Je LésIig Eoianf Tweede Blad Roomsch Tooneel. Uit de Pers. HALFBROEDER. aterdag !4 October 1922 zal verpiliahlb zijn mijn bóLoflte eens (6 lossen en -be ©even een overzkJub van jiêisoben, die te BiteMieai zijn aam die -ffelHÓe zioh wagen aan die tooneeü- Jfcunsb, in die hoop diaib voor hm e©nig© ag in deze regelen moge zijn opge- fooraf daib. pe waarde van een op te voeren tooneel- wordib te veel hepaaid naar dten al niet komische n inhoud, naar heb te be ien giieces bij het laeherud publiek, en ia 5 een strik vol van geestig© (flauwe) [!en, d'£h meent men het wei voor het ètlicht te buamen brengen. De groote ea tgbeheerK>cihen!de vraag of er leering in dit of gezonde humor, of er opvoeden- tracht uitgaat van het spel, bêseJioirwfc n van zeer ondergeschikt belang. Let kundige waarde, moraal, zoeikt reuen op allerlaatste piaóts en men besteedt *zijn i'uiuren tijd aan een geraamte zonder {nakraoht en levenswarmte, een mte- jiuöt, dat vaaik heb drukloon niet ami is. Ala men zoo. eens grasduint in tfloneelOiibeirahuur voor liefhebberij-ge- schappen, als men zoo onze toomeelge- ichappen eens in aobie ziet, ervaart men [beperkt de keuze is in goede stukken hoe zij slechts zijn berekend op het diaehs-publiek, dab o zoo spoedig te ilen is. Eenige aspiratie naar iets hoo- 8, iets beters, iets opvoedend», is er t te onderkennen. 't Is alles l'aag bij i grond, onbeholpen van taal, zonder en veelal zinloos en leeg En als men i daörbij voegt de vlugge voldaanheid i de clubs, dat al te spoedige besef van zal wel gaan", de vaak gebrekkige houiage waarin een stuk wordt ten too- ie giebraoht, kan men eenigszins oen libeoild vormen van wat dioor onze f. Tooneedigezelisohappen den volk© rdt te genieten gegeven. Dit wat be lt de tooneel- en blijspelen. Hoeveel te ;r echter zullen die dingen op den irsrrond treden als men zich waagt aan werkelijk letterkundig stuk, hetzij ma of tooneeJspel. Immers wat al hoo- eischen worden dan gesteld, doch ook, ïveel meer kans is er dan dat men zich Midigt aan de primitiefste easchen aesthetica en sentimentMeent men in de kringen van het ditettanten- leol, dat men gerechtigd is dien geestes- 'd vaak vol letterkundige waarde van vaderlamdsehe tooneelschrijvers om te brengen en jammerlijk te bezoe- m met het. si ijle van minachting voor t de kostelijke inhoud van het stuk bek-, tevenslessein, apologie of hisborie 1 et men niet deernis hebben met onze rijvers, als wij bun met de beste bedo© pen in het leven geroepen geesfceskin- en zóó onbarmhartig vermoorden, en t wonder als zij met verontwaardiging pon in een hoiek werpen, daarbij be itelde geen enkele letter meer neer te rijven voor het tooneel En d'at 't zoo hij de meeste onzer tooneelver- ipgen kunnen wij uit eigen ervaring concoursen en uitvoeringen met be- theid verküairem. 't Kcuut alleen omdat dubs zichzelf overschatten, omdat zij kuil kunnen een waarde toekennen, tot rijper werk in staat ia, terwijl zi] i in staat zijn de waard© en de eischen teoorcteeiem va-n een stuk, dat slechts vluchtig doorlezen wo-ndlt waardig ge il en verdeeld en waarvan de uitvoe- een fiasco wordt. Gevolg dat de bet er kenden, de mieer ontwikkelden uit het Jiek, zulk spel den rug toekeeren, en sleen nog waardig keuren voor hun estbcden, werksters of anderen wien hun kaarten geven. én voorname factor is ook de onder wedijver van de spelers, om toch w de gTootste en mooiste rol in ,han-, 'te krijgen, waaruit ten sterkste spreekt ijdelheicl. die slechts is belust op eigen m en geheel verdoezel.b den vasben en sn noodzake.lijiben wal om naar best© togen mee te werken, zoo goed moge lijk, het aan vel© eischlen gebonden stuk ten tooneel te brengen. Wat zijn dan wel de oorzaiken van dit groote tekort, bovenomschreven? Ten eerste de leiding. Als men weet in welk» handen vaak de leiding is van onze tooneelclubs, dan "behoeft men zich heusch niet te verlazen, dat er zóó weinig van terecht komt. Of zij zich zelf de leiding geven of wel bij uitverkiezing tot die func tie worden geroepen, kan buiten beschou wing blijven ook in het land der blin den was „eenoog" koning dooh dit staalt onomstoobeiijlk vast: menschen met niet de minsite literaire kennis, met niet een greintje kennis van d© eerste eisoben te etellon aan wat met het tooneel ten nauw ste samenhangt, zijn vaak de regisseurs van onze tooaneelciuibs. Het ontbreekt hun aan kennis van taal en stijl, articulatie en gestie, reitihoroeik en woordkunst, begrip van raise- en scène, oordeel over grime en aanMeedhng, om 't hierbij te laten. Men ziet, er wondt voor tooneel!edding nbg al wat geeisebt en al brengt men die eisohen bot de kleinste proportion terug, dan zul Iten nog de meesten niet aan de eischen voor een schikkelijke leiding kunnen vol doen. En 't meest onnatuurlijke is, dat zij mot. een zeker aplomb hun zóó onvolledige kennis aan hun spelers opdringen als een wet van. Medlen en Perzen, hun vaak ge heel verkeerde kijk op karakter en waarde van de rol, op die plaats door den uit te beelden persoon in het stuk in te nemen, een verplaatsing van den kern der dingen propaigeeren, die het geheel aan flarden scheurt en als een leverdeo-s-pnoduet, in alle niaaikthet, te kijk zet. Ate men bij on ze toouieeliclubs niet zooveel eigenwaarde ■bezat dat meni, althans wat de leiding be treft, andere wegen gaat bewandelen, zich meer bewust wordt, diat voor een overgroot deel daarin schuilt het zijn of niet te z ij n, dian vreezen wij dat- een in zinking zal volgen die zal uitloopen op een niet z ij n, wat dan ten slotte beter is dan zóó te z ij n. Nu zal men mis schien uit bovenstaande de conclusie trek ken, dat wij erge opposanten zijn tegen he-t liefhebbêrijtooneel, dooh dan vergist men zich danig. Wij willen alleen om wille van ons Roomsch tooneel tot andere resultaten trachten te komen en den lokiers op het hart binden, dlat hot heter is dat zij heen gaan, ais zij voelen niet tegen hun taak te zijn opgewassen, of wel minstens èn bij keuze van een stuk èn bij de voorbereiding bot de uitvoering, in hum omgeving te rade gaan bij èn door intellect èn door gezond oordeel, bevoegde personen en niet schro men dezen eerlijk en oprecht om voorlich ting en steun te verzoeken. De geheel© opzet van hun club zal daardoor in meer waard© winnen en het publiek tevens groo- ter en gckuischtex genot worden verschaft. Dan zal 't ook niet meer kunnen voor komen, dat de regie laat spreken van een rijk gemeuibeld vertrek, waarin slechts een oa.fè-tiaf©l en een reclameplaat te beken nen is: dan zal er niet meer worden ga sproken van „zie hoe 't buiten stormt en sneeuwt" terwijl in het heele vertrek geen enikei raam is te ontdekkendan zal het dialect verdwijnen, dat zoo vaak de ooren kwetst; dan staat men elkaar niet meer in den weg op het tooneel, of gaat men een deur uit, waar gelijk iemand inkomt dien men niet mocht ziendun zullen in een woord baULooze Heime fouten, om nog van d© groote niet te spreken weg vallen en het geheel zal winnen aan rijp heid en gedegenheid en inderdaad leering of ve/rpoozing bieden. De spelers vooral hebben zich te voegen maar de leiding, waarin zij zeker 'hun meer dere zuilen moeten kunnen zien en erken nen. Als 't zoo is bij d© olubs, dan zal men tot een geheel kunnen komen, dat waard is gezien te worden. Er hapert echter ook bij de spelers nog wei iets aan. Eerstens dat ellendig© gehaspel met het rol-leeren, het niet- of verkeerd gebruiken van hoofd en airmendat staren in angstig verlangen naar het aouf fleur-bokje, of hun ziel en zaligheid afhangt van wot him vandaar zal wonden toegefluisterd (toegeroepen vaak!) O, wat wordt er door vele spelers toch op een onhobbelijik» wijze omgesprongen mei woord en 'gebaar. Met woord inderdaad, de meest be/teeikcruisvolle passages wooden* vaak op ongehoorde wijze uitgebruld of ook weer verdoezeld, begeleid met een go sticuiatie» die den boeschouwer bijna op de vlucht zou jagen, of wel zonder één ge baar. Noch" het oen noch het ander heeft zin. Alleen soberheid van gebaar als begelei ding of wel ondferst.roeping van het duide lijk' gearticuleerde woord, kan 'd© schoon heid van het gesproken© verhoogen en bij dragen bot de meest volmaakte uitbeel ding van d©n persoon Idien meer voorstelt. Eanst© edsch is een uitbeelding, die doet zien, dut de speler begrijpt wat hij voor stelt, zegt of doet, volgehouden als dit be» hoort het gansch© spel door. Van den spe ler moet uitgaan ernst of blijheid, ziele- adei of sluwheid, geestdrift of sprankelen de humor, naarmate zijn rol hem daarvoor de gelegenheid biedt. En leeft hij aldus moe in de meerdere of minder© voorname plaats, idi© hij in het geheel inneemt, dan zal hij ook zijn mede-spelers bezielen, hen of baar met de vonken van zijn zielespel omspatten-en en meeslepen, in d© om hem heen staande personen aanblazen het ver langen om ook hunziel te leggen in het spel. En 't moge don zijn drama of blijspel, er zal zich aldUs een stuk leven op het tooneel ontwikkelen, wat aan be zien een waar genot zal zijn. Zóó en zoo alleen zul len d© waard© va-n het stuk als pe.nne> vrucht, de deugdelijkheid van d© daarin ge legen moraal en de schoonheid van de tooneckpeelkunet op booger plan worden verheven. Ook de figuranten hebben him baak, die als onderdeel van het geheel onmis baar is en ook weer eigenaardig© eischen stelt. Bij hen moet een meeleven met het spel be bespeuren zijndoor oog en gebaar moeten zij doen zien, dat het spel hun niet zóó maar voorbijgaat. Zij hoeden zich ech ter voor een al te levendige deelname aan het geheel, opdat d©ox hun overdreven bandleden d© aandacht miet worde afge trokken van de hoofdpersonen. Sober ma-ar wuar zij steeds hun bescheiden baak. Grime en aanMeeding van de personen en het tooneel wat zijn zij toch dikwijls slecht verzorgdHier ziet men de steriotype rood© pruik mil den knecht, daar de eeuwig stug ge snor voor den militair, ginds weer de eeuwig blonde puntsik van den dokter of advocaat, 't Is alsof er geen variatie moge lijk is en alleen met die aanhangsels en aanplukeels het hebben en houwen van de rol is vastgeroest. Meer variatie is beslist noodig, alleen ook om de simpele waar heid, dat niet alle knechten rood haar heb 'ben, alle militairen enz. Dut bizonidere zorg dient te- worden be steed aan de garderobe van de spelers be hoeft zeker 'geen betoog en vooral als men gebonden is aan een zeker tijdperk, waar bij men niet d© 15© eeuw b.v. vermengt met wat in d© 17e eeuw werd gedragen; men. haruge ook in de romeinsche tijden geen kathedrualklok aan dm wand en zet niet in een rofsgevang ©en modern bed me,t wasehtafel (enz.) Ze© zagen wij het en schaadt enorm aan d© waard© run d© ap- preoiaiie die men bekomt voor zijn spel. Jk zou zoo kunnen doorgaan, dooh meen voldoende in deze regelen te hebben aan gegeven waarom het eigenlijk gaat. Het was mijn streven d© aandacht eens t© ves tigen op tal van zaken, die, worden zij er kend en begrepen., voor verbetering vab baar zijn, opdat men zich de moeite geve zich te herzien en te bomen tot verheffing van ons R.-K. Toonepl. H. W. SPENDEL. VAN BOVEN AF. De Voorhoede schrijft: De burgemeester van Leiden heeft een prachtig voorbeeld gegeven. Hij heeft aan den Raad voorgesteld zijn ed'gen salaris met 2000 te verminderen. Wij weten niet-, in hoeverre Leiden's bur gervader een vermogend man is. We ven moeden wel, dat hij heel behoorlijk rond kan komen. Maar ook in dat geval babeefcent het vrijwillig afzien van een jaarlijks-ohe bate van 2000 een Moeke daad. Vooral als voorbeeld, dut d© versobering d© vereenvoudiging van levenswijze moet komen van boven af en dat, zoo mogelijk, die versobering door isd©r van ons moot aanvaard wouden als Oen v r ij- willige daad. Wat zou hot geen diepen indruk vekkefï, als d© geldbezitters voorgingen met af stand te doen, all was het maar voor een deed, van de woekerwinsten, die het gehb bezit hun in onz© dagen nog vaak oplevert Zouden niet veel gewilliger de soms noodzakelijke loonsverlagingen aanvaard worden ais te voren d© leiders van de be trokken bed/rijven door een daad hadden getoond, ook ten opzichte van zich zelf de noodzakelijkheid van versobering te heb ben ingezien? Van boven af moet, gelijk ook op andev gebied, voorgegaan worden bij de in onze dagen noodzakelijke inkrimping van uit gaven. Het voorbeeld van Leiden's burgemees ter kan natuurlijk slechts in enkele geval len wouden nagevolgd. En men wacht© zich wel om, met dat voorbeeld aan de hand, alle lager© ambte naren aan te sporen ook vrijwillig van een deel van hun salaris afstand te doen. Want voor velen van hen beteekent vaak het afstand doen van ook maar een gering ideel van hun inkomen een afsnijden van een stuk van hun tevemsbestaan. Is het niet schrijnend te lezen van een ambtenaar, dat hij, door salarisver mind e- riug .gedwongen, zich de luxe van het ©enige katholieke dagblad, dlat hij las, moet gaan ontzeggen. In ©en brief, waaruit het bitter© van de harde noodzaak spreekt, deelt hij dat be sluit aan d© redactie van het blad' mede. Zulk een wreed uitroeien van eerste levensbehoeften beteekent vaak het gemis van ook maar een Hein deel van het in komen vooral voor hoofden van groote gezinnen. Maar ook bij lien zal ondertusscben als de uiterste noodzaak dringt en a'He andere, middelen zijn uitgeput, d© vindingrijkheid nog wel wat te besparen vinden en dus loonsverlaging nog wel aannemelijk ge maakt kunnen wouden, als het voorbeeld van vermindering van behoeften gegeven woridlt van. boven af. Van boven af: dus ook van de gemeen schap, die voioual zijn behoeften in onze dagen nog reusachtig heeft in te krimpen. DE ZEGELRING VAN MR. TROELSTRA. Wij ont.leenen'aan een artikel in Het Vaderland: Charivarius heeft zich in de Groene eenigszins vroohjk gemaakt over den gou den zegelring, rar. Troel3tra door de Ka merfractie aangeboden op den 25sfen ver jaardag van zijri verkiezing tot het Kamer •lidmaatschap. Nu zijn wij vaak niet ge lukkig met de cadeaux aan onze politieke mannen. Toen Dr. Kuyper zeer kort na de voor hem «naangename decoratiezaak oen jubilé vierde, boden zijne vereerders hem... een dec-oratiekastje aan, en Mr. Troelstra vereert men een gouden ze gelring, incarnatie van kapitalisme en adel tegelijk. En het lag dan ook voor de hand, dat de ondeugende spotter rijmde: „Neen ik twijfel er in 't- minst niet aan: Op Troelstra's feestcadeau Zal 't fier familiewapen staan, Practisch ©omme il faut. En 'k wed, dat hij nog naderhand, Als rust zijn werk beloont, Verheven in den adelstand Op Troelstra-Rtat© woont. Het is spot van goedaardige soort. Maar wie het bedacht heeft om den heer Troel_ stra een zegelring aan te bieden, en nog wel een gouden, zal zeker niet op het t raedicaat van snugger aanspraak kun nen maken. Het is toch uit de levensbe schrijvingen van den heer Troelsfra ge noeg bekend,- dat hij er prat op gaat dat hij uit den arbeidenden stand is voortge komen, en dat hij d© vruchten heeft ge plukt van de groote bekwaamheid en energie van zijn vader, die een self-made man was. Een ongeluk k.om,t echter nooit alleen. Charivarius kan weer Ieeren, dat men in dit land het beslo doet de les van de Ge- ne-stet te betrachten, om vooral niet aar dig te zijn. Want daar komt Het Volk van 7 October met de plechtige verzekering, dat op den hefaamden zegelring niet het familiewapen staat, maar slechts de let ters S. D. K. F., hetgeen beteekent: So ciaal-democratische Kamerfractie. Groote goden, wat eene onbenulligheid; het is wel een pak van ons harl; wij hadden ge dacht, dat er een hertogskroon op gegra veerd had gestaan Het is nu dus een zegelring zonder be- teekenis, want een zegelring met een mo Liogram wordt nooit gebruikt om te zege len, men zou or zijn handen slechts mee branden, en dat is in dit geval in figuur lijken zin reeds geschied. Wij hebben nog een heel ander bezwaar tegen dien zegelring dan Charivarius. En wel dit, dat die in geen velden of wegen in evenredigheid stoof tot de gronte ver diensten van Mr. Troelstra als parlemen tariër. Want ais parlementariër heeft de leider van dc S. D. A. P. buitengewoon groote verdiensten, en ook zijn felste te genstander zal hem den lof niet kunnen onthouden, dat hij tot de eersten behoort onder hen, die het Nederlandsche volk in' den loop der jaren naar het Binnenhof heeft gezonden. Wij willen echter een ge geven paard niet in den bek zien, en dan, do tijden zijn moeilijk. Over de andire vraag, die Chaiivariua opwerpt, of men in do kringen van de S. D.A.P., waar men elkaar niet schroomt met een gouden zegelring te begiftigen, nu oiet meer zoo ts keer moest gaan, als men hij de ;,boerzwazie"weeldeuitgaven waar neemt, zou veel te zeggen zijn. Alleen niet voor ons, die het privé-leven van de publieke persoonlijkheid onaantastbaar willen hebben; la vie privée doil Ctre mu- rée. Maar Charivarius behoeft waarlijk' geen aanstoot te nemen aan den gouden zegelring als voorwerp van luxe, de so- ciaal-democraat-proletariër" is vin vroege re tijden, al zijn alle ouden, ook Mr. Troelstra, zelf, het een tijdlang geweest Maar de sociaal-democraat-gczeten bur ger is thans een zeer veel voorkomend artikel, en ze'fs de soeiaal-democraat- richard is in meer dan één exemplaar voor handen. Dat is natuurlijk, de pioniers lij den honger en ontbering, en die na hen komen zitten op de door de pioniers vruchtbaar gemaakte welige landouwen. Maar of het daarbij den kleinen man niet duizelt is een andere vraag. Wij herinneren ons een Brusselsche spotprent, waarop men den toenmaligcn deputé Furnémort do Kamer ziet ;erla- ten, en dezen schatrijken sociaal-demo craat in een kostbare pelsjas gehuld in zijn auto ziet stappen. Een arbeider mankt zich juist gereed hem met 'een- Sale bourgeois! uit te jouwen, maar zijn mak ker ziet dat en zegt tot hem: C'csf carna- rade Furnémon' Waarop de. ander hem verbijsterd aanziet, maar weldra zijn oo^ spronkelijk plan in een: Vive Furnéiïh. omzet. N M EL A - n. De Katholieke Staatspartij en de N. K. P In „Overal vamidiaan" van „De Voor hoed©" lezen we o m. liet volgende „Tnsseken onz© R.-K. Staatspartij en dv N. K. P. ia het blijkbaar nog altijd me botertje tot den boom, vooral niet wijl eerstgenoemd blijkbaar en zeer natuurlij) op het standpunt blijft staan, ^at zij geen splitsing gedoogen of sanctioneer©- kan. Zeer natuurlijk, herhaal ik, want dt R-R Staatspartij is niet maar een maakseltje van vandaag of gisteren, gelijk we er op politiek gebied zooveel zien ontstaan, maar, zij is historisch gegroeid. Nu is het wed mogelijk dat anderen er een zooge naamd R.-K. partijtje naast oprichten, ■doch het zou tegen het. karakter onzer pa/ntij indruiscihen, indien zij zulks gang goedkeuren of erkennen. Zij zou daa.rmed© als heb ware haar eigen doodvonnis teeke nen en dit is toch zeker te veel gevergd. Maar waartoe ook die spliti'^ Ik kal. mij best e-en zoodanig regiem ^norstel len, dat al'le stroomingen en rn"r. m on der ons er genoegen mede kunnen nemen. Waarom b.v. vasthouden' aan de péne Roomsch© lijst? Mits binnen het raam on zer een© partij dit stel ik nadrukkelijk voorop, kunnen ©r best twee of meer samengesteld en ingediend, waarna ver bonden worden. Indien deze mog&iiikheid wordt geschapen, is voor de N TC. iedere bestaansreden weggenomen, g-est-eld dat er .werkelijk een bestaan zou. In dit onzicht is leerzaam de jongste Huagsche Brief in „De Tijd'", waarin de schril# er mededeelt vernomen te hebben dat in een gezelschap mn intelüeotueelen waar bïtia o!••m-en sterk op de Oude R.-K. Partij werd afre- gjeven, slechts een zegge en schriive een de-r aanwezigen was, die uit de practük met het verkiezingswerk onzer partij op d© hoogte wasd© overigen hadden het steeds beneden zich geacht aan dat werk deel te nemen, met akzond^"-m nog ©en zegge en schrijve weder cc a die op aandrang van zijn-vrouw eens wa.s gaan stemmen voor de candidatenlijst mi aan een vrouw een hcog cilfar Hce bannen het raam onzer êc.. o partij 1 (en zon/der ernstig gevaar voor de één- FEUILLETON Mn hij, daar binnentrad, deed hij on~ ekcurig een schrede achterwaarts, be hade, dat daar, behalve Waldmaner i, ook Sabine en zijn cmgeluk- zei waren. Zijn ontsteltenis «Ie echter slechts een oogenblik; zon op de overige aanwezigen acht te richtte hi; zich tot Wakknaün met woorden: Ge hebt mij la'.en roepen, Miee kan ik u van dienst zijn feldmann stond zelf bedremmeld te n' Inderdaad, ik heb u laten roe- zei hij eindelijk. Daar is een die zich uw zoon noemt. ^Amerikaan lachte hoonend, zonder jonkman aan te zien. Of beter gezegd: hij beweert, dat hij White s, de zoon van den waren iUr White, en hij zegt, dat gij zijn ^niet zijt. hebt ge mij daarvoor laten roe- vroeg hij met een hoonenden gtim- Wat zijn dat nu voor grappen? 9 praatjes van een krankzinnige Jpen, mijnheer, ik ben niet krank- jj» viel Harry in en naderde daar in Amerikaan. Ik bezit mijn'ge- e versland zoo goed als u, maar ik pn schurk, geen bedrieger. .Amerikaan sloeg geen acht op deze üen van den jonkman, maar tot zijn er sprekende, vervolgde hij: Ik Piet a, gewoon niet mijn vroegere be dienden te twisten, maar ik dacht, dat gij mij dit pijnlijk tooneel wel hadt kunnen besparen. In opgewonden stemming liep Wald- mann heen en weer. Ik weet zelf niet, wat ik van die geschiedenis moet denken, sprak hij misnoegd en bleef voor zijn halfbroeder staan, om hem onderzoekend aan te zien. Ik heb veel drukte met mijn zaken hij is blijkbaar krankzinnig... wat hij zegt, klinkt zoo verstandig, dat ik er on danks mijzelven geloof aan moet gaan hec'tien. De Arnerikaai nam het voorkomen, als of hij geheel kalm was, doch ^e beide meisjes- zagen zeer goed, hoe hij inwen dig ontsteld was. Dan kan ik hiér best gemist worden zeide hij op bedaarde wijze, maar het komt mij voor, dat ik in een gekkenhuis hen verzeild geraakt. Heeft tften ooit zulke onzin gehoord? Die John Muddie daar... Noem mij niet zoo, mijnheer, viel Harry hem in de rede. Die John Muddie daar, herhaalde de Amerikaan met een tergenden blik, heeft "li een stroom van dwaasheden ver teld, en deze persoon, die zoogenaamde pleegzuster, die tot over de ooren op hem verliefd is... O God, riep nu Sabine op klagen- den toon en bedekte haar schaamrood ge laat met do handen. Foei, dat is niet edel, riep Euge- •nio verontwaardigd. De Amerikaan zag haar spottend aan en zeide: r— Wij zullen elkander later wel spreken, mijn waarde. Ja, dat zullen -wij, antwoordde zij heftig. Dat is mij goed, ging White voort en stak daarbij de handen in de zak ken, om een onverschillig voorkomen -te hebben. Daar heeft nu dat lieve paar tje een compleet leugenverhaal verzon nen, zoo dwaas, dat de straatsteenen er om lachen. Ik geloof, dat die juffer, ten langen leste haar eigen vader nog zal beschuldigen van poging tot moord op haar minnaar bij deze woorden zag hij Sabine onderzoekend aan), alles ter wille van den krankzinnige, dien zij lief heeft. Harry zag hem uitdagend aan en riep gebiedend: Beleedig deze jonge dame niet. Doch Waldmann gaf hem een wenk, om bedaard te blijven en zei: Dat zijn zeer onaangename zaken, die men kalm moet ten einde brengen. Op uw dringend verzoek heb ik dezen heer (hij wees op Arthur White) lalen verzoo ken, om hier te komen, opdat ge hem uwe beschuldigingen rechtstreeks in het aan gezicht zoudt kunnen zeggen. Doch ik moet nu bekennen, dat alles wat ik tot op dit oogenblik gehoord heb, niets bevat dan bloote beweringen. Hebt ge soms be wijzen? Harry geraakte geheel van zijn stuk. Mijn God, stamelde hij, wat moet ik bewijzen? Ik ben de zoon mijns vaders, zoo waar als de zon aan den hemel staat. Ja, dat zijt gij, viel nu Arthur White met bijtenden spot in, doch ik moet bedanken voor de eer uw vader te zijn. Uw vader Charles Muddle, is in het tuchthuis te New-York gestorven, dat zult ge nog wel weten, r— Ellendige schurk was het antwoord van den Fazen den jonk man. Arthur White haalde koeltjes de sqhou- der op. Bah, ge kunt mij niet bcleedi- gen, jonkman, zei hij minachtend. Ik heb meelijden met je, maar we zijn niet bij de Hottentotten en Amerika is zoo ver niet weg. Waarom heb je niet naar Chicago aan je pap geschreven? Dat zou toch het eenvoudigste middel -geweest zijn en dan moest de waarheid aan het licht komen. O, dat hen ik gedaan, stamelde Har ry, verward, maar... maar... Maar je hebt zeker geen antwoord ge kregen? vroeg Arthur lachend. Kijk eens hier. Ken je dat geschrijf, vroeg hij verder en toonde hem een brief uit zijn portefeuille. De jonkman verbleekte en waggelde. O mijn God, dat is mijn brief, was zijn droevig antwoord. Juist, riep de Amerikaan hem toe en zag daarbij zijn halfbroeder triomfeerend aan. Uit Chicago is mij de brief toege zonden; ge ziet dus, dat ge in dwaling ver keert. O, gij ellendige schurk, riep Harry hem toe, doch nu mengde Eugenie zich weder in het gesprek. Ik heb ook een brief uit Chicago ont vangen, begon zij met vlammenden blik tegen den Amerikaan. Ja, Eugenie, dat weet ik, hij was van uw vroegcren minnaar. Doch spaar de moeite van hem hier te halen, ik kan den brief wel uit mijn hoofd opzeggen. Omdat ge oen ellendeling zijt. Om dat ge mijn kamenier-hebt omgekocht, riep Eugenie hem verwijtend toe. Arthur White was een oogenblik uit het veld geslagen, doch slechts oen oogen blik. Wilt ge mij daar een verwijl van maken? vroeg hij met een glimlach. Daer ik met u verloofd ben, zult gij mij toch wel toestaan de brieven te lezen, die uw vroegere minnaar aan u sclirijlT? Doodsbleek zag Eugenie haar vader aan Bescherm mij tegen dien onbe schaamde, smeekte zij. Waldmann haalde de schouders op. Wat kan ik er aan doen? sprak hij ont wijkend. Het is hier een onaangenaam tooneel; ge zegt elkander tamelijk goed de waarheid, maar ik moetronduit be kennen, dat de geheele geschiedenis mij belachelijk voorkomt. Ge zult anders oordeelen, papa, viel Eugenie in, als ge verneemt dat de be wuste brief de tijding bevat van het over lijden van den waren Arthur, uwen half broeder. Deze woorden uitte zij leven dig, zonder aan de tegenwoordigheid van Harry te denken. De jonkman trok op öati oogenblik aller aandacht door een smarte- lijken kreet. O, hemel, mijn vader dood:, -jam merde hij en zou zeker op den vloer ge vallen zijn, als Sabine hem niet gegrepen! had Dood, dood, herhaalde hij op klagenden toon; doch plotseling sprong hij rechtop en greep den Amerikaan hij d«! borst met de woorden: Jij hebt hem ge dood, jij ellendeling. Arthur White bevrijdde zich gemakke lijk van den verzwakten jonkman vroeg zijnen halfbroeder: Zal ik nu einde lijk beschermd worden tegen de beleedi- gingen van dezen gek? Laat die na«mwhMll vertrekken of ik ga heen. (Wordt vervolg*'..)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1922 | | pagina 7