G 7?T G OM TE LACHEN. T ris men ze afkookt, in een tonnetje op bergt, mot ©en laagje vet afgedekt. Ora hot scheuren van het vet laagje t© voor komen neemt men een mengsel van run der vet en reuzed. Telkens als men zuring uit het vaatje neemt., moot het ver gebroken worden dus moot men om de zuring weder af te soluiten 't vot telkens weer smelten. Zuring moet in do schaduw groeien. Zorgt ook voor een bedje aardbeien. Heerlijk als men daar over beschikken kan. Twintig jaar ge leden kwam ik tot do ontdekking, dat in een groote plaats in Limburg aardbeien daar zoo gced als onbekend waren. Zet wat blcemkoolplanten uit. Zorgt voor een goeden voorraad liocreboonen en snij boon-en, vooral om or veel van in te maken voor wintergebruik. Voor winter groenten dienen verder, witte kool on wel „Deen-sche Witte, savoye kool" en wel de gele „Bloemendaler", roode kool en wel „Langendijker late winter". Van spruitkool neemt ge een soort halfh-oogo. Koolsoorten zijn allo zeer dankbaar voor gier. Boerenkool mag zeker niet gemist worden. Uitstekende wintergroenten zijn vorder winterwortelen, s-ehorseneeren koolrapen, roode bieten. Sohorseneeren moet ge in Apri'l reeds zaaien, anders worden de wortels niet dik genoeg. Zorgt ook dat ge 's winters een partijtje uien, vooral wat sjalotten in huis hebt. Uien moeten op een stukje grond, dat 't vorige jaar goed bemest is. Er zijn nog groenleEsoorten, die ik nog niet genoemd heb, in meerdere op zichten is dit artikeltje onvolledig. Mijn doel is alleen maar u te overtuigen, dat grcententeolt voor eigen gebruik een buitengewoon goed werk is en dat het j volstrekt geen onmogelijk werk is. Gaarne zou ik zien, dat iemand, die er meer j van weet dan ik, zoo nu en dan iets j vertelde over het aanleggen en onder- houden van groenteötuintjes voor eigen gebruik. Ook kan or nog heel wat aan de mensehen geleerd worden omtrent het bewaren en hot degelijk klaarmaken van groenten voor hot middagmaal van een eenvoudig huisgezin. Meisjes die op ©en goede landbouwhuishoudschool ge- woest zijn zullen daar wel iets over kun nen vertellen. Nog oensTen eerste, groente eten is allernuttigst zoo niet noodzakelijk vooral voor kinderen, ook voor Moeders, voor iedereenten tweede een groenten.tuint.je er op na te lioud-en. is alleraangenaamst en zeer nuttige tijas- paeseering. Probeert het eens. R. L. Mijn bekeering. Verdwenen waren al de droombeelden mijner jougd, die mij zoo'n heerlijke toe komst hadden voorgespiegeld. Alle banden van menschelijke gonegonhoid waren ver broken en de verlatenheid, waarin ik mij bevond^ maakte mij steeds gcvoelloozer en verbitterde mijn bestaan. Ik had mijn fortuin en hoewel ik nu tot armoede was gebracht, verachtte ik toch de glorie der wereld, want nimmer zou deze de verlangens mijner ziel bevre digen kunnen, dat begreep ik. Ik was on verschillig, zoowel voor God als voor de monschen. Mijne beproevingen hadden mij zoo gevoelloos gemaakt, dat ik zelfs het sprankje geloof, dat ik vroeger bezat, nog verloren had. Ik was jong en ik had, zoo zeidc men mij, buitengewoon aanleg voor de beeld houwkunst. In Italië had ik verschillende kunstscho len bezocht en overal was ik met schitte rend succes geslaagd. Een roemvolle loop baan" lag voor mij open, doch de weder waardigheden verduisterden mijne toe komst, mijn goede naam ging verloren en ten laatste zag ik mij tot den ollendigen toestand gebracht, waarin ik mij bevind. Drie maanden geleden bad ik een Venus- beeld voor baron van Lindau afgewerkt, waaraan ik goed geld verdiend had, doch buitensporig in mijn levenswijze, had ik ai spoedig alles in ijdele en dolzinnige ver maken verkwist. In dien dollen roes tracht te ik mijn verdriet te vorgeten, hetgeen mij echter niet gelukken mocht. Mijn wel doener was naar 't buitenland vertrokken: nu stond ik alleen en ik bezat geen cent Mijn omgeving was niet geschikt om mij op te vroolijken en met hoop t© vervullen. Een ellendige vliering tot verblijf, een koffer, die mij tot tafel diende, twee stoe len en eenig gereedschap, dat was alles, wat ik op aarde bezat. Welk een overgang van de weelderig gemeubileerde kamers, die ik in Italië had bewoond! Een gevoel van verlatenheid en ontmoediging overviel mij, toen ik op 'n middag in mijn armoedig vertrek om mij heen zag. Ik voelde, dat ik het zoo niet langer uit kon houden. Ik ver trok zonder te weten waarheen; ik wilde de bedompte, duffe stad verlaten en mij verwijderen van die drukke menschen, die zich daar bijeen bevonden. Ik dwaalde eenigen lijd rond en bereikte zoo den top van een heuvel, waarop zich een groot ge bouw verhief. Om dit beter in oogcnschouw te kunnen nemen was ik naderbij gekomen en bemerkte al spcodig, dat het een kloos ter was. Haastig verwijderde ik mij, toen ik door de groote ijzeren poort een monnik ont waarde. Een verrassend schouwspel ontroldo zich nu opeens voor mijn oogen. Van de plaat3, waar ik stond, had men een prachtig ge zicht op de zee. Ik zonk op een grasheuvel neer en zat onbewegelijk in gedachten over den deinenden zeespiegel te staren. Hoe lang ik daar vertoefde, kan ik moeilijk gissen, maar toen ik opstond was ik niet weinig verwonderd, dat de avond reeds daalde. Het was reeds laat, toen ik mijn woning bereikte en geheel uitgeput viel ik op mijn armzalige legerstede neer. Vermoeid en afgemat sliep ik spoedig in en ontwaakte eerst toen de zon reeds in mijn dakkamertje scheen. Na m'n schraal ontbijt wilde ik uitgaan, om een laatste poging te wagen, of ik hier of daar geen werk kon krijgen, toen er op do deur geklopt werd. Mijn hospes trad binnen en overhandigde mij een brief van den abt van het klooster, dat ik den vo- rigen dag was voorbij gegaan. Hij ver zocht mij bij hem to komen. Verbaasd be gaf ik mij op weg. Na een groot uur ge- loopen te hebben was ik in 't klooster en bevond mij weldra in tegenwoordigheid van den abt, een eerbiedwaardigen grijs aard. Zijne blikken drongen mij diep in de ziel;toch had zijn gelaat een vriendelijke uitdrukking, iets wat ik niet verwachtte van een soort van menschen, die ik tot dan toe beschouwd had als dwazo dwepers. Ik vroeg naar de reden van mijn ontbie ding. De abt antwoordde kalm en vriendelijk: „Baron van Lindau heeft mij gesproken over uwe bekwaamheden en nu zou ik u gaarne een belangrijk werk opdragen." „En dat is?" „Ziet u, kort geleden hebben wij brand gehad in onze kloosterkerk: verschillende koorstoelen en een groot Moeder Gods beeld zijn daarbij verbrand. De stoelen zijn reeds door nieuwe vervangen, doch tot nu toe vond ik niemand, wien ik de vervaar diging van het Madonnaboeld durf do toe- vertrouwen. De baron gaf mij echtor over vloedige bewijzen van uw talent als beeld houwer en daarom zou ik u willen verzoe ken dit werk voor ons te willen onderne men." „Een Maria-beeid maken? Ik?" Hoe dwaas van mij ook, hierheen te gaan, daar ik toch wel had kunnen gissen, dat men mij voor zooiels had laten ontbie den. Maar ik bezat geen cent meer, en als ik dit niet aannam, wanneer zou er dan weer werk voor mij komen?' De monnik ging voort, oogcnschijulijk zonder mijn aarzeling te bemerken. „Ik zal u onmiddellijk f 500 betalen. Uw werk zal natuurlijk veel meer waard zijn, doch ik wil u gaarne reeds nu een gedeel te der waarde ter hand stellen, opdat gij zonder zorg voor het tijdelijke beginnen kunt. Kunt u dit voorstel aannemen?" Ik knikte toestemmend, wijl ik moeilijk weigeren kon. Het onvoorwaardelijk ver trouwen, dat hij in mij stelde, had mij ontroerd. Ik wist niet, wat mij overkomen was, mijn onverschilligheid scheen lang zaam aan te wijken en ik gevoelde mij zelfs gcf™kken tot dien eerbiedwaardigen priester en mijn ijskoud gemoed werd ont dooid door den warmen eenvoud van zijne woorden. Na afloop van ons gesprek keer- do ik naar mijn woning terug. Daar ik nu meer betalen kon, werd mij een goed ver licht vertrelc in het benedenhuis beschik baar gesteld. Nauwelijks was in den namiddag hout gebracht of ik bracht welgemoed mijn gereedschappen in orde. Met koortsachtige gejaagdheid begon.ik aan mijn werk. Dag en nacht we ivte ik door, mij nau welijks tijd gunnend voor voedsel en rust en weldra had het vormlooze blok hout een bijna levendige gedaante aangenomen. Nooit te voren had ik zoo gewerkt, met zooveel belangstelling en liefde. Waar waren nu al mijn Vernissen en Apollo's? Schoon waren ze, maar hun schoonheid was ij del; hier was iets anders, iets onbeschrijfelijks in do schoonheid van mijn Moeder-Godsbeeld Jt Was een stille avondik stend bij 't open venster. Mijn arbeid was voltooid. Morgen zou mijn beeld gehaald worden en dafczou alles weer hetzelfde zijn als voorheen.? Zouden lijden en ge'orek opnieuw mijn deel worden?den laatsten tijd was ik zoo gelukkig geweest.... ik wist zelf niet goed waaromIk wendde mij om en zag het groote beeld, waarop do maan zijn tooverenden lichtschijn wierp, waardoor de mooie partijen meer uitkamen en de schaduwen meer diepte kregen. Wat was dat mooi en teer! Wie had mijn hand geleid, terwijl ik dat gebeiteld had?. Ik wierp mij aan de voeten van het beeld en bad „Ik geloof in GodMaria, toon, dat Gij mijne Moeder zijt!" Den volgenden morgen begaf ik mij naar het klooster en bevond mij weldra in te genwoordigheid van den abt. „Hot beeld i3 klaar", zeide ik, „u kunt het laten halen en ik hoop, dat ik u in uwe verwachtingen niet al te zeer te leur zal stellen." „Goed, ik zal het laten halen.... on het geld „Neen neen, spreek mij niet van geld, ik ben reeds honderdvoudig beloond!" „Als ik u iets vragen mag, dan is 't dat gij mij armen zondaar in u.v gebed geden ken wilt en door uw vaderlijke leiding van mij weer maken een waardig kind der Moeder Gods." Toen des middags de monnikken rond het beeld stonden en hunno bewondering uitten voor mijn werk, lag ik in de kapel aan de voeten van den abt geknield en be leed rouwmoedig al de zenden van m:jn lichtzinnig leven. H. H. Aantal Katholieke Universiteiten. Nu ook ons land zijn Katholieke Uni versiteit gaat krijgen, dringt gemakkelijk de vraak naar voren, hoe het in andere landen staat met onze Boomsche Univer siteiten. In Europa zijn 27 Katholieke Hooge- scholen, waarvan 10 in Italiij, 9 in Spanje (tenminste officieel), 5 in Frankrijk, 1 in België (Leuven), 1 in Zwitserland (Frei burg) en 1 in Ierlanl (Dublin). Voorts zijn er in Duitsekland, Oostenrijk en Hongarije verschillende Katholieke Faculteiten opge richt aan niet-Katholieke Universiteiten, zooals te Bonn, Miinster, Tübingen, onz. In Azië vindt met drie Boomscho Hoo- gescholen: te Manilla, Eeyruth en Tokio. In Amerika eindelijk 15, waarvan in de Ver. Staten 8, in Canada 3, in Mexico 1, in Argentinië 1, in Chili 1 en in Brazilië 1. In 't geheel zijn er dus 45 Katholieke Universiteiten, waarbij dus do Holland- sche zich als de 46ste zal voegen. Mevrouw (een uienstbode huren „Ik moet je tevens nog vertellen dat allen geheelonthouders zijn." Dienstbode: „O, dat is nie's i vrouw, ik heb vroeger ook al eens bij t bekeerde dronkaardsf-ïmilie gediend". Dat kost ook geld. Maar timmerman, hier staat op rekening: „30 December, Baas écn gewerkt. Ik weet niet, dat je bij mij of ander karweitje hebt gedaan dien dagj „Toen heb ik aan uw rekening werkt, mijnheer Een ickker lesje. Mama: Waarom heb je al de tnartjflj die in de kast stonden, opgegeten? Jantje: Om de meid eens een lei geven, dat ze de deuren niet open magbj ten staan, Mee. Verbloemde aanmaning. „Waarom heb je Zondag geen 1 gegeven aan mijn uitnoodiging cm 1 men dineeren, ouwe jongen?" „Och, dan was het net gewcosi, ik de tien gulden wilde opeten, die nog van je krijg." Even sterk. Winkelier: „Wat moet je hei» meisje?" Meisje: „Een lampenglas en mc« laat zeggen, (lab zij hoopt, dat het sterk is als de boter van gisteren. Niet gauw tevreden. Bedelaar (tot dienstbode): kind, je hebt me gisteren een oude brw] en jas van mijnheer gegeven: hebt öiet een oude hoed, een paar schoen^1 een rotting van mijnheer bij?" Pantoffelheld. Oom: Wat heb jij lidtcekens opje? zichtU Studont: Ja oom, ik durf zonder» verklaren, dat ik do moedigste van hcele corps ben! Oom: Zoo? Loop dan op een®1 naar je tante en zeg haa., dat wn avond eerst om 12 uur thuis komen! Jongen, waar denk je aan. Vader, ik denk: als een wesp op een brandnetel zit, wie steekt dan? Wat doe jij daar? „ïk? Och, ziet u, agent, de monschen hier bennen op reis cn nu zou ik do bloemetjes een beetje voor ze begie ten 1" Het eene varken tot het ander: Waar om kijk je altijd zoo bedroefd, als je een kip ziet? Het ander: Dan denk ik altijd aan spiegeleieren met ham. Zoc'n ellendige vlieg. Grondeigenaar: Nu heb ik minstens 500 morgen land en toch P] j die ellendige vlieg nog op m'n nou* aln MIS COMPLIMENT. REBUS. Wij deze week weer een rebn De volgende week vermelden wij de op. lossing van die van den vorigen keer. Eriij, •lieel wat oplossingen ingekomen. ui», zoo veel goede! Oplossingen voor deze rebus moeien bia nen zijn voor Woensdag 14 Maar Wij zullen onder do goede oplossers vet. loten een boekwerk naar keuze ter ratri van 5 glu. Huinor van den lande. 'fc Beurde 'nen schoonen dag in Be®, melskontc. Pccrke den Trottclaar zou vog het eerst van z'n leven leerzen gaan koo pen. Met z'n mispelaren stok in do haal en z'n kloefkens aan de beencn zette bij uit naar do stad. 'k Ben seffens weerommc, Barbclt zoo sprak hij tot z'n vrouw cn monkclcajfc tord bij voort. [Bij Maar Peerkc's „seffens" duurde langsP en do zonnesching zonk reeds weg aan dei f°rt einder, toen Barbele met gram in 't herti M op pad ging om haren sul van een vest tegen te gaan. Eindelijk, daar kwam hij van een landwegel met schuifpaskens op de groote baan. „Waar toefdet go zoo lango trunlelaau KC zoo wilde Barbele hem vragen. Maar het ja woord verzonk op haro lippen, toen Peorke bezaghij had vergeten koordkens achter aan zijn leerzen door uit snijden J Prettig. P".J een drogist zwaarlijvig van po»LT, ttrur komt een jongen om een dubbel tje maagkruiden. Daar er niet zoorctj vraag meer is naar die kruiden als rrua gor, heeft de man ze op de hoogste pla van een kast gedeponeerd. Als hij einde-L^ lijk, na veel gemopper en gezucht do tupf afgekiauterd is, staat or nog een joDgnJ f aan do toonbank. En jij, jo? Mag ik ook een dubbeltje maagkriii.| den? Moeizaam zwoegt do la-stigo dikkeril weer de ladder op. Op de laatslo bereifcl bare trede staande, keert hij zich om ent,1 vraagt aan een derden jongen, die inn 1 dels in binnengekomen: Mot jij soms ook een dubbel! je O". kruiden De jongen schudt van neen en als di|( drogist eindelijk weer beneden Ï3, Ik moet maar voor vijf centen maag'| kruiden hebben, meheer. ht De nieuwe brandspuit. Uit de rede van een dorpsburgcmeeStiifctii bij de „onthulling" eener nieuwe branij spnit. „Nu hoop ik, mijne imorc met de nieuwe brandspuit zal gaan ailfsv met do oude vrijsters van dit dorp: AltijdKa; gereed en rooft gevraagd". Srut&aL Moedor: „Betje, kijk 's, of do dikke kook al gaar is. Je moet er met een mes insteken, en als dat er schoon uitkomt, is de koek goed." •Vader: „Als dat zoo handig gaat, stop er dan de ande re messen ook even in; dan zijn meteen alle messen schoon.'' v- -v JONGE WIJSGEER. O, wat een verstandig gezicht. Net z'n papal ZINDELIJK HUISHOUDEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 12