UIT RIJNLAND 1 fl Ik zoek naar klare, morgenlichte tonen, Om U te zingen. Om U wèl te kronen Zoek ik naar bloesems, die- geen lente draagt. Gij, die door 't land van zonde zijt geschreden, Zonder één vlek op 't glinsl'rend witte kleed, Maar al den jammer en d'eïïende weet, Waarmee de zielen worst'len hier beneden, Maria! dat wij de Onbevlekte Maagd Ook toevlucht van den zondaar mogen roemen, Dat is de zoetste klank, die ik kan noemen Dat is de schoonste krone, die ge draagt. Inderdaad! Hoe poëtisch en schoon de namen zijn, waarmee Maria een krans gevlochten wordt, de schoonste eeretitel is Refugium .peccatoTum, Toevlucht der zondaren, voor den mensch die zich diep bewust is van zijn zondige natuur en moeite genoeg heeft in het gevaarvolle leven zijn reinheid te bewaren. Alleen de naam „Maria" is echter al leen kapelaan Van Delft reeds voldoende om een mooi bewonderend lied te schrij ven, waarin haar verheven reinhei'd en bovenaardsche schoonheid wordt ver heerlijkt. Hoe heeft uw Haam een lieven klank Zoo blij als d' eerste Mei Die klank is als een hemelzank Van blijde englenrei Maria. Hoe heeft uw Haam een teeren klank Zoo zacht als sterrenpracht. Die klank is als een hemelsprank, Zoo prachtig in den_nacht, Maria. Hoe heeft Uw Haam een zachten klank Zoo fijn als ambrozijn, Die klank is als de hemeldrank, Van reinen maagden wijn, Maria. Ik wil de bloemlezing uit de Mei- en Mari a-liederen ni-et besluiten, zonder nog een en ander te publioeeren van den grootsten der Roomsohe Hederlandsche dichters Eduard Brom. Omstreeks 1900 heeft deze fijne, door en door poëtische geest eenige „Meizan gen" geschreven, die van buitengewone schoonheid zijn. Ik geef ze om niet te uit voerig te worden, zonder commentaar. Echter mag ik niet nalaten te waarschu wen, dat de zinsbouw soms nog al lastig is en enkele woordkoppelingen wat on gewoon zijn. Heeft men deze moeilijkhe den door bedachtzaam herlezen over wonnen, dan voelt men den dichterlijken gloed en den kristallijnen glans van deze verzen Dat nu de Meie-vreugd die zwollen, Al Christen-zielen, niet te tellen, Bij 't schallen van de lent-klaroen, Dat bij der vreugde stage kloppen Springo' ópen alle zieleknoppcn: Eerste oogst van bloemen en jong groen. Dat zóó een Ientfestijn onlbloeie Van ziele-pracht, die hoog-öp groeie, Al heerlijker één reuzedrang, Eén grootsch beweeg van heiige minne, Ter schoonste Meie-koninginne, Haar roepend van Heur kemelrang. Daar daagt Zijzie, sneeuwwitte En stralend licht-gebloemte omkransen De koningswa, die Haar omweeft; Als hemelleliën Haar omfleuren Blanke englen paradijzës-geuren Neêrvloeien, waar Zij naderzweeft! Daar daagt Zijde eeuwig Jonge en Scboone, Om 't heerlijk hoofd de rozen-knone, Om zoete lippen lenfcelack! Dat nu genadevol Ze aanvaarde Den zielen-lentébloei der aarde In 't lichten van Haar hemeüdagl Dat de engelen, die Haar omreien, Bij zang en spel, nn spelemeien, In 't samenvloeiend lentgespruit, En aarde- en hemel-lentevreugden Met blij gestoei, als God-verheugden Zich menglen rond de Hemelbruid! Steek, heil'ge lent', dan uw klaroenen! iVlecht, heil'ge lent', uw lustfestoenen! Luid in der aarde zielen-Mei! En doe Uw oproep wijd weêrschaAlen, Tot in de hooge liemelhallen. En wek ten Meifeest 's heinels rei! Ziedaar verzen van breeden zwier en van een muzikale klankenwisseling die aan de schoonste oden van Vondel doet denken. Maar. nu verandert het rhytkme en we krijgen een hymne aan Maria, een litanie van haar deugden, maar die in geen enkel opzicht geïnspireerd is - door de litanie van Loretto. Geheel uit des dichters eigen zeldzaam achoone zieleleven en uit zijn devoot-be- wogen hart rezen, deze lofprijzingen. n. O! wees gezegend, Vroomlijk bejegend, Jonkvrouwe, gebenedijde, Leliën heerlijk Groeten U teerlijk, Mei -gave, reinste U gewijde. Als blanke sneeuwe, Eeuwe bij eeuwe, Op reuzenbergtop gezegen; Zóó hoog en veilig - Uw blankheid heilig Duizelend staren wij tegen! U was ten schilde Gods liefde milde, 't Aanbiddenswaard Alvermogen! De erflijke doeme Werd U tot roeme, Ecn'go aan de smetten onttogen! Bloeme der maagden, Die God behaagden, Bruid van een kuischen Behoeder, De Eêlsto aller Loten Aan U ontsproten, Wij'dde U tot m a a g d'l ij k e Moeder! I Hooit roofde d' aarde Uw hemelwaarde Blankheid, gloricuselijk stralend, I Heeft nooit geschonden Schaduw van zonden, Duistrend de dagen doordwalendl Leliën-blanke, Leliën-ranke, - Jonkvrouwe, smetteloos pure!.»* Hemelse h exempel: Druk Uw keurstempel Eindloos op mensc-hen-nature! Er zit iets naïefs in deze verzen, juist door eigenaardige woordschikking. Even als de Middeleeuwers plaatst de dichter -gaarne het bijvoegelijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord, b.v. Jonk-: vrouwe gebenedijde Leliën heerlijk Meigave reinste Gods liefde milde =5 en zoo nog enkele andere. Deze woord-; schikking en de uiterst gekuischte woor denkeus en woordenmelodie jrijn volko-i men de Allerreinste Moeder waardig in zooverre hier op aarde Haar iets waardig, kan zijn Thans betreden wij de kerk, bewonde ren de schoonheid van de hulde Haai* ge^ bracht en knielen met den dichter voor- Haar altaar. m. De Tempel noodt tot zwijgend binnenschrijden Daar rijst op geurgen bloem en troon het beeld Der maagdelijke Moeder, goud-omspeeld Van vlammen, die stil-eenzaam, Haar belijden. Der Moeder minnelijke teederheden, Der Jonkvrouw zoete kuisoheid, op 't gelaat Saamsmeltend opengaande dageraad, Schuchter van zilvrig parel-waas omgledenA O, schrijden wij met vroom gebaar Naar '1 lieflijk geurend Mei-altaar, En vouwen knielend handen samen En preev'len zoetsten aler namen: „Maria!" preevlen met getril .Van lippen zoeter naam, heel stil; „Maria, Moeder!" heffen de oogen Met teere glinstring, Haar meêdoogeni, En Moedergoedheid smeekend af, En Moedertroost, die immer gaf Een laafnis mi'ld voor 't moede harte, En heeling voor de bloênde smarte Dan rijzen wij, o! schatten rijk! I En 't is zoo'n wonderbaar gebeuren: De bloemen alle zoeter geuren En blinken in veel klaarder pracht, Der kaarsen plechtig goudlicht lacht Als zongestraa-1 der lieve Meie! --v, Nü onze 2iel zoo zalig schreie Haar heerlijke verrukking uit, En onze liefde vól ontspruit, Als een zoetrokige offerande, Die onze ziele-Mei Haar brando 1 De verzen die nu volgen, behelzen wee* een deemoedig ora pro nobis! IV. Op bergtop van lijden, Ten toppunt van 't strijden, Christus, de Hoeder, Gaf U Smarten-rijke, Zijn Smarten'geiijke Aan óns tot Moeder! Dien Zonei ter liefde, Om smart, die Hém griefde, Werdt Ge ons een Moeder. 0! teer onuitspreeklijkl Die hecht onverhreeklijk Ons aan dien Hoeder! Uit schat van' erbarmen Put Gij voor ons, armen, Liefde en genade! .Voert dan ons in de armen Van 't Godlijk erbarmen, Dat vól ons verzade! r 01 Moeder van Smarte, Aan Uw Moederharte Wenkt ruste heilig: Door Uw hart wordt smarte De weg tot Gods harte, .Waar 't is zoo veilig! VOORHEEN EN THANS. XIII. Wat 'n stadsbeeld in den loop der eeuwen toch veranderen kan! ,,'s-Gravenstein" we vertoeven nu weer eens te Leiden stond vroeger op een eiland, thans is daar geen water meer te vinden. Wel is het gebouw er nog, zij het niet geheel meer zooals t voorheen was, het geen we hier al eens hebben verteld. Mot „'a-Gravenhof", de oude woning der graven van Holland, is het echter nog heel anders gegaan; daar is niets meer van over. Ziehier de geschiedenis ervan. „'a-Gravenhof" of „Lookhorst" was oud tijds gelegen tegenover den Noorderin gang van de St. Pieterskerk en naarst .,"s-Gravenstein", insgelijks evenals de meeste sloten van dien tijd rondom in 't water, vormende met deze gevangenis twee afzonderlijke eilanden; slechts over bruggen kon men er komen, Do juiste tijd der stichting van dit gra felijke hof is niet bekend, maar oud was 't, want het stond al kant en klaar om tot deftige huizinge te dienen, toen omstreeks V.l27 Willem II, zoon van Floris IV, de ..'(ftfiL iËXj (schrikte. Zal de bonte mode thans beter (r7R 1 ■•jft |w\ jzijn? Het gevaar is aanmerkelijk vermin- fe SI Ik Y-l&l 47/ j^erd indien men als principe aanneemt 2 'j© \r' (ij slechts één patroon voor een japon te kiezen 'g IïT*lJl ft yb'.- v Jpt jen de aanvullingsstukken steeds uit gladde f Mhrf? ft K i®t°f te vervaardigen. Voorzichtigheid bij .1 *|%J Jj i^e keuze van het patroon is zeer zeker ge- (boden. Kleine personen mogen geen groot 1 ft 'ij 'patroon kiezen en yoor gezette figuren past L ft np'l} een overlangs patfeon 't best. jfj r||E®||||. j k nnanmnnnnnnnnnnnntrtririEiriunrf li $pj ft Nr. 11745. (Ongeveer 1.20 M. stof 90c, M. breed.) Dit schort Is vervaardigd uit een kleurige katoenen stof. De buitenrand wordt afgewerkt met een smal strookje uit dezelfde stof. Het schort wordt ver-' sierd met een smal tusschenzetzel. De sluiting geschiedt door de twee kruis banden en de smallere banden, die men aan den achterkant naait. Nr. 11738. Nr. 11739. Onderjurk voor meisjes Combination voor meisjes - van 6—8 jaar. van_8—10 Jaar. Nr. 11745. Schort met banden. f\è zomerjapon zal in het teeken der R kleurigheid staan. Meer nog dan vroeger moeten wij twee soorten van ja- K ponnen onderscheiden: die, welke op mooie, m warme, en die, welke op koele dagen worden gedragen. Zij verschillen van elkaar niet alleen door de stof doch ook door de mou- K wen. Terwijl de voorjaarsjapon uitsluitend f lange mouwen keeft, behoort bij de zomer- l i jurk de korte en de halflange mouw. Nadat; iwij ons in't afgeloopen jaar aau de wat' e ruimere halsopening gewend hebben, zullen J 'ook de korte mouwen geen bevreemding, h meer verwekken. Dat de grenzen van't n gepaste streng geëerbiedigd moeten worden, 'spreekt vanzelf, maar men zal goed doen 'met 't vroegere dwaze gebruik te breken, li dat lange handschoenen over onlbloote armen voorschreef. Nr. 11738. (Ongeveer 1.90 M. stof ft SO c. M. breed.) De onderjurk is bestemd ft voor meisjes tusschen de 6 en 10 jaar. Van onderen is de jurk afgewerkt met "ft een linnen strook. De halsuitsnede en de -k armsgaten worden met een smal puntje versierd. Op den-voorbaan van het lijfje ft borduurt men een figuurtje. De voorbaan ft loopt tot den onderrand, de achterbaan '.Ik tot in het middel en hieraan naait men !k de rok. ft Nr. 11739. (Ongeveer 1.90 M. stof ft 90 c. M. breed.) Deze combination, die ft van voren sluit, wordt versierd met een ft Dnnen kant. Het tusschenzetzel loopt J.k I langs de halsuitsnede, en langs de pijpen ft van het broekje zet met een kant. De Vk broek vertoont een achterklep, die men -K met drie knoopen dicht maakt. 'r Nr. 11704. (Ongeveer 4.50 M. stof 90 c. M. breed.) Beigekleurige mouseiine f»! is de stof, waaruit deze eenvoudige japon I gemaakt is. De rok en de blouse zijn 'ft van voren en van achteren versierd met .k eenige smalle plooien. De ronde hals fj* wordt omgenaaid met een smal biesje stof. De blouse sluit links vóór onder de plooien. Een breed sierlijk ceintuur, uit .'j dezelfde stof vervaardigd, bedekt de af- jj» scheiding ^tusschen blouse en rok. •!i p-:? De'snit van het kleed blijft eenvoudig, !ten volle berekend op de kundigkeid van B> de huisvrouw. De voornaamste versieringen bestaan uit zoompjes en plooien, open zoo-_ W men, entre-deux enz. De eenvoudige japon Sf uit effen stof wordt verlevendigd door een gekleurd ceintuur, een variatie op de kleu- p rigo mode, welke aan de Amerikaansche fy Riviera ontstond. Eenige jaren geleden heerschte er een bonte mode, welke vaak door smakeloosheid menige vrouw af- Nr. 11704. Japon met breed celnluur. Nr. 11722. Het voorbeeld laat een «parten kant uit Richelieuborduurscl zien, die in natuurlijke grootte is weer-; gegeven. Nr. 11711. (Ongeveer 0.95 M. slof 110 c. M. breed.) Linnen, wit of blauw, is de stof! waaruit dit aardige speelpak gemaakt is. De voorbaan van blouse en broekje is in èèn stuk geknipt, van achteren is de achter klep van den broek apart geknipt Op den bovenrand van de achterklep zet men het ceintuur, hetwelk van voren sluit. Een smal klefu kraagje werkt de halsuitsnede af. De korts mouwtjes vertoonen opslagen. Nr. 11720 en 11721. Twee borduursels ft ziet men hier, die men voor versiering ft van ondergoed kan gebruiken. Men karv ft beiden uitvoeren in een willekeurige grootte ft en ook de breedte kan men naar wensch ft vaststellen. .ft Nr. 11715. Dit eenvoudige gladde kapje is uit wit flanel gemaakt. Op de zijkanten borduurt men een bloem. De zijdeelen worden vast- j genaaid aan het middenstuk en 'Ct l daarna worden r' d® randen naar Nr. 11724. (Ongeveer 2.50 M. stof 80 c. M. breed.) Deze aardige en gekleede blouse kan men uit batist, lin- nen of zijde c vervaardigen. De voorbanen gA zijn in vier l plooien gelegd, die er in ge- |c streken worden. De achter- M I ban heeft aan lederen kant drie plooien. Aan den voor- kant wordt een 6trook van r ongeveer 8 c. M. breedte, 48 1 '|U waarop rechts J t -Tf-jw de knoopsgaten I en links do knoopen wor- '11 ^e0 Bernaa^L Nr. 11715. j I dubbel geknipt. Kapertje voor baby Y ;J jliA" Den jabot, die %V II smal en 6ePlisser^ is' naa!t men tusscIl®n de dubbele stof- De manchet bestaat ook uit dubbele stof en het strookje wordt aok hier er tusschen genaaid. De jon gensachtige kraag wordt geheel glad langs de uitsnede genaaid. De blouse heeft van onderen een breede zoom en hierdoor rijgt men een band of elastiek. De plooien van voorbanen - - en achterbaan moeten bij het s samennaaien i( I \Ul I \\U( precies aaneen voeren. Nr. 11724. Blouse met jongenskraag. buiten omge- slagen. Het kapje wordt met kleurige zijde gevoerd, en ecu mooie strik uit kleurig lint vormt de sluiting. v Vff Nr. 11716. (Ongeveer 0.60 M. I Yv rtl" breed.)Ditbaby- manteltje is ver- sierd met een I if\ Kr. 117... m0°1 EnSelsCh i Speelpak vor kleine kinder. borduurseLMen I fl j 'kan het man- L^JI J teltje maken uit flanel of linnen, daar op beiden 1 o^[ het borduursel tot zijn recht komt. Het jakje bestaat uit voorbaaa en achterbaan, die door een dubbele naad verbonden zijn. Het motief Nr. 11716. van het borduursel teekent men eerst op een - Babyjakje met borduursel, papier en daarna brengt men het door een blauwtje over op de stof. De randen van het jakje worden gefestoneerd, en in de hoeken beneden vóór brengt men een bouquetje aan. Men kan dit borduursel uitvoeren in lichtblauw of- rose. Een zijden lint vormt de sluiting. Kr. 11721, Richolicu borduuis.oJ- Nr. 11721. Wit borduursel voor ondergced. ondergced. Nr. 11720. Wit borduursel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10