deeligsfc, voordeeliger dan langer opblijven en uitgaan en voordeeliger dan het werk op to dragen aan een bouwcommissie. Het is maar een bijdrage om in den on- houdbaren toestand te helpen voorzien. En ik geeft 't naar voren gebrachte graag voor beter. J. Roelofarendsveen, Mei 1923. ~r* Het Amsterdamsch raadslid J. L. Jansen. Het „Hdbl." trof het nieuwe raadslid J. L. Jansen, aanvoerder der middenstands- lijst van de vischhandelaren, houder van een welbeklante vischhal aan de Linden- gracht, in zijn woning in de Tuinstraat. Ecnige bloemstukken, sierden de tafel. Jansen, forsche man van middelbaren leef tijd, zei met voldoening: „Van mijn ken nissen en mijn kinderen." „Of-ie niet verrast was over zijne ver kiezing tot raadslid?" „Nee, meneer, antwoordde hij met de zekerheid van iemand spelende „een vast partijtje",'.nee meneer, dat wist ik vooruit. „Ik ben mirakel bekend in de heele buurt en bij mijn collega's, alhoewel juist elie niet zoo erg hard meewerken, om iemand op zoo'n plaats te Drengen!" „Maar ik ben bekend," ook bij vele le den van den Raad ,,'k Heb met die vischwinkels van de Miranda, weet u wel, toen die wethouder er vijf-en-twintig wilde, Jan ter Haar be zocht, thuis in de Jan Luykenstraat. En Van Lingen, Piet Nol ting en Heemskerk. Ik heb ze verteld, dat ik alleen in mijn hal meer visch verkoop dan alle gemeente winkels bij mekaar. En 'k heb do Katholieke Volendammer vischventcrs aangeraden, liun pastoor een briefje te laten schrijven aan Van Lingen, tegen "die winkels „Dat gaf niks!. „Van Lingen zei, dat was flink, da's een beginselzaak ik ben raadslid van Amsterdam. Waarvoor ik respect beb? „Maar Heemskerk, ook eerst tegen, kreeg ik mee. „Wel niet gauw. „Ik werkte ook bij hem op zijn katholiek gemoed, je meet iemand altijd zoo'n beetje gakken op z'n eigen terrein, dat gaf eerst ook nietMaar de stukken liegen niet, ik heb het hem aangetoond, meneer, dat de particuliere handelaren voordeeliger visch kunnen verkoopen dan gemeente-ambtenaren. Toen zei-ie, die brave man: Je kunt op me rekenen! „En dc voordracht om de vischwinkels op een aantal van vijf-en-twintig te bren gen, viel met één stem minderheid" Jansen wreef zich .vergenoegd in de han den, zei dat hij, in den Raad, op behoor lijke wijze den strijd tegen de socialisatie- plannen der sociaal-democraten zou voort zetten Niet door hoogdravende redevoeringen!.. Evenmin door te spreken over zaken, waarvan hij geen verstand had. Maar voor zijn eigen vak, daar wisten de anderen niets van! Hij bleef.... „bij de visch!".... Naar aanleiding van dit vraaggesprek ra den wij aldus de „Tijd", den beer Jansen aan, niet zoo boog van den toren te bla< zen. Deze beer zou zeker met de 214S op de Visehhandelarenlijst uitgebrachte stemmen niet zijn gekozen, als de lijsten der ver schillende belangengroepjes niet waren vereenigd. Bij een volgende Raadsverkie zing is een dergelijke combinatie echter niet meer mogelijk. Suilen!. üsHchien Een tegenvaller voor de Ku Klux Klan. In den staat New-York is een verorde ning uitgevaardigd, volgens welke alle ver- eenigingen binnen het gebied van den staat, bij de regeering een lijst met de namen en adressen der leden moeten in sturen. Dit beteekent een ernstige slag voor "?u Klan-beweging, -omdat die or ganisatie juist haar groutste kracht put uit de geheimzinnigheid, waarmede zij te werk gaat. Men verwacht, dat tal van andere staten het voorbeeld van New-York zullen volgen; zeer zeker zal het eenige sensatie wekken, wanneer de namen der Ku Klux Klan-le- den algemeen bekend worden. Bij de op- gave van de leden moet tevens een af schrift van de statuten der vereeniging worden ingezonden, terwijl van iedere vergadering, welke de vereenigingen hou den, een copie van de notulen moet wor den overgelegd. Het is niet waarschijn lijk, dat deze nieuwe maatregel door de Ku Klux Klan-beweging met instemming zal worden begroet, en algemeen verwacht men, dat thans vele leden', in het vooruit zicht van de publicatie hunner namen, liever uit de partij zullen treden. Gemeld wordt verder, dat de Ku Klux Klan-lcden in den staat New-York een aantal middernachtelijke bijeenkomsten gehouden hebben. De leden waren gemas kerd en gekleed in hun lange pijen. De bijeenkomsten hadden ten doel te protes- teefen tegen de in den staat van New- York uitgevaardigde verordening, volgens welke alle vereenigingen in bet gebied van den staat hij de regeering een lijst met de namen en adressen der leden moeten indienen. De Pasteur-feesten in Frankrijk. 'Allerwegen hebben in Frankrijk grooto plechtigheden plaats ter herdenking van dr. Pasteur. De president, van de republiek, verge zeld van de vertegenwoordigers der groote wetenschappelijke lichamen, bezocht Vrij dag Dole in Opper-Savoye, de bakermat der Pasteurs. George Goyau, van de Fransche acade mie, liield in Pasteur's geboorteplaats een schitterende rede over Pasteur en de reli- gieuse kwestie. Ook minister Bérard, zoo wel als de heer Millerand, spraken een in drukwekkende redevoering uit. Te Parijs, waar de Sorbonne in een plechtige zitting den grooten geleerde hul digde. had ook de officieels huldiging door de -stad Parijs plaats. Van de talrijke plechtigheden was echter het hoogtepunt het oogenblik, waarop mgr. Cerretti, de Pauselijke nuntius, de hulde van den H. Vader aan de nagedachtenis van Pasteur overbracht. Het schrijven van den H. Vader aan mgr. Cerretti gericht, luidde aldus. „De uitnoodiging aan den H. Stoel ge daan om deel te nemen aan de plechtighe den van het eeuwfeest van Louis Pasteur is Ons bijzonder aangenaam geweest en wij weiischcn daaraan deel te nemen door U te deleggeren om Ons bij die gelegen heid le vertegenwoordigen. Pasteur is een te edele figuur als chris- tengeleerde, zijn wetenschappelijk welsla gen is te weldadig geweest, zijn arbeid van naastenliefde en toewijding te universeel, dan dat de TI. Stoel zieh niet zou aanslui ten bij de feestviering, georganiseerd om zijn nagedachtenis te- eeren. Zijn studies omtrent den oorsprong "van het leven, zijn strijd tegen de microbiSche ziekten zijn de grondslagen geweest en het uitgangspunt van een geheele reeks toe passingen, die niet ophouden haar welda den te verspreiden over geheel de lijdende menschheid. Maar vooral, te midden zijner studies én van zijn prachtige ontdekkingen bewaarde hij zijn geloof, oprecht, eenvoudig en ver- trouwvol. En zijn wetenschappelijke stu dies deden hem hoe langer hoe meer in het diepste wezen aller dingen den onein- digen God kennen, Die zijn ziel verlichtte en troostte en zijn milddadigheid begees terde. Het is met die Goddelijke hulp, dat hij, zooals hij getuigde in zijn inaugurale rede van het instituut, dat zijn naam draagt, de grenzen van het leven had kun nen doen terugwijken, wat zeker niet een bescheiden titel is voor een sterveling. Ge lukkig Ons te kunnen aansluiten bij de plechtige feesten van het eeuwfeest van dien geleerde, groot onder de grooten. uiten "Wij den wensch, dat de studeerende jeugd en de mannen van wetenschap zich doen begeesteren door de prachtige voor beelden van dien meester. Als getuigenis van Onze bijzondere welwillendheid verlee- nen Wij" u van ganscher harte Onzen apos tolisch en zegen." De feesten zullen een geheele week du ren. Een eenzame post. Een SO K.M. ten wésten van de He- briden ligt een kleim rotseilandje, St. Kil- da, dat heel moeilijk te naderen is, voor al ook omdat het veelal in zwaren mist ligt. Er wonen daar een .-«otal menschen, die dikwijls maanden van het verkeer met het moederland zijn afgesloten. Zij hebben stemrecht, doch kunnen het niet uitvoeren. En dikwijls gebeurt het, dat de levensmiddelen er bijzonder krap zijn. Ook ditmaal heeft Kilda lang moeten wachten, totdat dezer dagen het stoom bootje Hebrides nieuwen voorraad en de mails voor maanden weer naar het een zame oord bracht. Als gewoonlijk was de landing in boo ten gevaarlijk, als gewoonlijk had men behoefte aan allerlei. En toch permitteer de men de landing alleen, als de „vreem delingen" beloofden direct ter kerke te zullen gaan. En de mailzakken bleven dien dag ongeopend: het was Zondag! Het plaatsje bestaat uit 17 steenen hut ten en een winkel. In het geheel wonen er 72 menschen, die ongeveer 2000 scha pen hebben. Meegekomen was een Lon- densch dokter van het departement van hygiëne en alle menschen bleken min of meer ziek: zij trouwen onder elkaar, het klimaat is slecht, het voedsel dikwijls on voldoende, het is een nerveus en weinig betrouwbaar soort menschen. Er was enorm veel ruzie en getwist op het eiland, terwijl vooral de jongelui een.zaakje van hun nooddruft maken en. optreden als be roepsbedelaars. Vechten doen ze niet veel, maar schel den en intrigeeren, tot het oneindige. Emigreeren weigeren zij eenstemmig. Zij leven liever van het medelijden van de menschen met hun eenzaamheid. Moorden doet men er niet, wel heel veel stellen en men is er ontzaglijk wreed tegen dieren, speciaal tegen de zeer tal rijke honden Den vorigen dag had nog een boertje twee honden letterlijk tegen een rots de hersens ingeslagen, nadat hij zich boos op hen gemaakt had. Politie is er niet. UIT DE OfflSEVIHG RIJNSBURG. Gemeenteraad. Een belangrijke vergadering voor de ge meente en voor de gemeeutenaren was die van Vrijdag, 25 Mei 1923. De agenda zag er wat de lengte betreft nogal onschuldig uit, doch het bleek ook hier weer, dat bet belang niet immer in de veelheid der woorden is gelegen. Na de gebruikelijke opening dan en do onmiddellijk hierop volgende voorlezing der notulen, die onveranderd werden goed gekeurd, kwamen, de Ingekomen stukken aan de orde. De Gedeputeerde Staten berichtten, dat de toegezonden „gewijzigde" bcgrooting over 1922 door hen was goedgekeurd. Iro nisch lieten enkele leden doorschemeren, dat deze goedkeuring n u wel spoedig af komt, nu in het paadje van Gedeputeerden werd gelooper,.(14 Mei had de toezending plaats.) Verder was ingekomen een verzoek om adhaesie van het gemeentebestuur vau Smilde bij een door haar aan den Minister toegezonden adres, om de taxaties der in komens te doen geschieden naar den maatstaf van het gemiddelde van enkele jaren, daar bij een taxatie telkens over één jaar gemeente en inwoners in groote moeilijkheden komen. Het dagelijksch bestuur ging geheel ac- coord met den gedachtegang van de Srnil- denaren. De heer J. Schoneveld merkte op, dat in onze gemeente toch jaarlijks wordt getaxeerd. Dat is juist de kwestie, zei wethouder Schoneveld: Vooral do laatste jaren komen er groote schommelingen voor, en bij den precairen toestand der gemeente- financiën moet er eenige zekerheid zijn. Of echter uitvoering van het in liet adres gewilde mogelijk is, daar zette spr. meer dere vraagteekens achter. In Katwijk, waar men zelf heft, wordt deze metbode echter toegepast. Met algemeen goedvinden werd besloten adhaesie te betuigen. Zooals men zich zal herinneren, werd in de vorige raadszitting tot tweemaal tee gestemd wie schoonmaakster van het Raadhuis zou worden, en beide keeren bleek elk der twee favoriten (mej. Zand bergenvan Egmond en Mej. G. den Heijer) even veel stemmen op zich te heb ben vereenigd. Of het daardoor kwam werd niet verteld doch feit is, dat den voorzitter in de ge noemde radszitting een „lapsus memo riae", dfwel een vergissing is overkomen. Volgens hot reglement had dadelijk na do tweede stemming geloot moeten worden, wat niet is geschied. Daarom stelde de voorz. voor dit alsnog te doen. De heer J. Schoneveld was het daar niet mee eens. Nu we toch weer bij el kaar zijn, zeide spr., moet er niet geloot maar gestemd worden. De voorz. zeide, dat dit niet strookte met de voorschriften, zoodat hij (mi- rabele dictu!) indien de Raad tot stem men besloot, aan het alsdan genomen be sluit geen' uitvoering zou geven. De heer Schoneveld zeide, dat de voorz. zelf in het door hem gewilde geval toch ook de voorschriften niet handhaaf de, omdat daarin staat, dat terstond moet worden geloot. Spr. zeide eventueel „werk van deze j,juridische" kwestie te zullen maken". Andere heeren lieten ook hun veto of absolutio hooren, doch het slot van de geschiedenis was, dat er eerst gestemd werd of er gestemd zou worden, en daar na geloot wie er loten zou en ten slotte Mej. K. Zandbergenvan Egmond tot schoonmaakster werd benoemd. Punt 3: Adressen Vereenigingen Flora, Bloemenlust en Schippers beloofde heel wat. De heer Jonker legde namens de O.-H. fractie de verklaring af, dat er prijs op werd gesteld, dat eerst punt 4: Vaststel ling heffingspercentage inkomsten-belasting zou worden behandeld. De Voorz. had hiertegen geen bezwaar, doch las eerst de ingekomen adressen voor waarvan de inhoud bekend is, nl. in kort het verzoek om een goede laadplaats in den kom der gemeente met beschoeiing. Tevens deelde spreker mede, dat van Rijn land bericht is ingekomen, dat er geen bezwaar is het verbod tot „stoomen" op te heffen, mits de gemeente zorgt dat de 'be schoeiing onderhouden wordt. Voor echter dit punt verder werd afge handeld, werd wethouder S. Schone veld gelegenheid gegeven den financiee- len toestand der gemeente uiteen te zet ten. In een klaar gedocumenteerd betoog vol deed deze hieraan. De toestand in de bedrijven is slecht, en daarom daalt het belastbaar inkomen. Daarom is hierop 20 pet. afgeschreven. Wel zullen somnxge inkomens gelijk blijven, doch hier staat tegenover, dat andere be drijven meer dan 20 pet. achteruit zullen gaan. Het gemiddelde is dus genomen. De reclames zullen ook niet gering zijn. zoodat ook hierbij op een tegenslag van 20 pet. wordt gerekend. De uitgaven zijn gelijk (zoo ze niet hoo- ger zullen zijn) en het gevolg is, dat waar tegenover deze uitgaven toch inkomsten zullen gevonden moeten worden, het hef- fingsperoentage zal moeten worden Ver hoogd. Behalve de 100 opcenten zal dan ook in de buitengewone heffing in plaats van 5.3 8.75 k 9 moet engebeven wor den. "Wordt echter gerekend op een afschrij ving op Reclames van 15 dan kan men misschien met 8 volstaan. Zoo luidde ongeveer het met vele cij fers doorweven betoog van den' wethou der. Met ernst en verslagenheid werd deze tijding ontvangen. De heer Zandbergen merkte rond weg op, „dat heel Rijnsburg zoo over den kop zou gaan," terwijl de heer Jonker constateerde dat de belasting nu al hoog genoeg was. Verschillende heeren zeiden, dat ver schillende standen dit niet zouden kunnen betalen, waarop de heer Kort laconiek opmerkte: „Waar niet is, verliest de kei zer zijn recht." De lieer Jonker informeerde of Rijns- burg niet door de autoriteiten een beetje „bijgespannen" kan worden. Isdat in an dere gemeenten ook niet gebeurd? „Ja, merkt do wethouder op, in Emmen en Wormerveer, die failliet zijn gegaan, doch we willen hopen, dat het zoo ver nog niet komt met onze gemeente." De beer Kort: „De belasting wordt bier bet hoogst." De heer J o n k e r„Dat heb je nu van die mooie scholen en huizen." Wethouder S. Schoneveld wilde nu de toestand zoo donker werd ingezien (en o.;. v: doc fcoi best; ook is), toch nog de mcdedeeling doej dat B. en W. in den allernaasten toekonn alle krachten zullen inspannen om bij d Iti autoriteiten iets gedaan te krijgen. Reed 51 heeft zich het Dagelijksch bestuur enkel mogelijkheden ingedacht, doch over welk plannen vooralsnog niets medegedeeld worden. De heer J. Schoneveld vond het mer, dat de a.s. belastingvcrhoogïng eerst in geheime zitting is behandeld, nu morgen dezo kwestie gegeurd kleurd in de pers komt, zullen t-eng.vo' van eventueel alarmeerende bcri' meerdere personen Rijnsburg veria té; Wethouder S. Schoneveld li ter echt op, dat de zaak nu eenmaal bliek besproken is, en dat er van de slaggevers niet verwacht kan worden, deze uit sensatielust de zaak zouden blazen. Wel zou gevraagd kunnen wordi een en ander niet te publiceeren, met een dergelijke doofpot-politiek reikt men niets. De gemeentenaren mogen gerust wetf; dat de toestand ernstig is, en zich dat inneren, bij bet stellen van allerlei onvei vulbare eisckcn. Open-deur-politiek is altijd liet en het behoeft in geenen deele een sporing te zijn de gemeente te verlag (wat dan overigens reeds* voor 1 Mei moeten geschieden. Verslagg.) als weet, dat liet gemeentebestuur met i de toestand onder de oogen ziet, en delen beraamt de belastingverkooging veel mogelijk te keeren. Daartoe werd dan ook besloten, zooq; de gemeentcnaren goed doen te blijn „wonen op koope." Het duistere punt werd dus als geze aangebonden en het derde agendap de losplaats kwam aan dc orde. •De V o o r z. gaf eerst een uiteenzettij [et van de plannen, waaraan wij slechts ontleenen, dat er 3 wijzen van uitvoeri werden genoemd, waarvan dc minst kos aig bare: beschoeiing mét „biels" werd au bevolen kostende dit pl.m. f G30 en bestrating ad f 200 totaal f S30 k f De beer Jonker: „Zijn daar fonds!, voor aanwezig? of moet er maa: leend worden?" En toén kwam het fat woord „We moeten bezuinigen." De inzet was dus voor dc losplaats nig hoopgevend, temeer waar de V oor op moest merken, dat, waar het hier buitengewone uitgave tref, con le noodig was. Er kwam nog een tweede philippics den heer v. Delft. Deze meende, datb 1 niet aanging, dat een vereeniging, die kapitaalkrachtig genoeg was, bij de meente aanklopte en dat men daar in eens op inging en een leening aangii iseki Bovendien geloofde spreker, dat het mt oen maatregel van verfraaiing zou zijn alleen voor de schippers. De Y o o r z. e.a. konden dit laatste beamen. De veilingvereenigingen hebb uitdrukkelijk verklaard, dat buiten dorp niet gelost kan worden. Wethouder S. Schoneveld zeide, B. en W. met een bevend hart het voo hebben ingediend, nu de gemeente-fin ciën zoo slecht staan. Er kan ecli mee gewacht worden. Het verzoek daté reeds van 1* jaar terug en er meer a;n losplaatskwestie ook eens eindelijk eind komen. Doch afgedacht van het lang van de betrokkeren moet de bcsdi dui ing toch noodig hersteld worden. De sch loid pers zijn in deze kwestie niet eens gels; Gekend is het woord niet, merkt heer v. D e 1 ft ongeveer op, doch ze zit! achter al die adressen. Ze willen huis liggen (prettig!) Straks verr en dan zitten we met de losplaats luuuiijoR maag^ijk. De heer Jonker meende, (om kort zijn) dat do toestand al zoolang besa v had en nog wel wat langer kon dur? de heer J. Schoneveld" spralr" vTiV opkomende cultuur een aanbeveling; heer v. d. Gugten zeide, dat bet -- of „die toestand er al was van af de sec- IrBI ping" en daarom verbeterd moest wori in 't belang van de vooruitgang en de k Kort vondt de plaats ongeschikt en a dat in de bocht wonder best gelest 1 worden. Stemming: S—3 aangenomen. Tc| Kort, Jonker, v. Delft. Punt--4b „opbeffjng stoom ver bod"., De Y o o r z. deelde mede, dat na cój rentie met de veilingbesturen Al c. *1 reeki iiir raa< Eer 3.K. FEUILLETON Een Baron-Bandiet. (Naar het Duifsch.) 63) Ik zal haax vaak missen, wanneer zij als gravin von Fallersleben hier den scepter zwaait, zeide hij zacht. "Wilhelm legde de hand op zijn arm en tag hem vol hartelijke deelneming in het gelaat. Kom dan bij ons, antwoordde hij, ge zïjt hier altijd welkom, of nog beter; trek na de bruiloft met pak en zak hier heen; mijn huis is groot genoeg. Neen, neen, ik zal mij wel in het on- Termijdelijke weten te schikken. En naar ik boop, zal het tijdstip, waarop ook gij een levensgezellin voor 't altaar voert, niet ver meer zijn. —Dat zal misschien nimmer gebeuren. Verliest gij zoo schielijk de hoop? vrcogde graaf met een zacht verwijt. Gij zegt immers zelf, dat Ida nimmer von Felsen hare hand zal reiken en wie zou haar dan nader zijn dan hij, dien zij reeds vroeger bemind heeft? Hoe gomakkelijk is dit gezegd, ant woordde von Bremen, met de hand over de oogen wrijvend. Weet ik dan of zij mij werkelijk bemind heeft, en of deze liefde niet reeds lang in haar hart is uitgedoofd? Emilo gaf nog kort geleden als harr overtuiging te kennen Beste vriend, de beweegredenen, wel ke haar tot die verklaringen noopten, ken nen wij immers beiden en juist die beweeg ïedenen ontnemen er alle recht van be- •taan aan. En bovendien valt er nog zoo menige hinderpaal uit den weg te ruimen alvorens ik behouden in de haven hoop to landen. Hoewel ik het haast tot de onmo gelijkheden beschouw, dat Ida de man, dien zij veracht, naar het altaar zal vol gen, mag men niet vergeten, dat de wil haars vaders haar dwingt, dien stap te doen en het blijft, nog altijd te bezien, of zij den moed heeft, dien wil te trotseeren. Indien von Felsen maar ontmaskerd wordt. Ja, dat is het, waarop ik mijn hoop bouw, dat alleen. En wat hebt ge reeds bereikt? Von Bremen dronk langzaam zijn glas uit en schudde peinzend het hoofd. f— Weinig en toch veel, antwoordde hij. Ik heb Born tegen zijn vriend opgehitst, en de zekerheid ontvangen, dat die man in geheimen is ingewijd, wier onthulling de baron tot eiken prijs moet vermijden. Maar wil hij ze niet onthullen? Nu nog niet; bij vreest vermoedelijk zich er door to compromitteeren; in elk geval heeft ook hij in de rolvcrdeeling zijn aandeel gehad. Ik vrees slechts; dat hij den baron verwijten zal doen en dan ophelderingen ontvangen, die mijne plannen in duigen doen vallen. Kon ik thans maar geduren de eenige weken .de briefwisseling tus- schen hen beiden verhinderen. Dit zou alleen door een totaio vijand schap te bewerken zijn. 1 Welke ik tot mijn leedwezen niet ver wezenlijken kan. Ze hebben elkander to zeer noodig; ze zijn tc vast aan elkander geketend. Wanneer de baron zijn vriend het be wijs levert, dat ik hem slechts heb opge hitst, om zelf in troebel water te vis- schen, dan hebben mijn fraaio plannen schipbreuk geleden. En vreest gij, dat hem dit gelukken zal? Helaas, ja. Born heeft mij wel is waar stilzwijgend moeten beloven, maar 'hij zal geen woord houden, en ik weet niet, of ik in zijne plaats het zelf wel zou doen. Ik heb daarbij, zooals men pleegt te zeggen, twee vliegen in een klap gevan gen, in zoover namelijk zooals mij nu ook duidelijk is geworden dat de ver moedens van den schilder ten opzichte van den diefstal op waarheid berusten. Wilhelm uitte een kreet van verbazing. 1 Wilt ge daarmede te kennen geven, dat Born den diefstal bedreven heeft? vroeg hij. Ik heb allo reden om het te gelooven Maar tusschen geloof en bewijs ligt nog een diepe kloof. Zeker, en juist daarom heb ik be zwaar, den schilder mijne ontdekking me- do te deel en; hij zou met zijn driftig ge stel alles bederven. Maar men mag ook niet zwijgen en de zaak op haar beloop laten. Den jongen man is zijn heiligste bezitting, zijn eer, gestolen geworden. i Geduld, zeide von Bremen, zijn vriend in de rede vallende. Wilde men thans een krachtigen stap doen, dan zou dit tot geen resultaat leiden; op den weg van list daarentegen hoop ik beide raad sels op te lossen. Ik ben zoo ver gegaan ais ik mocht: ging ik nog verder, dan zou ik achterdocht wekken, en alle moeite wa re vergeefsch geweest. Fallersleben schudde afkeurend het hoofd. Gij zoudt dus ook goedkeuren, dat die kerel de echtgenoot van mevr. Blote wordt? zeide hij. Hoe kan ik het verhinderen, indien ik geene bewijzen tegen hem heb? Moet ik mij zeiven aan het verwijt van te lasteren blootstellen? En is, goed beschouwd, me vrouw lypte zelf niet in staat, den stap, die voor geheel haar volgend leven beslis send is, te wikken en te wegen, alvorens zij hem doet? Dat wel, maar rust niet op ons de verplichting, om te waarschuwen, wan neer Neen, Wilhelm, deze verplichting komt mij ver van noodzakelijk voor. Het is altijd eene gevaarlijke en hoogst on dankbare zaak zich in de particuliere aan gelegenheden van andere menschen te mengen, zelfs dan wanneer men hun daardoor een weldaad bewijst. In het eer ste oogenblik spreken zij eenige woorden van dankbaarheid; maar later vragen zij wij ons 't recht heeft gegeven ons om hun ne zaken te bekommeren, en ben van een stap af te houden, wier dwaasheid zij nu niet meer kunnen inzien. Intusschen hoop ik,dat die Born zal ontmaskerd zijn, alvo rens zijn huwelijk met de weduwe gevoerd kon worden. Heeft Ida u nog niet geschreven? vroeg de graaf, die de meeningen, zooeven door zijn vriend geuit, niet scheen tc dee- len. 1 Neen, zij wilde alleen schrijven als zij eene mededeeling van belang had to doen. Gij weet dus niet, waar zij tegen woordig zijn? Toch wel; in Venetië. 1 Jammer, dat wij niet in den ouden tijd leven, zeide Wilhelm op scljj senden toon. Destijds had men groote moeite een beambte kunnen o pen om de brieven te onderscheppf genwoordig is het onmogelijk. Ik zou niet gaarne tot dergelijffl delen mijn toevlucht willen nemen. In dat opzicht loopen dan onztfS wijze uiteen. Om eon paar eerlooze s® ken to ontmaskeren, mag men zich r van menig middel bedienen, dat o® andere omstandigheden niet geoord j ware. Maar, zooals ik gezegd weg kunnen wij niet betreden.j Misschien heb ik reeds een gevondenJ i Die' tot een gunstigen uitslag 4 I leiden?- jf Ik hoop het, zeide von Bremen, fe wijl hij uit het kistje, dat zijn vr;e& J aanbood, een sigaar nam. Voor een jaar nam uw broer een koetsier m j dienst, mot wien hij in geen enkel op tevreden was; de man maakte groote* spraken, was lui en laadde ten slo 11 nog het vermoeden van ontrouw op *j Heette hij niet Franz?- Jawel. Reeds na korten tijd w«| weer ontslagen en verliet, in z00V L bekend is, ook deze plaats, tencni 1 geluk in een ander oord te beproeu j Ik.herinner mij hom nog ze€rJ .'(Wordt ;ver$i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 4