Tweede Blad
Dinsdag I iei 1923
21
iU
>e™
ïeeri .ons
Persoonüjjktieidscultuur.
Ter gelegenheid van het vijfde lustrum
„Sanctus Virgilius" te Delft hield
we bereids meldden Dr. Jac. van
iinneken een schitterende rede over bo-
igenoemd onderwerp. Die rede is van
eminente boteekeniSj dat we er hier
een en ander aan ontleenon:
Onze maatschappij is ziek. Hoe ze weer
izond te maken?
Welnu, mijn antwoord op die vraag heb
jn den titel mijner voordracht met een
iol woord geformuleerd als: Persoon-
pheidscultuur. Moest ik het in een paar
zinnetjes zeggen, dan zou ik deze kiezen:
maatschappij is zwak en „ziek door
gebrek aan persoonlijklieden in de
leidende posities. En ze kan alleen weer
isd worden, door met vereende krach-
die persoonlijkheidscultuur ter hand
nemen.
Wat is een persoonlijkheid?
Een persoonlijkheid is .een ideale per-
ion.
En een ideale persoon is een van binnen
scherp omlijnde, vastsamengehouden,
zelfbewuste eenheid, die zich ook in haar
werken en geven naar buiten met klaar
als een evenwichtige ongedeelde
eenheid betuigt.
Persoonlijkheidscultuur wil dus voor
onzer niets anders zeggen dan: het
streven naar aldoor rijker ontwikkeling
mijner innerlijke en uiterlijke gaven in
evenwichtige harmonie, dat ik steeds
volle één ben en dus op den door het
:ebruik eenigszins afgesleten eerenaam
indivisibel individu, rechtens aan-
ipraak mag maken.
Of wij nu van een algemeene erfelijke
belasting, d.w.z. een erfzonde willen spre-
of niet: dit staat psychologisch vast,
wij, als wij ons gewoon laten gaan
niet één voelen, maar gedeeld. Het
pijnlijkste van alle wereldraadselen, dat
alleen in óns geloof aan een erfzonde zijn
dvredigende oplossing vindt, is juist toch
innerlijke tweeslachtigheid van den
mensch, de voortdurende innerlijke strijd
menschelijk hart: de onbeslecht-
bare twist tusschen den kleinmenschelij-
lust en het grootmenschelijk geweten.
Waar ter wereld wij ons heenwenden,
overal komt dezelfde klacht ons tege-
Welnu, persoonlijkheidscultuur vraagt
van ons, dat wij vrede stichten in ons
.lgeB eigen binnenste tusschen dat lagere en dat
"hoogere, dat wij het evenwicht zoeken en
harmonische samenstemming ervaren
zullen wij dat bereiken,
zijn twee wegen daarheen. Maar do
ene leidt slechts halfweg tot het doel en
/ergtl lijft dan steken. De andere voert ons op
o! het ware hoogland der zielen. In plaats
definities, geef ik liever een paar
en ik kies die uit den eersten
der Europeesche beschaving, -het
üde Griekenland.
Demokriet en Herakliet gingen den
raten weg en bleven dus halfweg staan,
'ythagoras koos den tweeden en kwam
schoone eindpunt.
Wij zien in de beide oud-Grieksche an-
igónisten Demokriet en Herakliet de
jrstc voorbeelden van tweo richtingen in
persoonlijkheidscultuur: de optirnisti-
:he en de pessimistische, die wij in do
olgende eeuwen telkens weer zullen te-
pinden. Maar bovendien is het opti-
van Demokriet ook passief: hij
het geduld en oprecht- lijden.
Herakliet vooral actief: hij zoekt
lea in strijd om krachtsontplooiing. Ten
Me is Dmokriet intellectueel en Hera
ut voluntaristisch georiënteerd. Maar
achter schemert, door het waas van
eeuwen jammer genoeg ons slechts in
vage hekend, een hooger persoonlijk-
- tusschen twee uitgesproken, maar
|oteiaakte karakterkoppen, doemt op
serene heiligenfiguur, die de volle een-
n
Hoe z
rgrkJ
(lifr:
loei
rd lil
>p Hoi
Cager-
tlijkl,
Ier
der? laai
opvoa
zijn?
verfl «id en den eindelijken vrede vond: Py-
ïgoras.
t een- [Samos, zijn geboorteland, verliet hij,
«t daar heerschte Polykrates, de tiran.
- vestigde zich te Kroton op Sy en
°Pj daar een geestelijken mannen-
jslcP na. Aan langdurige ascetische oefenm
ie sk werden zijn leerlingen onderworpen,
'jo'en vooral moesten zij jaren lang. Het
j Was persoonlijkheden te vormen, rein
fova en vroom van wandel, orde en
i j1®11* te brengen in hun eigen zielele-
n daarbuiten in het heelal. Hij was
ook, die aan het heelal den idealen
van Kosmos gaf, d. w. z. orde of
Op hem slaat terug de harmonie
5ren> en ook de ziel moest van bin*
n I ^onie zijn. De deugd berust toch,
eerde hij, op de harmonie tusschen
edebjke en onredelijke; eerbied dus
goden, onderdanigheid aan do
rMr°uw in de vriendschap, gehoor-
i tt6! ,.aan den Staat en de staatswet-
beschouwde hij als een
waarin de ziel was opgesloten om
olaatS*
ter,
^öcgere zonde. Hij stelde den zijnen
^s°h gewetensonderzoek ten
n> zic'1 ze^ ^ct eerst met den
Pnuosophus; minnaar der wijsheid,
een minnaar moest doen, wat hij
juisoj houdt; °°k de publieke
on ers oordeelt; want de groots
,.®en.slecht beoordeelaar. Zijn lof
.bside even verachtelijk.
"•Hij o* natuurlijk ro-e^ten bezu'-
Man w G,2ajn^ berden dooi: den
geschiJ^ '2-4 en vervolgd, maar in
a bÊah?39 is Pythagoras daar Blij-
Yd it 9f,,L.a.. een persoonlijkheid, waar-
opzien alle latere geslach-
0 fn, Pomokriet noemen wij ka
st blijkt eigenlijk niet of ter
nauwernood, dat rff zich geoefend hebben,
dat zij hun aanleg door bewuste zielecul-
tuur hebben aangevuld en verbreed. Over
eenkomstig hun aanleg hebben zij een
heid, harmonie gezocht; en ze hebben die,
naar hun wijs in de eerste instantie of
halfweg gevonden, maar hoeveel Ontbrak
er nog aan! Pythagoras daarentegen is
optimist en pessimist tevens, beoefent de
passieve on actieve deugden tegelijkertijd,
is noch eenzijdig intellectueel, noch
extreem volontarist, maar verzoet alle
tegenstellingen.
Maar meent u nu heusch, dat de wereld
van thans beter kan gemaakt worden door
er allemaal Pythagorassen van te maken?
Neen mijnheer. Wilt u nu het mooie versje
van Camphuysen „Och waren alle men-
schen wijs", tot een paskwil gaan maken,
door het letterlijk vervuld te willen zien?
Neen, dame.
Maar wat ik wel weet, hoeren en dames,
is: dat niet de groote hoop de schuld van
onze huidige wereldmisère draagt, maar
de talenten, de meerbegaafden, de karak
ters als u wilt, die den grooten hoop lei
ding geven.
En wat ik wel wil, dames en heeron is,
de hier aanwezige talenten bij wijze van
feestwensch aansporen, om zich niet bij
hun karakter neer te lggen, met hun van
zelf gaande ontwikkeling tevreden zijn;
maar door breede oefening hun karakter
tot een persoonlijkheid, een groote even
wichtige, diep-ééne persoonlijkheid te ont
wikkelen. Als dat het meerendeel der
thans op aarde levende karakters doet,
dan is mijns inziens de wereld gered.
Ieder die inderdaad gróót wil zijn, dio
zich aan een of andere goede zaak wil
geven met hart en ziel, kan zich onmoge
lijk a la Demokriet niet genotvol en plei-
zierig werk vergenoegen, maar moet ook
vooral het pijnlijke, het verdrietige, het
vermoeiende en uitputtende werk, het lij
den aandurven, zich met z'n lippen wagen
aan den wrangen lijdenskelk.
En hieruit volgt nu vanzelf de rationeele
paedagogiek van wat kerkelijke kringen,
versterving, vasten of boetedoening, kortom
ascese noemen.
Maar wij moeten volstrekt niet als echte
pessimisten, moderne hopelooze pessimis
ten a la Herakliet in het lijden opgaan.
Eenzijdige pessimistische karakters heeft
de moderne wereld alweer in overvloed.
Maar van een grootmakende kracht van
het lijden is bij hen al heel weinig te be
speuren. Neen, zij koesteren him leed als
een weeko lotusbloem, en vergeten, dat de
pijn slechts een krachtsoefening is, wier
vruchten moeten rijpen in heerlijke, groo
te daden. Het lijden is in de wereld om ona
groot te maken. Zwartkijkers en ontmoe
digden worden zij als de fakirs uit het
Oosten of de rigoristen van het Westen.
Nu is het komen te gebeuren, dat eenige
eeuwen na Pythagoras een persoon op
aarde is verschenen, Jesus van Nazareth,
die de grootste en meest navolgenswaar
dige. van alle persoonlijkheden is geweest
en blijven zal.
Van een gulden middenweg heb ik in
Zijn Evangelie nooit iets kunnen ontdek
ken. Wat ik er vond, was heel iets anders,
ik zou het durven noemen: de harmonie
der excessen, maar ik noem het liever de
harmonie der extremen, het evenwicht der
uitersten. Of was het misschien do gul
den middenweg, dat Hij zich in hooge fier
heid als een koning liet binnenhalen, en
dat Hij als 'n slaaf in diepen deemoed zijn
domuien, onbeschaafden leerlingen do voe
ten waschte.
Was het soms middelmatige deugd van
den middenweg, toen Hij in stoere man
nelijkheid de schijnheilige Pharizeeën
geeselde met Zijn scheldredenen; of toen
Hij in zachte- vrouwelijkheid alle wonden
heelde en alle zieken genas, en zijn liefdo
vooral naar de kinderen ging.
Was het geen paring van uitersten, als
Hij eenerzijds in aanh ankelij ken eerbied
voor de Mozaïsche traditie tot op zijn laat-
sten levensavond den Paaschmaaltijd vier
de; en anderzijds tegenover de traditie der
wetgeleerden zijn eigenmachtig bergrede-
program ontwikkelde; en den schrift
uitleggers zijner dagen dat verschrikke
lijke woord deed hooren: Waarom over
treedt gij Gods geboden om Uw traditio-
neele wetten?
Was Hij niet de harmonische oplossing
van extreem individualist en extremen
Heiland en Zaligmaker van allen?
Verzoende Hij niet, als niemand voor of
na Hem de uitersten van intens inwendige
binnenlover en uitwendige machtdaden,
doener?
Is Hij niet in de regionen des geestes
de grootste strijder en tevens de grootste
vncdesbrenger geweest?
Omvatte Hij niet al het gezonde opti
misme in Zijn durf om van bijna iedereen
een heilige te willen maken; en het even
ware pessimisme, dat de mensch van na
ture al zwak is, en als hij zich laat gaan,
zich wis en zeker aan de gruwelijkste wan
daden vergrijpt?
Verbindt Hij niet de geniaalste ver
standswijsheid aan de volheerlijkste wils
kracht en wilswijsheid?
Is Hij niet tegelijk de ontzettende en
toch de aantrekkelijkste aller menschen?
Was Hij niet passief geduldig lammetje
en actief geduchte Leeuw van Juda te
vens?
Toonbeeld van inschikkelijkheid en
exempel van intransigentie?
Stoer en vasthoudend in alles wat er
op aan kwam, en plooibaar tot in het
uiterste voor alle dingen zonder conse
quentie?
Was 't soms do deugd van gulden mid
delweg, om zich op twaalfjarigen leeftijd
tegen Zijn ouders te verzetten en zich in
het volle besef Zijner onverzettelijke man
nenkracht, in Zijn volle kunnen van het
leiden en beheerschen der. massa's, zich
zwijgend "ié laten, vér^ördeelen, te laten
geeselen en mét doornen kronen en zich
te laten ophangen tot een uitvaagsel der
menschen aan het pijnlijke slavenkruis?
Voorwaar, wie meent, dat een evenwich
tig veelzijdig mensch een kleine middel
matige zwakkerd moet wezen, die moet
het Evangelie maar eens gaan studeeren.
Maar, zno vraagt gij misschien, waar
haalt gij den moed, waar haalt gij de
kracht vandaan, om dat gedaan te
van zwakke menschenkinderen
Op deze is mijn antwoord heel eenvou
dig. Van eenige buitengewoon gelukkig
aangelegde uitzonderingsnaturen afge
zien, heeft nooit hiertoe iemand de kracht
gehad, die ze niet putte uit den godsdienst
Dat heeft Jezus ook gedaan. En zeker is
deze persoonlijkheidscultuur ergens op
reeksen van personen kunnen worden toe
gepast, als de godsdienst niet het leidend
motief en de drijfveer vormde.
Men kan van godsdienst donken wat
men wil, en ik zal me hier op deze feest-
vergadering, in den korten tijd die me
nog rest, niet vermeten u op metaphysieke
gronden het bestaan van een persoonlij
ken God, en den algemeenen menscken-
plipht van dien God te dienen, aan te too-
nen.
Alle volkeren ter wereld beoefenen een
godsdienst, de menschelijke natuur wil
God dienen. Zonder godsdienst in den een
of anderen vorm is de mensch ongeluk
kig. Dit blijft waar, hoe ongaarne men
dit ook hoort.
Maar juist omdat die godsdienst nu aan
onzen allerdiepsten aanleg, aan onzen in-
nerlijksten natuurdrang beantwoordt,
daarom ook is hij psychologisch zulk een
goudmijn van onuitgeputte schatten. En
het is waarlijk dan ook geen toeval, dat
het de godsdiensten, hier specicaal de In
dische en de Roomsch-Katholieke zijn,
die de persoonlijkheidscultuur steeds zoo
hoog hebben gehouden.
En nu pas kan ik het antwoord geven
op de vraag: Kan onze maatschappij ooit
voor zijn verantwoordelijke ambtenaren
zulk een school van persocnlijkheidscul-
tuur inrichten? De staat zonder gods
dienst kan dat nooit. En daarmee is voor
mij de godsdjenstlooze staat veroordeeld.
De staat met den godsdienst in verbond
kan dat wèl.
Feestvierende Roomsch-Katholieke stu
denten, wat er ook wankelt of tuimelt,
wat er ook ineenzinkt en valt, staan blijft
ons vertrouwen in den adel des geestes.
Hoeveel en hoevelen er ook niet mogen
deugen op aarde, hoeveel moderne koppi
ge onadellijke karakters over onze arme
hoofden les défauts de leurs qualités mo
gen uitstorten, er is toch nog adel des
geestes, er zijn nog rechtschapen, even
wichtig veelzijdig ontwikkelde mannen en
vrouwen, die met rechtmatige fierheid
voorzich het recht opeïschen: de volkeren
te leiden op hun baan, do eenige persoon
lijkheden der wereld. Er was een tijd, dat
de staten en volkeren bestuurd en geleid
werden door adel van geboorte alleen; en
ik wensch dien tijd niet terug. Neen, rvij
hebben uit de twee laatste eeuwen wereld
geschiedenis geleerd, dat een wijze demo
cratie zeker evenveel, misschien meer
waarborgen biedt voor het wereldheil.
Maar gebiedend is de eisch uit den kolk
onzer laatste ellende opgestegen, om de
leiding der volken slechts toe te vertrou
wen aan hen, die. «ijhet dat ze uit de la
gere, zij het dat ze uit de hooger© volks
klasse voortkomen, daartoe het recht kun
nen doen gelden door hun adel des gees
tes, door hun breede, him machtige, hun
evenwichtige, hun alzijdige, 'ontwikkelde
persoonlijkheid.
Hoe die adelbrieven voor dien adel des
geestes eruit moeten zien, laat ik aan an-
derer staatsmanswijsheid over. Maar den
weg om dien adel aan te kweeken, heb ik
u in grove lijnen gestippeld; het is de
weg der persoonlijkheidscultuur.
Voor de taaie moeite, aan het verkrij
gen van zulke adelsbrieven besteed, kan
de menschheid koopen de veiligheid, niet
meer te worden teruggeslingerd in den
maalstroom onzer verschrikkelijke mise
ries.
Eer echter deze adelsbrieven officieel
zullen worden uitgeloofd en uitgereikt,
kan er licht nog heel wat tijd verloopen.
Zullen wij ondertusschen dan met de
handen in den zak bij de wrakken blijven
zitten en bet getij laten verloopen? Neen,
wij zullen nu al, persoon voor persoon,
trachten te redden wat er te redden is, op
de eerste plaats: onze eigen wellicht wan
kele, wellicht eenzijdige, wellicht cadu-
que persoonlijkheid. Wij zullen elk voor
ons de hand in eigen boezem steken, om
door een dagelijksch gewetensonderzoek
zelfkennis en zelfbezit te winnen door
het bestrijden onzer gebreken, contraria
contrariis ons evenwicht te herstellen, en
onzo zielekrachten te ontplooien in de
volle breedte van hun cirkelrond; opdat,
als waarschijnlijk nog vóórdat iets van
deze idealistische toekomstplannen werke
lijkheid is geworden, wij worden heenge
dragen naar ons graf, onze voor- en te
genstanders, onze vrienden en vijanden,
niet van ons mogen zeggen: het was een
man of een vrouw van karakter en hij
had les défauts de ses qualités, maar ons
dit mogen nageven: Jo kunt van den kerel
zeggen wat je wilt, maar hij is een per
soonlijkheid geweest en heeft persoonlijk
heden gekweekt waarin hij zal voortleven
Der Mohr hat seine Schnldigkeit getan.
Der Mohr kann gehen
STADSNIEUWS
GEMEENTERAAD.
(Vervolg.) V"'
8o. VoorBtel tot verkoop van een strook
grond ton noorden van de Fruinstraat, deel
uitmakende van perceel Sectio M. No. 845,
aan F. Visser.
De heer Wilbrink heeft vernomen,
dat hier aaneengebouwde kuizen zullen
worden geplaatst, terwijl de bedoolingwas
open bebouwing toe te passen.
De heer Mulder, weth-, begrijpt dit
bezwaar niet. Het is een dubbele villa.
Spreker ziet niet het verschil of de ruimte
in het middeii is of aan beide zijden.
De heer Wilbrink zegt, dat het ge-
heele terrein bebouwd wordt. Als andere
koopers dat ook doen, krijgen we gesloten
bouw of volgende kopers moeten grond
koopen die ze niet kunnen gebruiken.
De heer Mulder, weth., zegt, dat naast
het te bouwen perceel ruimte open blijft.
Bovendien hebben B. en W. het altijd in
hun hand te voorkomen dat tegen dit
perceel wordt aangebouwd.
De heer Eerdmana vraagt hoe
veel ruimt© er over is.
De heer Mulder, weth., zegt, dat dit
nadgr bepaald moet worden.
De V o o r z. zegt., dat we twee huizen
naast elkaar krijgen over de volle breedte.
De heer M u i de rweth., zegt, dat bij
een volgend perceel dan ruimte opengela
ten kan worden.
Stemmen Dan heeft hij een stróp.
De Yoorz. verduidelijkt, dat het niet
de bedoeling is geweest overal open bouw
toe te passen.
De heer S p 1 i n te r zegt, dat het wel de
bedoeling was. In verband met de practi-
sche moeilijkheden is deze gedachte ech
ter voor dé hoofdstraten losgelaten.
De heer Knul te 1: Ook de Fruinstraat
is een hoofdstraat.
De heer Splinter: Neen, hier zouden
alleen op de hoeken vrijstaande huizen
komen.
De V o o r z. zegt, dat als men hier open
bouw eischt, het bouwen onmogelijk wordt
gemaakt.
De heer Wilbrink adviseert er dan
wel op te letten, dat deze zijgevels be
hoorlijk worden afgewerkt.
De heer Pikaar meent, dat de wet
houder deze zaak niet juist heeft voorge
steld.
D heer M u 1 de r, wethouder, heeft be
doeld, dat als de Raad afstanden wü, dat
bij een volgende bouw bereikt kan worden.
Hot voorstel wordt goedgekeurd.
9o. Vaststelling van het aan Gedeputeer
de Staten uit te brengen verslag aangaan
de de wijze, waarop het op de gemeente-
begrooting voor 1922 voor schoolkindervoe
ding en -ldeeding toegestaan bedrag is be
steed.
Goedgekeurd.
lOo. Verordening, houdende wijziging van
do verordening van den 25sten November
1915 (Gemeenteblad No. 21), betreffende
het bedrijf van het Openbaar Slachthuis
Goedgekeurd.
llo VoorBtel tot toekenning aan de afd.
Leiden van het Centraal Genootschap voor
Kinderherstellings- en Vacantiekolonies
van subsidies voor de jaren 1922 en 1923
en tot beschikbaarstelling van de daarvoor
benoodigde gelden.
Het voorstel wordt aangenomen.
12o. Voorstel inzake het verkoopen van
bouwterrein en het verleenen van voor
schotten en bijdragen, als bedoeld in de
Woningwet, aan:
a. de Woningbouwvereniging „Ons Be
lang", voor den bouw van 17 beneden'- en
17 bovenwoningen nabij den Haagweg;
b. de Woningbouwvereeniging „De Een
dracht" voor den bouw van 9. beneden- en
9 bovenwoningen benoorden den Lagen
Rijndijk.
Aldus besloten.
Ï3o. Voorstel:
a. tot intrekking van het liaadsbesluit
van 6 December 1920, in zake de uitvoering
van een plan voor den bouw van 90 wo
ningen op oen terrein ten noorden van den
Lagen Rijndijk, door de Woningbonwver-
eeniging „De Eendracht";
b. tot verkoop aan die vereeniging van
een terrein benoorden den Lagen Rijndijk,
Sectie N, No. 219 ged.;
a tot het verleenen van voorschotten
aan die vereeniging ten behoeve van de
uitvoering van een plan voor den bouw
van 60 beneden- en 60 bovenwoningen op
het sub b genoemd terrein;
d. tot vaststelling van den desbetreffen
de n suppletoiren begrootingsstaat.
De beer Knuttel zegt dat in de
stukken staat dat do grond aan den Rijn
dijk voor andere woningen gereserveerd
moet worden. Spr. begrijpt dit niet. Waar
om moeten de arbeiderswoningen achteraf
gestopt worden. Er zou iets van te zeg
gen zijn als andere woningen uit architec
tonisch oogpunt beter waren, maar dit is
toch niet het geva-L Spr. heeft dit willen
zeggen, maar om do plannen te bespoedi
gen zal hij met dit voorstel meegaan.
Het voorstel wordt aangenomen.
14o. Voorstel in zake de reorganisatie
van den Markt- en Havendienst.
De heer Knuttel meent dat onlangs
wol dadelijk dit besluit genomen had kun-
_nen worden. Er is onlangs zeer diepzinnig
gesproken over de voorbereiding van de
reorganisatie, maar deze beslissing had
men wel dadelijk kunnen nemen.
Do heer Kooistra zegt, dat de Raad
nu absoluut niet weet wat en hoe ge
reorganiseerd wordt. Spr. meent dat de
Raad beter ingelicht had behooren" te
worden.
De heer Eikerbout zegt dat hij
indertijd de directeur wenschte af te schaf
fen. Hij kan zich echter met dit voorstel
wel vereenigen.
De heer S y t s m a ziet hier een ern
stige poging tot bezuiniging, wat hij waar
deert. Maar was het niet mogelijk dezen
dienst met een anderen dienst te verbin
den? Do besparing zou dan misschien
groöter zijn geweest. Hij betreurt het dat
B. en W. zich hiervan niet hebben uitge
sproken.
De beer Heemskerk ziet hier een
belangrijke reorganisatie. Als op zulk een
Meinen dienst twee menschen bezuinigd
worden, dan is dat toch wel van belang.
Overbrenging naar een anderen tak van
dienst zal, naar spr. meent, geen bezuini
ging geven.
De heer Eerdmans is erkentelijk
voor deze regeling. Hij betreurt echter dat
hier de naam directeur behouden blijft. Hij
geeft aan het mooie oud-Hollandsche
„meester'' de voorkeur. Voorts wijst spr.
op* de plaatsing van de brugwachtèrshuis-
jes, die hij niet do meest geschikte acht.
Misschien kan dit verbeterd worden.
Do heer Pera, !Weth., verwondert
zich over de oppositie, daaT toch belangd
rijk bezuinigd wordt. Practisch zal er
weinig bezuinigd worden, daar de adj.-.
directeur langen tijd buiten dienst was,
terwijl ook d© dienst van de haven-
rechercheurs reeds geruimen tijd gewij
zigd was. B. en W. konden zich dus bij
het hestaande aansluiten.
Tegen verbinding met een anderen
dienst bestaan ernstig© bezwaren. VergiH
ten moet niet, dat hier een goede leiding
noodig is. Wat de verder© regeling b©-»
treft, zullen we eenigszins moeten rek©-»
nen met den t© benoemen directeur. Wat
nu den naam betreft, meenden B. en Wi
dat de bestaande titel moest worden
gehandhaafd. Wat betreft de indeeling
van de wachtershuisjes, dit zal mede af-i
hangen van het oordeel van den direc
teur.
De heer Kooistra meent dat hij
ziekte van personeel een vierde recher
cheur gewenscht zou kunnen zijn.
De heer Pera, Weth., zegt dat bij
ziekte bijzondere maatregelen noodig zijn.
De heer Heemskerk meent dat
eventueel© ontstentenis van een der amb
tenaren, tot geen bezwaren zal leiden.
De heer Kooistra zegt bedoeld te
hébben, dat beperking van het personeel
tot het allernoodzakelijkste, tot moeilijk
heden aanleiding kan geven.
De heer S y t s m a: Wie zegt dat?
Pc heer Kooistra: Ik heb het van
een rechercheur.
De heer S y t s m a wil de discussie
sluiten.
Do heer Kooistra stelt voor het
aantal havenrechercheurs te houden op
vier.
De V o o r z. zegt, dat B. en W. het vo
rig jaar gewoon een anderen directeur
hadden kunnen benoemen. Uit zuinigheids-
overwegingen hebben zij echter den Raad
willen hooren, die prijs stelde op het oor
deel van den heer Romanesko. Spr. had
gehoopt meer te kunnen bezuinigen on
dan ook meer dan 2 brugwachters kunnen
missen, als vijf kwartier per week langer
gewerkt werd. We zijn nu ongeveer even
ver al3 B. en W. het vorig jaar haddeiv
willen voorstellen. Meer personeel, aks 't
hier voorgestelde, is absoluut onnoodig.
Vervanging van v. d. Zeeuw heeft geen
zin. De man heeft al 4 a 5 jaar weinig
dienst gedaan.
De heer Kooistra .j a-p, voor
stel in!
Het voorstel wordt goedgekeurd.
15ö. Pt!re£ïF.4es öp ~E<Hr*verz >cic "van den
Leidschen Bestuurdersbcnd en de afd.
Eèïden vïfn de~Sn>TATPr, ïn zaïre ~2Tc"•fïTE-
voering van werken ten behoeve van werk
verschaffing.
De heer v. Stralen zegt dat B. en W.
do zaken verkeerd voorstellen. Zij trach
ten den indruk te wekken alsof de actie
van adressanten overbodig is,
Stemmen: zeker, zeker
De heer v. Stralen ontkent dat de
Soc. Dein. uit politieke overwegingen met
voorstellen komen die reeds in voorberei
ding zijn.
De lieer Sijtsma: Dat weet ik nog
zoo net niet (gelach).
De heer v. Stralen wijst er op, dat
bij de begrooting nog weinig van werk
verschaffing werd meegedeeld, terwijl
ook daarna weinig is gebleken dat U. en
W. lu ficlllillg YTT5A K/jCXaiil iljll.
Nu heeft de burgemeester op 12 Febr.
er spr. een verwijt van gemaakt dat de
Comm. voor Werkverschaffing niet op
werken als demping van de Mare enz.
heeft gewezen. Dit is echter i n de Comm.
wel degelijk gedaan, maar toen f/as door
den heer Driessen op de hooge kosten en
de langdurige voorbereiding gewezen. De
heer Pera stemde daar toen mee in.
Hieruit blijkt, naar spr. meent, dat B.
en W. niet op eigen initiatief hebben ge
handeld. Was dat wel het geval, dan zou
daarop bij de behandeling van de be-
'grooting zijn gewezen. Spr. komt op tegen
de voorstelling als zouden zij politieke
propaganda bedoelen zooals ook in de
Nieuwe Leidsche Grt. var Zater
dag nog betoogd werr'.
Spr. erkent de foptar.giijkheid van de
thans voorgestelde plannen. B. en W. zijn
na de geoefende cr.itiek veel meer voort
varend geworden. Als we zien wat B. en
W. opsommen dan lijkt dat heel wat,
maar het is, toch inderdaad heel weinig.
Wat er gedaan is, is nog voor een
groot deel te danken aan ingediende adres
sen.
Spr. zal met de gedane toezeggingen
voorloopig genoegen nemen, boewei het
hem spijt, dat nog niet tot do Zoo noodige
demping van het Levendaal wordt overge
gaan. Deze demping is zeer gewenscht,
temeer, daar de toestand op de Hooge-
woerd onhoudbaar is. Verlegging van de
trambaan is dringend noodzakelijk. Mis
schien is van de Maatschappij hiervoor
financieelen steun te verkrijgen.
Spr. komt er tenslotte nogmaals tegen
op als zou hij met zijne voorstellen bijbe
doelingen hebben.
De Voorz. zegt dat de heer v. Stralen -
gevoelig is voor kleine verwijten. Maar
hij had toch geen bezwaar B. en W. o n-
e e r 1 ij k h e i d te verwijten.
De heer S ij t s m a verklaart de spij
tige toon van den heer v. Stralen hieruit,
dat B. en W. hem de wind uit de zeiion
hebben genomen. Spr. heeft wel den in
druk, dat hunne voorstellen naar reclame
rieken. Spr. juicht do ingediende voor
stellen toe en wijst met name op de Mare,
welks demping reeds jaren geleden door
den den heer Mulder werd bepleit.
Spr. zou echter ook de demping vani
het Levendaal willen. Dit is nog veel mee?
noodig dan de demping van de Mare. Als
B. en W. niet beide werken tegelijk willea'
uitvoeren, laat men dan met het noodigeta^
het Levendaal beginnen.
Spr. dient een motie in, waarin B. ea
W. worden uitgenóodigd zich met de
Tramweg-Mij. in verbinding te stellen ea
een kostenberekening te maken.
Mevr. v. Itallie betoogt dat B. eaai
W. geen leiding hebben gegeven, maar dair
zij achter d© omstandigheden zijn aang©-i;
loopen. De werkloozenzorg heeft hier onb<!
zaglijk veel gekost. Financieel, maar oo*
moreel. Als do sommen van werkloozen*^
zorg op een andere manier waren uitgaf
geven, zon nn het Levendaal gedempt sajn*-
De heer Knuttel vindt deze theoriStf
toch al te dwaas. j