I VOOR DE VROUWEN I li P Q [a] 0 MODE-PRAATJE, E 0 0 E K T~^\e aangename slankheid, die heden in onze mode den toon aan- m W J geeft, krijgt door de aanwending van stof met patronen een W bizondere frischheid. Tevens komt de mode hierdoor tegemoet aan M de behoefte datgene, wat men nog voorhanden heeft, te benutten of te complcteeren. jj Wij zien in den laatsten tijd hoe'het borduursel, dat onze kleeren, versiert, zich bij den Oosterschen smaak aanpast; daaraan lagen: Perzische, Japansche en vooral Turksche motieven ten grondslag. Een logisch gevolg daarvan is dat wij thans deze motieven en klcur- variatie in den stof aanbrengen. Deze nouveauté in den stof is de verrassing, welke de mode ons dit jaar biedt. De eenvoudige slanke lijn, die ons de kielvormige japon bracht, heerscht nog steeds; de princess'-votm van het uitgaan skieed voor den winter werd voor den eleganten middag japon en den manteljapon overgenomen, gelijk wij op afbeelding 11663 zien. Zoo deze princess-vorm iets rustigs, voor naams beeft, de jeugd vindt in den jongensachtigen kraag, welken de.^^iischers eigenaardig .Bubenkragen" noemen, haar nieuwe mode.' De aan vóór-en achterkant glad gewerkte japon heeft als nouveauté: leen grootere hoeveelleid stof aan de i (zijkanten. Men gaat zelfs ertoe over •hier klokvormige banen in te zetten,; K Nr." 11663."* (Ongeveer 1.60 M/ effen stof 1.20 c. M. breed, 2.30 M.j gebloemde stof, 100 c. M. breed.)! Deze eenvoudige, doch elegante japon kan men uit een oude maar neg goede jurk vervaardigen. De onder jurk is uit gebloemde stof gemaakt en op een voeriuglijfje en voering- rok opgenaaid. De bovenjurlc, die^ uit effen stoff is gemaakt, valt los over de onderjurk. Een smal ceintuur" werkt de japon af, of men vereenigt den voor-en achterbaan met sierknoopen, zooals men op het plaatje ''aangegeven ziet. De mouwen zijn wijd, van ohderen in een smal strookje gezet, zoodat ze om den pols nauw sluiten. ja Nr. 11 684. (Ongeveer 3.25 M. stof 130 c. M. breed.) Zwart of donkerblauw gabardine Is het materiaal waaruit deze gekleede japon is vervaardigd. De japon is daardoor zoo deftig, dat zij in liet geheel geen garneersel behoeft. De hoog sluitende kraag en de lange mouwen laten hem als manteljapon dragen. Het rechtervoordeel sluit schuin over 'het linker. Op de heupen is de ruimte in plooien gelegd en met een smal ceintuur bij elkaar gehouden. De mouwen zijn glad in de armsgaten gezet. De manchetten harmonieeren met de staande kraag. Alleen de blouse en mouwen zijn gevoerd. -v >-r V- Nr. 11685. (Ongeveer 3.50 M. stof, 140 c7 M. breed.) Dit aardige mantelcostuum is uit donkerbruine gabardine gemaakt. Aan den halflangen mantel wordt in de taille de schoot (aangenaaid. De rugbaan is glad, in de taille is de mantel eenigermate ingenomen. Bij ihet opnaaien der schoot op den voorbaan maakt men twee flinke zakken in den mantel. iDe liggende kraag en de revers worden uit dubbele stof geknipt, en met een tüsschenlaag voorzien. De mouwen zijn vrij nauw, aiieen von onderen 5 c. M. wijder, waardoor de (eigenaardige zakvormige manchet ontstaat. Drie knoopen werken den onderkant van de mouw af. Een enkele knoop vormt de sluiting van den mantel. 'Kr. 11684. Mantcljapon met staande kraag. Kr. 11668. japon uit tweeerlcl stbfc -• Nr. 11695 en 11696. (Ongeveer 0.60 M. s*tf f.2 c. AL breed.) Deze onderlijfjes bestaan uit één stak rechte stof. Dc eerste ondertaille nr. 11695, is met een sierlijk tusschcnzetsel ge garneerd-, Dit tusschenzctsel wordt met open zoompjes afgewerkt. De hoekige uitsneden van boven worden met inzetsel ecDigermate rond gemaakt. Twee breede schouderbanden, versierd met het tusschenzetsel, verbinden den voor- en achterbaan. Het tweede onderlijfje is een voudiger en de versiering beslaat uit open zoompjes, i De van boven ronde vorm maakt dit onderlijfje docr zijn eenvoud juist zoo ge liefd bij de dames. De schouderbanden worden alleen versierd met een smalle open zoom. Nr. 11670. (Ongeveer 2.10 M. stof 120 c. M. breed.)Deze jok isjiit donkerblauwe gabardiae :- gestreepte stof gemaakt. De mouwen zijn glad ingezet en reiken tot aan den pols, een wijdere a manchet werkt haar af. De kraag sluit in den X. hals aan en loopt smal naar voren toe. jS Nr. 11673. (Ongeveer 1.25 M. stof 100 c. M. breed.) Dit jongenspakje is uit gekleurd linnen vervaardigd. Het broekje is op" de gewone wijze aan een in den rug sluitend voeringlijfje gezet, van voren opgenaaid, van achteren ge- -K knoopt. De kielblouse hangt glad af en wordt over het hoofd aangetrokken. De voorbaan, waar men drie knoopen opnaait, is versierd met kleurig band. De onderrand van de blouse ft is in een smalle strook genaaid. De liggende kraag is uit dubbele stof geknipt. Een das onder dejiin gestrikt. Kr. 11670. Blouserok met ioutaclie versignng.". Kr. 11696. Onderlijfje met borduursel, Kr. 11696. Onderlijfje met open zoom, vervaardigd. Hij bestaat uit een gladden"voor- en achterbaan, terwijl de zijbanen zoo geknipt worden, dat zij een beetje bol uitstaan. Van boven is de rok van voren en van achterent. gegarneerd met soutache. De rok sluit vanp voren links onder de soutache versiering. Nr. 11664. (Ongeveer 3.50 M. effen en] 0.80 c. AL gestreepte stof,'''ieder 100 c. M.' breed.) Deze eenvoudige japon is uit tweeërlei stoffen vervaardigd. Een nauwe japon kan men aan de hand van dit plaatje moderniseeren tot een wijdere. De rok bestaat uit vier banen, die door middel van de smalle strooken gestreepte stof aan elkaar gezet zijn. De blouse wordt ruim geknipt en de taille is laag; een smal ceintuur bestaande uit kralen of ringen vormt den overgang tusschen blouse en rok. Alleen de bef van de blouse is uit r Kr. 11664' Sierlijke lapotk Kr. 11673. Pakje voor jongens van 4—:6 jaaf.- Nr. 11674. Kielpak voor jongens van 2—4 jaar. Nr. 11674. (Ongeveer 1.25 M. stof 100 c. M. breed.) Dit pakje is door het ingezette vest zeer goed geschikt voor zondagspak.. Het buisje is uit donker blauwe wollen stof, het vest uit wit piqué vervaardigd. Het is raad zaam ze elk afzonderlijk te verwerken. Het t vestje heeft een liggende kraag en sluiï met knoopjes aan den voorkant; met drukknoopjes wordt het vastgemaakt aan het buisje, dat f over het hoofd, wordt aangetrokken. In over- eenstemming., met het vest kunnen ook de op slagen van de mouwtjes uit piqué worden ver vaardigd en met drukknoopjes bevestigd, opdat jzij gemakkelijk kunnen worden losgemaakt en «gewasschen. De half lange mouwen zijn aan Ihet buisje aangeknipt Het broekje, welks pijpen van passementen voorzien zijn, eindigt in een voeringüjfje. JuSEPHUS ALBERTUS ALBERDINGK THIJM, m. De volledige lijst der werken van Al berdingk Thijm zou, met uitsluiting van dag- en weekblad-artikelen, zeker meer dan drie kolom in de Leidsche Courant beslaan. Daartusschen zou men een me nigte strijdschriften vinden, die thans in vele opzichten hun actualiteit verloren hebben en een aantal wetenschappelijke en aesthetische verhandelingen, die, hoe belangrijk ook nog in onze dagen, de groote massa van het lezend publiek on verschillig laten. We zullen ons dus slechts bepalen tot liet aanwijzen van enkele .werken, die om inhoud en vorm veel meer door onze Roomsche menschen moesten worden ge lezen. Over de aan zijn vriend en bestrijder Potgieter met een hartelijk woord opge dragen: „Portretten van Joost van den Vondel", kunnen we verder zwijgen. In dit prachtige werk heeft Thijm een der mooiste eerezuilen gesticht, die ooit voor Vondel werden ogericht. Wie de Vondel-portretten leest komt in nauwe aanraking met het leven van Hol lands grootsten dichter en dat juist wil de Thijm bereiken. Het groote wgrk: „De Heilige Linie", dat wc terloops noemden, is geen ontspan ningslectuur, maar een degelijke door wrochte studie over de Oostelijke richting van de lengte-as der oude kerken en alles wat met deze „oriëntatie" in verband staat. De vorm waarin het werk geschre ven is, verraadt evenwel in alle opzichten den kunstenaar, zoodat het voor een ont wikkeld lezer, die gaarne schoone ver handelingen over do liturgie leest om daarmee zijn geest te verrijken, een kos telijk boek kan zijn. Zijn zwager, Dr. Cuypers' heeft, overal waar de waterstaatskundige toestand vdn den bodem en de stratenplannen dit toe lieten, steeds zijn kerken gebouwd over eenkomstig de beginselen, door Thijm met zooveel vuur verdedigd. Wij bevelen echter ieder, die het niet kent, ter lezing aan het schoone verhaal: „De organist van den Dom", een mees terstukje van fijne, poëtische vertelkunst. Aan de muren van een der kloostergan gen bij den Dom te Utrecht, ontdekte hij een grafschrift: „Blinde Janes organiste doser kereken". Onmiddellijk was zijn phantasic vaardig, «lozen blinden orga nist te doen optreden in 1483, toen Utrecht lag onder het interdict van Paus Sixtus IV. Tijdens dit interdict moest het orgel zwijgen en de blinde grijsaard leed ten_ zeerste. Zeldzaam fijn is de gemoedstoe stand van ouden Janus geschilderd, maar ook de hemelsche verrukking, welke hem doortintelt als bij.;zi'u v->t>v-;iheid kan beoefenen. .Heel mooi is ook ,'iSr'u e;-ard van. Voornc", dat, ofschoon veel korter her innert aan de schoone verhalen uit de Middeleeuwen van den Engelschen schrij ver Walter Scott. Van het verhalend pro za noemen we ook nog „Geertruida van Oosten", een episode uit het leven van een 14de eeuwsch Delftsch Begijntje aan wie het bekende lied: „Het daghet in den Oos ten" wordt toegeschreven. Tot hetzelfde genre romantische verhalen behoort: „Mejuffrouw Leclerq" en: „Magdalena van Vaernewijck". Deze en andere verhalen kan men ge bundeld vinden in de fraaie uitgave van Albcrdingk Thijms geschriften, welke door den heer Sterck worden uitgegeven bij Paul Brand te Bussum. Een afzonderlijke vermelding verdie nen de „Karolingische Verhalen", waar in Thijm schoone prozabewerkingen geeft van bekende Middelnederlandsche ro mans: „Karei en de Ellegast", de „Vier Heemskinderen", „Floris en Blancefloer" en „Willem van Oranje". Met korte woorden willen we nog even de aandacht vestigen op het dichtwerk van Alberdingk Tliijm. Hij had zich ge heel geschoold aan Bilderdijk en Da Cos ta, maar toch wel een eigen toon gevonden Tot de mooiste dichtwerken behoort ze ker: „De klok van Delft". Het is het blij— begonnen drocvig-eindend liefdesverhaal van den kunstenaar Ewoud van Meche- len met Josina, de dochter van den klok kengieter Heinrich van Tricbt. Daar wij nog niets uit liet dichtwerk van Thijm publiceerden, lijkt het me niet ondienstig een fragment uit „De Klok van Delft" op te nemen. Wo plaatsen hier het gedeelte, dat men zou kunnen noemen een dithyrambe op de klok. De klok, die boven 't stormgerucht, Zijn toon doet heerschen in de lucht, «-* Die ons tot God, ter kerke, noodt, In vreugde en lust, verderf en dood. In bruiloftslied, of uitvaarlpsalmen, Den rijken toon mengt van zijn galmen En, boven 't stof en 't stoflijke uit, Een onvergankbren slaat beduidt Die, buiten 't aardsch gewoel geheven, Meer dan de priester hier in 't leven, Gezalfd, gedoopt ten eersten tolk Des Heeren, bij 't oneenigd volk, Do stom des Heeren zelve schijnt, Die 't hart bevestigt, waar 't verkwijnt Die telker uur zich kenbaar maakt, En uitroept, uitroept: „Bidt en waakt Die langs de velden, schaars bewoond, 't Verloren schaapjen tot zich troont 1 De stem, die zelfs in nacht en graf De leer preekt, die 't Geloof ons gaf 1 Die, hoe vermomd, on waar wij vlièn, Herhaalt: „Gij wordt van God gezien 1" De Klok, het beeld der Harmonie 4 Waar streng Verstand en teer Gevoel, Waar Maat, naar Vorm en Melodie, Jn samenwerkt to* hoojrer doel: cli De klok, die, en voor God en Mo&i 't Verstand Metalen af doet «i Of binden leert, naar wenk en wc7 v. Opdat zo in klanken zich verbreid 't Verstand, wen 't afmeet en bepaal t Getal en Wicht, tot Toon doet yW Den wilden klank, in Vorm gonia-' Ten schoonste' accoorden laat bj De klok, die, zoo voor God als Mts eR 't Gevoel doet spreken in de Tod?- Die gonzend uit zijn wanden drooe Als kroost eens dubb'len elements 't Gevoel, den zielenadeldom, Weet uit te drukken in zijn Bv,sea En in zijn Beeldsels van rondom Zich leent aan 't hoogste kunstven; De klok, die, zoo voor God als H£ De kracht des Lichaams ons j Om ook in 't stof der aard te Als wezens, vreemd aan eiken grtt De klok, die, God, ten hoogste, En 't Men sc henkroos t, ter zi els vereng. Een Mensch den Geest een du® Doet paren, in verheven mengeld En drukken, Aarde- en Hemelspniï Zijn ganscho Menschheid daarin g De klok de klok ziedaar 't gi Mijn menscblijk leven lang gezoek Ik geef den lezer in ernstige ov© M dit fragment een paar malen rhytmisch te lezen niet aframie-; m langzaam, vers voor vers de beleei overdenken en men zal gevofcl® mooi Alberdingk Thijm de beteek 8' het klokgelui voor alle mogelijke m den heeft samengevat; hoe klanb n zijn verzen het klokgebeier klink voelt ook, hoe de klokkenzang v« vrome ziel een mystieke geda vroom en innig „klokgebed" is. schoonheid voert den dichter alt God; alles is symboliek, meer eci alle door mensclienhanden werken is de klok symbool van haar „Jubilate Deo" uitzingt klanken en gonzende vibralo's, de: sindert van Godsverlangcn. Wij zullen later nog een paar gedichten van Thijm bespreken nu voorloopig afscheid van hem. N. J. If VOORHEEN EN THANS Pil al Bij 't snuffelen naar lusiomc..! derheden omtrent Rocmseh Leid moetten we in 't vierde deel der gen voor de Geschiedenis van liet Haarlem" nogmaals een opgave d kerken, welke do Sleutelstad fff der vorige eeuw bqzat en wel na ding van de ramp "met 't kruit» 1S07. Bij deze gelegenheid werden J alle openbare gebouwen min of schadigd, wat oolc voor 't Rijk depostje was, want dat schip en vaarlijken inhoud behoorden Staat. De architect Giudici hield Landswege" toezicht over alles Lands kosten" moest worden Lor vernieuwd en 't is uit diens fani ren dat het volgende staatje der lingslcosten onzer kerken werd |e le lcerk in de Bakkcrsteeg (Pret !n f 590.2e kerk in de St. Jorissü 00 reldgeestelijken) f 1172.— 3e te; Haarlemmerstraat (Fransche Car. [a, f 1921.4e kerk in de Kuiperste ciscanen) f 1320.5e kerk Utrechtsche Veer (Hollandsche I ten) f 996.6e kerk op de Jfi (Wereldgeestelijken) f 398.13; 7e 1 go Jesuitenkerk aan de St. gracht f 1151.178. (Uit dit laati blijkt, dat men toen nog met t len van de halve cent rekeningL is nu ander^"!) Zooals men ziet waren in 1S07l Jesuiten niet meer in Leiden f 1 zij hebben hier gearbeid van vo<; e de opheffing hunner later stelde orde in 1773. Nadat hoi Iei boüw tot 1836 voor de godsdiffi gen van het garnizoen gediend» 0 't gesloten en ongeveer in 1870»! - om plaats te maken voor de m f°' staande gymnastiekschool. In bovenstaand staatje trefb' aan de kerk der Paters Francifö trent wier werkzaamheid te nu eenige bijzonderheden mogü Nadat het klooster der Mini in 1445 buiten Leiden in schen de beide Rijnen ten Ou'- tegenwoordige Hcerengracht 1 door het boosaardig geweld vanL' br dronken gemeen in 1572 ve^ hielden eenige der Paters O" vensgevaar in en om de stad' ten einde den Katholieken td wezen en in hun geloof te hadden te dezer stede geen plaats meer en begaven zicht' daarheen in Rijnland. De eerste Minderbroeder, weer een vaste standplaats pater Jacobus Ncssens; tkf hier van 1621 tot zijn dood it eerst van zijn opvolger, pater*1 Iers, vinden we vermeld was#' Hem werd toen pator W blijkbaar een rondtrekkend lf do katholieken geweest f3' en vervallen huis aangeboden, 1 het Steonschuur, waar hij li Kerk werd er evenwel niet Sf h geschiedde nog altijd op alle0 plaatsen. Pater Joachim Schaep, zaam was van 1660 tot 1' in, het oude huis aan het ft to breken en door een beter] vangen. la

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 12