Tweede Blad.
BINNENLAND.
Woensdag !9 November f919
Uit de Pers.
FIERE WOORDEN.
Onder dit opschrift lezen we in de
De Voorhoede:
Uit de rede, die Minister Aalberse in de
Eerste Kamer heeft gehouden ter verdedi
ging van zijn Arbeidswet, knippen wij
volgende citaten:
„Ik stel er prijs op, nu wij een Mi
nisterie van Arbeid hebben, dat wij
niet achter alle andere landen aan
komen sukkelen, maar, als het kan,
een voorbeeld geven, hoe het moet zijn.
En evengoed als ik gerust durf te zeg-
g&h, dat ons land, wat de bestrijding
van den woningnood betreft, in Europa
bovenaan staat, verheugt het mij, dat
de Ncderlandsche afgevaardigden op
de conferentie te Washington kunnen
zeggen, met onze wet in de hand:
mijne Dames en Heeren, zoo is het in
Nederland, ziet dat gij het in uw land
ook zoo krijgt."
En even t© voren sprak hij:
Mijne innerlijke meening is deze,
dat wij menschen uit ons zelf niets
kunnen en niets vermogen zonder de
IIulp van Boven, en wanneer het ons
dan in ons leven gegeven is om veel
goeds te doen en wij worden daarvoor
geprezen, dan kan dit nooit een reden
zijn om daardoor hoogmoedig te wor
den, maar wel een reden van eerbie
dige dankbaarheid. Dat is op dit punt
mijn overtuiging en ik hoop ook vol
gens daze overtuiging steeds te han
delen."
Deze fiere woorden, welke zoo treffend
het karakter van onzen Roomschen Minis
ter Aalberse typeeren, meenden wij uit het
verborgen boekje der ..Handelingen" wel
eens in 't volle licht te mogen plaatsen.
Het eerste citaat teekent den voor-tvaren-
-den, rusteloozen werker, die er zijn roem
in stelt ons land, wat sociale wetgeving
t-eitreft, te stellen aan den spits van
Europa.
Het tweede toekent den Christen, die al
eijn werk nederig toeschrijft aan de hulp
van God en die dagelijks over dat werk de
zegening van Boven in eerbiedig gebed
afsmeekt.
Met zulke mannen aan het hoofd mag
een land gelukkig geprezen worden.
BE HEER WIJNKOOP BIJ RELLETJES.
Zoooio weien', neen in de Ka
mer de heer Kolkman" er aan herinnerd,
dat de heer Wijnkoop ibij de November-rel-
letjes in Amsterdam zoo van streek raakte,
dat hij een glas water moest drinken om
bij te komen. De heer Wijnkoop ontkende
dit en bestreed de juistheid van het. verslag
,in ,,Het Volk", waaraan de heer Kolkman
zijn gegevens ontleend had.
Thans komt in ,,Het Volk" de verslagge
ver op deze zaak terug. Hij herinnert aan
de vergadering in de Diamantbeurs, welke
vooraf ging aan de noodlottige "betooging.
De stampvolle vergadering geraakte in hef
tige opwinding, toen de heer Wijnkoop als
voorzitter meedeelde, dat de militaire
machthebbers hun onbeschaamdheid zóó
ver hadden gedreven, dat zij den secretaris
van den Soldatenraad in hechtenis hadden
genomen; en die opwinding sloeg tot razer
nij, toen de heer Wijnkoop na ge-
t schreeuw uit de vergadering: ,,Naar de ka
zerne! Haal hem er uit!" verklaarde:
,,Goed. Wij gaan demonstreeren en zullen
niet rusten vóór onze kameraad bevrijd is!"
Toen volgde de meest ordelooze demon
stratie-met een aantal soldaten waarvan
enkelen beschonken waren voorop.
Daarna de moordende salvo's uit de cava-
leriekazerne, waarbij, zooals mem weet,
vier dooden en een ajntal gewonden vie
len. Toen de eerste schotp y in de midden
moot van den. optocht vielew, liepen Wijn
koop, mevrouw H. Roland Holst en onder-
geteekende aldus de verslaggever van
„Het Volk" aan den kop van den stoet
bij dc Muiderpoort. Nadat ik tevergeefs
gepoogd had terug te gaan naar de plaats
"waar de schoten gevallen waren, nam ik
mijn plaats naast Wijnkoop weer in.
Ik sprak hem toen aan en zei: „Mijnheer
Wijnkoop, ga in godsnaam met deze men
schen niet) verder, anders vallen er nog
meer slachtoffers." Ik doelde daarbij op de
militaire macht, -die met het geweer in den
aanslag vóór de Oranje-Nassau-kazerne op
gesteld stond.
Wijnkoop vond echter geen gelegenheid
om mij te antwoorden, want op dat mo
ment werd hij aangegrepen door eenige
mannen, die in den hoogsten graad van op
gewondenheid verkeerende, hem niet zacht
zinnig door' elkaar schudden en van hem
eischten, „dat hij nu zijn woord gestand
zou doen en mee de kazerne bestormen, ora
wraak te nemen op de moordenaars van de
zooeven gevallen kamera'den".
Toen' keek de 'heer Wijnkoop hulpeloos
om zich heen en vroeg met bevende stem
om een glas water. Mevrouw Roland Holst
stond er luid snikkend bij en beet van
kalmte op haar zakdoek.
Nadat-Wijnkoop door eenige zijner par-
tijgenooten onder wie cïe typograaf Dick-
hout bevrijd was, trad hij met mevrouw
Holst op den politie-inspecteur Van der
Poll toe deze stond met den gewapenden
troep voor de Oranje-Nassau-kazerne en
vroeg uiterst beleefd of de stoet mocht pas-
seeren.
Zóó heeft de zaak zich toegedragen en
niet anders.
De bewering van den heer Kolkman in de
Kamer, dat Wijnkoop een glaasje water ge
dronken zou hebben is dus niet juist. Hij
vroeg er om en hij had 't zeer zeker nóó-
dig ook. Maar gelegenheid om (het hier of
daar te halen was er niet.
En zelfs den volgenden morgen was de
heer Wijnkoop nog niet heelemaal „bij".
Want waar hij bij het ontbinden van de
betooging van af de trappen van de Beurs
zcide: „Mannen, morgenochtend om 9 uur
komen wij hier op het Beursplein weer bij
een om de commune te slichtenver
scheen hij dien morgen op den 'vastgestel-
deri tijd niet vergat hij heelemaal de
commune te stichten!
Siaten-Generaa!.
TWEEDE KAMER.
STAATSS EG ROOTING VOOR 1920.
(Qitrt^wijs, Kunsten en Wc?ensch/app©n.)
Memorie van Antwoord.
Spellingvraagstuk. De Mi
nister heeft zijn houding ten opzichte van
dit vraagstuk nog niet definitief vastge
steld.
Leeft ij dsgrens voor ambte
naren. De Minister verklaart zich be
reid deze zaak bij zijn ambtgenooten eer
lang ter sprake te brengen, om in af
wachting van zulk een algemeen voor
schrift in voorkomende gevallen zijn in
vloed te zullen aanwenden, ten einde-amb
tenaren, die in verband met het klimmen
hunner jaren minder geschiktheid voor
'hun werk vertoonen, tot het aanvragen van
eervol ontslag te bewegen.
v JVVu S f ~f)e Minister is bet
niet eens met de leden, die gevaar voor
ontwrichting van de salarisregeling vdor
de burgerlijke ambtenaren duchten afs ge
volg van de mogelijkheid om buitengewone
traktementsverhoogingen aan verdienstelij
ke amlifenaren te verleenen.
Rijksbeurzen. Het ligt in het
voornemen van den Minister eerlang een
permanente commissie in het leven te roe
pen,'die niet alleen omtrent de aanvragen
om een rijksbeurs van advies zal hebben te
dienen, doch ook zal hebben na te gaan, of
degenen, die met een zoodanige beurs be
giftigd zijn, zich die bij. voortduring waar
dig betoonen en of hun aanleg en vorderin
gen van dien aard zijn, dat zij ook bij
overgang naar een hoogere onderwijsinstel
ling in het genot er van kunnen worden
gecontinueerd. Voor de eerste maal zijn de
dit jaar ingekomen aanvragen, nadat de
Minister de hoofdlijnen voor de beoordee
ling had vastgesteld, door de inspecteurs
van het gymnasiaal, middelbaar, vak- en
lager onderwijs onderzocht. Door hen is
onlangs een gemeenschappelijk advies uit
gebracht, hetwelk strekt, om ruim 70 beur
zen tot een gezamenlijk bedrag van pl.m.
lOOOzO toe te kennen aan leerlingen van
universiteiten, de technische hóogeschool,
de handelshoogeschool, gymnasia, hoogere
burgerscholen, z.g. hoogere handelsscholen
middelbare technische scholen, ambachts
scholen en industriescholen voor meisjes.
Opgemerkt zij hierbij: lo. dat in verschil
lende gevallen aan de beurstrekkenden
daarenboven vrijstelling van college- of
schoolgeld zal worden toegekend; 2o. dat
de toekenning van beurzen voor de oplei
ding aan kweekscholen voor onderwijzers l
en onderwijzeressen afzonderlijk gere
geld is.
H o o g e r onderwij s. Ten aan
zien van het honger onderwijs kan de Mi
nister niet toegeven, dat zuiniger kon
worden gehandeld. De uitbreiding van het
universitair onderwijs uit zuinigheidsmo
tieven tegen te houden, zou bij de gestadige
ontwikkeling der wetenschap bedenkelijk
zijn.
Omtrent een doctoraat in de landbouw
wetenschap wordt overleg gepleegd met den
Minister van Landbouw.
Middelbaar onderwijs. Ten
aanzien van de subsidieering der gemeen
telijke hoogere burgerscholen wordt, voor
zooveel mogelijk, een vast plan gevolgd.
Overneming van alle gemeente hoogere
burgerscholen door het Rijk zou de uitga
ven van den Staat ten behoeve van het
middelbaar onderwijs aanzienlijk doen toe
nemen.
Pensioenen. De bijzondere on
derwijzers, die in 1906 verklaard hebben
niet pensioengerechtigd te willen Worden
zullen bij de nieuwe algemeene Pensioen
wet alsnog recht op pensioen verkrijgen.
Ook kan bij die Wet den onderwijzers, die
verzuimd hebben vóór 1 Jan. 1906 de als
bijzonder onderwijzer bewezen diensten
voor pensioen in te koop en, de gelegenheid
worden geboden, zoodanige diensten nog
voor pensioen geldend te maken.
Demobïlièötie-voorzieningen.
Ingekomen is een wetsontwerp tot vast
stelling van demobilisatie-voorzieningen.
Bij de wet van 27 Juli 1919 zijn maatre
gelen getroffen tot het verleenen van steun
ten aanzien van gedemobiliseerde militai
ren. Die maatregelen strekken zich slechts
uit tot hen, ten aanzien van wie het naar
hui» zenden uiterlijk 31 Juli 1919 plaats
had.
Bij het samenstellen van het ontwerp van
die wèt werd genoemde datum gekozen
in de verwachting, niet alleen dat de de
mobilisatie nog voor dien datum' geheel
of bijna geheel zou afloopen, maar boven
dien, dat in gevallen, waarin later ver
trekkende militairen nog steun mochten be
hoeven, het verleenen daarvan aan de
steuncomité's zou kunnen worden overge
laten.
In tweeërlei opzicht is het echter an
ders geloopen dan verwacht werd. In de
eerste plaats kon de aTwikkeling van de
demobilisatie niet zoo tijdig geschieden cis
werd gehoopt, zoodat na 31 Juli nog eenige
duizenden moesten worden gedemobili
seerd. In de tweede plaats besloot het Kon.
Nat. Steuncomité en besloten over het al
gemeen ook de plaatselijke Steuncomité's
hun werk omstreeks Augustus j.l. te ein
digen.
Een en ander maakt het noodig, ook ten
opzichte van na 31 Juli 1919 gedemobili-
seeiden van regeeringswege steunmaatre
gelen te nemen. Dit leidde tot de samen
stelling van dit ontwerp.
Het beperkt de steunverleening tot hen,
die nog voor 1 Januari 1920 worden ge-
dfifOH-VS-ne1V&iJaKlOifoë 1 i r1 f Ju' 'niCTrVmm nuiAr
zakelijk zullen eijn, zoo de ingetreden ge
leidelijke verbetering in de economische
toestanden blijft aanhouden.
Aan het wetsontwerp liggen dezelfde be
ginselen ton grondslag als die vervat in de
wet van 27 Juni 1919.
Uiteraard dient de hulp ten aanzien van
de naar huis' vertrokken militairen in be
ginsel beperkt te worden tot hen, die aan
hulp inderdaad behoefte hebben.
Doeltreffend zal het zijn, de aanwijzing
der verschillende categoriën, welke wel in
het voorrecht van het ontvangen van -qteun
belmoren te deelen, over te laten aan de
Ministers der militairen departementen, 't
Is de bedoeling bij die aanwijzing o a. uit
te zonderen degenen, wier inmiddelijk aan
den datum van het naar huis zenden voor
afgaande verblijf in werkeüjken .dienst
nog geen 8Mj maand bij de landmacht of
7V1> maand bij de zeemacht heeft geduurd.
wielhandelaar te A 1 p h e n, en voordat zij
dit rijwiel geheel had afbetaald, had zij
het reeds wederom verkocht.
Ter zake van verduistering werd 7 dagen
gevangenisstraf tegen haar gevorderd.
Aan den arbeider N. T. te V o o r s c h o-
ten, was ten laste gelégd, dat hij op 13
September te Valkenburg een fiets had
weggehaald. Beklaagde ontkende; niet hij
maar zijn vriend H. had de fiets medegeno
men. Uit de verklaringen van de verschil
lende getuigen achtte de officier van justi
tie het ten laste gelegde bewesten". In ver
band met beklaagdes gunstig verleden vor
derde -spr. 1 maand gevangenisstraf tegen
hem. Bekt. bleef ontkennen.
J. F. L. K., timmermans-leerling te
V oorschoten, had op 16 Sept. uit een
tuin te Rijnsburg een fiets gestolen. Bekl.
bekende.
Ter zake van diefstal werd 1 jaar gevan
genisstraf gevorderd.
A. D., arbeider, te Noord vv ij kè r-
h o u t, had in Juli 1919 een aantal narcis-
bollen ten nadeele van zijn patroon gesto
len en deze voor f 23 verkocht.
De eisch tegen hem luidde 3 maanden
gevangenisstraf.
C. H. B., kweeker, te Sassenheim,
had op 19 April een aantal bloembollen ver
kocht, terwijl hij daarvoor z.g. „Regee-
ingsgeld" had ontvangen en deze dus niet
mocht verkoopen.
Uit het getuigenverhoor bleek, dat bekl.
in financieels moeilijkheden verkeerde cn
door degenen, die zich voor hem hadden
borg gesteld onder bedreiging van opzeg
ging van het crediet was aangezet tot ver
koop van de bollen.
In verband met dit laatste vorderde de
officier van justitie 7 dagen gevangenis
straf wegens verduistering tegen B.
Leger en Vloot.
Rechtzaken.
HAAGSCHE RECHTBANK.
De bakker F. G. L. te Bennebroek, wo'on-
de in April j.l. teZoeterwoude, waar
hij zich als winkelier had gevestigd. Op een
suikerkaart van het Rijksdistributiebureau
had hij ingevuld dat hij voor 100 K.G. sui-
kerbonnen had ingeleverd, terwijl dit in
werkelijkheid slechts 52 gulden had bedra
gen.
Ter zake van valscliheid in geschrifte
werd 2 maanden gevangenisstraf tegen hem
gevorderd.
M. v. d. C., wonende te Haastrecht, fcad
op afbetaling een fiets gekocht van een rij-
Groot verlof.
Thans is definitief bepaald dat in het
genot van groot verlof zullen worden ge
steld:
Op 29 November de dienstplichtigen be-
hoorende tot de compagnieën wielrijders,
'ingelijfd in het tijdvak 17—21 Maart 1919,
en zij die behooren tot de regimenten ves
ting-artillerie e>n ingelijfd zijn in het tijd
vak 17—21 Maart 1919.
Op 13 December zij, die behooren tot de
genie en ingelijfd zijn in het tijdvak 1—5
October 1918.
Op 20 December zij die behooren tot de
regimenten infanterie (grenadiers en ja-
gors hieronder begrepen), die zijn ii ge-
lij fd in de tijdvakken 1418 October 1918
£n 17—21 Maart 1919.
Ten aanzien van allen, die op de ge
noemde data met groot verlof vertrekken
is bepaald:
1. Zij die niet per spoor reizen, alsmede
de Israëlieten, kunnen den dag te voren, na
afloop van den dienst vertrekken,
2. Zij, die met bijzonder verlof zijn, moe
ten bericht ontvangen, dat aan hen, in
den" datum. groot verlor is verieencr.
3. Zij, die gedetacheerd zijn, koeren tij
dig naar hun korpsen terug, terwijl het
niet de bedoeling'is de vertrekkenden thans
reeds met het oog op een eventucele mobi
lisatie van nieuwe -bleeding te voorzien,
indien zij nóg bruikbare hebben.
4. Het -is de bedoeling dat. al het perso
neel van de genoemde categoriën in de ge
legenheid wordt gesteld om te vertrekken,
met uitzondering slechts van hen. die moe
ten nadienen wegens straf of schuld en
van hen, die den wensch tot nadienen
kenbaar maken en wier voortgezet verblijf
onder de wapenen een dienstbelang wordt
geacht.
In verband met dit laatste is bepaald,
dat vanaf 29 Nov. a.s. bij geen enkel onder
deel van de landmacht militairen onder
de_ wapenen mogen worden gehouden* die
behooren tot ploegen, die reeds in het ge
not van groot verlof werden gesteld en tot
dusverre tegen den wensch wegens
gekort aan personeel en dus uit dienstbe
lang moesten worden achtergehouden.
STADSNIEUWS.
DE BEGROOTINO.
i.
Verschenen is het algemeen verslag van
het verhandelde in de secties van den Ge
meenteraad bij het onderzoek van de ont-
werp-begrooting der gemeente Leiden voor
:hefc jaar 1920 met de Memorie van Ant
woord van Burgemeester en Wethouders.
Deze schriftelijke behandeling vam de bei
grooling dient, zooals bekend, tot leiddraad
bij de behandeling op Donderdag 27 No
vember.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Een groot gedeelte der algemeene be
schouwingen wordt in beslag genomen
door bespiegelingen over de samen
stelling van bet College van B.
on W. on van de verschillende vasto
raadscommissies, -terwijl in dit
verband ook nog aan de verkiezing
voor en de samenstelling van den
gemeenteraad eenige beschouwin
gen zijn gewijd.
De financieels toestand der gemeente.
In tegenstelling inet het lid, dat de fi-
nancieele vooruitzichten van de gemeente
met opzet zwart gekleurd noemt on van
oordeel is, dat de gemeente Leiden er nog
niet 2oo slecht voor staat, gelooven B. en
W. dat dc financ.ieeïe toestand van onze
gemeente zelfs in nog meerdere mate dan
die van andere groote gemeenten zorgwek
kend is te noemen. De belastingen gaan
dan ook, zooals van andere zijde in het
verslag wordt opgemerkt, naar de meening
van B. en W. „haast" de» draagkracht der
ingezetenen te boven en het zal de vraag
zijn, of die draagkracht in het algemeen
niet weldra zal worden overschreden. Een
gevolg hiervan zal volgens B. en W. na
tuurlijk zijn, dat de personen met hoogere
inkomens Leiden hoe langer hoe rnéer gaan
verlaten of zich aldaar niet vestigen. In
(het verslag wordt dit door een lid botwij-
feld, doch cle praktijk leert, zeggen li. en
W., anders.
Tot staving van zijn bewering, dat Lei
den er nog -niet zoo slecht voorstaat, voért
een lid aan, dat het geld tegenwoordig
slechts halve waarde heeft en dus ook d#
schuld van cle gemeente- slechts op de helft
{neerkomt.
De logica in deze redeneering ontgaat B.
en W. ten eenenmale. Blijkbaar is daarbij
alleen gelet op de geldswaarde, doch voor
biji gecien, dat de verhouding toch dezelfde
blijft. Al ds de waarde- van het geld ver
minderd, de -schuld van de gemeente blijft
toch even groot. Ging de in 't verslag aan
gegeven redeneering op, dan zou men ook
niet kunnen zeggen, dat de verschillende
levensbehoeften of de huishuren duurder
zijn geworden. En daaromtrent zal toch
wel niemand in twijfel verkeeren.
Middelen om tekorten te
dekken.
In het verslag worden verder een d r i e-
t al middelen -aangegeven, om de tekorten
te dekken. B, en W. antwoorden naar aan
leiding daarvan,
„Omtrent de invoering van een straat
belasting hopen wij binnenkort een
voorstel bij u aanhangig te maken.
Een veifiooging van dc b e la s t i n g
op de publieke vermakelijkhe-
den zal door ons college in ernstige over
weging worden genomen.
Ook een herziening van de belasting
op de honden zal -door ons worden
drongen, vanzelf onder oogen zal worden
gezien.
Wij vreezen echter, dat de opbrengst niet
veel hooger zal zijn. dan thans." f
Onderwerpen op Onderwijsgebied.
Tegen invoering van een evenredige
schoolgeldheffingj zooaTs door
eenige leden werd gewensch-t zijn B. en W.
in principe niet gekant. Een dergelijke hef
fing bestaat reeds ten opzichte van de
Hoogere Burgerschool voor meisjes en de
Gemeentelijke Kweekschool voor onderwij
zers en onderwijzeressen, vooreooveel de
afdeeling A betreft Of en zoo ja in hoever
■doorvoering ook ten opzichte van andere
inrichtingen van onderwijs wenschelijk is,
zal. een punt van overweging bij hun Col
lege uitmaken, mede in verband met de
bij de Staten-Generaal aanhangige nieuwe
onderwij svoorst ellen
Over het z.g. ambulantisme, wc-lks
wenschelijkheid door eenige leden naar
voren is gebracht, zeggen B. en W. nog te
jstaan op het standpunt ,,'dat afschaffing
van het ambulantisme hier ter stede noch
in het belang van het lager onderwijs noch
in het financieel belang der gemeente kam
worden geacht te zijn."
In verband met de onderwijsvoorstellcn
van minister De Vries lijkt het B. en W.
Ithans piet het meest geschikte oogenblik;
om het vraagstuk der s t a n d ein s c h 0-
1 e n aan de otrde te stellen. Na de totstand
koming dier voorstellen kan dit vraagstuk
zoo noodig nader worden ter hand geno
men.
Tegón kosteloos o n d e r w ij s,
waarop mede in het verslag wordt aange
drongen, verzet zich. aldus B. en W., ar-
FEUILLETON.
VERWISSELD.
17)
Ilolm wierp een onrustigen blik op den
zieke en wist niet of hij gaan dan wel hlij-
ven- moest. Om zijn ongerustheid te deen
verdwijnen, had hij nog willen vragen of
Frangois* ongesteldheid in verband stond
met het wegblijven der beide graven van
het feest, maar hét gelukte hem niet deze
vraag te plaatsen.
Ontstemd en diep terneergeslagen, keer
de hij naar de salons terug.
Het souper zou juist opgediend worden.
Olga werd aan tafel geleid door den rij
ken bankier Goldstein, die haar reeds vroe
ger allerlei opmerkzaamheden had bewezen
zonder dat ze daar acht op sloeg. Nu echter
stond de zaak anders, en ze nam Goldstein's
beleefdheden vriendelijker dan ooit'aan.
Stephanie trad de Kleedkamer binnen.
„Geef me eens een1 naald met blauwe
zijde, Kathe", sprak ze tot het daar wach
tende meisje, „ik heb een scheur in mijn
japon gekregen."
.Kathe wilde zich haasten, de aangerichte
schade te herstellen, maar Stephanie merk
te, dat haar hand-en beefden.
„Wat Scheelt er aan?" vroeg ze. „Je
schreit ook, heb je verdriet?"
„Mijn vader is zoo ziek", antwoordde het
jonge meisje, in snikken uitbarstende. „En
nu moet ik hier in de garderobe blijven en
de -dames bedienen en kan niet eens mijn
vader oppassen."
„Maar gij zult toch zeker hier wel ver
vangen kunnen worden?"
„Neen, juffrouw, ik ben nu al drie uren
hier en zit in de grootste onrust, hoe het
met vader zijn zou."
„Je zult het dadelijk weten", sprak Ste
phanie en wendde zich naar de deur.
„Maar u zult toch zeker zelf niet gaan,
en dan in dat dunne baltoilet?"
„Geef me dan maar even een van die
mantels daar aan", sprak het jonge meisje.
„Hoe lief van u", antwoordde Kathe ont
roerd.
Stephanie daalde het trapje af, dat naar
Frangois' kamer voerde, en klopte aan.
Niemand echter antwoordde. Het meisje
werd ongerust: zou men dan den zieke daar
maar zoo alleen hebben laten liggen? Ze
opende zachtjes de deur om den ouden man
niet wakker te maken, wanneer deze soms
mocht slapen.
Toen haar öogen wat aan het halfdonker
gewend waren, zag ze dat de zieke toch niet
alleen'was. Een jonge man lag voor-het
bed neergeknield. Naderbij komend, her
kende zij den jongen gast der familie Holm.
Deze had haar intusschen ook bemerkt en
'richtte zich langzaam, als half verdoofd,
op. Ze waren beiden even verbaasd en ver
rast, elkaar hier aan te treffen.
„Kathe wenschte bericht van haar va
ders toestand", sprak ze. „Kunt u me zeg-'
gen hoe het met den zieke is?"
„Dr. Yon Reihérn geeft weinig hoop",
sprak de jonge man op doffen toon, „Ik
heb hem gevraagd, mevrouw Holm te ver
zoeken, om een geestelijke te zenden."
„En denkt u dat mevrouw dat doen zal",
risp Stephanie uit.
„Het is meer dan hoog tijd."
„Toch zullen ze het niet doen en zeker
niet voordat de soiree af geloopen en de
laatste gast vertrokken is."
„En wanneer het dan eens te laat was?"
Stephanie boog het hoofd.
„Is er dan niemand hier, die zich eens
om dezen armen zieke bekommert", riep de
jongeling uit. „Dan moet ik zelf gaan. Ik
kan hem nog beter zonder verzorging hier
laten liggen dan dat hij onverzoend met
God de eeuwigheid ingaat."
Het jonge meisje keek hem verbaasd aan:
zij kon zich'zijn hartstochtelijke opgewon
denheid niet verklaren.
„Gij zult alles begrijpen en maar al te
spoedig vernemen wat dit te beteekenen
heeft", ging de jonge Raimond met. bevende
stem voort.
„Wees over den zieke niet ongerust",
sprak Stephanie'zachtjes, ,,de zieke zal niet
onverzorgd hier blijven liggen. Ik bliif bij
hem, totdat gij terug komt. Vergeet intus
schen niet, Kathe even in te lichten."
Raimond snelde heen en stond een
oogenblik later voor de jonge kamenier.
„Zijt gij het, mijnheer de graaf", sprak
het jonge meisje verschrikt op het zien van
zijn doodsbleek gelaat.
Mijnheer de graaf! Zoo noemde hem
zijn zuster, Olga's kamermeisje. De ge
dachte aan den afstand, die hem nu van
zijn geliefde scheidde, deed hem duizelen.
„Ik breng u bericht van uw vader", sprak
hij. „Het gevaar is helaas zeer groot: kunt
ge niemand vinden die u hier vervangt, op
dat ge aan het ziekbed kunt blijven?"
'"Zonder op haar antwoord te wachten,
stormde hij naar buiten in den kouden win
ternacht. Iedere andere gedachte moest
wijken voor die aan het zielenheil van hem,
dien hij" zoo plotseling als zijn vader had
leeren kennen.
„U zult toch zelf moeten bekenten",
sprak mevrouw Hqlm tot dr. von Reihern,
„dat die ideeën ietwat overspannen mogen
heeten. 'Zoo erg vroom is Frangois nooit
jeweest, en bovendien heeft de oude man
toch zelf het verlangen om een geestelijke
niet uitgesproken......"
„Nadat graaf Siegfried hem ernstig toe
gesproken had, verklaarde hij zich bereid
een priester te ontvangen," sprak dr. von
Reihern ernstig.
„Dan heeft de graaf mij een heel slech
ten dienst bewezen", antwoordde mevrouw
Holm verdrietig. „Ik heb al mijn bedienden
noodig en kan op het oogenblik nd
uitzenden. Bovendien zou het op
ten een alleronaangenaamsten in<U. ma
ken, wanneer ze op deze manier vei namen,
dat er hier een stervende in huis is. Het zou
natuurlijk niet gaan, om als de priester
hier -in iiuis was, het bal te laten voortdu
ren. En al is Frangois nu ook altijd een
zeer bruikbaar mensch geweest, we kunnen
toch om de bekeeringswoede van den jon
gen graaf tegemoet te komen, het genoegen
van onze vrienden en kennissen, 5Te zich'
van avond allen zooveel beleefder en harte
lijker betoond hebben dan hij, niet opoffe
ren."
„Dus om een klein genoegen van uw
vrienden en kennissen, niet te verstoren,
zoudt u het op uw geweten durven nemen,
een stervende de laatste vertroostingen van
den godsdienst tc onthouden?"
„Och, aan kerkelijke plechtigheden hecht
i ik zoo groot gewicht niet. Frangois kwam