jij zoo trouw het groote verhaal en
al de mocie versjes! Dat hoort ook zoo!
Maar maak zelf ook eens wat kindDio
il, kan! Dag Miep! Veel groeri^s aan jo
ouders!
B o r t j e W ij t e n b u r g, L e i d e n.
Wel Bertje, heb jij ook nog eens je kracht
beproefd aan een versje. Dat is flink vare
je en „Ons peesje" laat ik ook afdruk
ken. Je moet maar eens een volgenden" keer
goed uitzien, misschien dat dan jou Pöesjo
je tegenkomt loopen. Dag Bertic. Veel
groetjes thuis vriend!
En nu tenslotte aan tal van ander»
vriendjes en vriendinnetjes, die opstellen
en versjes instuurden mijn dank. Maar
geduld! Alles, wat goed is, wordt ge
plaatst-. En dan wil ik jullio nog zeggen,
dat we begin Juli beginnen met nieuw»
prijsraadsels voor mooie prijzen. Dus
dat belooft wat. Dan hoon ik al mijn
oude -vriendjes met honderd nieuwe er bij,
van de partij te zien.
Dag, jongens!
Do Redacteur.
Oplossingen der raadsels van verleden
Zaterdag.
No. 1: Paddestoel.
No. 2: De letter K.
No. 3: Eigen haar is goud waard.
No. 4: Eigen haar is goud waard.
No. 5: Sleen leen.
Nieuwe raadsels van Miep (niet instu
ren.)
No. 1.
X
X x X
x x X
X x
X
X X x x
x x
x x
X
Zet op Isten en laatsten regel de 14c let
ter van 't A, B, G'.
Op den 2den regel den naam van een
huisdier.
Op den 3den regel dat niet voortgaat.
Op den 4den regel het gevraagde stadje.
Op den 5en regel het tegenovergesteld»
van boven.
Op den 6den regel den naam van oen
boom.
Zoodat de naam van 't stadje ook door
de middelste letter van iederen regel ge
noemd wordt.
No. 2:. Welke munt neemt niemand in
betaling?
No. 3: Ik woon in dorp en bcsch,
Zonder mij is koe noch os.
Ik verblijf ook in het kanon,
Want ik ben midden in een bom.
Wat is dat?
No. 4: Als ge mij slechts noemt, word ik
al door u gebroken. Wie ben ik?
No. 5. Wie heeft altijd een droge neus en
een vet lijf?
No. 6: Mijn geheel is een nuttig man,
di© veel op de heide vertoeft; met 12 let
ters schrijft men mijn naam.
4, 5, 6 is een grappig dier.
6, 8, 11, 12 is een sappige vrucht.
1, 2, 3, 4, 5, 9 hebben naaisters en kleer
makers noodig.
Zonder 6, 8, 12, 1 kan geen kindercourant
gedrukt worden.
7, 5, 12, 10 kan niet zacht zijn.
De Red-