Tweede Blad. BINNENLAND. Uit de Omgeving Woensdag 14 Januari IS20 MISSIEWEEK. Een schitt.erende Missie propaganda. In Rotterdam is deze week een heerlijke grootsche propaganda gevoerd voor de Missie moge de invloed daarvan heel Ka tholiek Ned'erland doortrekken! Zondagmorgen werd een Pontificale Ifoomuis ongedragen in de dekenale kerk, der parochie van St. Laurenlius aan den lloutiuin, door den Hoogeerw. heeer Mgr. M. P. J. Möllmann, vicaris-generaal, jirotonotarius aposiolicus a. i. p. Mgr. werd daarbij geassisteerd als presbyter-assis- icns door den hoogeerw. Deken Mgr. P. A. F. Thier, diaken was de Zeereerw. heer pa stoor E. A. M. Mersel, subdiaken dg Zeer eerw. heer patoor M. W. A. Wij ten burg, ad mytram fungeerde de Zeereerw. heer pastoor W. Dirken, thuriferarius was de Weleerw. Ireer kapelaan L. J. Schalke. ce- remoniarius de Weleerw. heer kapelaan J. C. Schiphorst, terwijl voorts assisteerden de Weleerw. heeren kapelaans S. A. J. Willemsen en P. Jongmans. Na het einde van het Heilig Offer dat door vele missionarissen en leden van de comi- té's voor de missieweek en genoodigden, be nevens vele andere geloovigen. werd bijge woond, zongen alle aanwezigen het lied van het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs. Zondagavond werd er een groot feest ge- honden. in de zaal der St. Josephsgezellen- veroeniging op het Stationplein. De „Msbd." schrijft er van: ..Alles werkte mede. om hier te scheppen „de sfeer van de „grande soirée". De dames in chique, voorname toiletten, de heeren in deftig, stemmig zwart. Zij allen, uit de eerste katholieke kringen van Rotterdam. De achtenswaardige mannen en vrouwen, die in het eerste gelid staan van de godsdienslige, sociale, politieke en cha ritatieve werkers. De grande soirée, maar eene, met een bijzonder katholiek cachet. Dit bemerkte inen aan de aanwezigheid van de groote schare priesters en voorname kerkelijke persoonlijkheden. Wel. bijna degeheele Rot- terdamsche clerus moet hier aanwezig zijn; de pastoors der stad en hun kapelaans. Voorts de talrijke missionarissen van aller lei orden en oorden, een bont gezelschap van de katholieke internationale. Het -is nu acht uur. Het wordt stil in de feestzaal. Precies op tijd schrijdt de "Hoog eerw. heer mgr. M. P. J. Möilmann, vica ris-generaal van het Bisdom Haarlem, in schitterend kerkelijk feestornaat, in de zaal, binnengeleid door de comité-leden. Daar komt ook de deken der stad, mgr. P. A. F. Thier. in feestgewaad. En we zien ver schillende vooraanstaande orde-priesters, zooals den provinciaal der paters Domini canen, poter B. D. van Breda, den provin ciaal der paters Franciscanen, Simon Ben- nenbroek, en den provinciaal der paters Jezuïeten E. Beukers. Opgemerkt mogen voorts worden pater H. Raij makers, overste van Sparrendaal. de bekende Dominicaner- pater H. Molkenboer uit Huissen, pater B. Kruitwagen O.F.M. en tal—van andere be kende geestelijken." De weleerw. pjter Tennell O.P., voorzit ter der regelingscornmissie, richtte het wel kom tot de aanwezigen, waarna mgr. Thier een kort openingswoord sprak. Pater Bor- romaeus de Greeve hield de feestrede. Pater de Greeve mocht spreken over Ne- -derland als het missieland bij uitnemend heid. Hij wees er op, dat Nederland 1017 missionarissen uitzendt, waarvan 800 pries ters; Rotterdam neemt daaronder een eere- plaals in met 50 missionarissen en zusters, waaronder 13 Franciscanen! Wij moeten de missie steunen eerstens door ons gebed. Tent wee de bedelt spr. om priesters. Spr. moet hier zeggen, hoe hij betreurt, dat brave katholieke ouders zoovele roepin gen tegenhouden. Men behoeft geen draiig uit te oefenen, maar onverantwoordelijk is het, als men vernietigt, wat in de ziel door God is ingestort. Men Iaat een jonge ling zonder bezwaar naar Indië gaan voor een carrière, maar wanneer een als missio naris wil uittrekken, moet er eerst op har ten worden getrapt. Wij erkennen toch de roeping als een bijzondere zieleleiding van de Voorzienigheid! Ten derde bedelt spr. om geld. Ge weldig is het, wat Roomsch Nederland geeft. Maar moet de missie tekort komen? Neen! Wij kunnen hier en daar nog wel bezuinigen. Laat ons dat beschikbaar stel len voor de missie. En vraagt men, zoo besluit spr. met een berinnering aan een roerend verhaal uit de missie, vraagt men, wanneer men genoeg gegeven- heeft, dan zeg ik ook: „Wanneer ge zóóveel gegeven hebt, als uw eigen ziel waard is!" Verder werden schoone gezangen uitge voerd, terwijl de apotheose van den avond werd gevormd door een buitengewoon mooi Missie-Oratorium. Door Pater Tennell werden allen, die hadden gewerkt voor het missiefeest, be dankt. Men kon niet alle namen noemen. Maar enkelen moesten afzonderlijk worden gehuldigd: Herman Moerkerk, de Bossche artist, samensteller van de tafereelen in het Oratorium; kapelaan Meijsing, die het initiatief tot het kunststuk genomen had; Jan Vroom, de leverancier der koninklijke garderobe; Van Gulden, de componist van het Oratorium; Ans van Weerelt, de alge- meene dirigente; Thérèse de Waal, de leidster van het kinderkoor; Jan Hoefna- gels. de zaal-decorateur, en de heer C. Vroom, de groote stuwkracht van de bewe ging, zonder wien volgens de getuigenis van pater Fennell, niets van al dat grootsch gekomen zou zijn. Maandag en Dinsdagavond is het pro gramma telkens voor een zeer talrijk pu bliek herhaald. KATHOLIEKE PROPAGANDA. In het „Alg. Handelsblad" bevat de ru briek „Godsdienstig leven" het volgende over de- katholieken: „Wanneer wij, de kerkelijke kaart over ziende, onze «indacht laten gaan „van rechts tot uiterst-links", dan trekt de Room sche propaganda wel allereerst onze aan dacht. Het ware te goedkoop en te grof de Novemberwoelingen van 1918 een „politiek fortuintje" voor de Roomscheri te noemen, maar op zeldzame wijze heeft toen het Roomsche volksdeel de gelegenheid gehad te toonen, dat het gesteld was op de be staande orde, en bereid deze te handhaven. Dat sedert dien de Roomsche leiders in. stad en land opkwamen voor sociale eischen en loonsverhoogingen en zich niet onbetuigd lieten tegenover het militatrisrae, gaf aan haar „revolutionair" gescholden houding voor de -buitenwacht meer waardigheid en steunde haar positie bij haar eigen demo craten vast niet weinig. Het gevoel van eigenwaarde kwam op den Utrechtschen Katholiekendag onverhuld naar voren, maar wekte weinig ergernis in den lande. Het „Roomsche peil" rees in 1919 aanmer kelijk! Dit alles al kan het hier niet on vermeld blijven ligt hoofdzakelijk op 't gebied der binnenlandsche politiek; be paaldelijk op godsdienstig terrein ligt de propaganda onder Protestanten, die zich in den vorm van een „voorlichting van niet-katholieken" in alle groote plaatsen en ook in de academiesteden organiseert." We gaan toch wel vooruit, dat deze fei- ten^in een liberaal blad objectief geconsta teerd kunnen worden, zonde.r verder anti- clerieaal gerei. Zoo heel lang 'zijn we daar nog niet over been. 1NTELLECTUEELEN EN ARBEIDERS. Naar aanleiding van de staking der Tooneelkunstenaars schrijft de ,,Ned." o. a.: „De ontwikkeling van den lqonstaaidaard in de laatste jaren geschiedde wat de handarbeiders betreft in een tempo zóó snel, en in een maat, zóó verrassend, dat 'de intellectueele arbeiders, vrijwel van alle categorieën, in bedenkelijke mate achter gebleven zijn. De stijging van de levens standaard heeft allen gelijkelijk getroffen, hand-, zoowel als hoofdarbeiders, maar de noodzakelijkheid om daaraan, door ge- evc-nredigde loonsverhooging, tegemoet te komen, is voornamelijk voor de handar beiders gevoeld (en door ononderbroken actie voelbaar gemaakt) terwijl de instellec- tueele arbeid of op dezelfde wijze als voor heen of slechts weinig beter wordt be taald. Wij zullen, om, niet persoonlijk te worden, geene zeer voor de hand liggende voorheelden noemen, maar een feit is heit, dat waar de handarbeiders, in bepaalde vakken 'hun loon van 1914 in 1920 met. bijna 150 pet. verhoogd zien, die verhooging voor de hoofd-arbeiders in dezelfde bedrij ven niet meer dan 40 a 50 pet. bedraagt. In het algemeen kan men zeggen, dat tusschea de belooning voor spier-arbeid en dien voor hersenarbeid" een schromelijke wanverhouding ten nadcele van 'den laat st em is ontstaan. Nu is dat tot op zekere hoogte verklaarbaar. De handarbeid werd misschien vóór den oorlog, ook financieel, onderschat, en op hetgeen de 'handarbeider voor zich en de zijnen noodig had, te wei nig gelet. In de tweede plaats behoorden de intel lectueele arbeiders in de meeste gevallen tot een kring van beter" bezoldigden, en mocht nien daarom in de eerste plaats van hen, ook omdat zij den toestand en den samenhang dor feiten beter dan de onont- wikkelden vermogen te doorschouwen, ver wachten, dat een beroep op soberheid en spaarzaamheid niet te vergeefsch zou zijn. Maar daartegenover stond, dat juist 'die half- of heel inte.llectueelen maatschappe lijk behooren tot de middel-kringen op welke de maatschappelijke lasten niet. het minst zwaar drukken, terwijl de handar beiders vaak veel meer hebben geprofi teerd van dan betaald aan het vele, dat de gemeenschap van staat en stad voor de volksklassen voornamelijk tot stand bracht. Terwijl bijvoorbeeld nagenoeg alle. onder wijs ook voor de min-gegoeden kosteloos of nagenoeg kosteloos te bekomen is, moeten de „beterbetaalden" in de kosten hunner en hunner kinderen ontwikkeling zélf voor zien. Waarbij dan nog komt, dat aan hun maatschappelijke verschijning, d.w.z. aan hun stand, aanmerkelijk hoogere eischen dan aan de zoogenaamde arbeidersklasse worden, gesteld. HULDE AAN MGR. NOLENS. Wij lezen in het Huisgezfin": Van zeer verschillende zijden is reeds gewezen op hef belangrijke aandeel, dat ter internationale arbeidseonferentie, die te Washington is gehouden, de Nederland- sche delegatie aan den daar verrichten arbeid gehad heeft. Vooral inzake de beperking van den ar beidsduur scheen het eerst onmogelijk tot overeenstemming te komen. En <fht men ten slotte, niet alles hierop zag vastloope.n, mag goeddeels gedankt worden aan de Nederlandsche delegatie en vooral aan haar leider, Mgr. Nolens. De heer Ten Bokkel Huinink, een protes tant, een der technische adviseurs, ver telde daarover aan een redacteur van de „Standaard": „Neen, tot overeenstemming tusschen de gedelegeerden scheen het maar niet te kun nen komen en de toestand werd 'dusdanig ernstig, dat een vergelijk onmogelijk werd geacht. Ilet was toen op het meest kritieke opgen- blik, dat tijdens een der middagvergade ringen onze voorzitter, Monseigneur No- lens, de situatie redde en door zijn krach tig en overredend betoog tot de naties der wereld gericht, hun wankelende gelederen tot welzijn der geheelë wereld wist te her stellen. Het mag in Nederland, waar werkelijk groote mannen 'dikwijls zoo weinig geap precieerd worden, wel eens duidelijk wor den gezegd, hoe op het moment, dat de vol ken -der wereld voorgoed uit elkaar drei gen te spatten, om een zekere prooi van binnenlandsche onlusten en revolutie te worden, dit, God zij dank, verholpen werd idoor het wijs en krachtig beleid van Hen Nederlandschen hoofdafgevaardigde, Mgr. dr. Nolens, die de verschiUenl.de hoofdlei ders der groepen die - zoo onverzoenlijk te genover elkander stonden, weder samen bracht, zoödat ten slotte, enkele dagen daarna, met slechts één stem togen, de achturige arbeidsdag en de 45 urige werk week in de Congresvergadering werd aan genomen." Bij de hulde, die de erkende leider van onze katholieke Staatspartij van verschil lende zijde gewerd, voegde de heer Ten Bokkel Huinink de zijne, en tijdens een diner der Nederlandsche delegatie zeide hij, en hij herhaalt die woorden thans in de „Standaard": „In vroeger eeuwen hadden wij onze zee helden De Ruijter en Tromp. Zij verstonden het met weinig manschap pen met minderwaardige schepen en mirt- dor geschut een overmachtige^ vijand het hoofd te bieden, en als ons vaderland iri gc-vaar was, de zeeën schoon te vegen. Wij zullen dat nooit vergeten, maar zoo zullen wij ook nimmer vergeten het plechtige oogeriblik, dat u, Monseigneur, nu eenige dagen geleden, in de groote vergadering namens onze regeering verklaarde dat Nederland wenscht vast te houden aan dat gene. wat den arbeiders der geheele we reld bij het vredestraktaat te Parijs werd beloofd, dat Nederland wenscht „eerlijk" te blijven en rwet zou afwijken van den toe- gezegden 8-urigen arbeidsdag en 48-urige arbeidsweek. 'Dót woord is er ingeslagen en op het oogenblik ongetwijfeld doorgedrongen tot. de verste einden der wereld. Ik meen deze prestatie te mogen vergelijken met het werk v.an onze vroegere zeehelden: „Mgr. Nolens heeft den bezem in den mast ge bonden!" ONZEDIGHEID IN KLEEDING. Op uitdrukkelijk .verlangen der Tersche bisschoppen is in Ierland onder den V'nm, van St. Brigitta-vereeniging een organSsa- tie in het leven geroepen tot het bestrijden der onzedige dameskleeding. De leden dezer uitsluitend uit vrouwen bestaande vereeniging verplichten zich om „alle onwelvoeglijkheid in de kleetÜng te vermijden en hoog te houden de traditio- neele zedigheid der Iersehe vrouwen." De primaat van Ierland, kardinaal Logue, heeft <(£hoop uitgesproken, dat de vereeni ging een einde zal maken aan de verre gaande navolging doör darnes in Ierland van die mode, welke in overeenstemming is met de vrouwelijke zedigheid en de chris telijke 'ingetogenheid. Ook de drie andere aartsbisschoppen van Ierland hebben hun sympathie met de be weging betuigd en in krachtige .termen de onzedige kleeding veroordeeld. Wij vinden in bovenstaande een gereo'de aanleïTHng om te wijzen op de hier te lande bestaande vereeniging „Voor Eer en Deugd", die eenzelfde doel nastreeft, als de Iersehe St. Brigitta-vereeniging. Moge de vereeniging „Voor Eer en Deugd", in ledental toenemen; moge zich meer en- meer daadwerkelijke sympathie trekken, opdat hare actie doeltref fend en krachtig kunnen zijn! In Leiden bestaat, gelijk men weet, een af deeling van „Voor Eer en Deugd", waarvan het-secretariaat is gevestigd Hoo- ge Rijndijk 51 (mej. Swart). HERBEN EN ZIJN. De bekende Jezuïtenpater dr. Jac. van Ginneken schrijft in het Januari-nummer van de Btudiën: Er lis een diepe tegenstelling tusschen de menschen; die vooral iets hebben en de menschen, die vooral iets z ij n tusschen hen, wier kracht en beteekems in hun po sitie, in hun bezittingen, in wat. zij h e b- ben gelegen is, en hen, wier kracht en beteckenis op hun persoonlijke eigenschap pen, wat zij zijn, berust; tusschen den rijke die niets kan cn vermag 'dan door zijn geld, en den arme, die elk zijner werken uit de zielseigen beurs van zijn dagelijk- sche inspanning betaalt! De afkeer van het kapitaal, waarmee de arbeiders onzer da gen meer en meer besmet worden, berust voor een goed deel op een gezonden en reehtmatigen afkoer van een levenswijze die op niets dan op hebben berust. En hoe begrijpelijk is het ook niet, dat werk lieden met moeien aanleg en flink karak ter op den langen duur minachting opvat ten voor sommige patroons, wier dommig heden zij dagelijks moeten corrigeeren en wier orihebbelijken kleinoerendenr trots zi] dag in dag uit geduldig moeten ondergaan. Ook al bezit zoo'n man niets dan z'n leven en z'n arbeïdsmoed, 'hoeveel meer is die waard dan een millionnaïr, diie nog n^oit geleerd heeft zijn handen uit de mouw te steken William James heeft het zeer juist ge zien. De> loutere bozitter van kapitaal is een doffe lijfeigene, een last- of kuddedier op zijn eigfen goed. Maar wie zichzelf door eigen ontwikkelde gaven etn deugden een kapitaal is, is een vrij en machtig ridder van adellijke zielehuize. Wie alleen heeft verliest alles, wanneer hij zijn goed ver liest, wie ook of vooral is, heeft niets te vreezen. yorder is het hebben helaas zoo dikwijls oen surrogaat voor 'het z ij n en zijn al te overvloedigè bezittingen maar al te vaak ,als kostbare fluweelen foedra len, waarin de rijken hun gebreken ert mensclielijke kleinheden zorgvuldig kr Iste- ren en 'bbwaren. De rijkdommen zijn, juist omdat het kwaad er zoo gemakkelijk door wordt, de omkoopers van onze hoogere nel gingen, hypotheken en pandbrieven op de waarde onzer ziel, hinderonde sleepankers op onze vaart naar hoogere dingen. H e b- zucht is een ondeugd en buigt onze hoof den als dierenkoppen omlaag, maar z ij na zucht is de edele drang der ziel naar om hoog: Sureum corda, Excelsior. Sociale berichten. EEN NIEUWE REGELING VAN DEN KINDERTOESLAG. Wij lezen in h%t jongste nummer van het „Patroonsblad": Ter uitvoering van art. 21 der collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door de Ver eeniging van Katholieke Werkgevers in de Textielnijverheid met den Katholieken, JChristelijken en modernen Textielarbci- dersbond, is door genoemde partijen eeni regeling in 'het leven geroepen, waardoor met het tot nu toe op vele plaatsen toege paste stelsel van kindertoeslag radicaal gebroken is, en een nieuwe sociale instel ling in het leven is geroepen. Bedoelde re geling kan het best worden omschreven als een verzekering der arbeiders tegen de bijzondere lasten' verbonden aan een groot gezin; 'de premie wordt uJgedrukt in een percentage van het arbeidsloon, door de werkgevers betaald, en geschat op 1 pet. waardoor mogelijk is een uitkeering van f 1 per week vanaf het vierde kind beneden 14 jaar na aftrede van de kinderen boven 14 jaar. De fondsgelden staan onder beheeT van een commissie van 4 werkge vers en 4 werknemers, onder het presidi um van rector v. Liempd, adviseur van „St. Lambertus"; secretaris en penning meester der commissie is mr. B. J. M. v. Spaendonck, secretaris der werkgevers De iBitkeeringen uit het fonds geschieden door in elke plaats, waar do Vereeniging leden heeft, aangestelde fondsagenten; als zoo danig treden op bestuursleden van de af- deelingen der arbeidersbonden. De fonds- agenten ontvangen de voor het doen der maandelijksChc uitkeeringen benoodigde gelden van den secretaris der commissie na inzending van z.g.n. uitkreringsstalen, die te voren nccoord moeten zijn geteekend door 'den werkgever, bij wien de op de uit- koeringsstaten vermei do arbeiders «n dienst zijn. Het groote voordeel van de getroffen re geling is op de eerste plaats, dat het. voor de werkgevers onverschillig is of zij gezin nen met veel óf weinig kinderen in dienst hebben, omdat de premiei voor alle pa troons naar verhouding van den omvang van hun bedrijf even groot is. Op de tweede plaats wordt met. de ge troffen regeling recht gedaan aan de theo rie van het gezinsloon, terwijl een begin wordt, gemaakt met de uitvoering van een der meest sympathieke punten van h<$ Paaschmnnifest der R. K. Vakbeweging KATWIJK AAN DEN RtJN Oudersavond. We hebben genoten gis teravond. Prof. v. d. Burg was gekomen bm te spreken over de opvoeding van het kind voor Kerk en maatschappij en over de plichten der oudera De opkomst had grooter kunnen en moeten zijn. Als de weg blijvers wisten wat ze verzuimd hadden, zouden zij zichzelf beloven, bij zulke gele genheden nooit meer weg te blijven. Want we hebbc-n niet alleen genoten, we hebben allen, onder uitzondering, geleerd. Uitvoe rig weer te geven het gesprokene lijkt ons niet geheel juist. Het zou een aansporing Ds verloren huissleutel. Juffrouw Keetje had gebuild. Haar an ders zoo doffe oogeft waren nu natglan zend, onder haar oogen waren blauwe kringen, haar mond helde nog over naar «en kant, haar neusje hipte nu errjlan op on neeir. 't Was dan ook wel om te huilen: Tuffrouw Keetje had haar huissleutel ver loren. Ze was 's morgens naar de rnarkt geweest om wat groenten te koopen ze had niet. veel n-oodig, want ze woonde sinds den dood van haar man alleen en 'savonds toen ze deur wfide sluiten, kon ze den sleutel niet vinden. Ze had overal gezocht, in bed, onder bed ze legde haar sleutel 's nachts altijd onder haar kussen; in 'haar zitkamer, in den kelder tusschen de groenten, ze had alle kloerero onderzocht en uiitgeschud, maar ze had geen sleutel gevonden. En nu was liet 12 uur en juffrouw Keetje zat nog op te peinzen en to overleggen. Naar bed durfde ze n'et, er moest 'ns... Keetje huiverde en schonk zich voor den vierden keer een kop koffje in. Wat zou ze doen.? De buren waarschu- wen, om op dieven te passen en dan ook zeggen, dat zij haar sleutel vei^oren. was? Neen, dat niet, als die 't te weten kwamen. Daar had je b.v. die kerel van haar buur vrouw, diie altijd dronken thuis kwam te gen 'n uur of tweeAls dien 'ns bij haar binnenkwam gewaaid, laatst Was hij ook tegen haar deur aangebonsd, maar toen was zoop slot, nu echter... Keetje draaide de lamp wat hóoger op q.n haalde haar V^traplu... Ja as ze kwamen, dan zou ze zich weren... Wat is dat daar? Daar komt iemand aan... Als 't maai' geen O! Gc'd!... hij staat stil voor haar deur, wat sou ze ktoeri? Hij klopt op 't raam... i.liemel, hemel1*, en Keetje zit te bibberen en te zuchten op haar stoel. „Juffrouw Keetje!" Nou roept ie ook nog; hij kent me; a.ls 't eens haar buurman was, als hij haar eens in z'n dronkenschapJuffrouw Keetje vloog van haar stoel, stiet tegen de tafel, riep „au" en „hulp" en snelde on danks haar stijve beenen, naar het keu kentje... Hij riep haar nog, klopte tegen de ramen... Ke tje deed li aar ooren en oogen toe; maar aanstonds deed ze weer een oog en een oor half open... hij riep neg, en ihardcr... ze deed 't oog eru oor hcelemaal open... hij riep nog harder en klopte wild tegen het raam.-., ze deed beide ooren en oogen open... hij schreeuwde en zou welhaast de ruit inslaan. Juffrouw Keetje keek i:n 't donkere keu kentje hulpeloos rond. Daar stond 't. pe perbusje, daar het. zoutbusje, hier lag 'n pook, daar 'n strijkijzer. Als hij binnen kwam dan zou ze 'm! Plots beeft en rilt Keetje, ze dreigt in een te schuiven, ze schuift werkelijk ineen en duwt zich onder de keukentafel... Hij lis aan de deur aan 't futselen, hij kan zeker den knop niet vinden... Keetje is 'n bezwijming nabij. Wat. moest ze deen?... Schreeuwen? Dan vond 'hij haar zeker; stil blijven zitten, dan zou-hij haar toch ook vinden... Hij doet de deur open! Keetje slaakt 'n gil de hoogste noot die ooit gezongen is, maar daar denkt ze niet aan ze rukt zich op, stoot tegen de tafel nog 'n gÏÏ, zij heeft zichzelf overtroffen, jnaar nóg heeft zij geen tijd om er aan te denken de tafel kantelde om, tegen de deur, de poolen recht vooruit, als 'n dood varken. Dat is 'n gedachte. Weldra ligt de stoel, de pook, het strijkijzer, de busjes, voor de deur, alles wat verplaatsbaar is hoopt "zich op in 'n chaos van zout, peper, doeken en ijzer en daarvoor steeds de be schermende tafelpooten. Keetje is juist aan de kachel aan 't trekken, toert er tegen de deur werd geklopt, en iemand daar buiten schreeuwde: „Ben je daar Keetje?" Keetje houdt op, kijkt rond en huilend: „Neen, neen!" hurkt ze in 'n hoek, terwijl ze aldoor maar huilt en jammert. Hij duwt tegen de deur. tevergeefs. Kee tje roept: „Blijft toch buiten; er is niets in de keuken. Ik heb niets!" „Ben jij alleen daar Keetje?" bulkt hij buiten de deur. „Neen, neen, blijf toch weg!" snikt Kee. tje, die niet goed meer bij zinnen is. „Wacht ik kom!" zegt hij daar buiten beslist. 't Is even stil daarbuiten. Hij loopt in eens vooruit, bonst teaen de deur, de deur wijkt krakend en hij valt tusschen den chaos van peper, zout en ijzer. 1 Beieutert krabbelt hij op, wrijft z'n armen en beenen. „Ik dacht dat er nog iemand hij je was, Keetje?" Keetje, die óp den grond geschoven is, komt ook weer op, kijkt hem aan met. open oogen en mond... 11; wist niel Kees, dat. gij dat waart!" „Is er dan niemand? Waarom ben je dan hier weggekropen?" Keetje vertelt hem, dat zij meende dat hij weer dronken was en dat ze, toen bij op 't raam stond te kloppen, angstig was ge worden en weggevlucht. Ze had haar sleu tel verloren en was nu bang voor dieven... Ze eindigde met een roerende natte beken tenis, dat ze zich vergist had en vroeg hem of hij 'n kopje koffie lustte. 1-Tij vond 't 'n voorstel uit den 7den hemel, hielp eerst den rommel opruimen en vertel de onder 't bakje ko4fie, dat hij haar wilde waarschuwen dat 't raam openstond. Toen hij niets hoorde en bémerkte dat 't licht was, meende hij dat er dieven waren en was binnengekomen. Keetje liet Kees ver volgens uit, deed het raam dicht en besloot toch maar naar bed te gaan, "zoodat ze na 'n half uur reeds 'n nachtmerrie had van dieven en moordenaars en 'n reusachtigen sleutel, die haar allemaal aangrijnsden. „Hsgz." Juweeltjes. Het kostelijkste pand en kleinood uitgenomen Is de altijd vliende tijd, die huiden omgekomen Niet morgen wederkeert. Vondel. Hoe schoone is moeders tranen lach Wanneer haar kindje teèr Haar zoent en stamelt. Moeder! ach Don allereersten kus. Gezelle. Nooit zal ons de wagen der tijden ontdragen 't Sieraad en den rijkdom der edele ziel; de deugd zal geduren schoon rotsen en muren, en torens en al dat maar vallen lean viel. Gezelle. Hadde ik al de schatten van de wereld, ik Gaf ze voor een kinderbede geren ik! Gezelle. Uit een schooljongems-opsUe!. ,,het panorama langs de spoorbaan was verrukkelijk: hier een molen, daar een koe, ginds^ een gasfabriek." Trein-ellendd. Reiziger (die zich al een kwartier zit to verbijten dat de trein nog steeds niet weg rijdt, tot den conducteur): Waarom lette* jullie niet beter op den tijd op deze beroer de lijn? Conducteur (vertrouwelijk): Ja, kijk u eris hier meneer, dat zal ik u nou eris ef- fetjes vertellen. De trein die vóór ons is, is achter, en deze trein is achter bij,, den trein, die na ons komt. Aan de stations van dezelfde „beroerde" lijn waren groote borden bevestigd, waarop steeds werden genoteerd de treinen die. om onbekende redenen vertraagd waren. En daar er nooit een trein op tijd kwam, maakten deze borden de geregelde en op windende lectuur der reizigers niit. Op een goeden dag vertoonde het bord het volgen de beeld: Trein 8.15 30 min. vertraging. Reden- Onbekend. Trein 9.30 45 min. vertraging. Reden: Onbekend. Trein 10.05 Op tijd. Reden: Onbekend. Vrijheid. Onderwijzer: Is Nederland een vrij land? Jongen (huilwide): Nee Meester. Onderwijzer: Waarom niet, domkop? Jongen: Ze dwingen me orn naar school te gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1920 | | pagina 3