GEZ0HO EU HYGIËNE It* \fj' er na ">n ïerlret TOn d!t ,lu!s Be" I w V, js, wie zijn opvolger geweest is en Mn I"tó wel een opvolger gehad heeft, daar- fe,vijgen do Kronieken Het waar- m p?fle.r S,chafps ?T-d" vlij ';ch opgelost heelt m de tweede Leid- 'f V'„enieentc der Franciscanen, ongeveer bèta ,„tllder tijde, gevestigd aan de Haar- Lerstraat tegenover „do ghecroondo Me, ^ant_» Daar werd een huis gekocht voor Tod? tjr Joannes Bellens, voorzichtigheids- rotfl Jjg cchter gesteld Eoomscho pries- mochten immers geen eigendommen ten name der Vrouwe van Ha- rswoude, "Nieuwenrodé enz., die een ver- èuwvol weldoenster der Orde was. flaar in de Haarlemmerstraat „de ghe- wnde olifant" gestald was. is niet met i jjjeid bekend, zoodat ook de plaats van £tcr Bellens' vestiging niet met zekerheid s)t to bepalen. - ,e(jjj zijn opvolger echter, pater Joan- uo Baets, vestigde zich in het hoekhuis jarlemmerstraat—Kuipersteeg, welk per- ,el den I9cn October 1669 gekocht werd Herman Raets, op wiens naam het irende 138 jaar is blijven staan, tot- het met een paar huisjes,in de Kui- '0llG: Jrsteeg bij Baadsbesluit van 8 Januari 607 werd overgedragen op de R. K. ge- leente, parochieerende in de Kuipersteeg. begrijpt dat Herman Raets maar in strooman was, omdat pater Raets huis mocht bezitten; hoe kon 't ook ov [nders 138 jaar op naam van dien Herman ]a toen hij nog leefde een familielid van tn pater blijven staan. Hoe bet zij, op den hoek van de Kui- ersteeg stond alzoo de bakermat* der 'enwoordigo Paterskerk aan do Harte- Pastoor Raets heeft er nog aan >eted OOlffl teefa 'u iware vervolging blootgestaan; zoo is hij 1,1 enmaal uit een zeer hoog venster ge- irongen om den Schout, die hem gevan- en kwam nemen, te ontgaan; tot ieders l jrwondering kwam hij er ongedeerd af. Ook zijn opvolgers bleven niet onge- loeid. Zoo werd in Maart 1702 pater Aloy- us van Overbeek de uitoefening van zijn nbt belet door den Officier van Justitie, vooraf f 600 eischte als recognitie voor toelating, evenalk hij dit geëischt had in een der paters Jesuiten aan de Pie- rskerkgr. hoewel hij zich toen met de Jft vergenoegd had. On* der gevolgen Qle weigerden pater v. Overbeeks oversten it geld te betalen; gelukkig stierf die- Ifde maand Stadhouder "Willem III, oning van Engeland, waardoor de macht in dien schraapzuchtigen officier een hdo nam. Voor zijn aftreden gaf hij toen et verlangde verlof maar „gratis voor èmendal"; er zat toch niets anders op. ANS Dezelfde pater Van Overbeek werd in 10 met zijn ordesgenoot pater Corne ls van Boxtel, uit Holland, verbannen, at echter slechts eenige jaren van kracht eef; toen mochten zij weer terugkeeren. Sindsdien schijnt alles rustig te zijn ge- de 13. Lr,. ebben bleven. Uit 1730 vinden we aangeteekend, dat de static der Franciscanen te Leiden de talrijkste was van alle, tellende im mers meer dan 1-100 communicanten. In 1788 was dit aantal gestegen tot 1500, in 1808 gedaald tot 1200, in 1810 weer geste gen tot 1300. Door pater Jacobus Goofers, die bier in 1830 pastoor werd, is de statie van de Kuipersteeg overgebracht naar het kerk gebouw aan de Hartebrug, waarvoor den 21en April 1836 de eerste steen werd ge legd; do inwijding volgde 28 November 1837. Architect was de Leidsche bouw meester Th. Molkenboer, die ook de St. Petruskerk gebouwd heeft. Nabij de Hartebrugskerk n.1. op het Vrouwenkerkhof en in de Brandewijnateeg vindt men d<ï overblijfselen van de oude O. L. Vrouv/ekerk, welke bij de Re formatie den Rcomschen ontnomen werd. evenals de St. Picter en de St. Pancras. Ze werd laatstelijk d.w.z. tot het be gin der lCe eeuw - gebruikt door de Waalscke protestanten, die baar toen den katholieken aanboden, waarschijnlijk om dat ze door het springen van het kruit schip ook te zeer geleden had. Pastoor van Lieshout kon haar toen tocli zonder schadevergoeding krijgen, maar hij weigerde dit aanbod, waarschijnlijk afgeschrikt door de hooge herstellingskosten. Zijn op volger, pastoor Kervel, hervatte do onder handelingen, maar toen kwamen de zwa righeden aan den dag, o.a. ten aanzien der graven in de kerk, waarop wellicht de Walen hun eigendomsrecht wilden behou den. Do onderhandelingen werden gestaakt, pa-stoor Kervel bouwde „de kerk aan de Ruïne" en de voormalige O. L. Vrouwe- kerk werd later deels afgebroken, deels gebezigd om er een schoolgebouw in te vestigen, wat onze vaderen blijkbaar practiseh en goedkoop vonden. Wat men aan 't Vrouwenkerkhof ziet is de achter zijde van 't oude bedehuis, welks ingang was aan de Haarlemmerstraat. Bij de slooping der perceelen in de Brandewijnsteeg kwam onlangs nog een oud kerkpoortje bloot, thans met planken beschermd. Blijkbaar wil het gemeentebe stuur trachten dit te behouden, wat we zeer zouden toejuichen, 't Valt daar bij de omgeving best aan te passen. Nu nog een enkel woord over de Lodc- wijkskerk aan het Steenschuur. Heel vroe ger was dat gebouw een gasthuis, later de „Saaihal", d.w.z. de plaats waar het saaien of baaien goed werd verhandeld (vergelijk Lakenhal). Bij de kruitdamp van 1807 had ook dit gebouw veel to lijden, maar de toren, merkwaardig genoeg, wei nig; de herstellingskosten hiervan bedroe gen slechts f 985.15. Reeds in hetzelfde jaar 1807 hadden on derhandelingen plaats tusschen lands- en stadsregeering over het afstaan der Saai hal tot verbouwing in een R. K. kerk, te bestemmen voor de parochie van de Ap pelmarkt, wier bouwvallig bedehuis eigen lijk onherstelbaar was geworden. Koning Lodewijk stond f 37000 subsidie toe, mede voor de inrichting van het be lendende huis thans bewoond door de K. S. A. tot pastorie, welk huis reeds door pastoor B. Ocko voor dat doel was aangekocht. De stad, die het eigendom van den toren behield, moest deze op eigen kosten in orde laten brengen; met de subsidie des konings wiens patroon heilige tot patroon der kerk werd verko zen kwam men voor kerk en pastorie goed uit; de versieringen in het bedehuis konden er nog van worden betaald. Zooals men weet is de Lodewijkskerk thans een succursale van de Petruskerk. Ten slotte een herinnering uit den tijd, toen de drie oude Leidsche parochiën: St. Pieter, St. Pancras en St. Maria, nog in volle fleur waren en het Roomsche leven openlijk mocht opbloeien, uit den tijd voor de Hervorming dus. Toen hadden ook hier natuurlijk processiën plaats door 3 do gansche stad, wier geschiedschrijver j Orlers een neef van secretaris Jan van Houtdaarvan het volgende boek staaft: I„De Processiën-Generaal waren ghe- meenlicken gaande uyt S. Pieters, als de i outste ende de Hooft-Kerckc, 't welck doen j de, den Commanduyr, of een van zijn I Cappelanen, 't H. Sacrament gedragen hebbende tot op 't midde van do Bostel- brugge, bleef daer stille staen, ende lever- do Jt selve in de handen van den Pastoor van de Vrouwenkercke, die 't voort droegh tot het midde van de Marenbrugge, aldaer hij oock stille moest blijven staen, ende gelijcke overleveringe dede aan de Pas toor van S. Pancras, die daer mede vcort- gingh tot op 't midden van de Gansoort- brugge, leggende tusschen de Hoygraft ende Hoogewoert, de welcke aldaer totten uytersten van zijn Gee-stelick Reehtsge- biedt gecomen sijnde, stille stont, ende het selfde wederomme aan den Comman duyr, ofte sijn Cappelaen weder over gaf, de welcke 't solfde, mette Processie ge- leyt sijnde, wederomme in S. PEeters- kereke bragt." Het zinnetje is niet mooi, maar er blijkt toch duidelijk uit, dat de drie pastoors der stad aan de processie deelnamen en ieder op hun eigen gebied bet H. Sacra ment droegen. Voor ons steekt daar niets bijzonders in, is het zelfs zeer natuurlijk, maar wat maakt de goede Orlers er van? De pas toors deden dat „zijns oordeels" uit „geld- giericheyt, of liever inisverstant, van om zoo cleynen profyt, dat van so weynich huysen conde comen, malcander in 't selve niet en conden te ghemoet gaen ofte verstaen." Orlers schreef na de Hervorming; dit verklaart zijn verdenking. Aj0. 1. Mazelen. De juiste oorzaak van deze zeer besmet telijke ziekte is ons nog onbekend. De dis positie, d. w. z. de vatbaarheid voor de ma zelen, is bijna een algemeene en zoo komt het dat de meeste menschen in hun jeugd deze ziekte doormaken. Soms is dezo vat baarheid tijdelijk minder, zoodat soms kinderen, alhoewel zij aan de besmetting zijn blootgesteld, tijdens een epidemie, de ziekte toch niet krijgen, doch dan eerst later worden aangetast. In de eerste zes levensmaanden is de kans om de ziekte tc krijgen veel geringer. Overbrenging van de ziekte door middel van een derde of door voorwerpen, zooals wij dit zien bij Diphterie bijv., komt slechts hoogst zelden Van groot gewicht, wat betreft het ge vaar van besmetting, is het, dat mazelen al besmettelijk zijn voordat de- ziekte eigenlijk z. g. uitgebroken is, d. w. z. voor dat de huid de bekende mazelen-uitslag vertoont. In het verder verloop der ziekte wordt het besmettingsgevaar steedB min der. Heeft een kind de mazelen eenmaal door gemaakt dan is het voor het verdere leven tegen deze ziekte immuun, d. w z. onvat baar voor deze ziekte. Dit feit, dat men bij dc meeste besmette lijke ziekten heeft opgemerkt (pokken, ma zelen, typhus, roodvonk, diphteritis etc.) is van zeer groot gewicht en heeft geleid tot de z. g. vaccine-methode. (Men brengt daartoe opzettelijk, bijv. bij pokken, de verzwakte smetstof in het gezonde lichaam waardoor een lichte, plaatselijke aandoe ning der ziekte ontstaat en die den mensch geruimen tijd (ongeveer zeven ja ren) behoedt voor infectie van pokken.) Zooals hierboven al is gezegd, is voorko men der besmetting bij mazelen bijna on mogelijk, ten eerste omdat de besmetting plaats heeft voor het duidelijk zichtbaar worden der ziekte en ten tweede omdat bijna een ieder voor deze ziekte vatbaar is. Zoo wordt daarom wel eens beweerd dat voorzorgsmaatregelen tegen mazelen-be- smetting onnoodig zijn, en wordt wel eens de vraag gesteld of het maar niet beter is de kinderen opzettelijk aan het gevaar van besmetting te laten blootstellen om ze te gelijk de ziekte te laten doormaken, omdat zij de ziekte, zooals men dan zegt, toch wel zullen krijgen en men op die manier voorkomt dat de ziekte hen op later leef tijd treft en dan meestal in ernstiger mate. Deze opvatting is echter niet juist, want bij ieder geval van mazelen kunnen ernsti ge verwikkelingen (longaandoeningen, oor» ontstekingen, ctc.) bijkomen cn "treffen deze dan een kind dat men opzettelijk aan het gevaar van besmetting heeft blootge steld, dan is dc verantwoordelijkheid daar voor zeer groot. Wel daarentegen is het bij mazelen meestal voldoende "ziob to bepalen, tot gewone afzondering van den patiënt en kan men zich dc last cn de kosten van een' streng doorgevoerde isolecring besparen. Zooals reeds boven is vermeld, zijn kin-' deren in het eerste halve levensjaar weinig vatbaar voor mazelen en hiermee hangt dus natuurlijk samen het stcrftecüi w op dien leeftijd. Van af de Go maand tot aan het 2do jaar stijgt do sterftekans zeer. Vanaf het 2e jaar tot 't 5e jaar daalt deze weer om na het 5e jaar gewoon1"'- -f te blijven. De cijfers van de sterfgevallen bi; *e.n groote epidemie hieromtront genome: zeer leerzaam, in 16 maand -= f 612 maand 8 8c Levensjaar 35.3 3—5 33.3 G—20 - 7.8 Voor kinderen die lijdende zijn a-.n alec- meene lichaamszwakte, bloedarmoede, gelsche ziekte of van aandoeningen der ademhalingsorganen, alsmede voor die wel ke kort te voren geleden hebben ran andere infectie-ziekten, vooral van kinkhoest, zijn de mazelen als een gevaar'vl-o --'«lrte te beschouwen. Ook bij valwj <>?cn..; faat vaak deze ziekte met ems' 'nse- len gepaard. Men ziet dat uit dit alles wei cndeliik blijkt dat het zaak is de kans op besmet ting voor zwakke of .verzwakte kinderen zoo gering mogelijk te maken. In 't algemeen is dé sterfte bii verschil lende epidemieën zeer uiteenloopend. Soms verloopt een epidemie bijna zonder sterf gevallen, een andere maal is het ciifer daarvan zeer hoog en meestal is dit dan toe te .schrijven door de bijkomende aan doeningen der luchtwegen. Het succes van de toepassing van voor behoedmiddelen thuis is bijna altijd zeer twijfelachtig, maar meestal komerf derge- lijke maatregelen te laat. Wordt een kind in een gezin door mazelen aangetast, da 1 krijgt meestal het eene kind na het andere de ziekte. Wil men dus zwakke kinderen voor de ziekte behoeden, dan moet men nog. voordat de ziekte in naaste omgeving is uitgebroken, dergelijke kinderen naar een plaats vervoeren waar geen mazelen heerschen. Wil men dergelijke kinderen thuis voor j de besmetting trachten te behoeden dan passe men strenge afzondering on der pa tiënt toe en houdc dit vol 3 weken nadat de mazelenuitslag zich vertoond heeft. De ziekenkamer, bed en kleeren van den patiënt moeten goed gelucht worden >du- EIND GOED, AL GOED. IV. Maar bij de moeder daarentegen wilde ij Blaap niet vlotten. Honderden gcdach- in doorflitsten haar brein. Zij had ook Kiveel ondervonden, de arme vrouw. Zij Jr id honger gekend cn ontberingen geleden, ir mooie meubeltjes had ze een voor en zien verdwijnen om eten te koopen en uar kleine schulden te betalen. En' thans Bt-te haar niets meer, wat nog kon ge rist worden en te gelde gemaakt en toch had zij zoo gaarne wat verpand of erkochfc als het kon, om ook haar meisje sn Sint-Nicolaassurprise te geven, zooals ndere kindertjes, die vast en zeker kun- verwachten. Ie Saarne zou zij Marietje verrast heb- ;n f ten op dien dag, die voor ieder kind van leer dan gewone beteekenis was; hoe frame had zij voor Marietje een kleinig- it le"dje gekocht, als zij maar wist, waar zij sdiec-' ®et geld vandaan moest halen. Maar C[lar lerste; rk ISfli ledsnaam, wat niet kan, kan niet. En dan al had zij het geld ervoor gehad, zij het toch niet gekund hebben: ze was toners in weken van haar zolderkamer tiet meer geweest; ziek als zij geweest *as al dien tijd, die dc arme zieke een eeuwigheid toescheen. Al weken lang had zij niets meer ge- ll,en van het gewoel van het stadsleven; fels meer gezien van al het moois, dat 0o# 'ondom haar te bewonderen viel; niets van B'es wat haar dochtertje in verrukking 'acht en dat zij in vervoering telken- toond te vertellen wist. niets had zij weken lang gezien, dan •tenomi 'p gore daken der huizen, die haar -ling nog droefgcestiger maakten en stukje van den hemel, dat juist tijdens aar ziek-zijn, zoo vaak zonloos was en e wolken bedekt. Wel kwam af en toe hongerig muschje zijn dorst lessehen in 1 n goot onder haar venster, maar wipte in ast weer weg, overtuigd als liet was, dat F ^alGn viel cn voor haar bekje j11 f hapje zou overschieten, die^ waron wel droevige gedachten, Wprme mo6^er ^en Bla-ap niet vatten lick*1 vu toen eindelijk indommelde ide Vu. en geestelijk afgetopt had e&n i° nakije kerk drie doffe sla- 000 klinken en was het rumoer, dat W .Van d 'uacu was net. rumoer, aan 1 Mede baar doordrong van lie- 'detl jj Verininderd, en met de rust bene- Blond ,W/3 ook z'i ingeslapen. Ook een glimlach en scheen dat ïnmn-ifl"" droomde. En ook om haar tnappe gezicht van weleer, dat ïen schaduw was van vroegere •n frischheid, weerom te too- veren als in de gelukkige dagen harer eer ste huwelijksjaren en weg te vagen de sporen van doorstane angst, ontbering en lijden. Zij zag-vast in haar droom haar Marietje, daar henen huppelen in blij ge nieten; zij hoorde haar hellen lach opkla- teren en schallen door de kamer aan de straatzij gelegen, waar do voorbijgangers haar vriendelijk toewuifden en begroetten, als oude bekenden; zij zag weer de lachen de velden, bedekt met het golvende graan of met teer groen der klaverplantjes; zij zag weer het bloemengetoovcr op wei en tuin en akker in het heerlijke voorjaar, als het groen uitspringt aan boomen en strui ken en het was haar, alsof zij een andere lucht inademde; het was haar alsof zij leefde temidden van bloemen en vogels; temidden van dartele nymfen en lieflijke feeën in een vreemd, ver droomland Zoo droomde zij of zou het anders we zen? Wie zal het ons zeggen? Was het dan wonder, dat zij tij het ont waken in het late uur van den morgen, voor schrik in het werkelijk leven werd te ruggeworpen, daar zij weerom zag haar armoedig kamertje, waarin niets, totaal niets, haar sprak van zon en bloemen en vogels en groen en jeugd cn.... schoon heid En toch?misschien zou die droom nog eens werkelijkheid worden. De Goede God, Die in Zijn hand het kompas houdt van 's menschen lot, heeft vaker den arme opgericht uit zijn ellende en hem geplaatst in een andere wereld, waar voorspoed was en vreugde, eu vreugde enliefde. ij;'? - i;li 1- Dc Red. ii 1 (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE. Lieve Kinderen Eindelijk ben ik door den berg brieven en briefkaarten met oplossingen, versjes en opstellen heengeworsteld. Het was me nog al geen karwei hoor! Het regende net zooals ik zei brieven aan de Leid sche Courant. Meer dan 150 kwamen er binnen. Natuurlijk ziju er een massa uit gevallen. Knoeiers hadden geen kans. Or delijk en netjes schrijven kan iedereen en wie dat niet wil, moet de gevolgen maar ondervinden, nietwaar? Daarbij ik vind het onbeleefd ook! En onbeleefdheid is en blijft een leelijke fout. Bij dc beoordeeling van de oplossingen heb ik zoo heel precies niet gekeken, wie een klein foutjes maak te, heb ik maar stikum laten meedoen. Zie je, dat zeg ik onder ons; daar weet nl. niemand iets van: ik neem de daad voor den wil en wie goeden wil toont, heeft bij mij al een streepje voor. Raadsels is een oefening. Wie het veel doet, ként ze direct. En dan.... wie 'n aardig vadertje heeft, of een lief moedertje, die altijd bereid is te helpen, och, die komt er vanzelf. Die heeft, alles in een ommezientje klaar en doet altijd mee enwat het mooiste is, heeft altijd kans op een mooi prijsje. Ik zeg heeft kans. Jammer hé, dat ik niet voor iedereen een prijsje beschikbaar hebWas ik rijk, dan wist ik het wel. Dan liet ik een wagon boeken, surprises of aar dige cadeautjes komen en dan gaf ik alle kleine en groote vriendjes en vriendinne tjes een prijs, waar je gewoonweg van om viel. Wat zou dat leuk zijn! Verbeeld je 100 kinderen een prijs! De eene prijs nog al mooier en kostbaarder dan dc andere. Voor mijn vriendinnetjes, de dichteresjes nl. een extraatje! Maaren nou komt het. Ik ben niet rijk, dusVul dat dus nu zelf maar aan endenk je den wa gon met boeken, surprises en cadeautjes weg en.wat er dan overblijft zullen we verloten. Is het niet veel. het is uit een goed hart, weet dat wel! En toch, zullen de gelukkigen tevreden zijn. De volgende week Zaterdag laat ik de lijst van de gelukkigen niet alleen, maar de volledige lijst van alle flinke kinderen, die de oplossingen goed hadden, afdrukken. Dan zien we met een, wie tot mijn vriendjes en vriendinne tjes behooren. Wie te dom of te lui is, om mee te doen, gaan wc voorbij, alsof ze d'r niet waren! Ik heb er gemist, die ik den vorigen keer zag. Dat is jammer! Dat zijn kinderen, die probéeren alleen en doen mee om den prijs. Lukt bet niet, danweg cr mee. Zoo hoort het niet. Vriendjes! Jullie moet aanhouden, vi»lho»tden en al krijg je telkens en telkens niets: de vol doening heb je dat je meedeedt en dat je do raadsels vondt endat je den Redac teur van deze rubriek een plezier heb kun nen doen. Was dat tc veel gevraagd? Doe ik niet meer voor U? Denkt daar eens over na en.... laat ik den volgenden koer jullie naam vinden onder de stopels nieu we brieven, die dan op de Redactie voor mij klaar liggen. En nu tot Zaterdag. Wie zullen de gelukkigen zijn? Aan de Redactie van ons blad zal worden geloot. Dag jongens, tot ziens! De Redacteur Kinderrubr ra n de ek. Ineke, Haarlemmerstraat, Leiden: Ja Ineke, ik geloof het heusch, dat het een hecle toer geweest is, om zoo'n mooi brief je in elkaar te zetten en dat Mammie net zoo moe was, als mijn klein vriendinnetje. Als jij geen prijs krijgt, dan geef ik jou een trocstprijsje. Jij hebt het dubbel en dwars verdiend. Veel groetjes ook voor Mammie! Daag! Dora de Vos, Voorschoten: Dat het niet lukte om een mooi versje te ma ken, geloof ik wel Dora. Maar volhouden kind! Trouwens een versje maken is ieder- mans werk niot. Ik feliciteer je bij voor baat met je plechtige H. Communie. Groet ook jc broertje en alle huisgenooten. Wil je? Ajajo, Wassenaar: Ik vind dat een echt mooi schuilnaampje voor een dichte- resje als jij bent. Jij heb me wezenlijk ver rast. Het versje komt in de krant maar nog een beetje geduld. Dag Ajajo! Wat klinkt dat Spaansch hé Emil Duym, Kooipark, Leiden: Het doet me plezier Emil, dat jij geprobeerd hebt. En liet is goed uitgevallen ook. Ik laat het vers later plaatsen, dat beloof ik je. Dag Emil. Ook de raadsels waren goed. Ik gunde jou twee prijzen. Maar? Ella, Oegstgeest: Maar-Ella? en heb je dat versje nu zelf gemaakt? Het versje is werkelijk mooi cn zoodra ik plaats heb laat ik het afdrukken. Je schuilnaam vind ik perfect, en je broertje mag ook altijd meedoen hoorIk geef jullie beiden de band en maak van mij veel groetjes thuis. Annie Bentz: Dat niemand je ge holpen heeft, vind ik echt. flink. Jij bent een van mijn beste vriendinnetjes en ik verwacht ook, dat je telkens meedoet. Jou versje over „Paschen" komt er ook in, maar nog wat geduld kind. Daag! Bertha en Kabouterken: Och, och, wat heb jij nog nooit een prijsje ge wonnen Bertba, dan hoop ik dat het nu lukt. Ik vind hot zeer vleiend, dat je mijn verhaal „Eind goed, al goed", zoo mooi vindt. Ja, knip het maar uit dan heb je later een lang verhaal van je ouden vriend en kun je het altijd nog eens overlezen. Dag kinderen! Veel groetjes aan vader en moeder! Marietje Walter, Leiden: Zoo! en uitten jullie zoo verlangend uit te kijken naar de krant eiken Zaterdag. Dat is braaf hoor! Zoo hoort het ook en weet je wat het mooiste is, als jullie illemaal meedoet, wordt onze rxibriek h*e li ï»gf*r. hoe gezel liger. Het is echter jartmer, dat wo de heele krant niet vv-®r ons hebben, maar laten wc maar lv*trbdcu zijn. Dag kinde ren! Nelly, Leiden: Het deed mo plezier, hoor Nelly jou te ontmoeten. Je versjo is bep* 'ilci aardig. Ik laat het afdrukken, zoo dra een plaatsje vrij lcomt en danhoop ik jou ■vaker te zien. Groet pa en moe van- me en alles zusjes cn broers. Daag! Wim en Tom Dieben, Maar3- manssteeg: Zoo mijn vriendjes, hebben jullie ook eens geprobeerd een opstellotje to schrijven. Dat is flink gedaan maar waar om de raadseltjes vergeten? In 't vervolg ook meedoen hoor! Maatje zal wel eens helpen willen. Dag jongens! Groet pa en moe. Annie Duindam, Korenburgsteeg Ja Annie, zoo'n versje maken is een heele toer hé! Dat zal wel menig zweetdruppel tje gekost hebben, of ging het als vanzelf. Zoodra ik plaats heb, laat ik „vacantie" afdrukken. Maak eens een verhaaltje van „Een Snoepertje". Dag Annie. Veel groetjes thuis! Theodora, Voorschoten! Als jij dat zelf gemaakt hebt, danben jij een flin ke meid enwordt jij een heusch dich- teresje. Jouw „Goede Vrijdag" komt er zoo gauw mogelijk in. Dag Dora, tot later meer! Ik wensch jou vast een prijsje vrien dinnetje En nu nog een woord van dank voor alle andere vriendinnetjes en vriendjes, die een versje of een opstel instuurden cn ik geef jullie de verzekering, dat ik jullie werk ten zeerste op prijs atel en dat ik alles laat plaatsen, al zal het ook een paar maandjes moeten blijven liggen, enuw gekozen schuilnaampje vind ik heel best. En nu neem ik van jelie allen afscheid tot Zater- darr. De Re d. ONS POESJE. Ons poesje zit te spinnen, Te upihnon zonder draad. Wie zcu i-^t van haar winnen, Het. wijnen, kleine maat? Zij denkt thans aan geen muisjes Geen injisje en geen rat; Zij blijft nu in baar kluisje Fn droomt van alles vat. Zij droomt van 5n lekker vuurtje;1 Het vuurtje in den haard En v-^n zacht hooi in 't- s uurtje, Het eten voor ons pa:- „Zij gaat vast dood!" zeg- '«"je, „Vast dood!" wat jammer lochl „Dan is 't gedaan", zegt paatje Gedaan met poes, och! och! Dan komt het muisje spelen, Vaak spelen op haar graf. En kan dan weer gaan sic' Gaan stelen, wel hoe laf. Een val zal ik dan koopen, Met 'n jonge poes er bij; Dan vang ik ze bij koopen. Die stouterds, watzeg jij? Blijf jij inaar rustig dreoiuen PorV--» eu spin maar-door! Dc «.-ni I gekomen Eu si.a^v gespannen, hoor ÏWio jong is, mag niet Je Moet werken al steeds Wie oud is, mag gaan kui Een rusten, ongestoord. RAADSF. 1. Welk is hot langste iche woord? 2. Wio loopt achteruit om zijn brood to verdienen? 3. Een heer, aio een sigaar rookt, en eert dame met een keffend hondje op haar schoot zitten in don trein. Mijnheer, zegt do dame, dio rook hindert me; dadelijk werpt do heor zijn sigaar het raampje uit, doch zegt tegelijk, dat gekcf van uw hondjo is onuitstaanbaar; daarop laat de damo het hondje do sigaar volgon. Aan 't volgend Btation stoat het hondje zijn meesteres af to wachten, en wat denkt ge, dat het uit z'n bek hoeft hangen? 4. In welk water kan geen viach leven? 5. Uit een appel kunt ge me tweemaal halen, maar uit eon peer slochta een maak 6. Ik ken een lovende hond, die niet loopt. Wie oolc? 7. Wat zijn do schoonste gebouwen, dio echter het spoedigst in puin vallon? 8. Met een O heb ik vier poolen on^jjet een A vijf vingers, noem mij eens?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 13