Tweede Blad. BINNENLAND. Woensdag !9 November f919 Uit de Pers. FIERE WOORDEN. Onder dit opschrift lezen we in de De Voorhoede: Uit de rede, die Minister Aalberse in de Eerste Kamer heeft gehouden ter verdedi ging van zijn Arbeidswet, knippen wij volgende citaten: „Ik stel er prijs op, nu wij een Mi nisterie van Arbeid hebben, dat wij niet achter alle andere landen aan komen sukkelen, maar, als het kan, een voorbeeld geven, hoe het moet zijn. En evengoed als ik gerust durf te zeg- g&h, dat ons land, wat de bestrijding van den woningnood betreft, in Europa bovenaan staat, verheugt het mij, dat de Ncderlandsche afgevaardigden op de conferentie te Washington kunnen zeggen, met onze wet in de hand: mijne Dames en Heeren, zoo is het in Nederland, ziet dat gij het in uw land ook zoo krijgt." En even t© voren sprak hij: Mijne innerlijke meening is deze, dat wij menschen uit ons zelf niets kunnen en niets vermogen zonder de IIulp van Boven, en wanneer het ons dan in ons leven gegeven is om veel goeds te doen en wij worden daarvoor geprezen, dan kan dit nooit een reden zijn om daardoor hoogmoedig te wor den, maar wel een reden van eerbie dige dankbaarheid. Dat is op dit punt mijn overtuiging en ik hoop ook vol gens daze overtuiging steeds te han delen." Deze fiere woorden, welke zoo treffend het karakter van onzen Roomschen Minis ter Aalberse typeeren, meenden wij uit het verborgen boekje der ..Handelingen" wel eens in 't volle licht te mogen plaatsen. Het eerste citaat teekent den voor-tvaren- -den, rusteloozen werker, die er zijn roem in stelt ons land, wat sociale wetgeving t-eitreft, te stellen aan den spits van Europa. Het tweede toekent den Christen, die al eijn werk nederig toeschrijft aan de hulp van God en die dagelijks over dat werk de zegening van Boven in eerbiedig gebed afsmeekt. Met zulke mannen aan het hoofd mag een land gelukkig geprezen worden. BE HEER WIJNKOOP BIJ RELLETJES. Zoooio weien', neen in de Ka mer de heer Kolkman" er aan herinnerd, dat de heer Wijnkoop ibij de November-rel- letjes in Amsterdam zoo van streek raakte, dat hij een glas water moest drinken om bij te komen. De heer Wijnkoop ontkende dit en bestreed de juistheid van het. verslag ,in ,,Het Volk", waaraan de heer Kolkman zijn gegevens ontleend had. Thans komt in ,,Het Volk" de verslagge ver op deze zaak terug. Hij herinnert aan de vergadering in de Diamantbeurs, welke vooraf ging aan de noodlottige "betooging. De stampvolle vergadering geraakte in hef tige opwinding, toen de heer Wijnkoop als voorzitter meedeelde, dat de militaire machthebbers hun onbeschaamdheid zóó ver hadden gedreven, dat zij den secretaris van den Soldatenraad in hechtenis hadden genomen; en die opwinding sloeg tot razer nij, toen de heer Wijnkoop na ge- t schreeuw uit de vergadering: ,,Naar de ka zerne! Haal hem er uit!" verklaarde: ,,Goed. Wij gaan demonstreeren en zullen niet rusten vóór onze kameraad bevrijd is!" Toen volgde de meest ordelooze demon stratie-met een aantal soldaten waarvan enkelen beschonken waren voorop. Daarna de moordende salvo's uit de cava- leriekazerne, waarbij, zooals mem weet, vier dooden en een ajntal gewonden vie len. Toen de eerste schotp y in de midden moot van den. optocht vielew, liepen Wijn koop, mevrouw H. Roland Holst en onder- geteekende aldus de verslaggever van „Het Volk" aan den kop van den stoet bij dc Muiderpoort. Nadat ik tevergeefs gepoogd had terug te gaan naar de plaats "waar de schoten gevallen waren, nam ik mijn plaats naast Wijnkoop weer in. Ik sprak hem toen aan en zei: „Mijnheer Wijnkoop, ga in godsnaam met deze men schen niet) verder, anders vallen er nog meer slachtoffers." Ik doelde daarbij op de militaire macht, -die met het geweer in den aanslag vóór de Oranje-Nassau-kazerne op gesteld stond. Wijnkoop vond echter geen gelegenheid om mij te antwoorden, want op dat mo ment werd hij aangegrepen door eenige mannen, die in den hoogsten graad van op gewondenheid verkeerende, hem niet zacht zinnig door' elkaar schudden en van hem eischten, „dat hij nu zijn woord gestand zou doen en mee de kazerne bestormen, ora wraak te nemen op de moordenaars van de zooeven gevallen kamera'den". Toen' keek de 'heer Wijnkoop hulpeloos om zich heen en vroeg met bevende stem om een glas water. Mevrouw Roland Holst stond er luid snikkend bij en beet van kalmte op haar zakdoek. Nadat-Wijnkoop door eenige zijner par- tijgenooten onder wie cïe typograaf Dick- hout bevrijd was, trad hij met mevrouw Holst op den politie-inspecteur Van der Poll toe deze stond met den gewapenden troep voor de Oranje-Nassau-kazerne en vroeg uiterst beleefd of de stoet mocht pas- seeren. Zóó heeft de zaak zich toegedragen en niet anders. De bewering van den heer Kolkman in de Kamer, dat Wijnkoop een glaasje water ge dronken zou hebben is dus niet juist. Hij vroeg er om en hij had 't zeer zeker nóó- dig ook. Maar gelegenheid om (het hier of daar te halen was er niet. En zelfs den volgenden morgen was de heer Wijnkoop nog niet heelemaal „bij". Want waar hij bij het ontbinden van de betooging van af de trappen van de Beurs zcide: „Mannen, morgenochtend om 9 uur komen wij hier op het Beursplein weer bij een om de commune te slichtenver scheen hij dien morgen op den 'vastgestel- deri tijd niet vergat hij heelemaal de commune te stichten! Siaten-Generaa!. TWEEDE KAMER. STAATSS EG ROOTING VOOR 1920. (Qitrt^wijs, Kunsten en Wc?ensch/app©n.) Memorie van Antwoord. Spellingvraagstuk. De Mi nister heeft zijn houding ten opzichte van dit vraagstuk nog niet definitief vastge steld. Leeft ij dsgrens voor ambte naren. De Minister verklaart zich be reid deze zaak bij zijn ambtgenooten eer lang ter sprake te brengen, om in af wachting van zulk een algemeen voor schrift in voorkomende gevallen zijn in vloed te zullen aanwenden, ten einde-amb tenaren, die in verband met het klimmen hunner jaren minder geschiktheid voor 'hun werk vertoonen, tot het aanvragen van eervol ontslag te bewegen. v JVVu S f ~f)e Minister is bet niet eens met de leden, die gevaar voor ontwrichting van de salarisregeling vdor de burgerlijke ambtenaren duchten afs ge volg van de mogelijkheid om buitengewone traktementsverhoogingen aan verdienstelij ke amlifenaren te verleenen. Rijksbeurzen. Het ligt in het voornemen van den Minister eerlang een permanente commissie in het leven te roe pen,'die niet alleen omtrent de aanvragen om een rijksbeurs van advies zal hebben te dienen, doch ook zal hebben na te gaan, of degenen, die met een zoodanige beurs be giftigd zijn, zich die bij. voortduring waar dig betoonen en of hun aanleg en vorderin gen van dien aard zijn, dat zij ook bij overgang naar een hoogere onderwijsinstel ling in het genot er van kunnen worden gecontinueerd. Voor de eerste maal zijn de dit jaar ingekomen aanvragen, nadat de Minister de hoofdlijnen voor de beoordee ling had vastgesteld, door de inspecteurs van het gymnasiaal, middelbaar, vak- en lager onderwijs onderzocht. Door hen is onlangs een gemeenschappelijk advies uit gebracht, hetwelk strekt, om ruim 70 beur zen tot een gezamenlijk bedrag van pl.m. lOOOzO toe te kennen aan leerlingen van universiteiten, de technische hóogeschool, de handelshoogeschool, gymnasia, hoogere burgerscholen, z.g. hoogere handelsscholen middelbare technische scholen, ambachts scholen en industriescholen voor meisjes. Opgemerkt zij hierbij: lo. dat in verschil lende gevallen aan de beurstrekkenden daarenboven vrijstelling van college- of schoolgeld zal worden toegekend; 2o. dat de toekenning van beurzen voor de oplei ding aan kweekscholen voor onderwijzers l en onderwijzeressen afzonderlijk gere geld is. H o o g e r onderwij s. Ten aan zien van het honger onderwijs kan de Mi nister niet toegeven, dat zuiniger kon worden gehandeld. De uitbreiding van het universitair onderwijs uit zuinigheidsmo tieven tegen te houden, zou bij de gestadige ontwikkeling der wetenschap bedenkelijk zijn. Omtrent een doctoraat in de landbouw wetenschap wordt overleg gepleegd met den Minister van Landbouw. Middelbaar onderwijs. Ten aanzien van de subsidieering der gemeen telijke hoogere burgerscholen wordt, voor zooveel mogelijk, een vast plan gevolgd. Overneming van alle gemeente hoogere burgerscholen door het Rijk zou de uitga ven van den Staat ten behoeve van het middelbaar onderwijs aanzienlijk doen toe nemen. Pensioenen. De bijzondere on derwijzers, die in 1906 verklaard hebben niet pensioengerechtigd te willen Worden zullen bij de nieuwe algemeene Pensioen wet alsnog recht op pensioen verkrijgen. Ook kan bij die Wet den onderwijzers, die verzuimd hebben vóór 1 Jan. 1906 de als bijzonder onderwijzer bewezen diensten voor pensioen in te koop en, de gelegenheid worden geboden, zoodanige diensten nog voor pensioen geldend te maken. Demobïlièötie-voorzieningen. Ingekomen is een wetsontwerp tot vast stelling van demobilisatie-voorzieningen. Bij de wet van 27 Juli 1919 zijn maatre gelen getroffen tot het verleenen van steun ten aanzien van gedemobiliseerde militai ren. Die maatregelen strekken zich slechts uit tot hen, ten aanzien van wie het naar hui» zenden uiterlijk 31 Juli 1919 plaats had. Bij het samenstellen van het ontwerp van die wèt werd genoemde datum gekozen in de verwachting, niet alleen dat de de mobilisatie nog voor dien datum' geheel of bijna geheel zou afloopen, maar boven dien, dat in gevallen, waarin later ver trekkende militairen nog steun mochten be hoeven, het verleenen daarvan aan de steuncomité's zou kunnen worden overge laten. In tweeërlei opzicht is het echter an ders geloopen dan verwacht werd. In de eerste plaats kon de aTwikkeling van de demobilisatie niet zoo tijdig geschieden cis werd gehoopt, zoodat na 31 Juli nog eenige duizenden moesten worden gedemobili seerd. In de tweede plaats besloot het Kon. Nat. Steuncomité en besloten over het al gemeen ook de plaatselijke Steuncomité's hun werk omstreeks Augustus j.l. te ein digen. Een en ander maakt het noodig, ook ten opzichte van na 31 Juli 1919 gedemobili- seeiden van regeeringswege steunmaatre gelen te nemen. Dit leidde tot de samen stelling van dit ontwerp. Het beperkt de steunverleening tot hen, die nog voor 1 Januari 1920 worden ge- dfifOH-VS-ne1V&iJaKlOifoë 1 i r1 f Ju' 'niCTrVmm nuiAr zakelijk zullen eijn, zoo de ingetreden ge leidelijke verbetering in de economische toestanden blijft aanhouden. Aan het wetsontwerp liggen dezelfde be ginselen ton grondslag als die vervat in de wet van 27 Juni 1919. Uiteraard dient de hulp ten aanzien van de naar huis' vertrokken militairen in be ginsel beperkt te worden tot hen, die aan hulp inderdaad behoefte hebben. Doeltreffend zal het zijn, de aanwijzing der verschillende categoriën, welke wel in het voorrecht van het ontvangen van -qteun belmoren te deelen, over te laten aan de Ministers der militairen departementen, 't Is de bedoeling bij die aanwijzing o a. uit te zonderen degenen, wier inmiddelijk aan den datum van het naar huis zenden voor afgaande verblijf in werkeüjken .dienst nog geen 8Mj maand bij de landmacht of 7V1> maand bij de zeemacht heeft geduurd. wielhandelaar te A 1 p h e n, en voordat zij dit rijwiel geheel had afbetaald, had zij het reeds wederom verkocht. Ter zake van verduistering werd 7 dagen gevangenisstraf tegen haar gevorderd. Aan den arbeider N. T. te V o o r s c h o- ten, was ten laste gelégd, dat hij op 13 September te Valkenburg een fiets had weggehaald. Beklaagde ontkende; niet hij maar zijn vriend H. had de fiets medegeno men. Uit de verklaringen van de verschil lende getuigen achtte de officier van justi tie het ten laste gelegde bewesten". In ver band met beklaagdes gunstig verleden vor derde -spr. 1 maand gevangenisstraf tegen hem. Bekt. bleef ontkennen. J. F. L. K., timmermans-leerling te V oorschoten, had op 16 Sept. uit een tuin te Rijnsburg een fiets gestolen. Bekl. bekende. Ter zake van diefstal werd 1 jaar gevan genisstraf gevorderd. A. D., arbeider, te Noord vv ij kè r- h o u t, had in Juli 1919 een aantal narcis- bollen ten nadeele van zijn patroon gesto len en deze voor f 23 verkocht. De eisch tegen hem luidde 3 maanden gevangenisstraf. C. H. B., kweeker, te Sassenheim, had op 19 April een aantal bloembollen ver kocht, terwijl hij daarvoor z.g. „Regee- ingsgeld" had ontvangen en deze dus niet mocht verkoopen. Uit het getuigenverhoor bleek, dat bekl. in financieels moeilijkheden verkeerde cn door degenen, die zich voor hem hadden borg gesteld onder bedreiging van opzeg ging van het crediet was aangezet tot ver koop van de bollen. In verband met dit laatste vorderde de officier van justitie 7 dagen gevangenis straf wegens verduistering tegen B. Leger en Vloot. Rechtzaken. HAAGSCHE RECHTBANK. De bakker F. G. L. te Bennebroek, wo'on- de in April j.l. teZoeterwoude, waar hij zich als winkelier had gevestigd. Op een suikerkaart van het Rijksdistributiebureau had hij ingevuld dat hij voor 100 K.G. sui- kerbonnen had ingeleverd, terwijl dit in werkelijkheid slechts 52 gulden had bedra gen. Ter zake van valscliheid in geschrifte werd 2 maanden gevangenisstraf tegen hem gevorderd. M. v. d. C., wonende te Haastrecht, fcad op afbetaling een fiets gekocht van een rij- Groot verlof. Thans is definitief bepaald dat in het genot van groot verlof zullen worden ge steld: Op 29 November de dienstplichtigen be- hoorende tot de compagnieën wielrijders, 'ingelijfd in het tijdvak 17—21 Maart 1919, en zij die behooren tot de regimenten ves ting-artillerie e>n ingelijfd zijn in het tijd vak 17—21 Maart 1919. Op 13 December zij, die behooren tot de genie en ingelijfd zijn in het tijdvak 1—5 October 1918. Op 20 December zij die behooren tot de regimenten infanterie (grenadiers en ja- gors hieronder begrepen), die zijn ii ge- lij fd in de tijdvakken 1418 October 1918 £n 17—21 Maart 1919. Ten aanzien van allen, die op de ge noemde data met groot verlof vertrekken is bepaald: 1. Zij die niet per spoor reizen, alsmede de Israëlieten, kunnen den dag te voren, na afloop van den dienst vertrekken, 2. Zij, die met bijzonder verlof zijn, moe ten bericht ontvangen, dat aan hen, in den" datum. groot verlor is verieencr. 3. Zij, die gedetacheerd zijn, koeren tij dig naar hun korpsen terug, terwijl het niet de bedoeling'is de vertrekkenden thans reeds met het oog op een eventucele mobi lisatie van nieuwe -bleeding te voorzien, indien zij nóg bruikbare hebben. 4. Het -is de bedoeling dat. al het perso neel van de genoemde categoriën in de ge legenheid wordt gesteld om te vertrekken, met uitzondering slechts van hen. die moe ten nadienen wegens straf of schuld en van hen, die den wensch tot nadienen kenbaar maken en wier voortgezet verblijf onder de wapenen een dienstbelang wordt geacht. In verband met dit laatste is bepaald, dat vanaf 29 Nov. a.s. bij geen enkel onder deel van de landmacht militairen onder de_ wapenen mogen worden gehouden* die behooren tot ploegen, die reeds in het ge not van groot verlof werden gesteld en tot dusverre tegen den wensch wegens gekort aan personeel en dus uit dienstbe lang moesten worden achtergehouden. STADSNIEUWS. DE BEGROOTINO. i. Verschenen is het algemeen verslag van het verhandelde in de secties van den Ge meenteraad bij het onderzoek van de ont- werp-begrooting der gemeente Leiden voor :hefc jaar 1920 met de Memorie van Ant woord van Burgemeester en Wethouders. Deze schriftelijke behandeling vam de bei grooling dient, zooals bekend, tot leiddraad bij de behandeling op Donderdag 27 No vember. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. Een groot gedeelte der algemeene be schouwingen wordt in beslag genomen door bespiegelingen over de samen stelling van bet College van B. on W. on van de verschillende vasto raadscommissies, -terwijl in dit verband ook nog aan de verkiezing voor en de samenstelling van den gemeenteraad eenige beschouwin gen zijn gewijd. De financieels toestand der gemeente. In tegenstelling inet het lid, dat de fi- nancieele vooruitzichten van de gemeente met opzet zwart gekleurd noemt on van oordeel is, dat de gemeente Leiden er nog niet 2oo slecht voor staat, gelooven B. en W. dat dc financ.ieeïe toestand van onze gemeente zelfs in nog meerdere mate dan die van andere groote gemeenten zorgwek kend is te noemen. De belastingen gaan dan ook, zooals van andere zijde in het verslag wordt opgemerkt, naar de meening van B. en W. „haast" de» draagkracht der ingezetenen te boven en het zal de vraag zijn, of die draagkracht in het algemeen niet weldra zal worden overschreden. Een gevolg hiervan zal volgens B. en W. na tuurlijk zijn, dat de personen met hoogere inkomens Leiden hoe langer hoe rnéer gaan verlaten of zich aldaar niet vestigen. In (het verslag wordt dit door een lid botwij- feld, doch cle praktijk leert, zeggen li. en W., anders. Tot staving van zijn bewering, dat Lei den er nog -niet zoo slecht voorstaat, voért een lid aan, dat het geld tegenwoordig slechts halve waarde heeft en dus ook d# schuld van cle gemeente- slechts op de helft {neerkomt. De logica in deze redeneering ontgaat B. en W. ten eenenmale. Blijkbaar is daarbij alleen gelet op de geldswaarde, doch voor biji gecien, dat de verhouding toch dezelfde blijft. Al ds de waarde- van het geld ver minderd, de -schuld van de gemeente blijft toch even groot. Ging de in 't verslag aan gegeven redeneering op, dan zou men ook niet kunnen zeggen, dat de verschillende levensbehoeften of de huishuren duurder zijn geworden. En daaromtrent zal toch wel niemand in twijfel verkeeren. Middelen om tekorten te dekken. In het verslag worden verder een d r i e- t al middelen -aangegeven, om de tekorten te dekken. B, en W. antwoorden naar aan leiding daarvan, „Omtrent de invoering van een straat belasting hopen wij binnenkort een voorstel bij u aanhangig te maken. Een veifiooging van dc b e la s t i n g op de publieke vermakelijkhe- den zal door ons college in ernstige over weging worden genomen. Ook een herziening van de belasting op de honden zal -door ons worden drongen, vanzelf onder oogen zal worden gezien. Wij vreezen echter, dat de opbrengst niet veel hooger zal zijn. dan thans." f Onderwerpen op Onderwijsgebied. Tegen invoering van een evenredige schoolgeldheffingj zooaTs door eenige leden werd gewensch-t zijn B. en W. in principe niet gekant. Een dergelijke hef fing bestaat reeds ten opzichte van de Hoogere Burgerschool voor meisjes en de Gemeentelijke Kweekschool voor onderwij zers en onderwijzeressen, vooreooveel de afdeeling A betreft Of en zoo ja in hoever ■doorvoering ook ten opzichte van andere inrichtingen van onderwijs wenschelijk is, zal. een punt van overweging bij hun Col lege uitmaken, mede in verband met de bij de Staten-Generaal aanhangige nieuwe onderwij svoorst ellen Over het z.g. ambulantisme, wc-lks wenschelijkheid door eenige leden naar voren is gebracht, zeggen B. en W. nog te jstaan op het standpunt ,,'dat afschaffing van het ambulantisme hier ter stede noch in het belang van het lager onderwijs noch in het financieel belang der gemeente kam worden geacht te zijn." In verband met de onderwijsvoorstellcn van minister De Vries lijkt het B. en W. Ithans piet het meest geschikte oogenblik; om het vraagstuk der s t a n d ein s c h 0- 1 e n aan de otrde te stellen. Na de totstand koming dier voorstellen kan dit vraagstuk zoo noodig nader worden ter hand geno men. Tegón kosteloos o n d e r w ij s, waarop mede in het verslag wordt aange drongen, verzet zich. aldus B. en W., ar- FEUILLETON. VERWISSELD. 17) Ilolm wierp een onrustigen blik op den zieke en wist niet of hij gaan dan wel hlij- ven- moest. Om zijn ongerustheid te deen verdwijnen, had hij nog willen vragen of Frangois* ongesteldheid in verband stond met het wegblijven der beide graven van het feest, maar hét gelukte hem niet deze vraag te plaatsen. Ontstemd en diep terneergeslagen, keer de hij naar de salons terug. Het souper zou juist opgediend worden. Olga werd aan tafel geleid door den rij ken bankier Goldstein, die haar reeds vroe ger allerlei opmerkzaamheden had bewezen zonder dat ze daar acht op sloeg. Nu echter stond de zaak anders, en ze nam Goldstein's beleefdheden vriendelijker dan ooit'aan. Stephanie trad de Kleedkamer binnen. „Geef me eens een1 naald met blauwe zijde, Kathe", sprak ze tot het daar wach tende meisje, „ik heb een scheur in mijn japon gekregen." .Kathe wilde zich haasten, de aangerichte schade te herstellen, maar Stephanie merk te, dat haar hand-en beefden. „Wat Scheelt er aan?" vroeg ze. „Je schreit ook, heb je verdriet?" „Mijn vader is zoo ziek", antwoordde het jonge meisje, in snikken uitbarstende. „En nu moet ik hier in de garderobe blijven en de -dames bedienen en kan niet eens mijn vader oppassen." „Maar gij zult toch zeker hier wel ver vangen kunnen worden?" „Neen, juffrouw, ik ben nu al drie uren hier en zit in de grootste onrust, hoe het met vader zijn zou." „Je zult het dadelijk weten", sprak Ste phanie en wendde zich naar de deur. „Maar u zult toch zeker zelf niet gaan, en dan in dat dunne baltoilet?" „Geef me dan maar even een van die mantels daar aan", sprak het jonge meisje. „Hoe lief van u", antwoordde Kathe ont roerd. Stephanie daalde het trapje af, dat naar Frangois' kamer voerde, en klopte aan. Niemand echter antwoordde. Het meisje werd ongerust: zou men dan den zieke daar maar zoo alleen hebben laten liggen? Ze opende zachtjes de deur om den ouden man niet wakker te maken, wanneer deze soms mocht slapen. Toen haar öogen wat aan het halfdonker gewend waren, zag ze dat de zieke toch niet alleen'was. Een jonge man lag voor-het bed neergeknield. Naderbij komend, her kende zij den jongen gast der familie Holm. Deze had haar intusschen ook bemerkt en 'richtte zich langzaam, als half verdoofd, op. Ze waren beiden even verbaasd en ver rast, elkaar hier aan te treffen. „Kathe wenschte bericht van haar va ders toestand", sprak ze. „Kunt u me zeg-' gen hoe het met den zieke is?" „Dr. Yon Reihérn geeft weinig hoop", sprak de jonge man op doffen toon, „Ik heb hem gevraagd, mevrouw Holm te ver zoeken, om een geestelijke te zenden." „En denkt u dat mevrouw dat doen zal", risp Stephanie uit. „Het is meer dan hoog tijd." „Toch zullen ze het niet doen en zeker niet voordat de soiree af geloopen en de laatste gast vertrokken is." „En wanneer het dan eens te laat was?" Stephanie boog het hoofd. „Is er dan niemand hier, die zich eens om dezen armen zieke bekommert", riep de jongeling uit. „Dan moet ik zelf gaan. Ik kan hem nog beter zonder verzorging hier laten liggen dan dat hij onverzoend met God de eeuwigheid ingaat." Het jonge meisje keek hem verbaasd aan: zij kon zich'zijn hartstochtelijke opgewon denheid niet verklaren. „Gij zult alles begrijpen en maar al te spoedig vernemen wat dit te beteekenen heeft", ging de jonge Raimond met. bevende stem voort. „Wees over den zieke niet ongerust", sprak Stephanie'zachtjes, ,,de zieke zal niet onverzorgd hier blijven liggen. Ik bliif bij hem, totdat gij terug komt. Vergeet intus schen niet, Kathe even in te lichten." Raimond snelde heen en stond een oogenblik later voor de jonge kamenier. „Zijt gij het, mijnheer de graaf", sprak het jonge meisje verschrikt op het zien van zijn doodsbleek gelaat. Mijnheer de graaf! Zoo noemde hem zijn zuster, Olga's kamermeisje. De ge dachte aan den afstand, die hem nu van zijn geliefde scheidde, deed hem duizelen. „Ik breng u bericht van uw vader", sprak hij. „Het gevaar is helaas zeer groot: kunt ge niemand vinden die u hier vervangt, op dat ge aan het ziekbed kunt blijven?" '"Zonder op haar antwoord te wachten, stormde hij naar buiten in den kouden win ternacht. Iedere andere gedachte moest wijken voor die aan het zielenheil van hem, dien hij" zoo plotseling als zijn vader had leeren kennen. „U zult toch zelf moeten bekenten", sprak mevrouw Hqlm tot dr. von Reihern, „dat die ideeën ietwat overspannen mogen heeten. 'Zoo erg vroom is Frangois nooit jeweest, en bovendien heeft de oude man toch zelf het verlangen om een geestelijke niet uitgesproken......" „Nadat graaf Siegfried hem ernstig toe gesproken had, verklaarde hij zich bereid een priester te ontvangen," sprak dr. von Reihern ernstig. „Dan heeft de graaf mij een heel slech ten dienst bewezen", antwoordde mevrouw Holm verdrietig. „Ik heb al mijn bedienden noodig en kan op het oogenblik nd uitzenden. Bovendien zou het op ten een alleronaangenaamsten in<U. ma ken, wanneer ze op deze manier vei namen, dat er hier een stervende in huis is. Het zou natuurlijk niet gaan, om als de priester hier -in iiuis was, het bal te laten voortdu ren. En al is Frangois nu ook altijd een zeer bruikbaar mensch geweest, we kunnen toch om de bekeeringswoede van den jon gen graaf tegemoet te komen, het genoegen van onze vrienden en kennissen, 5Te zich' van avond allen zooveel beleefder en harte lijker betoond hebben dan hij, niet opoffe ren." „Dus om een klein genoegen van uw vrienden en kennissen, niet te verstoren, zoudt u het op uw geweten durven nemen, een stervende de laatste vertroostingen van den godsdienst tc onthouden?" „Och, aan kerkelijke plechtigheden hecht i ik zoo groot gewicht niet. Frangois kwam

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1919 | | pagina 3