Derde
_r
Joaj
"oei,
Zaterdag 26 Mei 1923
KALENDER DER WEEK
en
ZONDAG 27 Mei. Feestdag van
Allerheiligste D r i e e n-
d. Mis: Benedicta sit. Gloria en Gre-
2e gebed en laatste Evangelie v. den
Zondag na Pinksteren. Prefatie v. d.
rheiligste Drieëenheid.
lour der Misgewaden: Wit.
Verheven Geheim der Allerheiligste
;enheid, één God in drie Personen,
lanen wij met ons zwak menschenrer-
niet hegrijpen. Brengen wij het
irlijk offer van ons geloof, vandaag
«ral. Eeren wij door een echt Katho-
geloofsleven den Vader, Zoon en H.
de Allerheiligste Drieëenheid en on-
ideeldo eenheid. Gisteren is do Paasch-
geëindigd.
MAANDAG 28 Mei. Mis v. d. H.
u s t i n u s, Bisschop en Belijder:
terdotes. Gloria. Geen gedachtenis.
•elie als op 25 April. Gewone
refatie. Kleur der Misgewaden: W i t.
H. Augustinus, Benedictijn, werd
597 door Paus Gregorius I naar En-
Imd gezonden, met veertig zijner mon-
ien. waar zij den Koning v. Kent met
zijnerv onderdanen voor het H.
jelie wonnen. Augustinus vestigde
Bisschoppelijken zetel te Kantelberg,
idien het eerste der Engelsche Bis-
sraen. De H. Augustinus wordt de
«stel van Engeland genoemd.
3INSDAG 29 Mei. Mis v. d. H. M a-
Magdalena van Pazzi. Di-
(Uit het Gemeenschappelijke der
igden). Gloria. 2e Gebed eigen. 2e tot
Heiligen (A Cunctis) 3e naar keuze v.
Priester. Gewone Prefatie. Klfir
Misgewaden: W i t.
H. Maria Magdalena, van de Flo-
ilijnsche familie Pazzi, is door God
wilder bevoorrecht met een ontzettend
liefde tot God en den naaste. Na
wonderbaar leven van liefde, boete en
lm, stierf zij als Carmelites den 25en
1607.
tfOENSDAG 30 Mei. M i s v. d. Ie
dag na Pinksteren. Domino
achter de Mis v. d. Allerh. Drieëen-
Zonder Gloria en Credo. 2e gebed
H. Felix (30 Mei). 3e A Cunctis.
tone Prefatie. Kleur der Misgewa-
Groen.
tok mag geflezen worden een H. Mis
don H. Felix. Statuit (Uit het Ge-
ioschappelijke van een Bisschop-Mar-
nr). Gloria. 2e gebed v. d. len Zondag
Pinksteren. 3e A Cunctis. Gewone
sffttie. Kleur der Misgewaden: Rood.
KINDERDAG 31 Mei. Feestdag v.
Allerheiligste Sacrament,
van Devotie. Geen verplichting van
looren. Mis: Gibavit. Gloria, Credo en
iatie v.- Kerstmis gedurende het
Geen gedachtenis. Sequens: Lauda
(in gelezen H.H. Missen onder het
af niet verplichtend). Kleur der Mis
raden: Wit.
lerdachten wij op Witten Donderdag
Instelling v. h. Allerheiligst Sacra-
andaag vieren wij het bezit v. d.
Eucharistie. „Er is geen volk, dat zij-
loden zoo dicht bij zich heeft, dan on-
jckI tegenwoordig is bij ons" (H. Tho-
in de Getijden der H. Kerk). Richten
onze oogen den verborgen God on-
allaren; laat Hij zijn onze dagelijk-
Spijze, opdat Christus in ons en wij
i953 Christus één, deel mogen hebben aan
lucht der verlossing het eeuwig le-
(G ra duale. Alleluja-vers en Gebed).
ÜIJDAG 1 Juni. Tweede dag on-
het Octaaf v. h. Allerh. Sa-
ment. Mis als gisteren. 2e gebed ter
v. Maria (Concede). 3e voor Kerk of
Kleur der Misgewaden: Wit.
ITERDAG 2 Juni. Derde dag on-
het Octaaf v. h, Allerh. Sa-
ment. Mis als eergisteren. 2e gebed
H. MarcelLinus en Gezellen. 3e ter
t. Maria (Ggncede). Kleur dor Mis-
Hen: Wit.
740
!99,
374'
526
744
863
054
Gl8
103)
PETRUS TE ROME.
"inheer de advocaat, ik verzeker u,
dertig jaren lang in gemocde ge-
heb, dat het stuk land, waarover
e kwestie gaat, mijn rechtmatig
'om is geweest. Ik heb er geen oogen-
getwijfeld. Hierbij komt, dat ik
J|lieii tijd als eigenaar heb gedragen,
ieder kan weten, want ik heb per-
de stukken, die er betrekking op
onderteekend. En geen enkelen
wft mijn buurman gereclameerd, of-
hij er dertig jaren lang den tijd
«ft gehad."
tan er met de bezwaren van je
(aP ,-<1 onmogelijk rekening gehouden
e» Als hij het gevalletje voor den
r brengt, zeide de rechtsgeleerde,
in het gelijk gesteld, en zal hij
bliezen. Dat noemen we in onzen
1 nPraescriptie" of tewel verjaring.
gaat eenvoudig van de veronder-
*nt, dat een bezwaar tegen uw be-
J eer zou zijn ingebracht, als het
waarde had. Nu is buurman te
1 dertig jaren ongestoord bezit, valt
niet meer te betwisten; en be-
3 borden gerekend als niet te be
nzonde beginsel der rechtspraak
kan meer nut stichten dan alleen ver
warde kwesties en twijfels oplossen in 't
eigendomsrecht. We moeten het niet ver
geten op het gebied der apologetiek. Waar
lijk, ook op dat terrein worden de be
zwaren zoo nu en dan te laat ingediend,
n.l. wanneer een of andere leerstelling al
eeuwen en eeuwen verjaard is. Ook dan
mogen we zeggen: uw bezwaar telt niet,
alleen reeds omdat het te laat komt
Wat we op het oog hebben, willen we
nader uitwerken door een voorbeeld. De
katholieken loopen zeer hoog met den Paus
van Rome. Voor hen is de Paus alles. Ze
stellen hun bisschoppen en geestelijken
zeer hoog, maar ten slotte, als dezen leven
in eenheid met en in gehoorzamheid aan
den paus van Rome. Ze heeten dan ook
niet voor niets Roomsch-Katholieken. Ze
zien den paus aan als zichtbaar opper
hoofd der heele Kerk, omdat hij is de wet
tige opyolger van den H. Petrus, die ook
alle anderen uitstond, cn op wien Christus
zijn Kerk gebouwd heeft. Opdat de paus
van Rome nu dit recht van wettigen op
volger kan laten gelden, is het noodig,
dat de H. Petrus te Rome is geweest, al
daar zijn ambt heeft uitgeoefend, en einde
lijk ook daar is gestorven. Dit houden de
Katholieken dan ook als een historisch
feit.
Maar, zal misschien iemand zeggen, er
hebben vroeger wel meer „historische fei
ten" bestaan, die bij het onderzoek der
critiek in twijfel zijn getrokken.Dit is zoo:
maar dan moeten daarvoor zwaarwichtige
gronden worden aangewend; om zonder
reden feiten te loochenen tot nog toe als
historisch aangenomen, is dom en dwaas.
Maar hiervan afgezien, de critiek zal
zwaar werk hebben, om het geschiedkun
dig karakter aan iets te ontnemen, als daar
op van den beginne af de eeuwenoude over
tuiging gebouwd is, dat de paus in de
Kerk nummer één is. Zulk een ontzaglijk
iets, bouwt men niet op fabels, of de halve
wereld moet een tijdlang stapelgek zijn ge
weest.
We willen ons nader verklaren.
Al stellen de katholieken er een eer in,
den paus aan te zien als den vader der
christenheid, men moet niet vergeten, dat
hij gezag uitoefent, aan hetwelk te ge
hoorzamen niet altijd even aangenaam en
gemakkelijk valt. Zouden deze ontevrede
nen, om zich aan die lastige opdrachten te
onttrekken, zich er niet op beroepen heb
ben, dat de dood van St. Petras niet his
torisch, doch slechts een fabeltje was;
zouden dan andere bisschoppen geen aan
spraak- hebben gemaakt op den voorrang,
als Petrus niet in Rome is gestorven? Hij
is toch zeker ergens gestorven?
Doch we zien niets van dit alles. Hoe
zeer verschillenden in verzet kwamen tegen
den paus, zij beriepen er zich nooit op,
dat hij geen macht over hen had, omdat
St. Petrus niet te Rome gestorven was.
Tot eindelijk de veertiende eeuw aan
brak spreke, schrijve en zegge de
veertiende eeuwalswanneer een
zekere Marsilius van Padua het feit in
twijfel trok, terwijl een eeuw later Velenus
het feit vlakweg loochende in een boekje,
dat uitkwam in het jaar 1520.
Maar met den advocaat zeggen wij: die
loochening komt te laat. Dertien eeuwen
achter elkaar hebben de Christenen aan
genomen dat de paus van Rome meer dan
alle anderen in de Kerk heeft te zeggen,
en deze overtuiging steunt op het aan
nemen van den dood van St. Petrus te
Rome, dit is voldoende; als er bezwaren
tegen bestonden, dan zouden ze vroeger
zijn gemaakt. Nu is die overtuiging ver
jaard; de Katholieken hebben groot gelijk
met Petrus' dood te Rome als - geschied
kundig te beschouwen. Tegen zoo iets
komt men niet na dertien eeuwen op.
Zoo zien we, hoe we terecht het bewijs
der verjaring voor de apologetiek mogen
gebruiken. Al zouden we dus geen bewij
zen hebben voor het geschiedkundig feit
van Petrus' dood te Rome, wij zouden ons
terecht mogen beroepen op het bewijs der
praescriptie, der verjaring
En mocht voor sommigen deze bewijs
voering zwak staan, laten zij zich dan niet
ongerust maken, want in tegenstelling met
den boer, die een advocaat noodig had,
omdat hij geen koopcontracten meer bezat,
hebben wij het bewijs der verjaring niet
eens noodig. Wij bezitten voor het verblijf
van Petrus te Rome zulke oyertuigende be
wijzen op schrift, dat we niet in twi-jfel
worden gelaten.
J. J. VAN SANTÉ, Pr.
PINKSTERGEDACHTEN OVER DE
MISSIËN.
Alp hen a/d. Rijo, 20 Mei 1923.
Stellen wij ons voor, Lezers, voor 1923
jaren, een blik te slaan in Jeruzalem.
Wat zouden we ontgoocheld staan kijken.
In Christus' eigen stad, maar
geen enkel Christen, geen
e nkele Christen-kerk. Tjokvol
zijn de straten van Jeruzalem, de toen
malige. wereldstad, met een bonte, veel
kleurige menschenmassa, wier kleeder
dracht, wier taal en manieren ons doen
oordeelen, dat het zijn vogels van diverse
pluimage. En we weten het uit de H.
Schrift, 't zijn Parthen en Hediërs, Ela-
mieten en Mesopotamiërs, Grieken en
Arabieren, Romeinen en Gretenzers en
nog een tiental andere rassen en talen,
al 1 en echter heidenen, afgodendie
naars van allerlei opvatting. De een ver
eert de zon, de maan, een tweede zoekt
zijn God in elk lomp stuk vee, weer een
ander buigt zich in 't stof voor allerlei
beelden en drakenfiguren, het maaksel
zijner eigen handen. Maar toch geven ze
niet zóóveel voor hun goden. Alleen op
vastgestelde tijden, volgens hun dwaze
opvattingen, bij zons- of maansverduiste
ringen, of als de vrees voor de donderende
bliksemflitsen, voor ziekte of tegenspoed
hen tot godsdienst nqpen. Niet de zon of
de maan zijn de goden van hun praktisch
dagelijksch leven. Neen, allen zijn te Je
ruzalem om te handelen, om geld en goed.
Want met recht is het volk „Cujus venter
Deus est", wiens buik hun God is. Tus-
schen deze bonte menigte krioelt het ook'
van Joden, oorspronkelijk de uitverkoren
kinderen Gods. Maar hun godsdienst is
verwaterd en verdoezeld hun god is
thans ook het woekergeld. En dan ont
waart ons spiedend oog onopgemerkt die
joelende bende, in een zijstraatje, een
klein onooglijk, gesloten gebouwtje. Daar
zit Petrus en de 11 apostelen met nog
een handjevol Christenen, allen schuch
ter en bedeesd achter dichtgegrendelde
deuren. Want zij vertoonen zich niet,
propter metum judeorum, uit vrees voor
die joelende, heidensche bende en zij
zuchten daar en smeeken: „Och Heer,
zend toch uw H. Geest uit, dan worden wij
herschapen en dan zal het aanschijn der
aarde vernieuwd worden."
En ja, wat zien we. Nauwelijks is de
H. Geest neergedaald, of vol moed treedt
dit schuchtere gezelschap uit naar do
hoofdstad, en vol moed en bezieling pre
dikt Petrus het Christendom, omringd
door de schare van zoo even. Hij doopt
er 2000 dienzelfden dag. Christus' Kerk
wordt voor 't eerst gekatholiceerd, wordt
veralgemeend. Jeruzalem's aanschijn is
veranderd. De Katholieke missie-actie
heeft toen een aanvang genomen.
En thans na 1923 jaren. God
dank, na een eeuwenlange achteruitplaat
sing,. is thans de missie-actie, het idee,
om de heidenen te redden, aan 't opleven,
zelfs hier en daar aan 't bloeien. Toch,
geachte lezer, ontbreekt bij zeer velen
het juiste begrip en de juiste steun van
het nobele KatholiekeMissiewezen. Laat
ons do zaken goed onder de oogen zien!
Heb ik 't mis, dat velen, zeer velen, ons
Missiewerk beschouwen als b ij z a a k en
niet als hoofdzaak als een deugd en
niet als een plicht. Heb is 't mis, dat zeer
velen, die goede Katholieke actie slechts
steunen, door slechts noode of goedhar
tiglijk in te teekenen op een of ander missie
blaadje, dat nooit of zelden gelezen wordt,
of door 't geven van de spreekwoorde
lijke twee kwartjes voor de zwartjes?
Lezers, dat is een verkeerde, ncheeve,
halfslachtige, lauwe opvatting. Weg er
mee! Pak eens flink aan. Geen half werk
dulden wij, goede Hollandsche Katholie
ken van de daad! Wat beteekent toch
wel Christendom en heidendo m?
Lezer! na ruim jaar in Borneo te mid
den van grof heidendom gezeten te heb
ben, .ging ik huiswaarts. Eindelijk! Mijn
boot bereikte de kusten van Italië en eea
zucht van verlichting ontsnapte mij on
willekeurig. Daar passeerden wij de
straat van Messina, cn zagen mijn oogen
aan beide kanten de lachende stranden
van Calabrië en Cicilië, die heerlijke heu
velen, zacht glooiend oprijzend uit de
blauwe zee, vol vruchtbare wijnranken en
zoetheid. Alles was weelde en vruchtbaar
heid. En daar op die lachende heuvelen
zijn ingezet als juweeltjes, rustige, witte
dorpjes, elk met zijn spits torentje eener
Katholieke Kerk. De landelijke bewoners
zijn naarstig aan hun werk, den lach der
tevredenheid op hun gelaat. Ja, ze zijn
Katholiek. De troost hunner heerlijke
godsdienst, de heiligheid hunner geboden,
de leiding hunner priesters, de voorbeel
dige levens hunner kloosterlingen, schenkt
hun, zooals ons, een heerlijk, schoon, ge
regeld, heilig leven, vol zegen en voor
spoed, vol troost in beproeving. Dat is
ons Katholiek leven!
Maar dan ter linkerzijde ontwaarden
mijn oogen, na dit liefelijk tafereel, een
blik van ontzetting, een gruwel van ver
woesting. Uit diezelfde blauwe, rustige
zee, rijst op een plompe, kale, reuzenrots.
Trots en verwaten heft hij den ruwen
kop hemelwaarts. Het is de verraderlijke,
verwoestende reus Stromholi, de vuurspu
wende berg. Een akelige duistere walm
hangt altijd boven zijn kop en als een
sissende slang slingerde hij uit een der
kraters vuur en gloeiende slroomen van
modder hoog in de lucht, 't Is alles, zoo
reusachtig en zoo vernietigend en zijn
binnenste rommelt als een angstigen,
troosteloozen, zieken reus. Ik mijmerde
bij dit beeld en dacht ziedaar het
beeld der heidensche wereld met al zijn
chaos en wanorde. Want evenals deze
reus Stromboli, zoo ook steken nog
1000.000.000 menschen in ijdelen waan 't
hoofd omhoog, als wijzen en toch zoo
dwaas.
Lezer, wat een reusachtig aantal!! En
nu de chaos. Wij, Katholieken, beseffen
hier niet voldoende uitsleur en gewoonte,
ons eigen blij Katholiek zijn. Zoo waar-
deeren wij ook beter onze gezondheid, als
wij de akeligheid eener ziekte hebben
meegemaakt. Wij, Katholieken, hebben in
ons geloof een heldere, leidende ster,
Christus, de onfeilbare God, en langs
rechte banen van geloof gaan we
voort vol hoop in Hem, die troost in be
proeving, en beloont met zekere eeuwig
heid. En wij beminnen God en onze even-
menschen met een liefde, die zich uit in
duizenderlei scbakeeringen, van een vrien
delijk woord, een glimlach met elkander,
tot do heldhaftigste opoffering en naas
tenliefde in de Katholieke hospitalen.
En hoe staat 't dan in de heidensche
wereld! Lezers Daar is niets, letter
lijk niets van dat alles. Daar is geen lich
tende ster des geloofs, maar eeuwige twij
feling. Daar bestaat geen hoon, maar daar
is eeuwige wanhoop en fatalisme. Daar is
geen liefde, d. i. een zuiver Christelijke
liefde uit hoogere, zuivere, edele motie
ven. De tien geboden, die heerlijke, groo-
te wetten, die ons veilige leven in banen
houden en onze blijheid bestendigen, ach
ze zijn er niet voor den heiden. Van af
Port-Said komt men in een gebied van
geestelijken en maatschappelijken chaos,
"die zijn verwoestingen troosteloos uit
strekt over Afrika's duisteren wonden, een
werelddeel, over Ceylon, anders van na
ture zoo rijk versierd, over de Indische
rijken Vóór- en Achter-Indië, waar de
heidensche Hindoe zijn eindgeluk denkt
in een dwaze zelfvernietiging, een Nir
wana van 't niet bestaan, over. de dui-
zende eilanden van Insulinde, over het
machtige Chineesche rijk met zijn mil-
lioenen bevolking; over Japan, het wufte
waanwijze rijk, dat zich rijk denkt met
eenige wereldsche geleerdheid uit Europa.
Armo heidensche wereld! Wat is uw
God? Ziet in alle huizen der Chineezen
naar die wraakzuchtige caricatuur; daar
is geen liefde en lach op zijn gelaat, maar
een uitdrukking van grijnzende trots en
wraak en straf. En naast dien Tipicon of
Ghineeschen oppergod staat een figuur,
dat hem moet bevredigen en zoet houden
met een grooten geldbuidel.
Arm heidendom. Het tweede gebod be
staat ook niet, want zelfs een God kent
men niet. Er is geen Sabbath of rustdag,
want, zegt de heiden, 't is tijdverlies en
gemis aan geld en goed. Troosteloos en
verlaten zit een oude, ziekelijke vader of
moeder zielloos te staren, vermagerd en
uitgeteerd. Hij is van geen nut, roept het
kind; hij werkt niet meer en eet slechts
van ons.
Arm heidendom, dat uw hoofddeugd
kan stellen zooals bij de wilden van
Borneo, in het verzamelen van elkanders
hoofden; moedwillige moord wordt een
deugd van moed. Belachelijk is het, ware
het niet zoo treurig, te zien, hoe de
Chineesche heiden neerknielt en hulp
vraagt in zijn boosheid aan den god van
den diefstal. En dan het 6de en 9de ge
bod? Waar is die reine deugd der Enge
len, die den man beschaaft, do vtouw
tot koningin verheft en de huisgezinnen
heiligt. Helaas! Ze is niet te vinden, 't Is
alles zinnelust, die den man verslaaft en
de heidensche vrouw verlaagt tot minder
dan het redelooze dier. Genoeg! We wal
gen bij deze harde werkelijkheid.
Katholieke lezers, Roomsche mannen,
gort aan dan de wapenrusting Gods en
verdelgt den duivel en redt uw heiden
sche broeders! Roomsche vrouwen, staat op
en heft op uw beklagenswaardige zus ters
slavinnen! Roomsche kinderen, verlicht
uw heidensche vriendjes en vriendinne
tjes! Grijsaards, hebt medelijden met uw
verachte tijdgenooten in het heidendom.
Dit doen we niet door onze Roomsche mis
sies te beschouwen als b ij zaak, niet
door een goedhartig inteekenen van een of
ander missieblaadje, niet door een en
kelen keer noodgedwongen een offertje te
brengen. Neen, 't is voor ons te klein,
te bekrompen, te eng. Stellen wij
ons allen goed op de hoogte van den
omvang en het doel der Katholieke mis
sie-actie. Steunt allen naar vermogen de
zware onvermijdelijke financieele nooden,
vooral daar waar de nood zoo dringend,
de armoede zoo nijpend is en last not
least: bidt veel en bidt dagelijks, dat God
zijn H. Geest moge uitstorten ook in do
1.000.000.000 heidenen, en met recht het
aanschijn der aarde moge vernieuwen.
L. J. A. v. d. BERGH,
Missionaris in Borneo.
Alphen aan den Rijn, Mei 1923.
SGhOOMHeiDI
HSpnvAriBM.
MEIMAAND.
- 'IV. j
(We beginnen thans inet een MidcLel-
eeuwsoh Mari,alied ai te scthrijven, dat
weer st'erk gelijkt op een litanie. Mooi
is telkens de aanhef „God groet U", heel
mooi de wijze, waarop Maria allerlei
beminnelijke eigenschappen worden toe
gekend, terwijl bet geheel weer eindigt
met een gevoelige ora pro nobis nunc et
in hora mortis nostrae.
God groet U, coninghirme,
Maria, aoet jolijt,
Ghi sijt een vat vol minnen,
Altoos ghebenedijt.
O weerde bruyt der weelden,
Dyn lof is eewich lanck,
Fonteijn van den eewighen leven,
Schenkt ons der minnen dranck.
God groet U, alderclaerste,
Die men aenscouwen mach,
Maria, ons hewaerster,
Ghi sijt een -eewich daoh.
Wel sc-hoone sonder verdrieten,
Vol alder deuchden groot,
Och, laet mij dyns genieten
O weerde rose root.
God groet U, morgensterree
Een spieghel sonder smet,
Die schoonste sonder merren,
Rein lelie, onhevleckt.
Maria, edel sonne,
lek wil U geven prijs,
Ghij sijt die suver bloem©
Versierende dat paradijs.
God groet U, suyver maget,
O soete medicijn,
O dach, die eewich daget,
lek waer so gaerne bi dyn. 1
En wilt mijns niet vergheten,
Och edel honichraet,
Als mi mijn herte sal breken
In die Tire mijrider dook
Is dit alles niet kostelijk van naïeve,
gevoelige schoonheid? Er glanst over 't
heele gedicht een „soet jolijt" een zoete
blijdschap. Het is alles een teere liefkoo-
izing van O. L. Vrouw. Is het niet roe
rend eenvoudig en .tooh zoo heel mooi ge
zegd: „lek waer so gaeme bi' dyn". En is
(het niet aardig gezegd, die VTaag aan
do „edele honingraat" betiteling geno
men uit het boek der Richteren, maar
niet opgenomen in de Marialitanie, om
den dichter bij te staan in bet uur van
zijn dood als mi mijn herte sal breken".
Wij plaatsen thans weer een lied van
Guido Gezelle: Ave Regina.
Heil U, heil U, Koninginne,
Vrije vrouw der (zoeter minne;
Heil U, wortel, stam en poort;
Heil U, 's werelds weergeboort!
ONS HOEKJE
OVER'
OPVOEDING.
GEVEN lil.
Nog een laatste woord over dit belang
rijk punt in onze opvoeding. Laat spoedig
reeds uw kinderen uw aalmoezen uitdee-
len. Leer hun ook van tijd tot tijd eens iets
uit eigen spaarpot te geven; hierbij moet
langzaam-aan den kinderen de overtuiging
bijgebracht worden, dat dit geld het
beste besteed is. „Wat gij den minste der
mijnen gedaan hebt, hebt gij aan Mij go-
daan!"De kinderen moeten onopge
merkt leoren, hoe men moet geven. De
ouders moeten bij hun kinderen niet met'
zooveel woorden de aandacht vestigen op
hun vele weldaden; zij moeten riict van
hun kinderen als het ware lofprijzingen
vragen, door him te vertellen of mét voor
bedachten rade te toonen hoeveel zij weg
gevenNeen, ongedwongen en zonder
veel omhaal, als de gewoonste zaak der
wereld, moeten do kinderèn beinvloed wor
den door de christelijke gedachte over
aardsch goed: welke gedachte zich bijna
altijd uit in verstandige vrijgevigheid.
Hoe meer de kinderen ook leeren begrij
pen de vergankelijke grootheid van aardsch
bezit, des te gemakkelijker zal men hen
kunnen brengen tot hoog-verhevcn en
sterk-christelijke levensbeschouwing.
Het valt zoo gemakkelijk in 't alge
meen gesproken de kinderen te leeren
smaken het geestelijk genot van goed-zijn
voor anderen eh goed-doen aan den- cven-
mensoh. Het Christelijk element van da
weldadigheid aan den persoon van Onzen
Heer J. Christus laat zich vooral bij kin
deren zoo goed in hun goed-doen inschui
ven. Een moeder had in de kamer eea
beeld van het Jezus-kind, dat ruslte op
een klein kastje. Alles wat in het gezin
voor armen en goede werken met verstand
en overleg want er heerschte geen rijk
dom kon worden afgezonderd van de
verdiensten werd daarin gebracht, werd
aan Jezus gegeven. Vanuit deze schatka
mer werden 't liefst door de kinderen!
zelf de aalmoezen genomen voor de ver
schillende goede doeleinden. Jezus kreeg
dus alles de armen, ongelnkkigen, de
goede werken vertegenwoordigden den'
goddelijken Vriend des huizes....*
Uit gierige huisgezinnen komen gierig
aards of verkwisters: twee ongelukkige
soorten menschen.
Gierige en verkwistende menschen ken
nen geen waar geluk. Niet voor niets heeft'
onze goddelijke Meester ons inzicht- gege
ven in de waarde en het gebruik van het'
geld: er hangt zooveel voor ons geluk af
van het goed gebruik van het geil. F.r
hangt zooveel voor onze kinderen af van
het inzicht in dit aardsehe schepsel, dat
wij geld en goed noemen.
Zijn er wel schepselen, die grooter mis
daden op het geweten hebben dan het
geld? Is door geld ook niet de hoogste
liefdes- en lijdensmacht, de heldhaftige
zelfverloochening en bovenaardsche naas
tenliefde tot uiting gekomen? Het hangt er
maar vanaf, hoe wij het geld beschouwen
en gebruiken. Wanneer wij echter onzen
kinderen niets anders weten te leeren dan
liefde voor het geld op hoop. van aldus
hunne liefde voor ons te bestendigen .dan
kan de geschiedenis zich wel eens toege
past herhalen: de biggen schreeuwden,
omdat het groote zwijn gestorven was;
toen zij echter hoorden, dat in het fcsta-
mont stond, dat zij eikels zonden kriïgeri
om te blijven leven, gingen zij vol blijd
schap naar den voerbak
Onze goede Leermeester der zielen leerfc'
ons dat het goed gebruik der aardsch©
goederen niet anders is. dan een m'ddel
tot zaligheid. Gebruiken wii ze niet goed;
wee ons in do verantwoording voor den
Heer van leven en goed. E& rijk man bad
overvloedige goederen. En hij sprak lot
zijn ziel: rust nu, miin zjel. eet, drink,
maak goeden sier. Gód echter sprak;
dwaas, in dezen nacht zal men uw ziel van
u opeischen, en hetgeen gij bereid hebt,
voor wien zal het zijn?
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
HageveldVoorhout.
's Zaligmakers Moeder milde.
Daar Hij 's hemels deuren wild©
Mede ontsluiten; sterre in zee,
Slaat ons gade en weert ons wee!
Die zoo diep zijn neergevallen,
Helpt ors weder opstaan, allen.
Jcsu Moeder staat ons bij,
Dat ons vrede en vreugde zij."
Bij deze strophen dienen we alleen t©
weten dat hier „vrije vrouw" in Gezelles
taal evenals in de Middeleeuwse he betee-
keni8 vertaald moot worden door „edel©
vrouw". Zij is de wortel, waaruit de boom
groeit, do mensch geworden God; zij is
de stam die een bloeiende kruin draagt
izij is de poort des hemels; zonder haar
was de geestelijke weergeboorle der
menschheid onmogelijk geweest.
Zij is de milde, liefdevolle Moeder van
Christus, die, door Haar voorspraak voor
berouwvolle zondaren do deur des hemels
wil ontsluiten.
Help ons, die zoo diep zijn gevallen,
weer opstaan en bewerk dat vrede ent
vreugde weer ons deel mogen zijn nu
en later!
"Weer heb ik een gedicht, dat geïnspi
reerd schijnt op de Litanie van O. L. V._
van Loretto. Het is van Albertine Smul-T
ders en heet „Maria Immaculata."
Mystieke roos, met sneenwig blanke bladeni
ivoren toren, zuiver Huis van goud.
Ster van den morgen, die het duister
wond
Van zonde cn leed, met stralen van genade
Verlichten komt, Maria reine Maagd,