Tweede Blad
H.1
schei
Zqibs
testa
Vrijdag 8 luns 1923
ffiBHNERLAëakS
Vragen van Kamerleden.
De Staaft als rijwielagent.
Hcfc antwoord ran den Minister van Wa-
„orstaat, ten vervolge op de beantwoording
van vragen van den heer Staalman be
treffende dc door het Staatsbedrijf van de
p., T. en T. voor zijn vast aangestelde
ambtenaren geopende mogelijkheid zich
■op bepaalüo voorwaarden rijwielen aan te
schaffen, luidt:
Inderdaad is in de Commissie van Over
leg voor het Staatsbedrijf van de P., de T.
en de wenseh geuit, dat bet bedrijf be
middelend zou optreden om zijn ambtena
ren in bet bezit te stellen van een deugde
lijk rijwiel. Met een der rijwielfabrieken
hier te lande is toen oen regeling ter zake
getroffen.
De uitvoering van de bovenbedoelde re
geling heeft niet tot gevolg, dat geldmid
delen van het Rijk. daartoe lietzij direct,
hetzij indirect worden aangewend, zoodafc
het Staatsbedrijf voornoemd als zoodanig
zich niet in concurrentie heeft begeven
met den rijwielhandel.
De desbetreffende regeling werd als
volgt vastgesteld. De betrokken fabriek
levert do rijwielen rechtstreeks aan den
belanghebbende, nadat hij de bestemming
op de wijze als is voorgeschreven in een
dienstorder, waarvan een exemplaar is ne-
dcrgelegd ter griffie, ter inzage van do le
den, heeft gedaan. Teneinde klachten te
voorkomen, moest worden ver méden, dat
kijksgelden werden gebruikt.
Immers alleen wanneer gelden voor dit
doel aan "s Rijks schatkist werden onttrok
ken, zou zoowel van de zijde van particu
lieren als van den kant der niet tot het
Staatsbedrijf behoorende ambtenaren met
recht gesproken kunnen worden van be
voordeeling. Daarom geschiedt do betaling
door een bankinstelling.
De door do rijwiclfabriek in rekening
gebrachte prijzen worden verhoogd met
een zeker bedrag wegens rente, aan voren
bedoelde bank verschuldigd.
De regeling komt dus feitelijk daarop
neer, dat de ambtenaren geld lcenen van
een bank en dat de administratie uitslui
tend op een richtige afbetaling van deze
leening toeziet en daarvoor zoo noodig
haar bemiddeling verleent, om. doordat de
betrokken ambtenaar heeft verklaard er
mede in te stemmen, dat, wanneer hij ten
aanzien van de betaling in gebreke blijft,
het achterstallige op zijn jaarwedde wordt
ingehouden.
ZW Vaatste is tot heden-met hoöctfg ge
weest.
Ook de tusschenhandel profiteert van: de
verstrekking, aangezien de betrekkelijke
rijwiclfabriek voor elk geleverd rijwiel een
zeker percentage van de opbrengst aan
!ien handel ten goede doet -komen. Opge
merkt zij, dat de prijzen zijn vastgesteld
op f 97.50 voor een heeren- en f 105 voor
damesrijwiel.
Registratierecht h ij s c h i j n-
verkoop.
Op de vragen van den beer Ter Hall
betreffende de heffing van registratierecht
bij sehiinverkoop van goederen op open
bare veilingen; het controleeren van open
bare verkoopingen door de ontvangers der
registratie en de belastingplichtigheid van
buitenlandse he kooplieden, die hier belan
de goederen openhaar verkoopen,, ant
woordde de Minister van Financiën:
De Minister is van meening, dat, wan
neer roeronde goederen ten aanhoore van
bet publiek in veiling worden toegewezen,
xoodat elk aanwezige den indruk moet'
brijgen, dat clo goederen inderdaad zijn
verkocht, zij in het procc-cs-vertaal der
veiling behooren te worden opgenomen,
tenzij mocht worden bewezen, niet enkel
beweerd, dat er 'n schijnvertooning plaats
bad.
Het is voor de toepasselijkheid van de
art 55 en vlg. der Registratiewet 1917
noodig, dat de toewijzing uitdrukkelijk
voor een bepaalden prijs aan een bepaald
persoon is geschied. "Wanneer dit niet uit
drukkelijk plaats vindt en de verkooper
daarentegen den ambtenaar duidelijk
maakt, dat wordt opgehouden, is de amb
tenaar niet verplicht, het opgehoudene in
zijn proces-verbaal op te nemen.
Of deze gevallen veelvuldig voorkomen,
zoodat van een gebruik kan worden ge
sproken,, is den Minister niet bekend.
Bij brief van 31 Juli 1922 heeft da Mi
nister zijn ambtgenoot van Justitie ver
zocht, do notarissen en deurwaarders in
kennis te stellen met de hierboven ontwik
kelde meening. Uit 't antwoord daar ge
geven volgt, dat van den openharen amb
tenaar niet kan worden gevorderd, dat hij
het ophouden van het geveilde aan het
publiek meedeelt.
Den ontvangers der registratie is opge
dragen te waken voor de richtige nale
ving van de Registratiewet 1917 en alzoo
ook voor die van de artt. 55 en vlg. dier
wet.
Welko uitkomsteen dit deel van liuu
controle heeft opgeleverd, is den Minister
niet met juistheid bekend.
Een nadere opdracht is niet noodig.
Bij invoer van door buitenlandsche
kooplieden ten verkoop naar Nederland go
zonden goederen (zoogenaamde consigna
tie-zendingen) moeten deze volgens de be
staande wettelijke bepalingen worden aan
gegeven naar den door de eerste hand in
het buitenland voor levering hier to lande
te bedingen koopprijs, zonder inbegrip
van het invoerrecht. Als controle op de
juistheid der aangegeven waarde dienen de
laatstbekende koopprijzen van gelijksoor
tige goederen, waaromtrent zoo noodig
deskundigen geraadpleegd worden.
Dc door buitenlandsche kooplieden ge
houden veilingen zijn met eenzelfde regis
tratierecht belast, als die, door hier te lan
de wonende personen gehouden.
Voor zoover liet hier te lande ia 't open
baar verkoopen van koopmansgoederen
door buitenlandscho kooplieden als uitoefe
ning van Ti beroep of bedrijf hier te lande,
kan worden aangemerkt, zijn deze koop
lieden ingevolge art. 2 der Wet op de
Inkomstenbelasting 1914 aan deze belas
ting onderworpen. Kun zuiver inkomen
vrordt, behoudens de uitzondering, in art.
24 dor wet gemaakt, berekend volgens de
bepalingen, welko gelden ten aanzien van
de hier te lande wonende natuurlijke per
sonen.
Hef strijkgeld.
Eon adres aan de EersteKamer
Het hoofdbestuur van de Broederschap
der Notarissen in Nederland heeft v een
adres gericht tr>t de Eerste Kamer der
Statcn-Generaal, waarin het zegt met leed
wezen ervan kennis te hebben genomen,
dat de Tweede Kamer in haar vergade
ring van den 2den Mei j.L zonder hoofde
lijke stemming heeft aangenomen het
„Ontwerp van wet, houdende regeling om
trent het dragen der kosten van openbare
verpachtingen en het uitloven van premier!
bij. openbaxe vorfcoopingen en -verpachtin
gen." In het bijzonder is het teleurgesteld,
door de intrekking van het amendement
ran de hoeren Bikker en Weitkamp.
Het hoofdbestuur meent, geheel in over
eenstemming met het oordeel der Friesche
Maatschappij van Landbouw, dat de z.g.
wijnkoop, inzetbod en hooggelden moeten
vervallen, doch dat do strijkgelden (ook
wel „inzetgelden" genoemd, doch dan in
anderen zin dan „inzetbod") stellig moe
ten worden gehandhaafd.
Het strijkgeld, een eeuwenoud gebruik,
is een onmisbaar correctief tegen de com
binatie van gegadigden om te zwijgen.
Het strijkgeld strekt niet zoozeer om
den koopprijs kunstmatig op te drijven,
maai' veeleer om het object bij den inzet
op prijs to brengen. De inzet is a. h. w.
de openbare taxatie, waarvoor het strijk
geld de belooning is. Die openbare taxatie
zou niet tot stand komen, wanneer het
publiek geen enkel motief meer zou heb
ben om tot haar mede te werken.
Bovendien zijn op de zitting niet altijd
aanwezig de eigenlijke gegadigden. In dat
geval zal de prijs niet gelijk zijn aan de
werkelijke waarde van het goed. Het
eenige middel, dat den verkooper in een
dergelijk geval ten dienst staat, om het
verlies door een .te lagen verkoopprijs te
te ontgaan, is „ophouden". Bij gedwongen
verkoop kan echter ook dit middel niet
baten. De aanwezigheid van strijkgeïders
brengt in oen dergelijk geval den prijs op
dé werkelijke verkoop waarde vafl het
goed.
Ook moet niet worden vergelen, dat in
ons land enkele milliardén guldens belegd
zijn in hypothecaire vorderingen, wier
waarde gedekt wordt door de executabili-
teit van de verbonden vaste goe
deren en die executabiliteit mag
zeker niet in gevaar worden ge
bracht door bet geven van wettelijke voor
schriften, die het welslagen der openbare
1 verkoopingen zouden verijdelen of in ge
vaar brengen, vooral in tijden van malaise.
Dat ook de fiscus nadeel lijdt door ver
koopingen beneden de werkelijke waarde
van eenig goed, behoeft nauwelijks betoog.
Het hoofdbestuur dringt er ten slotte
met den meesten nadruk op aan, dat de
Eerste Kamer het onderhavige wetsont
werp zal verwerpen.
Geen tram naar ds Heïlig-Landsfichfing.
B. en "YV. van Nijmegen hebben den ge
meenteraad voorgesteld vooralsnog niet
over te gaan tot het aanleggen van een
tramlijn naar de terreinen van de Heilig-
Landstichting. De onderhandelingen in
zake den aanleg van een zijlij at jo van de
gemeentetram naar het Hengstdal en van
een zijlijn van den Maaa-Duuv,spoorweg
naar genoemde stichting, 'nebben niet tot
eenig resultaat geleid. Daarna is de mo
gelijkheid onderzocht van een eletrisehq
tramlijn Station Groesbeekseheweg
H.-Landstichting, doch bet tekort op de
exploitatie daarvan wordt geraamd op
een jaarlijksch bedrag van f35.20C. B. en
W. achten zich niet verantwoord er toe
mede te werken het grootc tekort, dat het
trambedrijf reeds nu elk jaar oplevert,
met genoemd bedrag te verhoogen.
Uit hei Sfukarioorsbedrijf.
In een te Utrecht gehouden vergadering
van het hoofdbestuur van den Nederl.
sStukadoorspatrocnshond is kennis geno
men van een brief van de besturen van den
Nederl. en den Il.-K Stukadoorsbond
waarin medegedeeld wordt, dat de gezel
len de voorgestelde arbitrage over de ta
rieven aanvaarden.
Er zal in gemeenten, waar in de bouw
bedrijven als regel een 48-urige werkweek
is ingevoerd, door dc stukadoorsgezellen
48 uur gewerkt worden.
RECHTZAKEN
HET TAPVERBOD
VOOR DE HAAGSCHE RECHTBANK.
Voor de Haagsche rechtbank, welko
werd gepresideerd door mr. Van Rhede
van der Kloot, is gistermiddag, zooals we
nog juist voor het ter perse gaan van ons
blad gisteren in het kort konden vermel
den, in hooger beroep behandeld de zaak
tegen M. K., die onlangs voor het Kan
tongerecht te Leiden heeft terecht gestaan
wegens overtreding van het tapverhod.
Hem was toen primair ten laste gelegd,
dat hij den ISden Maart 1923, des namid
dags te "Kwart*wööi- tr fect café „Zomer-
lust", sterken drank ter. beschikking van
een zijner bedienden heeft gesteld; subsi
diair was ten laste gelegd, dat hij heeft
toegelaten, dat sterke drank in de vergun-
ningslocaliteit werd gebruikt Het primaire
ten laste gelegde is strafbaar gesteld in
art. 3 B sub a der verordening op de
vergunnings- en verloflocaliteiten, het sub
sidiair ten laste gelegde bij art. 3 B sub b.
Beklaagde erkende het subsidiair ten
laste gelegde. Hij zeide toegelaten te heb
ben, dat zijn bediende een borrel nam. Er
was met do politie afgesproken, dat deze
op hetzelfde oogenblik binnen zou komen,
ten einde bedoelde overtreding te consta-
teeren en proces-verbaal op te maken,
want het was beklaagde om een princi-
pieele beslissing te doen.
Hierna werd gehoord de verbalisant, do
agent van politie Van Veen. Deze ver
klaarde, dat er inderdaad een afspraak
tnsschen beklaagde en de politie bestond.
Op het oogenblik, dat de bediende den
borrel nuttigde, is hij dan ook binnenge
komen en heeft proces-verbaal opgemaakt.
De president merkte op, dat dit dan een
proces-verbaal was, in allen vrede en
eensgezindheid opgemaakt.
Hierna, was het woord aaü den substi
tuut-officier van justitie, mr. Hermans, tot
het nemen van zijn requisitoir. Hij zeide,
dat het hier gaat over do vraag, of in ar
tikel 3 B de alinea's a, b en c een ondeel
bare wilsuiting van den gemeenteraad zijn
of dat a, b en c deelbare, zelfstandige
wilsuitingen zijn, geheel los van elkander.
Spreker helde over tot de laatste opvat
ting. Vond de eerste opvatting toepassing,
dan zou, gezien dat hij het sub a genoem
de niet verbindend acht, hij niet-bindhaar-
heid van de gansche verordening moeten
vragen. Nu echter, volgens zijn meening
a en b een deelbare wilsuiting zijn, is sub
a der verordening niet-bindend, doch wel
sub b, het subsidiair ten laste gelegde.
Mitsdien vroeg de officier vernietiging van
het vonnis van den waarnemenden Leid-
schen kantonrechter, ontslag van rechts
vervolging voor wat het primair ten laste
gelegde betreft en ter zake van het sub
sidiair ten laste gelegde beklaagdes ver
oordeeling tot f 1 boete subs. 1 dag hech
tenis.
De officier acht dus de verordening op
het tapverbod wel bindend.
Dc verdediger, mr. Frenkel» uit Amster
dam, ging in den breede de jurisprudentie
aangaande het tapverbod na. De Hooge
Raad achtte bij arrest van 12 December
1921 het maken van een tapverbod niet
in strijd met art. 135 der Gemeentewet.
Daarentegen heeft wel de Kroon, gebruik
makende van haar toetsingsrecht ia art.
1130 Gemeentewet, tal van tapTfrboden
vernietigd, omdat verschillende gemeenten
naar het oordeel der Kroon getreden wa
ren in wat rijksbelang was, gezien dat
deze aangelegenheid is geregeld in art. 7
der Drankwet, met andere woorden, dai
deze gemeenten zich door het tapverbod
hadden begeven op het gebied van den
rijkswetgever.
Er was dus schijnbaar een verschil van
gevoelen tusschen Regeering en Hoogen
Raad. Schijnbaar echter, want in werke
lijkheid was het terrein der regeering een
andere. Pleiter wijst in dit verband op een
conclusie van den advocaat-generaal bij
den Hoogen Raad van 26 Juni 1922, te
vinden in Nederl. Jurisprudentie 1922, bl.
1049. Het arrest van den H. R. gaf toen
aanleiding, dat, toen het Leidsche tapver
bod was ingevoerd, de minister van arbeid
het niet, zooals tot dusver was geschied,
ter vernietiging aan de Kroon wilde voor
dragen. In de „Gemeentestem" heeft mr.
Breukelman dit toegejuicht Pleiter heeft
daar toen een stukje tegen geschreven.
Thans is, nu de minister zich op dit
standpunt stelt, het toetsingsrecht in deze
aangelegenheid geheel gesteld in, handen
van den rechter.
"Wat nu art. 3 B sub a betreft, bet lijdt
geen twijfel of dit is in Strijd met art. 135
der Gemeentewet, omdat het zich niet be
perkt tot de vergunningslocaliteiten zelve,
maar zelfs kan werken buiten Leiden, als
bijv. een vergunninghouder uit "Leiden
iemand in Amsterdam een glaasje sterken
drank aanbiedt.
Het gaat er in dit geval nn om, of a en
b afzonderlijke wilsuitingen zijn of samen
een ondeelbare wilsuiting vormen. Pleiter
maakt duidelijk, dat volgens hem a en b
één ondeelbare wilsuiting zijn. Het eene
kan niet losgemaakt werden van het an
dere, en als dit het geval is, zoodat een
deel van de verordening in strijd is met
de wet, dan is, zooals de H. R. onlangs
met betrekking tot een Haarlemsche zaak
heeft uitgemaakt, de geheelö verordening
in strijd met de wet en daarom niet bin
dend.
Pleiter hoopte, dat ook de Rechtbank
aldus hierover zou denken en derhalve
het vonnis van den waarnemenden kan
tonrechter zou bevestigen, in elk geval be
klaagde zou ontslaan van rechtsvervolging.
De rechtbank zal over 14 dagen uit
spraak doen.
HOOG MILITAIR GERECHTSHOF.
Voor het Hoog Militair Gerechtshof
stond in hooger beroep terecht B. S., oud
35 jaar, geboren te Amsterdam, sergeant
bij de Verlichtings- en Radiacompagnie
van het Regiment Genietroepen, tegen wien
de Hoogere Krijgsraad een veroordeeling
bad uitgesproken, van drie maanden voor
waardelijke gevangenisstraf met een proef
tijd van drie jaren en met verlaging tot
den stand van soldaat, daar hij als chef
van het Militair Radio-station 's-Graven-
hage van den Generalen Staf, verschei
dene malen van een bankiersfirma een gift
heeft a.angenomen om per Rijks-Radio
toestel, in strijd met zijn plicht, cijfer
telegrammen aan derden over te brengen
of die van derden op te vangen, te ont
cijferen en ter kennis van genoemde firma
te brengen.
Mr. Rosenveldt pleitte beklaagde's vrij
spraak daar niemand door zyn handelin
gen benadeeld is, hem in elk geval hoog-,
stens voorwaardelijk te veroordeelen en
niet te verlagen. v
De advocaat-fiscaal ^requireerde be-'
klaagdes onvoorwaardelijke veroordeeling:
tot vier maanden gevangenisstraf met ont-1
slag uit den militairen dienst en ontzeg-j
ging van de bevoegdheid om bij de ge-
wapende macht te dienen.
Het Hof zal later uitspraak doen. j
UIT DE OMGEVING
j>'ALPHEN AAN DEN RIJN.
Gemeenteraad.
De Raad der gemeente vergaderde grs-i
termiddag te 2 uur.
Voorz. burgemeester dr. H. J. Lovink.
Afwezig de- heer Verdufjn.
De vergadering wordt geopend met ge
bed, de notulen der vorige vergadering
worden onveranderd vastgesteld.
Hierna geschiedt mededeeling van de
ingekomen stukken, w.o. talrijke door
Ged. Staten goedgekeurde raadsbesluiten.
Naar aanleiding van een door het
raadslid v. d. Linde gestelde vraag be
treffende oen woonwagenkamp, antwoor-
den B. en W., dat de toestand aan de
Bloemhofsfraat ook hun zeer cngewenscht
voorkomt. Een ander terrein is nog niet
gevonden, doch deze kwestie zal de aan
dacht van B. en W. blijven vragen.
Naar aanleiding van een vraag van de
raadsleden v. d. Linde en v. Dijk of er
geen beroep mogelijk is op het besluit van
Ged. Staten, waarbij het raadsbesluit tot
korting op de pensioensbijdrage van do
ambtenaren niet werd goedgekeurd, zeg
gen B. en W., dat zij een beroep niet wen
schelijk achten. De hoer v. Dijk meent,
dat er, hoewel hij er thans nief op aan
wil dringen, wel degelijk beroep open
staat. Hij zou echter, indien er^werkelijk
zulk een pensioenbijdrage noodig is, het
salaris willen verhoogen. De voorz. ant
woordde in het kort hierop.
Naar aanleiding van een vraag van' het
raadslid den heer v. d. Linde inzake het
openhouden van café's na sluitingstijd,
antwoorden B. en W., dat er twee veror
deningen zijn. Het eene geeft vergunning
aan hotelhouders om hun café's voor rei
zigers open te houden, terwijl de andera
verordening bepalingen bevat voor uit
voeringen, enz.
Ingekomen is een voorstel van liet
raadslid A. Noomen, tot wijziging van de
verordening op de schoolgeldheffing en die
der 'heffing van 50 op de vermogensbe
lasting. Dit voorstel wordt gerenvoyeerd
naar B. en "W. om praeadvies.
Een verzoek van de Ver. tot bestrijding
der tuberculose om een subsidie van f 1500
wordt gerenvoyeerd. naar B. ca "W. om
prae-advies.
Idem een verzoek van le i.'J. dor Holt*
Mij. van Landbouw om een subsidie van
f 157.50 voor een herstel-, knip- oiv naai
cursus.
Hierna is de agenda aarTcfe'orde.
1. Voorstel van B. en W., om afwijzend
te beschikken op hèt adres van J. van
Zwieten Jr., óm dispensatie van het be
paalde bij de artt 43 sub b en 45 van de
Bouw- en "Woningverordening.
De heer den Hertog zegt, dat het hem
zon spijten, dat door éen angstvallige bou
ding van B. en W. of den Raad de bouw
van woningen zou tegengegaan worden.
Hij weet niet wanneer de bouw- en wo-
ningverordening is samengesteld, doch hij
vraagt zich af, of de tijd niet gekomen is,
dat deze verordening worde herzien, om
meer gelegenheid tot bouwen van burger-
woningen te scheppen.
De heer v. ct Linde is het hiermede
niet eens. Er zijn in den laatsten tijd ver
scheidene gebouwen "in* de gemeente ver
rezen, die het aspect der gemeente zeker
niet verhoogen. Spr. wil B. en W. in over
weging geven, dat zij toezien, dat de to
bouwen huizen niet alleen voldoen aan de
eischen van welstand, doch ook die van
schoonheid.
De Voorz. zegt, dat B. en W. zich, al
vorens prae-advies uit te brengen, eerst
Ier plaatse hebben Overtuigd van hel gr en
er gebouwd zou worden. Overeenkom-
stig het advies van den Gemeente-archi
tect mecnen B. c-n W. echter aan dit ver
zoek niet te mo°rn voldoen
FSUU.1.ETOM
Een Baron-Bandiet.
(Naar het Duitsch.)
61)
Aaar aanleiding der openbaringen, die ge
•toj tiaar straks gedaan hebt kan Bella, in
dien er geen rechtsgeldig testament bestaat
bet gelieele vermogen haars vaders eischen
u slechts een rente nitkeeren en voor
zoover ik het karakter van het meisje heb
leeren kennen, is zij in staat, het te doen.
Met welk een taaie eigenzinnigheid houdt
vast aan de bewering, dat de schilder
onschuldig is.
Dat Iaat zich ook verklaren antwoord-
mevrouw Blöte op schertsenden toon.
'i loerde het jonge mcnsch te Luzern ken
■jon, en ik moest mij zeer bedriegen, in
dien
Ik begrijp u zeide hij toen zij
toeeg.
Wel raten wij dit paar gelukkig
"hlen, het zal ons daarvoor bijzonder
plicht zijn.
Geduld, waarde vriend, alles moet
*>m tijd hebben; laten wij afwachten hoe
"o £iak zich ontwikkelen zal. Naar ik hoop
3 u de argwaan togen hom verdwijnen;
Uns inziens moest de schrijver van dien
"OOniemen brief reeds daarom gearres-
worden.
h0ros glimlach was van zijn lippen ver
renen,
■"--higenlijk ja, zeide hij, maar het hemd
I £pr r ^an cIe 1-ok. Zullen wij zeiven het
t j/oen ontstaan dat die man den in-
ODn u kfisveri ter terechtzitting aan dc
baarheid prijs geeft? Het kan zijn,
dat de schilder daardoor gebaat is, maar
voor n kon het slechts eene compromittee-
rende uitwerking te weer brengen.
Dat mag niet geschieden.
Men mag zich dus tegenover dien man
niet tot stappen laten verleiden, die men
later betreuren zou. Zoodra wij de vol
ledige waarheid vemomc-n hebben, kunnen
wij immers den schilder er mede in kennis
stellen; hij moet daarmede tevreden zijn,
en hij zal dit ook wel, daar er geen arg
waan meer op hem zal rusten. Ik verzoek
u lieve Marie, dit alles aan mij over to
laten; uwe eer is immers ook de mi ine: gij
kunt u dus overtuigd houden, dat ik haar
zal handhaven en verdedigen.
Dat weet ik, antwoordde zij hem de
hand drukkende, en een betooverende blik
trof hom uit de donkere oogen, ik moest
mij immers ook geheel en alleen op u ver
laten. Breng mij de papieren, August, op
dat ik weder rust vindc. Dat is alles wat ik
voor liet oogenblik verlang.
5 Wellicht reeds vanavond.
1Hoe eer ik ze ontvang, hoe meer ik u
dankbaar zal zijn.
En mag ik onze verloving openbaar
maken?
Waarom verlangt gij dit?
Ter wille der benijders, die nog altijd
niet willen gelooven, dat ik dit glansrijk
doel ooit bereiken zal.
Mijn voorwaarde is nog niet vervuld,
zeide zij lachend; zijn de papieren in uwe
handen, dan leunt gij naar goedvinden
handelen.
Gij keurt dus alles goed?
Ja, beste vriend.
En nog één zaak, liefste. Gij hebt mij
dit uur gelukkig gemaakt, dit geeft mij den
moed u ook om bet geluk van een ander
te verzoeken. Gij zoekt een koetsier en bij
mij was .iemand die juist naar eene be
trekking zoekt.
Hoe heet hij, vroeg zij ijlings.
Schmallfuss.
Die man kwam al bij mij; maar hij
bevalt mij niet.
Zijn uiterlijk was zeker niet aanbe
velenswaardig, maar hij heeft in den laat
sten tijd tegenspoed ge Nad en geene be
trekking kunnen vinden Hij heeft vele
jaren den adel gediend. Ik kende den man
reeds, toen hij nog koetsier in Silezië was
Hij was in dienst bij een mijner beste
vrienden, een graaf, en deze is steeds bij
zonder tevreden over hem geweest.
Dus is het uw wensch, dat ik hem in
mijn dienst neem.
Ik heb hem mijne bescherming be
loofd, antwoordde hij onverschillig, ter
wijl hij opstond om afscheid te nemen.
Ik zou dit niet gedaan hebben, wanneer
ik niet dacht voor hem te kunnen borg
blijven.
Kunt gij dit, dan is het goed, zeide
zij, hij zal de betrekking hebben, wanneer
hij vroeg genoeg komt om er zich nog
maals voor aan te melden.
Zij reikte hem de hand, maar daarmede
was hij niet tevreden; hij omhelsde en
kuste haar. hetzelfde oogenblik verscheen
Bella op den drempel der kamer.
Mevrouw Blöte behield haar gewone
kalmte.
Mijn verloofde, zeide zij op een toon,
die wellicht ernstiger klonk, dan zij het
beoogde; ik vertrouw dat gij hem met die
achting zult bejegenen, dien gij den loe-
komsligen echtgenoot uwer moeder schul
dig zijt.
Born zeide niets; hij stelde zich tevreden
met eene buiging en spoedde zich heen.
Dat is alles zeer schielijk gegaan, ant
woordde Bella, en den toon, waarop zij dit
zeide, lag een bitter verwijt. Gisteren
koesterdet gij nog twijfel, dat gij tot dien
stap zoudt besluiten, en reeds heden is het
een uitgemaakte zaak.
1 Wilt gij mij daarvan een verwilt
maken? vroeg hare moeder.
Neen, mama, gij moet zelve weten,
wat gij doen en laten moogt; ik vrees maar,
dat het n spijten zal, dat gij aan mijne
waarschuwing niet meer gehoor hebt ge
schonken.
Gij kent deze verhouding niet; gij
oordeelt dus naar uw begrip, antwoordde
mevrouw Blöte, eenigszins wrevelig. Ik
heb juist thans behoefte aan een vriend,
aan een man, die voor mijne bedreigde eer
optreedt. Gij zult u herinneren, dat ik
zeide, dat in het mij ontvreemde kistje
papieren van ..buitengewoon belang waren,
wier openbaarmaking mij groote onaange
naamheden kon berokkenen. Nu word ik
daarmede bedreigd; de papieren bevinden
zich in handen van een man, die zeer goed
weet, welke waarde zij bezitten.
En die man is de dief, riep Bella. Hij
moet gearresteerd worden.
Kom, blijf bedaard. Ocrdeelen kun
nen wij eerst dan, wanneer wij volkomen
zekerheid hebben, en deze zal mijnheer
Born ons verschaffen.Lees dien anoniemen
brief, en ge zult moeten erkennen, dat wij
heden meer dan ooit aan een vriend be
hoefte Rebben.
Met verbazing had Bella den brief ge
lezen; zij schudde het hoofd, als wilde zij
te kennen geven dat zij den inhoud niet
begreep, en hare moeder scheen ook niet
genegen haar volledige opheldering Ie ver
schaffen.
Mevrouw Blote herhaalde dat de open
baarmaking van die brieven haar grooto
onaangenaamheden betrof, die niet ieder
een; vernemen mocht, aangelegenheden,
die misschien later eens ter sprake ge
bracht kon worden.
Om die reden ook mocht men de justi
tie niet met de zaak belasten, daar in dat
geval de brieven in handen van het ge
recht zouden vallen, dat op zijn beurt
eveneens een noodlottig gebruik daarvan,
maken kon. Men was daarom den huis
vriend giooten dank verschuldigd, wan
neer het hem gelukte zich van de panieren
te verzekeren en bij had beloofd niets on
beproefd te laten om dit te bereiken.
En moet de man, die deze brieven be
zit, ook niet het gestolen kistje hebben?
vroeg Bella, teem haar moeder zweeg. Is
hel niet erg vreemd, dat mijnheer Bom.
Wat Bom in deze aangelegenheid
voornemens is te doen, heeft hij rijpelijk j
met mij overlegd, viel mevrouw Blofo haar
in de rede, op een toon, die geen verdere j
tegenspraak scheen to dulden.
En van den schilder was nahmrlijk: j
geen sprake. -• v
Het aJIeréerst móeten wij asn .h,3 j
zeiven denken; zoodra het geschieden kan,
zal de schilder verwittigd worden, dat
den waren dief ontdekt heeft.
(Wordt vervolgd.'^