Derde Blad» MISSE-KLANKEN. UIT RIJNLAND p; =U laserdag 3 laar! 1923 ins 60EOHSÏD EN DE HELSCHE STRAF. jij wist er geen mouw aan te pas- k /""ill 'was een eenvoudig 3d eer m akertje, «giet passen en meten een eerlijk stuk ooJ verdiende, met naald en draad veel z'a leven aan elkaar had genaaid, j^er wist hij geen mouw aan te Sla*®-- tearoin met I 'ij had een paar vrienden, die zich. 'jen gekoesterd in dc verkwikkende jen yau ,,De Dageraad", en die hem 5. hoofd hadden op hol gebrac-lit met „ekt volgende: „Als er een God is. dan Yoci et ie oneindig goed wezen. Maar hoe iu de Oneindig Goede de menschen eeuwig verdoemen naar de hel." Mini ik dacht, dat er voor jullie? Dagearaads- .'ua men, geen Algoede God bestond, be- re als je vloekt en ontevreden bent, lat je daaruit dus geen reden kunt om len, om de hel weg te ledenearen," onze kleermaker aangemerkt; maar hadden gezegd: „Zeker, wij gelooven. God, en wij gelooven niet in de maar daar gaat het .niet om. Jullie ra ca wf[, er wel in en nu kunnen wij maar roes ogolijk begrijpen, hoe de goedheid van li kan samengaan met de helsche straf G-cd zoo goed is, dan kunnen wij ons voorstellen, dat Hij iemand verwijst ft de hel". ci irgelijke opmerkingen der verlichte -b.'t] eden hadden de ziel des kleermakers weinig gekreukeld, maar, gelijk hij het gladstrijken van pantalons en ;ïii tots ©en pers ijzer te vuur zette, zoo bij zijn verkreukte ziel bewerken een ouden pastoor, aan wien hij de <1' lijkhcid voorlegde. ov;>J lasfcoor", zeide hij, „zo hebben er aan n tornen, en nu kan ik do twee eiu- niefc meer aan elkander naaien. IIc if, dat God oneindig goed is en ik ge- eeuwige straffen van de hel rijmt zich dat te zamsn? Kan oen wel met het ander bestaan?" Itaarom niet? Bedde waarheden zijn olijk genoeg door God geopenbaard l'2* hebben ze dus aan te nemen, ook al er niet alles van begrijpen. Je dat het bij geloofswaarheden om ook eigenlijk niet gaat. We ge- gezag van God en daarmee [«ar als God' twee zaken openbaart,1 er toch geen tegenspraak tus- zijn laak je daarover ook maar niet on- m st. De stralen van „De Dageraad" oen niet zoover te reiken, dat bij uw (den over deze duisternis een Hebt. is igaan. Wat hebl>en de leukerds ge il Ze stellen de zaak ietwat onvol- voor en komen zoo tot een soort iohtheid, waarvoor wij de gewone indsche woorden van bekrompen 'j.j leid gebruiken. Ze zeggen: „Die jï ie lieve menschen toch, die ploeteren 'W1 zwoegen maar op aarde, en bij hun 1, od staat een wreede Oppermacht klaar i 1 js| k verdoe me nis uit te spreken en de ,m stumpers te verwijzen naar de hef- ondci fllltii dSJl laar dat is onvolledig. Verbeeld je kt iemand tot je zei: Kleermaker nom« M11|t een zonderling, want je naait jo pf; hu aan de mouwen vaat, dan zult ge ;0|ir opkijken. En toch naait ge werkelijk bouwen oa-n do zakken, maarmet paar tusschen-zetsels, die jullie, ge- f ïb, banen, noemt. Welnu zoo is het jffleb Gods goedheid en do hel. Als P- die zonder meer bij elkaar plaatst, last de verlichtheid do ongeloovigen Jen Steele en begrijpen ze er niets meer k hier zijn echter een paar tua- jnzctsels". jkasr ia vooreerst Gods oneindige ieiryheid en barmhartigheid dm zich over gevallen mensobheid heeft ontfermd; 1 k Zoon is voor ons allen merusch i)ccri. en heeft in de gruwelijkste ten yoor ons geleden. Hangend aan heeft Hij de genaden voor ons Vc/^Jeud". tusschenzcfcsel: De door Hem te genade wordt aan allen in vot- :;fiMo mate verstrekt. Een ieder, let ieder, hetzij heiden of geloovig, 1(~w ontvangt genade genoeg, om to wordien en in den hemel to W Ben'. ut .®Eefc oene zoowel als het ander is een djs voor Gods oneindige en wij zouden kunnen volstaan ^tëgen: dhs ligt heb geenszins aan 0 w^Oand. verdoemd wordt." w»n ligt het dan?" t;Ussclienzet-selDe memsch heeft jn., ji dien hij ten goede of ten -ui-! ivU aanwenden. Hij kan met de meewerken enhij kan hot b der verlossing voor zich ver jon door de genade af te sboo- ^ililens en wetens bet kwaad r fptl' if01" de bekeering af te wijzen, 1 Vf 7a„ .^°"V3rden in de boosheid.... en l,n i: zond sterven komt, zal elk l.1'pai tenn«C irLens'ah hem een plaats loi ,tt ■J11 ^en hemel? Dat is te gek t altfttems, dteT" Hij ,gaf niriar de„Ter- bij, na wetens cn willens vc-s .ent'i te 'hebben af ges toeten, zelf Azen heeft. 'a Menschen tït Ja, reJr?^ ,^ean *n 'öe' helschc vlam, Gods goedheid' op de allor- schandelijkste wijze heeft misbruikt". Wait voor tegenstrijdigs zit e.r nou in de kwestie? Niemand gaat 'verloren of het ia door eigen schuld. Maar ik wil ver der gaan. Het ds juist een bewijs van Gods goedheid, dat een hel bestaat en dat Hij ons met zulk een straf bedreigt. Het menschel ijk hart is mi eenmaal zoo, dat het van het kwaad moet worden af gehouden door bedreiging met straf. Be stond er geen straf na dit leven en was er van het vaste ge-loof der meesten. en da onbestemde vrees der ongeloovigen, die trots alle praatjesmaker ij toch niet valt weg te redeneeren, geen sprake meer wel goeie mensch, deze wereld werd een hel. Het kwaad zou ia dat geval zulke proporties aannemen, dat 't juist in de lijn zou Hggen van Gods goedheid, om t-usschen da-t ccmble van ba-rbaarsch'neid en verdierlijfcing te komen dreigen met straffen hiernamaals. Dachten de men schen er maar wat beter aan, „de aarde ware een paradijs"; en er gebeurde geen zonde meer, zooals de H. Schrift zegt: ,.Dcnk in al uw werken aan de uitersten en in eeuwigheid zult go niet zondigen". Daar onder de uitersten de hel valt, 13 het i-i.-.t een blijk van Gods. goedheid, mc 0 straf te dreigen, oca or.s in het rechte spoor te houdenen mag ik jo een goeden raad geven, denk bij uw leven dikwijls aan do hel, opdat gij er na uw leven niet in raakt. J. J. VAN SANTÉ, Pr. EEN HERINNERING. Wij ontleenen aan „Uit het land van St Olav", tijdschrift gewijd aan de Noorsche Missielanden, heb volgende. Ongetwijfeld moet ieder Katholiek daadwerkelijk be lang stellen in het grootsche werk dezer veel-belovende missie. De wind dwaalt rond het huis en ram melt aan de ramen. Het schemerduister dreinregent uit de vale lucht op de wereld, die zich willoos gevangen geeft aan den nacht. Alleen in het Westen brandt do zon uit met een smartelijk-rooden liclitkreet. Mij komt deze sombere zin uit de Eda in de gedachten: Zwart wordt de zon en de aarde zinkt in de zee en in den donkeren top van den wereldboom loeien de laaiende vlammen. Dat is het uur, dat melancholie ver schijnt, de zachte zuster van de stroeve smart. Met teere fluisterstem doorsiddert zij de stilt© en verhaalt herinneringen aan goede dagen, die glorieus leefden lang en heerlijk onder het schallen van do zonkla- roen. Ik weet weer en zie weer; Het schoone land van idealen in het Noorden; de serene berusting der peinzen de fjorden en de.steile opstandigheden der ruigo rotsende deinende rhythmen der weidsche sneeuwwoestijnen en het waan zinnig geweld dor heetbruisende water stortingen; het bedaard en bedaagd voort glijden der kalme fjordbooten en het met schrille juichkreten voortschieten van den trein temidden van water- en rotstumul ten; de -comfortabele hotels, waar beminne lijk geconserveerd en gelachen, waar sma kelijk gegeten en rustig geslapen wordt en de barre hoogten, waar alleen de wind kreunend loeit of satanisch schatert, waar zelfs de bultige kreupelboomen, de verstoo- tenen uit de weelderige bosschen, geen vol doening vinden voor hun armzalige be hoeften, waar alleen de dooden veilig kun nen slapen Laat ik uit het gewoel der vele herin neringen er een naar voren laten treden. Den portier uit het hotel te Finse was opgedragen voor een gids te zorgen, want we wilden den Hardangergletscher zien. De gids kwam; hij was zoo weggeloopcn uit een drakerig rooversdrama, m.a.w. zijn kleeding was niet latest fashion. Evenmin bleek hij een polyglot te zijn, want do ken nismaking van zijn kant begon met een po ging om „good morning" te zeggen, welke onbetwistbaar een poging bleef. Maar dat was ook niet noodig: we wilden loopen en daarin was hij ons zeker de baas liocwel hij den sjokkerigen gang van een lancllooper aannam en wij eerst fier deden met onze veerkrachtige stappen. Het begon met klet sen in klefferige modderwegen, maar al gauw verscheen de sneeuw. De sneeuw! Ach ik zie me zelf hier rillen in den somberen schemeravond, de lan taarns staan zich te vervelen in do verve lende straat, in de huizen aan weerszijden zitten de menschenlovcns opgestapeld en de grauwe lucht is verknipt in meetkundige figuren. En dan to weten, dat ik daar uren lang heb geloopen te midden van de w.eidsche verlatenheid der wijde witte vel den. De hooge hemelen bogen zich neer naar de opwelvende aarde; de wolken rustten op de bergtoppen uit van hear lange reizen. Aan den einder rondom waren de bergtoppen gesteld, de grootsche beeld houwwerken en trotscho monumenten, die niet klassiek en niet modern zijn, die niet gemodelleerd zijn volgens de voorschriften van een of ander© school of richting of „isme", die eenvoudig de uitdrukking zijn van de grootsche gedachten Gods. En als de wolken waren verder gereisd, kwam de zon en liet ieder sneeuwkristal glinsteren, zoo dat we liepen in een sprook jesland, vol flonkerende lichtjes, die elk een stukje zon haddon gevangen en het gul weer weggaven aan onze verrukte oogen. Verderop boog onze weg omlaag en dan brak dc donkore rots door do blanktc; wij stonden gevangen door een boezen ko ning in een zware vesting en hoorden we niet' het grommen van zijn grimmige stem? Maar daar lachte de zon om dezen donke ren waan en voor een plotselinge wemeling van gouden licht verstoven onze sombere gedachten. Dc gids had zijn ski's ondergebonden en gleed oppervlakkig over alle moeilijkheden heen. Bij de hellingen omlaag boog hij de knieën en in oen bijna zittende houding ging liet dan in een stuwende vaart naar beneden. De grijsaard speelde, schoon met ernstig gezicht, een luchtig spel van opper vlakkigheid. Wij waren met onze jonge ja ren zooveel degelijker cn vorschton naar de verborgenheden der sneeuw. We kwa men tot de positieve ontdekking, dat ge smolten sneeuw water en water nat is. Verdere resultaten heeft do diepzinnige ar beid onzer voeten niet opgeleverd. Toen we 11a een heeriijken, doch ver moedenden tocht eindelijk aan de Dammer- vandshut aankwamen, was ons eerste werk droge kleeren aantrekken, het tweede: een hongerige maag vullen, en het derde ook. Vervolgens werd de dag uitgeluierd, want den volgenden morgen begon het tweede deel van den tocht: eerst over een bulti- gen, brokkeligen gletsckerarm met diepe kloven, waaronder water rumoerde. En verder ging het naar het dal toe te mid den van beken, die boneden aan den glefc- scher uit hun sluimer waren gewekt en nu, bruisend van levenslust en levensmoed het dal instroomden om daar weer nieuw leven te doen rijzen. Moeten zoo ook niet geloofsijver en mis- miedrang, die bij zoovelen te sluimeren liggen, onder den killen ban der onver schilligheid en sleur, worden ontdooid en als frissche levenskrachtige droomen bree- de landouwen bevruchten en tot bloeiende tuinen maken? De wind dwaalt rond het huis en ram melt aan de ramen. De nacht heeft zijn vale vlerken over de wereld gespreid. En ik weet, dat het schoone land in het Noor den 't welk ik zag, onder een hemel, welks licht nimmer gedoofd werd, nu ligt gevan gen in den ban van immer-durenden nacht. Maar de zomer heeft weer het offensief ge nomen en de duisternis zal verslagen wor den. Laten wij arbeiden vooral door ons ge bed, opdat ook het door Mgr. Fallize be gonnen en door Mgr. Smit met vurigen ijver voortgezette offensief van het licht des waren geloofs tegen de duisternis van dwaling en ongeloof, die Noorwegen nog overschaduwt, moge slagen. Dat geve God! J. BR. I VOORHEEN F.N THANS. II. In 't begin der vorig© eeuw werden in Rijnland gevonden 28 R.-K. kerken, waar van 6 in Leiden. Dit weten we zoo precies omdat naar pastoor J. G. van der Loos mededeelt in de Haarlcmsche „Bijdragen", 41e deel, 2e afl. in 1807 de Minister van Binnenlandsclie Zaken aan den Aartspriester Ten Hülscher opgave vroeg „omtrent den staat van alle eerediensten" in zijn „kerkdistrict". Deze ijverige kerkbe stuurder, die toen al, sinds 20 jaar met zijn district in de nauwste betrekking stond, voldeed nauwgezet aan dit verzoek, hoe veel arbeid het ook van hem vroeg. Hij had toen onder zijn toezicht wat tegen woordig het Bisdom Haarlem uitmaakt, terwijl de reisgelegenheden in dien tijd heel wat minder gerieflijk waren dan thans. Zijn kerkdistrict was, „ter facilitee- ring van zijn bestuur", verdeeld in acht kleinere districten, en wel:: le. Amstel- land, hoofdstad Amsterdam; 2o. Kenne- merland, hoofdstad Haarlem; 3o. Rijn land, hoofdstad Leiden; 4o. Delfland, hoofdstad Den Haag; 5o. Schieland, hoofdstad Rotterdam; 60. West-Friesland! hoofdstad Hoorn; 7o. Noord-Holland, hoofdstad Alkmaar; 80. Zeeland, hoofd stad Middelburg. Natuurlijk bepalen wo ons hier tot Rijnland, Gelijk gezegd, telde Leiden toen zes ker_ ken, waarbij pastoriën behoorden; 't ge zamenlijk aantal „loden" (communican ten zeggen we tegenwoordig) was over d'e 4G00, 't aantal zielen over de 6650; M, aantal geestelijken 14. Die bedehuizen stonden: le. Op de Appelmarkt, 't Boven ste deel van 't huis was de kerk, „klein, dog tamelijk net"; had veel geleden door de; ramp met 't kruitschip en kon niet dan met groote kosten gerepareerd wor den. 2e. In de St. Jorisstceg. Oud, bouwvallig gebouw, sinds de kruitramp echter veel verbeterd. Kerk klein en ge vestigd op 't bovenhuis. 3e. In de Kuiper steeg. Kerk ta melijk ruim, doch had vertimmoring noo dig. Pastorie was er annex. 4.e. In de Bakkersteeg. „Geheel mismaakt en ongeschikt gebouw". Pasto rie, daar annex, niet veel beter. 5e. Op 't Utrechtsche Veer. „Een oud, hekrompen kerkje, gelijk het (Jaaraangelegen priesterhuys". 6e. Op de Oude Vest. Deze kerk diende voor de Fransc-he gemeente en werd door Frarvsohe priesters bectiend. (Vandaar nu nog de naam „Mon-père- kerk"). Kerk was „klein, doch tame lijk net, met des priesters woning er an nex". Do kerkjes sub 1 en 2 werden door we reldlijke, de overige door order-geestelij ken bediend. Nu de kerken ten platlelande van Rijn land le. Aarlanderveen. Kerk en pas torie, toen sinds eeivige jaren nieuw ge bouwd, was groot, doch zat ook „onder de groote schuld van ƒ3600". (Kom daar tegenwoordig eens om!) 2e. Alp hen. Kerkje in 1795 gebouwd; pastoor woonde in een buurhuis. 3e. Hazerswoude. Kerkje klein, ta melijk goed gebouwd, doch „zit onderden last van niet minder van 4600 schuld". 4e. Horaade, Klein kerkje en pries terswoning. 5e. K u d 01 s t a ar it. „Alhier staat in een achterbuurt een oud en bouwvallig kerkje met des priesters woning annex. Hetzelve is iu groot gevaar door de aan grenzende poel te worden verzwolgen". 6e. Langeraar, Ruime en fraaie kerk. Bijkerk te Korteraar, klein en bekrom pen. 7e. Nieuwkoop. Kerk ctaande in de Mei je en pastorie met kapel, zoo bouwvallig, dat een en ander dreigt in te storten. Geen geld voor reparatie; wel ƒ1200 schuld. 8e. Nieuwveoa en Sevenboven hadden samen „een tamelijke kerk met priesterswoning". 9e. No 0 r d e n. Bekrompen kerkje op een bovenhuis; beneden woonde de pries ter. 10e. Nootdorp. Klein en zeer verval len kerkje met priesterswoning. Gemeen te to verarmd om een en ander te onder houden. He. Raam- of Randenburg. Ta melijk fraaie kerk met dito woning. 12e. Rhijndijk. Tamelijk groote kerk met woning, staande schuin tegenover Koudekerk. Bijkerk aan den Groenendijk, bouwvallig. 13e. Rhijnsaterwou. Tamelijk fraaie kerk met woning. 14e. Roelofarendsveen. Grdlote, doch houten kerk. Prio9torswoning na brand fraai opgebouwd. 15e. Rijpwetering. Tamelijk groo te, doen niet zeer geschikte kerk. Pries terhuis met kleine kapel en half uur er vandaan. 16e. Soeterwoude. Kerk klein on vervallen. Priesterhuis herbouwd. 17 e. SoetormeerS eg waard. Oud vervallen gebouw met een schuld van ƒ2800. 18e. Onder Veur aan den Leydsen- d a m. Kerk en pastorie nieuw; schuld ƒ900. Bijkerk naar den kant van Voor schoten is een oud, vervallen boerenhuis. 19e. S'tompwijk. Tamelijk kerkje, met groot© doch zwakke priesterswoning 20e. Voorburg. Sinds eenige jaren een fraaie kerk met pastorie; ƒ400 schuld 21e. Voorschoten. Kerk en pasto rie (aan den Heerenweg) sinds kort veel vertimmerd en verbeterd. 22e. Warmond. Kerk en pastorie fraai, doch bezwaard met een schuld van ƒ15.000 (Daar zal de goede heer Ten Hui- schor wel van geschrokken zijn!) Te Warmond was toen al een Seminarie („Kweekschool", schreef de Aartspries ter), maar „te klein en te gebrekkelijk om er liet noodig aanta'l studenten te ber gen", zoodat op „buitengewone giften" ge hoopt werd. Tot zoover de kerken in hetgeen Ten Hülscher Rijnland n-oemde. Uit zijn dis trict Kennemerland noteeren we nog de volgende bedehuizen onder den rook van Leiden: le. Berkenrode (een uur van Haar lem). Kerk een zeer laag en „bedompen" gebouw; pasfcoorswoning annex. Schuld ƒ700. 2e. Hi lieg om. Tot 1787 was hier slechts een klein bijkerkje van Vogelen zang; toen werd de kerk iets vergroot en een priesterwoning erbij gemaakt. Daar door 1800 schuld. 3e. L i s s e. Op een achterweg een ta melijk fraaie kerk met dito prieslerswo- ning. 4e. O e g s t g e e s t, waartoe kerkelijk ook behooren de katholieken van R ij n s- b u rg, Valkenburg en d'e beide K a t- w ij k e n, en dat waren er dan gezamen lijk nog maar 827, waarvan 615 commu nicanten. „Kerkgebouw voor eenige jaren nieuw cn fraay ingericht, des pastoors woning nog later doch heeft ecne schuld van ƒ7300. 5e. N 0 0 r d w ij k. Voor het binnen, en het zeedorp ééne kerk met priesterswo- ning annex. Gebouw oud, klein en zeer ongeregeld. 6e. N 0 0 r d w ij k e r h o u t. Een tame lijk geregeld, doch klein kerkje met pries terswoning annex. Een schuld van 350. 7e. Sassenheim. Aan den Heeren weg staat een sedert jaren veel verbeter de kerk met een geschikte priesterswo ning. Uit Delfland vermelden we ten slotte nog: Wassenaar. Daar stond „eene hegte en schoone kerk met dito priesterswo ning; de pastorie is bezwaard met eene schuld van ƒ750". Deze opsomming vergelijk haar eens met het lieden geeft inderdaad geen hartverheffend beeld, ook niet wat be treft het aantal Katholieken. Van Leiden vermeldden we dit reeds. Ziehier van de overige plaatsen: Zielen Comm. Geestel. Aarlanderveen 481 284 1 Alfen 823 574 1 Hazerswoude 420 254 1 Homade 490 350 1 Kudelstaart 382 267 1 Langeraar 995 654 2 Nieuwkoop -<550 426 1 Nieuwveen 351 391 1 Noorden 729 423 1 Nootdorp 535 370 1 Raam- of Randen burg 780 536 1 Rhijndijk 1086 850 2 Rhijnsaterwou 655 480 1 Roelofarendsveeh 1294 920 2 Rijpwetering 854 -604 2 Soeterwoude 797 538 2 Soetermeer 860 620 2 Veur Stompwijk 692 495 1 Voorburg 898 628 2 Voorscholen' 750 485 2 Warmond 387 275 1 Berkenrode '1547 974 2 Hilleg'om 563 350 1 Lisse f 810 542 1 Oeg9tgeest 827 615 2 Noordwijk 1093 725 2 Noordwijkerhóufc 453 325 1 Se.ssenheim 793 485 2 Wassenaar '1450 1005 2 Nogmaals: vergelijk eens toet het he den! Zeer terecht schrijft pastoor Van der Loos: „Welk een betreurenswaardig denk- ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. DA-DA. (Slot.) Ala Ohrisbus, de God-Menschel ijk© dagoog van Palestina, ons toevocgta „Laat dc kinderen tot Mij komen", dan is het, dunkt mij, do veiligste weg, hen maar tot Hem te brengen.„Hoer ob wien zullen wij gaan? Gij hebt do woor den des eeuwigen levens" Bij Hem zijn ZÖ. Uit den mond van kinderen en zuigelingen heeft Hij zioh lof weten te bewerken!Juist zoo! dus dwaas is de zoogenaamde paedagogischo wijsheid, die het afkeurt, dat do kinderen van jongsaf in den godsdienst praetiseh wor den ingeleid, met het godsdienstige wor den vertrouwd gemaakt.... Laat dc kin deren maar vroeg hun godsdienstig: „da-da" stamelendan zullen zij later aan God en het Zijne een heerlijken levensstoun hebben en een bron van. ge lukkig© levenskracht. Eenige godsdien stige „da-das" geef ik ter verduidelijking van onzen opzet weer uit de geschiedenis der opvoedkunde, opgeteekend met gou den letters van gelukbrengend zieleleven- voor-God, Skim airt ine schrijft ©ver z^n jeugd „Ieder woord van moeders lippen, ieder van haar handelingen omgaf ons om zoo te zegigen met 'n hemelsche atmosfeer. Wij geloofden, dat God altijd achter haar was en dat wij Hem hoorden en zagen, gelijk zij zelf Hem scheen te hooren en tc zien en ieder oogenblik van den dag met Ileal verkeerde. God was voor ons als iemand uit do familie. Hij was in ons gebo#w». met onze eerste indrukken, waarvan wij ons nog niet de minste rekenschap konden geven. W ij h er inner den ons geen oogen blik, waarin wij Hem niet ge kend hadden, wij konden geen en kelen dag noemen, waarop ons niet van God gesproken was. Wij hadden Hem altijd gezoen als een Derde tusscben moe der en ons". In de levensbeschrijving van St. Fran- cascus van Sales wordt verhaald, dat zijn eerste stamelende woorden waren„O. L. Heer en Maria houden erg veel van mij". De Capucijner-pater Martinus van Codhem verhaalt over zijn eigen jeugd3 „Toen ik begon te spreken, stelde moed»* mij de vraag: mijn kind, van wien houdS gij En zij leerde mij antwoordenIk houd van Gold. Ze vroeg verderwaarom houdt gij van God Antwoord omdat Hij' zoo'n goede God is. Als zij mij dan ver haald had, -hoe goed en liefdevol Hij is, ging ze met vragen verder: Houdt gij ook van vader Een vreu'gdig j a kwam over mijn lippen. Van wien houdt gij meerï van God! of van Vader? Toen dk aarzelde, leerde zij mij antwoorden: ik houd moer van God. Zoo ontstond langzamerhand ia mij het begrip van Gr-d en mijn liefde toi> Hem". Een moeder in t. schemeruurtje met) hare .kinderen innig vertrouwelijk ej waarlijk vroom-blij rondom zich„Je heele lichaam is als het ware het huisje van je ziel en zoo lang zo daarin woont leeft ge en kunt ge hooren, voelen eni loopen. Op zekeren dag echter zal O. L- Heer die ziel oproepen, dan vliegt ze het lichaam uit en het En,geitje, dat ze be waakt heeft, voert zo naar boven, vee boven do sterren, in den moeien hemel van O. L. Heer. Het lichaam is dan als een kleedje, dat men uitgetrokken hoeft en niet meer gebruiken kan. Maar de ziel dat zijt gij, die gaat naar O. L. Heer en die blijft altijd leven in den mooiciu hemel". Het kan niet anders dan aan Grd zeer aangenaam zijn, wanneer die kleine hand jes zich vouwen, die oogjes vol eerbied! zich sluiten om Hem in hun hartje le huldigen, die stamelende lipjes zich moeite doen om God hun lief eir gods dienstig „da-da" als tot den besten Vader toe te spreken G. P, J. v. d. BURG, Hageveld V^o Pr. beeld moet men zich vormen van Ten Hulscber's Kerkdistrict, indien zoovel© bedehuizen en pastoorswoningen beschre ven worden als: „vochtig, bekrompen, mismaakt, ongeschikt, bouwvallig, oud en versleten", te meer, omdat de staties, wn1- ke „net en fraai" worden genoemd, bï.j nadere beschouwing, hetzij in werkelijk heid, hetzij in druk van plaat of prent, slechts resten gelijken van het Katho lieke geloof, dat meer dan twee eenwen het juk der plakkaten gedragen had. „Wie, met eenïg verbeeldingsvermogen begaafd, van Ten Hulscher'9 „nauwkeurig tafereel" kennis neemt, zal zich een denkbeeld vormen van den armzaligen- staat, waarin het kerkelijk leven verkeer de gedurende de 17e en 18e eeo* maar tevens met dankbaarheid worden vervuld jegen9 de priesterschap, die in berouwde tijden, in benauwende schuren cn stal len, zonder noemenswaardige opwekking van schoonheid en kunst, met onverdro ten ijver het Woord Gods heeft verkon digd aan de elkander opvolgend© geslach ten". Wij voegen hieraan toe: hulde ook aan onze Roomsche voorouder9 in 't alge meen, die den schat des geloofs, ondank» alle moeiten en zorgen, zoo veilig voor hun nakomelingen, dus ook voor ons, bewaarden. AJO. 'Alle tijdperken zegt 0-colhe w.iar-*) in het geloof hoerscht., onder walken var«a ook, zijn schitterend, hartverhf'*ntl en vruchtbaar voor 't heden 011 do tecshoinsb Alle tijdperken daarentegen, waarin lnet ongeloof, in welken verra eok, een kuith. merlijko zege handhaaft, kunnen wel een wijl met een scbijnglans pralen, doch verdwijnen voor da liakomchngschap.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9