WIJ HEBBEN HET KT ND EN DAARDOOR OOK DE TOEKOMST. Zendt daarom dat kind met zijne spaargelden naar de ROOM» SCHE bankinstelling de HANZE- BANK. Zij dient thans Uwe belangen en straks die van Uw kind. Hare rente is HOOGER dan die der Rijkspostspaarbank. Nimmer mag de functie van ge zond handelscrediet b.v. zijn aanvul ling van verteerd geld of dienen als te verteeren geld. In algemeenen zin kan de gezonde nuttige basis alleen zijn de verkrijging van meerdere productie-middelen, waarbij de mo gelijkheid voorop sLa, dat zij eerlang in zoodanige vlottende middelen zijn om te zetten, dat de afiosbaarheid van het crediet uit die middelen is verzekerd. Wat dan mede de derde eigenschap van goed handelscrediet vaststelt, n.l. dat de zekerheid allereerst in het credietobject zelve moet aanwezig zijn. Hiermede is dan wel onder woor den gebracht, wat de leidende ge dachten zijn bij deze soort van cre- dietgeving. Tot één geheel van eischen samen gevat: „liet handelscrediet zij verstrekt op korten termijn, drage een pro ductief karakter en houde in zlcli zélf, absolute zekerheid van terug gave". Men mag erop rekenen, dat deze saamvatting van eischen parallel loopt met het belang van den crediet- nemer. Nog tal van Hanzeleden zijn er, die deze inmenging der Bankleiding, de beoordeeling namelijk of een 'ta verleenen crediet den aanvrager in derdaad vooruit helpt, aanmatigend, noemen, niet dulden of onder pro test aanvaarden. Zij zeggen zelf hun zaken te kun nen regelen, zonder hulp van ande ren, althans van de Bankleiding, uit te kunnen maken of eene crediet- aanvrage in overeenstemming is met de belangen hunner onderneming, vooral waar de Hanzebank toch geen crediet verleent zonder behoorlijke waarborgen. Deze opvatting zou ook nog maar ten deele juist zijn, wanneer de aanvrager te doen had met eene bankinstelling, wier eenig doel het is, door anderen belegde gelden zoo productief mogelijk te maken, met als eenig richtsnoer de jaarlijksche balansuitkomsten van de bank, zon der te letten op de te verkrijgen re sultaten door den middenstander, zonder dus het ernstige voornemen te hebben een sterken, gezonden middenstand te maken, zoowel in ge meenschap als individueel. Waut alleen door streng vast te houden aan hierboven geformuleer de eischen, dient de Bank de belan gen van den middenstander en zijn stand waarachtig. Verkeerde ciedietaanwendlng im mers bezorgt den aanvrager na kor ten of langen tijd groote zorgen en moeilijkheden, brengt anderszijds eventueel eigen kapitaal zonder twij fel in gevaar. En wéér brengen wij den tot oor- deelen bevoegden schrijver in hei „Maandblad voor het boekhouden'" naar voren, die het sedert jaren door de leiding der Hanzebank ge huldigde begiusel onderstreept en als het eenige -juiste erkent. Nimmer kan een scherp be grensde crediet-faciliteit den mid denstand nadeelig zijn. Te groote credietopiiamen wijzen vaak op te kort aan eigen middelen, op keerde geldbehoeften of op vast legging van kapitaal, hetwelk bij teruggave den eenmaal aanvaar den grondslag van het bedrijf aan tast. Een goede verhouding tus- schen de vastgelegde en vlottende middelen dient te blijven bestaan. Reeds van den eersten zakenupzei af moeten de vastgelegde activa worden bestreden uit eigen mid delen en vooï* zeer klein ge deelte door créthelneming op lan gen termijn worden aangevuld. Nimmer mogen hiertoe gelden op korten termijn dienen. Van bankstandpunt niet, omdat geen bewegingsmogelijkheid in de uit geleeude middelen is te voorzien. Voor het bedrijf niet, omdat de mogelijke terugeisching de grond slagen zou aantasten. Alleen mo gen daarom tegenover de loopende handelsschulden en het banksaldo vlottende middelen equivaleeren. In hoe ruimer mate dit het ge val zij, hoe beter, opdat niet im mer de limite van het banktegoed bereikt zij. Want eene expansieruimte hier in is te beschouwen als een stille reserve, welke alleen tot benutten gereed ligt ia geheel bijzondere gevallen. Wij hebben niet zonder opzet «enigszins uivoerig geciteerd, dat ook van andere zijde erkend wordt dat aaa de credietverleening nog andere eischen zijn te stellen, dan die van behoorlijke zekerheid. j grafische voorstelling op de vóórpagina wijst op de onafhanke lijke positie der Hanzebank, eene omstandigheid, die de organisatie sterker maakt in hare noodzakelijk te voeren actie. Onze advertentie in de dagbladen: Zonder eenige opoffering op fi nancieel gebied steunt men doc.r belegging zijner gelden bij da Hanzebank het Roomsche midden- standsorgansatieleven in krachtige mate, heeft n u een bijzondere beteekenis. Vooral in dezen tijd roept zij de Roomsche middenstanders ni«l ai- leen in de rijen der flinke orgauisa- tiemannen, maar ook in dé gelede ren der relaties van de Hanzebank. Het belang en de onafhankelijheid van Uw stand eischen belegging Uwer gelden bij de Hanzebank. Alléén wanneer de som der beleg gingen gelijken tred houdt met het totaal der credietaanvragen, vooral in de laatste maanden zoo sterk ge stegen, kan van volslagen onafhan kelijkheid spraken zijn. Slechts in het laatste geval, bij een voldoende overschot van geld middelen dus, is de aan credietne- mers te berekenen rente niet geheel afhankelijk van „de geldmarkt". De Roomsche middenstand heeft het dus in de hand door zoo ruim mogelijke geldbelegging bij de Hauzebank, het rentepercentage dier instelling van die geldmarkt vrij te maken. Eene Bank met schitterende ba- lanscljfers en een leger van nood lijdende credietnemers zou geen waardige instelling van „De Hanze" zijn. Het organisatieleven, waaruit de Hanzebank voortsproot, kent alleen gemeenschapszin. Wie de inmenging en controle der Hanzebank als een overtolligen en niet te motiveeren last aanmerken, moeten maar eens kennisnemen, van wat het reeds meer" door ons geci teerde „Maandblad voor het Boek houden" daarover schrijft: In algemeene trekken is nu weer gegeven, hoe voor beide partijen bet nuttig werkt als het credietobject in zich zelf alle gezonde eigenschap pen vereenigt. Doclj ook de onder grond, waarop de geheele credietge- ving berust, moet hecht zijn. Hier van overtuigt de credietgever zich, door de algeheele vermogenspositie van den credietnemer na te gaan. Vaak doet hij de credietpositie voor hem zelf nog versterken door een bijzonder deel van het vermogen als extra zekerheid te eischen, of ook zich zekerheid te verschaffen bui ten het vermogen om. ,,Het vasthouden der bank aan be grensde afloopende rouleerende cre- dieten moge hem (den credietnemer) wijzen op het feit, dat al zou een groote opvraging der toevertrouwde gelden plaats vinden, niet alleen een snelle, ontijdige opeisching der cre- dieten toch zal uitblijven, doch ook aan alle overeengekomen credictbc- lioeften wordt voldaan." Dit laatste mogen degenen wel eens duchtig overwegen, die dezer dagen eene aanschrijving van de Banit ont vingen, waarin met het oog op de boven-aangehaalde noodzakelijkheid van rouleerende credleten op vol doenden omzet wordt aangedioagen als regel ten minste zesmaal het verleende crediet terwijl in het tegenovergestelde geval evenredige credietvermindering of omzetting van crediet in voorschot in uitzicht wor den gesteld. Deze aanschrijvingen hebben stof opgejaagd. Maar laten de Midden stand in het algemeen en de betrokkenen in het bijzonder goed voor oogen houden, dat een midden- standsbank, die alleen let op de za kelijke zekerheid, juist omdat zij het Hanzewapen voert, zou kunnen be schuldigd worden van ernstige plichtsverzaking. Zij zou een ramp in stede van een zegen voor den middenstand zijn. DE TAAK DER ADVIES-BUREAUX. Het mag dan ook worden toege juicht, dat het Bondsbestuur ernstig overweegt de stichting van advies bureaus in alle plaatsen van betee kenis. Het zal aan de Bankleiding daar door mogelijk worden gemaakt, nauwkeurig te beoordeelen, of ver leende of nog te verleenen credieten voldoen aan de boven opgesomde eischen, die zij, niet het minst in het belang van den credietnemer, ge meend heeft te moeten formuleeren. Want bloei en vooruitgang eener zaak houden, naast eene oordeelkun dige. leiding, verband met eene ge regeld bijgewerkte overzichtelijke administratie*. Het lijkt ons meer de taak der ad viesbureau!, dat overzichtelijke voor te bereiden en te controleeren, dan administratieven arbeid te doen do- mineeren. De positie der borgen ten slotte wordt heel wat zekerder en geruster, wanneer boekhouding en beheer van den credietnemer aan een geregeld en deskundig toezicht worden onder worpen. ONZE SPAARK VS-AFDEELING. Op de algemeene vergaderingen der Hanze-uideeliiigeu, zoowel als op de bijeenkomsten van correspon- uenten onzer insieuing, werd meer- niaien gewezen op de „lage rentever goeding" in onze bpaaraas-afaeeiing. Teneinde deze kiucnt te kunnen beoorueeien, heuben wij aan de hand uer gegevens, voorkomende in DE öJfAAKtsAlsivGiDb 1918 een over zicht saamgesteld van de plaatsen in dat weraje opgenomen. Het is bekend, dat de RijkspoMspaaroank siecins 2.64 L/o rente Uitaeert en vei lig mag worden aangenomen, dat nog duizenden Kaïhoiieaen hunne spaargelden uaar beleggen, onuanos het feit dat de Hanzeuauk een rente van 3 '/o vergoedt, met eene rente berekening per 14 dagen. Ook ten aanzien van andere spaar banken is ons peicentage verre van ongunstig. Bij de beoordeeling im mers moet allereerst rekening wor den gehouden met den termijn van renteberekening. Eene renteberekening per 3 maan den tegen 4 L/o geeft practisch geen noemenswaardig verschil met eene renteberekening per 14 dagen tegen 3 zooals door de Hanzebank ge schiedt. En al mag het waar zijn, dat de gegevens, in de Spaai bankgids voor komende, niet vouedig zijn, omdat niet alle spaargelegeuheden daarin werden opgenomen, een tcit blijlt het, dat 35 °/o der 43 daarin aangegeven plaatsen in ons Bisdom minder rente vergoeden dan de Hanzebank, dat 50 °/o onze rente niet of niet noe menswaard overtreffen en dat slechts 15 hoogere rente-vergoe ding bieden. De verhouding is dus allerminst zoo droevig als inen wel eens pleegt te schilderen. Dat overigens het rentepercentage geene absoiuut over wegende rol sDeeit bij de spaarders, bewijst het straks reeds aangehaal de feit, dat nog duizenden Katho lieke beleggers hunne Roomsche in stelling, de Hanzebank, mijden en rustig naar \de minder rente vergoe dende Rijkspostspaarbank loopen. Niet de verhooging van rente, maar het krachtig en systematiacn bij brengen van plichtsbesef en het wij zen op eigen belangen, kan het ge lukkig reeds beduidende aantal spaarders bij de Hanzebank ver- grooten. ONZE DEPOSITO-AFDEELLNG. „De Hanzebank zou wat karig zijn op het terrein der rente-vergoeding voor deposito's" wil men nog al eens naar voren brengen. In hare algemeenheid behoort de ze verkondigde meenihg tot de vele onjuistheden, waarvan men zich in den strijd tegen onze instelling pleegt te bedienen. Men getrooste zich maar even de moeite in de groote dagbladen ken nis te nemen van de financieele ad vertenties, waaruit blijkt, dat de Hanzebank in hare rentevergoeding meae aan de spits staat. De rentevergoeding „dag-d^posl- to's" is zelfs belangrijk hooger, dan die van andere groote bankinstellin gen. Daarom, Roomsche geldbeleggers: KENT UW PLICHT. REKENING-COURANT. Van onze rekening-courant-afdee- ling wordt de grafische overzich ten wijzen dit uit een steeds groo- ter gebruik gemaakt. Toch kan ook hier in de naaste toekomst nog belangrijke stijging worden verwacht. Een met zijn tijd méégaand mid denstander stelt zijne wissels betaal baar bij en disponeert via de Hanze bank, behoeft als rekening-courant- houder weinig geld in huis, is voor diefstal en vergissingen gevrijwaard en maakt zijn geld productief. Iu rekening-courant immers ver goedt de Hanzebank niet minder dan 3 rente. Een goed Hanzelid is echter niet alléén rekening-couranthouder, hij is een waardevol propagandist voor onze instelling, wanneer hij er bij zijne leveranciers op aandringt via de Hanzebank te dlspouecren. 400 Hanzekantoren in Nederland hebben wij daarvoor disponibel vaak kostbare geldzendingen te ver vangen Het giro-verkeer is voor onze re kening-couranthouders kosteloos. De Hanzebank berekent immers niet meer dan de zélf te maken porti- kosten. DE HANZEBANK VOOR IEDEREEN. Is de Hanzebank er wel voor den kleinen middenstander Wat deed zij tot dusverre voor den middenstand in het algemeen 't Zijn zoo van die simpele vragen, die herhaaldelijk worden gesteld en waarop aan de haud der officieele gegevens toch zoo'n makkelijk ant woord kan worden gegeven. Men bekijke even aandachtig onderstaand staatje, waarin we aan geven, welke voorschotten en cre dieten tot 1 April 1920 werden ver leend Bedragen Voorschotten Credieten tot tot in rek. courant. 500.— 289 108 1000.— 238 231 2000 142 312 3000.— 61 225 4000.— 14 138 6000.— 9 156 10000.— 13 275 20000.— 154 30000.— 63 40000.— 23 60000.— 32 100000.— 48 Uit dit overzicht blijkt meer dan duidelijk, dat zoowel de kleine als de groote middenstander bij zijn Hanzebank bevrediging vinden en dat het aantal dergenen, die met succes aanklopten, allerminst on beduidend mag worden genoemd. DE RESULTATEN. Met genoegen mag dan ook gecon stateerd worden, dat de relaties onzer instelling zich gestadig blijven uitbreiden. Om dit te bewijzen pu- bliceeren we maar weer de zoo juist verschenen cijfers, met inbegrip van het eerste kwartaal 1920. Eerste kwartaal. Storting iu Rek.-Cour. Geïncasseerd 1918 12.592 959.— 4.515.091.25 1919 19.238.289— 4.383.605.86£ 1920 27.184.818— 10.517.068.81 Overigens vinden de grafische overzichten evenals het vorige jaar een plaatsje. Zij wijzen er onom- stootelijk op, dat belangrijke voor uitgang in alle afdeelingen is te constateeren. Die wetenschap zal den bezoeker van den Hanzedag 1920 vreugdevol stemmen. Organisatie en Bank gingen steeds hand in hand. Bij beide zag men gestadigen voor uitgang. Dat alles wijst er op, dat de Roomsche middenstandsorganisatie en hare voornaamste instelling sterk staan en zich zonder twijfel nog zullen versterken in den belang rijken strijd, die den middenstand vooral in de toekomst wacht. De zekerheid te hebben, dat de winst onzer instelling voor een niet onbeduidend gedeelte wordt aange wend ten behoeve van Hanze-instel- lingen men lette o. a. op de sub sidie Centraal-Hanzebureau dat in de toekomst financieele steun kan worden verwacht voor vakonderwijs, adviesbureaux en andere den mid denstand dienende zaken en instel lingen, zal den strijd lichter, de eindoverwinning zekerder doen zijn. De Hanzedag 1920 heelt een mooie gelegenheid geboden uiting te geven, van hetgeen in eiken rechtgeaarden Roomschen middenstander omgaat: HOOG DE ORGANISATIE, HOOG DE HANZEBANK! DELPT, 29 April 1929. ONZE GIRO-AFDEELING. behoeft nog meer belangstelling. Is het niet een groot gemak door eenvoudige overschrijving bijni la Miiliocaca ~__!TlUr3C£lrul(1" era B 533 l Ut-\m>/Ütv?// |«r/Hr \*a/ü-.-mo La 3,//» /ft \MtncW \Ut/Or geïncasseerd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1920 | | pagina 6