Tweede Blad H.1 schei Zqibs testa Vrijdag 8 luns 1923 ffiBHNERLAëakS Vragen van Kamerleden. De Staaft als rijwielagent. Hcfc antwoord ran den Minister van Wa- „orstaat, ten vervolge op de beantwoording van vragen van den heer Staalman be treffende dc door het Staatsbedrijf van de p., T. en T. voor zijn vast aangestelde ambtenaren geopende mogelijkheid zich ■op bepaalüo voorwaarden rijwielen aan te schaffen, luidt: Inderdaad is in de Commissie van Over leg voor het Staatsbedrijf van de P., de T. en de wenseh geuit, dat bet bedrijf be middelend zou optreden om zijn ambtena ren in bet bezit te stellen van een deugde lijk rijwiel. Met een der rijwielfabrieken hier te lande is toen oen regeling ter zake getroffen. De uitvoering van de bovenbedoelde re geling heeft niet tot gevolg, dat geldmid delen van het Rijk. daartoe lietzij direct, hetzij indirect worden aangewend, zoodafc het Staatsbedrijf voornoemd als zoodanig zich niet in concurrentie heeft begeven met den rijwielhandel. De desbetreffende regeling werd als volgt vastgesteld. De betrokken fabriek levert do rijwielen rechtstreeks aan den belanghebbende, nadat hij de bestemming op de wijze als is voorgeschreven in een dienstorder, waarvan een exemplaar is ne- dcrgelegd ter griffie, ter inzage van do le den, heeft gedaan. Teneinde klachten te voorkomen, moest worden ver méden, dat kijksgelden werden gebruikt. Immers alleen wanneer gelden voor dit doel aan "s Rijks schatkist werden onttrok ken, zou zoowel van de zijde van particu lieren als van den kant der niet tot het Staatsbedrijf behoorende ambtenaren met recht gesproken kunnen worden van be voordeeling. Daarom geschiedt do betaling door een bankinstelling. De door do rijwiclfabriek in rekening gebrachte prijzen worden verhoogd met een zeker bedrag wegens rente, aan voren bedoelde bank verschuldigd. De regeling komt dus feitelijk daarop neer, dat de ambtenaren geld lcenen van een bank en dat de administratie uitslui tend op een richtige afbetaling van deze leening toeziet en daarvoor zoo noodig haar bemiddeling verleent, om. doordat de betrokken ambtenaar heeft verklaard er mede in te stemmen, dat, wanneer hij ten aanzien van de betaling in gebreke blijft, het achterstallige op zijn jaarwedde wordt ingehouden. ZW Vaatste is tot heden-met hoöctfg ge weest. Ook de tusschenhandel profiteert van: de verstrekking, aangezien de betrekkelijke rijwiclfabriek voor elk geleverd rijwiel een zeker percentage van de opbrengst aan !ien handel ten goede doet -komen. Opge merkt zij, dat de prijzen zijn vastgesteld op f 97.50 voor een heeren- en f 105 voor damesrijwiel. Registratierecht h ij s c h i j n- verkoop. Op de vragen van den beer Ter Hall betreffende de heffing van registratierecht bij sehiinverkoop van goederen op open bare veilingen; het controleeren van open bare verkoopingen door de ontvangers der registratie en de belastingplichtigheid van buitenlandse he kooplieden, die hier belan de goederen openhaar verkoopen,, ant woordde de Minister van Financiën: De Minister is van meening, dat, wan neer roeronde goederen ten aanhoore van bet publiek in veiling worden toegewezen, xoodat elk aanwezige den indruk moet' brijgen, dat clo goederen inderdaad zijn verkocht, zij in het procc-cs-vertaal der veiling behooren te worden opgenomen, tenzij mocht worden bewezen, niet enkel beweerd, dat er 'n schijnvertooning plaats bad. Het is voor de toepasselijkheid van de art 55 en vlg. der Registratiewet 1917 noodig, dat de toewijzing uitdrukkelijk voor een bepaalden prijs aan een bepaald persoon is geschied. "Wanneer dit niet uit drukkelijk plaats vindt en de verkooper daarentegen den ambtenaar duidelijk maakt, dat wordt opgehouden, is de amb tenaar niet verplicht, het opgehoudene in zijn proces-verbaal op te nemen. Of deze gevallen veelvuldig voorkomen, zoodat van een gebruik kan worden ge sproken,, is den Minister niet bekend. Bij brief van 31 Juli 1922 heeft da Mi nister zijn ambtgenoot van Justitie ver zocht, do notarissen en deurwaarders in kennis te stellen met de hierboven ontwik kelde meening. Uit 't antwoord daar ge geven volgt, dat van den openharen amb tenaar niet kan worden gevorderd, dat hij het ophouden van het geveilde aan het publiek meedeelt. Den ontvangers der registratie is opge dragen te waken voor de richtige nale ving van de Registratiewet 1917 en alzoo ook voor die van de artt. 55 en vlg. dier wet. Welko uitkomsteen dit deel van liuu controle heeft opgeleverd, is den Minister niet met juistheid bekend. Een nadere opdracht is niet noodig. Bij invoer van door buitenlandsche kooplieden ten verkoop naar Nederland go zonden goederen (zoogenaamde consigna tie-zendingen) moeten deze volgens de be staande wettelijke bepalingen worden aan gegeven naar den door de eerste hand in het buitenland voor levering hier to lande te bedingen koopprijs, zonder inbegrip van het invoerrecht. Als controle op de juistheid der aangegeven waarde dienen de laatstbekende koopprijzen van gelijksoor tige goederen, waaromtrent zoo noodig deskundigen geraadpleegd worden. Dc door buitenlandsche kooplieden ge houden veilingen zijn met eenzelfde regis tratierecht belast, als die, door hier te lan de wonende personen gehouden. Voor zoover liet hier te lande ia 't open baar verkoopen van koopmansgoederen door buitenlandscho kooplieden als uitoefe ning van Ti beroep of bedrijf hier te lande, kan worden aangemerkt, zijn deze koop lieden ingevolge art. 2 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 aan deze belas ting onderworpen. Kun zuiver inkomen vrordt, behoudens de uitzondering, in art. 24 dor wet gemaakt, berekend volgens de bepalingen, welko gelden ten aanzien van de hier te lande wonende natuurlijke per sonen. Hef strijkgeld. Eon adres aan de EersteKamer Het hoofdbestuur van de Broederschap der Notarissen in Nederland heeft v een adres gericht tr>t de Eerste Kamer der Statcn-Generaal, waarin het zegt met leed wezen ervan kennis te hebben genomen, dat de Tweede Kamer in haar vergade ring van den 2den Mei j.L zonder hoofde lijke stemming heeft aangenomen het „Ontwerp van wet, houdende regeling om trent het dragen der kosten van openbare verpachtingen en het uitloven van premier! bij. openbaxe vorfcoopingen en -verpachtin gen." In het bijzonder is het teleurgesteld, door de intrekking van het amendement ran de hoeren Bikker en Weitkamp. Het hoofdbestuur meent, geheel in over eenstemming met het oordeel der Friesche Maatschappij van Landbouw, dat de z.g. wijnkoop, inzetbod en hooggelden moeten vervallen, doch dat do strijkgelden (ook wel „inzetgelden" genoemd, doch dan in anderen zin dan „inzetbod") stellig moe ten worden gehandhaafd. Het strijkgeld, een eeuwenoud gebruik, is een onmisbaar correctief tegen de com binatie van gegadigden om te zwijgen. Het strijkgeld strekt niet zoozeer om den koopprijs kunstmatig op te drijven, maai' veeleer om het object bij den inzet op prijs to brengen. De inzet is a. h. w. de openbare taxatie, waarvoor het strijk geld de belooning is. Die openbare taxatie zou niet tot stand komen, wanneer het publiek geen enkel motief meer zou heb ben om tot haar mede te werken. Bovendien zijn op de zitting niet altijd aanwezig de eigenlijke gegadigden. In dat geval zal de prijs niet gelijk zijn aan de werkelijke waarde van het goed. Het eenige middel, dat den verkooper in een dergelijk geval ten dienst staat, om het verlies door een .te lagen verkoopprijs te te ontgaan, is „ophouden". Bij gedwongen verkoop kan echter ook dit middel niet baten. De aanwezigheid van strijkgeïders brengt in oen dergelijk geval den prijs op dé werkelijke verkoop waarde vafl het goed. Ook moet niet worden vergelen, dat in ons land enkele milliardén guldens belegd zijn in hypothecaire vorderingen, wier waarde gedekt wordt door de executabili- teit van de verbonden vaste goe deren en die executabiliteit mag zeker niet in gevaar worden ge bracht door bet geven van wettelijke voor schriften, die het welslagen der openbare 1 verkoopingen zouden verijdelen of in ge vaar brengen, vooral in tijden van malaise. Dat ook de fiscus nadeel lijdt door ver koopingen beneden de werkelijke waarde van eenig goed, behoeft nauwelijks betoog. Het hoofdbestuur dringt er ten slotte met den meesten nadruk op aan, dat de Eerste Kamer het onderhavige wetsont werp zal verwerpen. Geen tram naar ds Heïlig-Landsfichfing. B. en "YV. van Nijmegen hebben den ge meenteraad voorgesteld vooralsnog niet over te gaan tot het aanleggen van een tramlijn naar de terreinen van de Heilig- Landstichting. De onderhandelingen in zake den aanleg van een zijlij at jo van de gemeentetram naar het Hengstdal en van een zijlijn van den Maaa-Duuv,spoorweg naar genoemde stichting, 'nebben niet tot eenig resultaat geleid. Daarna is de mo gelijkheid onderzocht van een eletrisehq tramlijn Station Groesbeekseheweg H.-Landstichting, doch bet tekort op de exploitatie daarvan wordt geraamd op een jaarlijksch bedrag van f35.20C. B. en W. achten zich niet verantwoord er toe mede te werken het grootc tekort, dat het trambedrijf reeds nu elk jaar oplevert, met genoemd bedrag te verhoogen. Uit hei Sfukarioorsbedrijf. In een te Utrecht gehouden vergadering van het hoofdbestuur van den Nederl. sStukadoorspatrocnshond is kennis geno men van een brief van de besturen van den Nederl. en den Il.-K Stukadoorsbond waarin medegedeeld wordt, dat de gezel len de voorgestelde arbitrage over de ta rieven aanvaarden. Er zal in gemeenten, waar in de bouw bedrijven als regel een 48-urige werkweek is ingevoerd, door dc stukadoorsgezellen 48 uur gewerkt worden. RECHTZAKEN HET TAPVERBOD VOOR DE HAAGSCHE RECHTBANK. Voor de Haagsche rechtbank, welko werd gepresideerd door mr. Van Rhede van der Kloot, is gistermiddag, zooals we nog juist voor het ter perse gaan van ons blad gisteren in het kort konden vermel den, in hooger beroep behandeld de zaak tegen M. K., die onlangs voor het Kan tongerecht te Leiden heeft terecht gestaan wegens overtreding van het tapverhod. Hem was toen primair ten laste gelegd, dat hij den ISden Maart 1923, des namid dags te "Kwart*wööi- tr fect café „Zomer- lust", sterken drank ter. beschikking van een zijner bedienden heeft gesteld; subsi diair was ten laste gelegd, dat hij heeft toegelaten, dat sterke drank in de vergun- ningslocaliteit werd gebruikt Het primaire ten laste gelegde is strafbaar gesteld in art. 3 B sub a der verordening op de vergunnings- en verloflocaliteiten, het sub sidiair ten laste gelegde bij art. 3 B sub b. Beklaagde erkende het subsidiair ten laste gelegde. Hij zeide toegelaten te heb ben, dat zijn bediende een borrel nam. Er was met do politie afgesproken, dat deze op hetzelfde oogenblik binnen zou komen, ten einde bedoelde overtreding te consta- teeren en proces-verbaal op te maken, want het was beklaagde om een princi- pieele beslissing te doen. Hierna werd gehoord de verbalisant, do agent van politie Van Veen. Deze ver klaarde, dat er inderdaad een afspraak tnsschen beklaagde en de politie bestond. Op het oogenblik, dat de bediende den borrel nuttigde, is hij dan ook binnenge komen en heeft proces-verbaal opgemaakt. De president merkte op, dat dit dan een proces-verbaal was, in allen vrede en eensgezindheid opgemaakt. Hierna, was het woord aaü den substi tuut-officier van justitie, mr. Hermans, tot het nemen van zijn requisitoir. Hij zeide, dat het hier gaat over do vraag, of in ar tikel 3 B de alinea's a, b en c een ondeel bare wilsuiting van den gemeenteraad zijn of dat a, b en c deelbare, zelfstandige wilsuitingen zijn, geheel los van elkander. Spreker helde over tot de laatste opvat ting. Vond de eerste opvatting toepassing, dan zou, gezien dat hij het sub a genoem de niet verbindend acht, hij niet-bindhaar- heid van de gansche verordening moeten vragen. Nu echter, volgens zijn meening a en b een deelbare wilsuiting zijn, is sub a der verordening niet-bindend, doch wel sub b, het subsidiair ten laste gelegde. Mitsdien vroeg de officier vernietiging van het vonnis van den waarnemenden Leid- schen kantonrechter, ontslag van rechts vervolging voor wat het primair ten laste gelegde betreft en ter zake van het sub sidiair ten laste gelegde beklaagdes ver oordeeling tot f 1 boete subs. 1 dag hech tenis. De officier acht dus de verordening op het tapverbod wel bindend. Dc verdediger, mr. Frenkel» uit Amster dam, ging in den breede de jurisprudentie aangaande het tapverbod na. De Hooge Raad achtte bij arrest van 12 December 1921 het maken van een tapverbod niet in strijd met art. 135 der Gemeentewet. Daarentegen heeft wel de Kroon, gebruik makende van haar toetsingsrecht ia art. 1130 Gemeentewet, tal van tapTfrboden vernietigd, omdat verschillende gemeenten naar het oordeel der Kroon getreden wa ren in wat rijksbelang was, gezien dat deze aangelegenheid is geregeld in art. 7 der Drankwet, met andere woorden, dai deze gemeenten zich door het tapverbod hadden begeven op het gebied van den rijkswetgever. Er was dus schijnbaar een verschil van gevoelen tusschen Regeering en Hoogen Raad. Schijnbaar echter, want in werke lijkheid was het terrein der regeering een andere. Pleiter wijst in dit verband op een conclusie van den advocaat-generaal bij den Hoogen Raad van 26 Juni 1922, te vinden in Nederl. Jurisprudentie 1922, bl. 1049. Het arrest van den H. R. gaf toen aanleiding, dat, toen het Leidsche tapver bod was ingevoerd, de minister van arbeid het niet, zooals tot dusver was geschied, ter vernietiging aan de Kroon wilde voor dragen. In de „Gemeentestem" heeft mr. Breukelman dit toegejuicht Pleiter heeft daar toen een stukje tegen geschreven. Thans is, nu de minister zich op dit standpunt stelt, het toetsingsrecht in deze aangelegenheid geheel gesteld in, handen van den rechter. "Wat nu art. 3 B sub a betreft, bet lijdt geen twijfel of dit is in Strijd met art. 135 der Gemeentewet, omdat het zich niet be perkt tot de vergunningslocaliteiten zelve, maar zelfs kan werken buiten Leiden, als bijv. een vergunninghouder uit "Leiden iemand in Amsterdam een glaasje sterken drank aanbiedt. Het gaat er in dit geval nn om, of a en b afzonderlijke wilsuitingen zijn of samen een ondeelbare wilsuiting vormen. Pleiter maakt duidelijk, dat volgens hem a en b één ondeelbare wilsuiting zijn. Het eene kan niet losgemaakt werden van het an dere, en als dit het geval is, zoodat een deel van de verordening in strijd is met de wet, dan is, zooals de H. R. onlangs met betrekking tot een Haarlemsche zaak heeft uitgemaakt, de geheelö verordening in strijd met de wet en daarom niet bin dend. Pleiter hoopte, dat ook de Rechtbank aldus hierover zou denken en derhalve het vonnis van den waarnemenden kan tonrechter zou bevestigen, in elk geval be klaagde zou ontslaan van rechtsvervolging. De rechtbank zal over 14 dagen uit spraak doen. HOOG MILITAIR GERECHTSHOF. Voor het Hoog Militair Gerechtshof stond in hooger beroep terecht B. S., oud 35 jaar, geboren te Amsterdam, sergeant bij de Verlichtings- en Radiacompagnie van het Regiment Genietroepen, tegen wien de Hoogere Krijgsraad een veroordeeling bad uitgesproken, van drie maanden voor waardelijke gevangenisstraf met een proef tijd van drie jaren en met verlaging tot den stand van soldaat, daar hij als chef van het Militair Radio-station 's-Graven- hage van den Generalen Staf, verschei dene malen van een bankiersfirma een gift heeft a.angenomen om per Rijks-Radio toestel, in strijd met zijn plicht, cijfer telegrammen aan derden over te brengen of die van derden op te vangen, te ont cijferen en ter kennis van genoemde firma te brengen. Mr. Rosenveldt pleitte beklaagde's vrij spraak daar niemand door zyn handelin gen benadeeld is, hem in elk geval hoog-, stens voorwaardelijk te veroordeelen en niet te verlagen. v De advocaat-fiscaal ^requireerde be-' klaagdes onvoorwaardelijke veroordeeling: tot vier maanden gevangenisstraf met ont-1 slag uit den militairen dienst en ontzeg-j ging van de bevoegdheid om bij de ge- wapende macht te dienen. Het Hof zal later uitspraak doen. j UIT DE OMGEVING j>'ALPHEN AAN DEN RIJN. Gemeenteraad. De Raad der gemeente vergaderde grs-i termiddag te 2 uur. Voorz. burgemeester dr. H. J. Lovink. Afwezig de- heer Verdufjn. De vergadering wordt geopend met ge bed, de notulen der vorige vergadering worden onveranderd vastgesteld. Hierna geschiedt mededeeling van de ingekomen stukken, w.o. talrijke door Ged. Staten goedgekeurde raadsbesluiten. Naar aanleiding van een door het raadslid v. d. Linde gestelde vraag be treffende oen woonwagenkamp, antwoor- den B. en W., dat de toestand aan de Bloemhofsfraat ook hun zeer cngewenscht voorkomt. Een ander terrein is nog niet gevonden, doch deze kwestie zal de aan dacht van B. en W. blijven vragen. Naar aanleiding van een vraag van de raadsleden v. d. Linde en v. Dijk of er geen beroep mogelijk is op het besluit van Ged. Staten, waarbij het raadsbesluit tot korting op de pensioensbijdrage van do ambtenaren niet werd goedgekeurd, zeg gen B. en W., dat zij een beroep niet wen schelijk achten. De hoer v. Dijk meent, dat er, hoewel hij er thans nief op aan wil dringen, wel degelijk beroep open staat. Hij zou echter, indien er^werkelijk zulk een pensioenbijdrage noodig is, het salaris willen verhoogen. De voorz. ant woordde in het kort hierop. Naar aanleiding van een vraag van' het raadslid den heer v. d. Linde inzake het openhouden van café's na sluitingstijd, antwoorden B. en W., dat er twee veror deningen zijn. Het eene geeft vergunning aan hotelhouders om hun café's voor rei zigers open te houden, terwijl de andera verordening bepalingen bevat voor uit voeringen, enz. Ingekomen is een voorstel van liet raadslid A. Noomen, tot wijziging van de verordening op de schoolgeldheffing en die der 'heffing van 50 op de vermogensbe lasting. Dit voorstel wordt gerenvoyeerd naar B. en "W. om praeadvies. Een verzoek van de Ver. tot bestrijding der tuberculose om een subsidie van f 1500 wordt gerenvoyeerd. naar B. ca "W. om prae-advies. Idem een verzoek van le i.'J. dor Holt* Mij. van Landbouw om een subsidie van f 157.50 voor een herstel-, knip- oiv naai cursus. Hierna is de agenda aarTcfe'orde. 1. Voorstel van B. en W., om afwijzend te beschikken op hèt adres van J. van Zwieten Jr., óm dispensatie van het be paalde bij de artt 43 sub b en 45 van de Bouw- en "Woningverordening. De heer den Hertog zegt, dat het hem zon spijten, dat door éen angstvallige bou ding van B. en W. of den Raad de bouw van woningen zou tegengegaan worden. Hij weet niet wanneer de bouw- en wo- ningverordening is samengesteld, doch hij vraagt zich af, of de tijd niet gekomen is, dat deze verordening worde herzien, om meer gelegenheid tot bouwen van burger- woningen te scheppen. De heer v. ct Linde is het hiermede niet eens. Er zijn in den laatsten tijd ver scheidene gebouwen "in* de gemeente ver rezen, die het aspect der gemeente zeker niet verhoogen. Spr. wil B. en W. in over weging geven, dat zij toezien, dat de to bouwen huizen niet alleen voldoen aan de eischen van welstand, doch ook die van schoonheid. De Voorz. zegt, dat B. en W. zich, al vorens prae-advies uit te brengen, eerst Ier plaatse hebben Overtuigd van hel gr en er gebouwd zou worden. Overeenkom- stig het advies van den Gemeente-archi tect mecnen B. c-n W. echter aan dit ver zoek niet te mo°rn voldoen FSUU.1.ETOM Een Baron-Bandiet. (Naar het Duitsch.) 61) Aaar aanleiding der openbaringen, die ge •toj tiaar straks gedaan hebt kan Bella, in dien er geen rechtsgeldig testament bestaat bet gelieele vermogen haars vaders eischen u slechts een rente nitkeeren en voor zoover ik het karakter van het meisje heb leeren kennen, is zij in staat, het te doen. Met welk een taaie eigenzinnigheid houdt vast aan de bewering, dat de schilder onschuldig is. Dat Iaat zich ook verklaren antwoord- mevrouw Blöte op schertsenden toon. 'i loerde het jonge mcnsch te Luzern ken ■jon, en ik moest mij zeer bedriegen, in dien Ik begrijp u zeide hij toen zij toeeg. Wel raten wij dit paar gelukkig "hlen, het zal ons daarvoor bijzonder plicht zijn. Geduld, waarde vriend, alles moet *>m tijd hebben; laten wij afwachten hoe "o £iak zich ontwikkelen zal. Naar ik hoop 3 u de argwaan togen hom verdwijnen; Uns inziens moest de schrijver van dien "OOniemen brief reeds daarom gearres- worden. h0ros glimlach was van zijn lippen ver renen, ■"--higenlijk ja, zeide hij, maar het hemd I £pr r ^an cIe 1-ok. Zullen wij zeiven het t j/oen ontstaan dat die man den in- ODn u kfisveri ter terechtzitting aan dc baarheid prijs geeft? Het kan zijn, dat de schilder daardoor gebaat is, maar voor n kon het slechts eene compromittee- rende uitwerking te weer brengen. Dat mag niet geschieden. Men mag zich dus tegenover dien man niet tot stappen laten verleiden, die men later betreuren zou. Zoodra wij de vol ledige waarheid vemomc-n hebben, kunnen wij immers den schilder er mede in kennis stellen; hij moet daarmede tevreden zijn, en hij zal dit ook wel, daar er geen arg waan meer op hem zal rusten. Ik verzoek u lieve Marie, dit alles aan mij over to laten; uwe eer is immers ook de mi ine: gij kunt u dus overtuigd houden, dat ik haar zal handhaven en verdedigen. Dat weet ik, antwoordde zij hem de hand drukkende, en een betooverende blik trof hom uit de donkere oogen, ik moest mij immers ook geheel en alleen op u ver laten. Breng mij de papieren, August, op dat ik weder rust vindc. Dat is alles wat ik voor liet oogenblik verlang. 5 Wellicht reeds vanavond. 1Hoe eer ik ze ontvang, hoe meer ik u dankbaar zal zijn. En mag ik onze verloving openbaar maken? Waarom verlangt gij dit? Ter wille der benijders, die nog altijd niet willen gelooven, dat ik dit glansrijk doel ooit bereiken zal. Mijn voorwaarde is nog niet vervuld, zeide zij lachend; zijn de papieren in uwe handen, dan leunt gij naar goedvinden handelen. Gij keurt dus alles goed? Ja, beste vriend. En nog één zaak, liefste. Gij hebt mij dit uur gelukkig gemaakt, dit geeft mij den moed u ook om bet geluk van een ander te verzoeken. Gij zoekt een koetsier en bij mij was .iemand die juist naar eene be trekking zoekt. Hoe heet hij, vroeg zij ijlings. Schmallfuss. Die man kwam al bij mij; maar hij bevalt mij niet. Zijn uiterlijk was zeker niet aanbe velenswaardig, maar hij heeft in den laat sten tijd tegenspoed ge Nad en geene be trekking kunnen vinden Hij heeft vele jaren den adel gediend. Ik kende den man reeds, toen hij nog koetsier in Silezië was Hij was in dienst bij een mijner beste vrienden, een graaf, en deze is steeds bij zonder tevreden over hem geweest. Dus is het uw wensch, dat ik hem in mijn dienst neem. Ik heb hem mijne bescherming be loofd, antwoordde hij onverschillig, ter wijl hij opstond om afscheid te nemen. Ik zou dit niet gedaan hebben, wanneer ik niet dacht voor hem te kunnen borg blijven. Kunt gij dit, dan is het goed, zeide zij, hij zal de betrekking hebben, wanneer hij vroeg genoeg komt om er zich nog maals voor aan te melden. Zij reikte hem de hand, maar daarmede was hij niet tevreden; hij omhelsde en kuste haar. hetzelfde oogenblik verscheen Bella op den drempel der kamer. Mevrouw Blöte behield haar gewone kalmte. Mijn verloofde, zeide zij op een toon, die wellicht ernstiger klonk, dan zij het beoogde; ik vertrouw dat gij hem met die achting zult bejegenen, dien gij den loe- komsligen echtgenoot uwer moeder schul dig zijt. Born zeide niets; hij stelde zich tevreden met eene buiging en spoedde zich heen. Dat is alles zeer schielijk gegaan, ant woordde Bella, en den toon, waarop zij dit zeide, lag een bitter verwijt. Gisteren koesterdet gij nog twijfel, dat gij tot dien stap zoudt besluiten, en reeds heden is het een uitgemaakte zaak. 1 Wilt gij mij daarvan een verwilt maken? vroeg hare moeder. Neen, mama, gij moet zelve weten, wat gij doen en laten moogt; ik vrees maar, dat het n spijten zal, dat gij aan mijne waarschuwing niet meer gehoor hebt ge schonken. Gij kent deze verhouding niet; gij oordeelt dus naar uw begrip, antwoordde mevrouw Blöte, eenigszins wrevelig. Ik heb juist thans behoefte aan een vriend, aan een man, die voor mijne bedreigde eer optreedt. Gij zult u herinneren, dat ik zeide, dat in het mij ontvreemde kistje papieren van ..buitengewoon belang waren, wier openbaarmaking mij groote onaange naamheden kon berokkenen. Nu word ik daarmede bedreigd; de papieren bevinden zich in handen van een man, die zeer goed weet, welke waarde zij bezitten. En die man is de dief, riep Bella. Hij moet gearresteerd worden. Kom, blijf bedaard. Ocrdeelen kun nen wij eerst dan, wanneer wij volkomen zekerheid hebben, en deze zal mijnheer Born ons verschaffen.Lees dien anoniemen brief, en ge zult moeten erkennen, dat wij heden meer dan ooit aan een vriend be hoefte Rebben. Met verbazing had Bella den brief ge lezen; zij schudde het hoofd, als wilde zij te kennen geven dat zij den inhoud niet begreep, en hare moeder scheen ook niet genegen haar volledige opheldering Ie ver schaffen. Mevrouw Blote herhaalde dat de open baarmaking van die brieven haar grooto onaangenaamheden betrof, die niet ieder een; vernemen mocht, aangelegenheden, die misschien later eens ter sprake ge bracht kon worden. Om die reden ook mocht men de justi tie niet met de zaak belasten, daar in dat geval de brieven in handen van het ge recht zouden vallen, dat op zijn beurt eveneens een noodlottig gebruik daarvan, maken kon. Men was daarom den huis vriend giooten dank verschuldigd, wan neer het hem gelukte zich van de panieren te verzekeren en bij had beloofd niets on beproefd te laten om dit te bereiken. En moet de man, die deze brieven be zit, ook niet het gestolen kistje hebben? vroeg Bella, teem haar moeder zweeg. Is hel niet erg vreemd, dat mijnheer Bom. Wat Bom in deze aangelegenheid voornemens is te doen, heeft hij rijpelijk j met mij overlegd, viel mevrouw Blofo haar in de rede, op een toon, die geen verdere j tegenspraak scheen to dulden. En van den schilder was nahmrlijk: j geen sprake. -• v Het aJIeréerst móeten wij asn .h,3 j zeiven denken; zoodra het geschieden kan, zal de schilder verwittigd worden, dat den waren dief ontdekt heeft. (Wordt vervolgd.'^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3