Tweede Blad. Woensdag 17 Sept. 1919 DE DOCHTER VAN DEN BEELDHOUWER. EEN SMEEKBEDE. Aan een te eerbiedigen oproep geven wij gaarne gehoor en plaatsen onderstaande treffende smeekbede. Wij willigen het ons gedane verzoek gaarne in, omdat de nood in Vlaanderen zoo hoog is, omdat het Vlaamsche volk ons zoo na is verwant', als Katholiek volk, hetwelk zich het krachtigst tegeri de annexatie-begeerte heeft verzet. Wij openen tevens een ïnschrijvingslijst... Ja, er wordt veel gevraagd. Doch zeer velen lortzci zijn zoo r ij k, in vergelijking met de 'door den oorlog geslagen bevolking van Vlaanderen! Wij vertrouwen daarom an dermaal op de liefdadigheid M.M. Bij het einde der gruwelen van den oor log. en geslagen door een ramp zonder weerga iri de geschiedenis, kom ik. burger hran het onheilvolle België, bisschop van •Brugge, het meest geteisterde bisdom van dit larid, de liand reiken, bij een volk dat, God dank, den last dier gruwelvolle dagen niet gekend heeft. Eertijds vroegen de Christenheden door tie wereld heen verspreid aan België om hulpmiddelen en zendelingen: thans wend ik mij tot hen, uit naam dier liefdadigheid, die ons dan aanzette om ze te helpen stich ten! en in 't leven honden. Het is immers niet aan mijn landgenoo- ten dat ik een oproep richten kan: België uitgeput; dc bronnen onzer welvaart zijn leeggeloopen, en in mijn bisdom heb ik steen voor steen, het werk van verschillen de eeuwen, zien instorten. Van t erfgoed dat mij mijne voorgangers hadden nagela ten, blijft heden weinig meer over dan puinhoopen, en een volk welks inspanning en middelen zijn uitgeput! Waar vroeger, door ons toedoen, een hcele inrichting was tot stand gekomen van talrijke en zeer uitgebreide maatschappelij ke werken, scholen, opvoedingshuizen, toevluchtsoorden, hospitalen, kosthuizen, kloosters, patronaten en werkliedenkrin gen ten prijze van kostelijke en geduldige opofferingen, daar blijven heden slechts droeve puïnen over; en onze cfngelukkige 'diocesanen hebben er, volgens de uitdruk king onzer vijanden, enkel hun öogen over om te sclireien. Dit volk, vier jaren uiteengespreid; komt thans droevig naar zijn verwoeste dorpen weder, naar zijn kerken, die onder 't ge weld der obussen zijn neergeslagen, in een woestenij die door loopgrachten en verde digingswerken doorsneden is. De Yzerstreek is maar een slijkerig moe ras meer; Yper een onbewoonbaar puin, Diksmuiden en Nieuwpoort bestaan niet meer; Roeselaere, Meessen, de nijverheids- steden op de Leie-oevers, Komen, Waas ten. Wervik zijn verpuind of ten gronde toe verwoest. Op de gevechtsliin zij'n 'alle dorpen, wel een honderdtal, vernietigd; de vroeger zoo vruchtbare bouwlanden, zijn tot aan bun ondergrond omwoeld, 150 ker ken zullen herbouwd moeten worden; hon derden kloosters, scholen, patronaten zul len heropgericht moeten worden. Het overige van mijn bisdom is vier jaar lang bevat geweest in het operatiegebied; enkel in mijn bisschoppelijke stad Brugge, werden mijn Seminarie, mijne colleges, mijne pensionaten, mijne weezengestichten, mijne lokalen voor de werken, mijne kloos ters voor mannen eri vrouwen, met geweld ontruimd, en tot kazernes omgeschapen! In al de andere steden en in de meeste dor pen ging het ér dergelijk op toe. De schade wordt op verschillende hon derden raillioen frank berekend. Toen we dc bitterste uren van ons lijden doormaakten, kwamen ons uit uw iand kooveel bewijzen van warme genegenheid toe, dat we, nu rust en vrede zijn ingetre den, niet aarzelen nogmaals de pogen te Venden tot u en onze opbeuring van u ver wachten. Hoevelen onder u werden door onze el lenden tot in het hart bewogen! Politieke sociale voormannen, handelaars, geleer den en denkers, vrouwen uit alle standen fier samenleving, niemand heeft een oogenblik degenen vergeten, die door de oorlogsroede zoo hard werden geslagen. Tot u allen dan richt ik mijnen oproep! 'Komt het bisdom van Brugge ter hulp én 'in de roemrijke Yzerstreek zal uwe groote liefdadigheid vereeuwigd worden door het onuitwischbaar getuigenis onzer heropge bouwde kerken en scholen. In mijne hoofdkerk zal een gedenkteeken het guldenboek der weldoeners voor de ko* Inende geslachten bewaren. De Liefde heeft ons vcreenigd gedurende vleze harde tijden; we zullen door liefde .vereenigd blijven in Chrislo; wat, na deze fcware beroeringen,, de Liefde zal hebben heropgebouwd, zal voor u bij ons aller Meester ten beste spreken. liet Diocesaan Komiteit, Voorzitter G. I. EPISC. BRUGEN. Bisschop van Brugge. Kan. H. VAN DEN BERGHE, S. T. D., Vicaris-Generaal. Kan. C. CALLEWAERT, J. C. L., Voorzitter van het Groot-Seminarie. Kan. A. ISERBYT, Pastoor der hoofdkerk. Kan. A. DE SMET, S. Th. L.. Lceraar aan het Groot-Seminarie. Kan. D. REYNAERT. Principaal van het St. Lodewijkscollege. E. H. J. B1TTREMIEUX, Ph. S. T. D„ Leeraar aan de Hoogeschool en het Amerikaansch College te Leuven. E. H. R. HOORNAERT, Onder-Secretaris van het Bisdom. Mr. M. ALLIAUME. Leeraar in de Wetenschappen aan de Hoogeschool te Leuven.. Heer KAREL BEIJAERT, Schrijver van het Komiteit. P.S. Wij verzoeken de E.E. H.H. Pas toors de goedheid te willen hebben dezen brief op den predikstoel af te lezen, en op eenen of anderen Zondag- voor dé behoef ten van ons bisdom eerie omhaling te doen, we-bidden hen nog de pers hunner stad te willen uitnoodigen dezen brief over te drukken en een inschrijvingsbiljet in hare kolommen te openen. We bidden ook de bestuurders der hoo- gescholen, colleges, pensionaten en scho len. dezen brief aan hunne leerlingen te willen voorlezen, opdat zij als Apostels mo gen medewerken om on§ bisdom uit zijne puinen te doen heroprijzen. We weten bij ondervinding welke won deren het Apostolaat der jeugd kan ver richten. Zii zullen wel willen vragen aan hunne leerlingen een deeltje hunner spaar penningen af te staan en' bij hunne ouders en vrienden om een aalmoes te verzoeken. Wij van onzen kant. zullen onzen God- delijken Meester bidden, hen te zegenen, want hun zullen wij de heropening onzer kerken, colleges- en scholen te danken hebben. Indien gij ons wilt bijstaan door bij- gaanden brief te verspreiden, weest zoo goed ons te laten weten het getal exem plaren dat gij wenscht te ontvangen. Beleefd verzoek alle giften te laten ge worden aan Z. D. H. Mgr. Waffelaert,. Bisschop van Brugge. Het Komiteit. Eerbiedig!ijk voeg ik mij bij Zijne Hoog waardigheid den Bisschop van Brugge, om een dringenden oproep te richten tot de sympathieke milddadigheid onzer broede ren uit het vreemde, voor het heroprichten der kerken, kloosters, scholen van de pro vincie West-Vlaanderen, .die meer dan eenig ander land aan de gruwelen van dezen oorlog heeft geleden. (get.) Graaf Am. VISART DE BOCARME, Burgemeester der stad Brugge. De Goeverneur van West-Vlaanderen aanziet het aLs een plicht zijn- stem te voe gen bij deze van Zijne Hoogwaardigheid dén Bisschop van Brugge, wiens bisdom zoo schrikkelijk beproefd is geweest. Met Zijne Hoogwaardigheid zendt hij eenen dringenden oproep tot de milddadigheid van liefdadige personen, ten voordeele van het heroprichten-van het groot getal ker ken, scholen, kloosters^ ten gronde geruï neerd en Vernietigd in dezen oorlog. - (get.) JACQUES DE BISTHOVEN, Goeveraeur van West-Vlaanderen. WOEKERWINSTEN. (Ingezonden.) In uw blad van 10 dezer las ik, dat het Centraal Hanze-bureau te 's-Hertogen- bosch middelen beraamt voor dc bestrij ding der prijsopdrijving. Op zich zelf be schouwd is dat inderdaad een prachtig denkbeeld, doch volgens mijn be-scheiden meening is het nu niet in hoofdzaak den middenstand, die de levensbehoefte duur maakt, en de grootste O.W. maakte, of nog maakt. (Hiermede zijn wij, ook de re geering, ook natuurlijk, het Hanze-bureau het met den inzender eens. Red.) Helaas is het door het publick' maar al- te veel gesputterd tegen den noesten, ijve- rigen middenstander, wanneer men zag, dat het hem iets beter ging dan voorheen, hoewel echter nog geen sprake was van O.W. Waar echter de grootste O.W. wordt ge maakt, en waar een der grootste factoren is van de dure levensbehoefte-moge blijken uit het volgende: Onder den titel „Periculum in Mora" lezen wij in ,,St. Christoffel". o. m.: ,,Over de oorzaak der duurte valt heel wat te theoretiseertn. Dat de hoogere loonen den levensstan daard eenigszins verhoogen, is vrij zeker, vast staat echter, dat de hoogere loonen niet alleen, doch slechts voor een gering deel de oorzaak zijn der duurte. Veel meer dragen daartoe bij de ongehoorde winsten die er in menige onderneming gemaakt of genomen wordt. Als men ziet, dat b.v. in de bruinkool industrie iemand in enkele jaren van een voudig burger multi-millionair kan wor den, dan vraagt men zich af, waarvoor is het noodig, dat de kolenprijzen nog steeds zoo hoog blijven. Als men ziet dat verschillende groote scheepvaartmnafschappijeri in een paar jaren tijds; naast een volledige afschrij ving van het geheele bedrijfskapitaal nog vrij bcteekenende winsten uitkeeren, dan vraagt men zich terecht af, waarvoor moe ten die vrachtprijzen nog zoo hoog blijven. Als men ziet. dat enkele suikeronderne mingen een dividend verwachten van 100 pet., en het volgende jaar nog meer voor spellen. dan vraagt men niet weinig ont stemd. waarom dien prijs nu nog weer hooger toe Te laten. Als men ziet, dat onderscheidene tabaks en sigarenfabrieken van 30 tot 50 pet. di vidend uitkeei-den. dan rijst alweer de vraag; waartoe die dure sigai® en tabaks- prijzen. Als men weet, dat de Bataafscho Petro- leumrnaatschappij, nog maar' een kleintje onder do zusters, een winstje- maakte in 1918 va nrtimOO millioen gulden, dan zal het menigeen zeker bevreemden, dat de pe troleum weer met oen cent per liter ofwel 5 pet. wordt verhoogd vanwege de duurte van alles, ziet u. Als men ziet, dat de ijzer- en staal-prij zen weer nijging" hebben om te stijgen, vanwege de groote vraag dan zal men zeker groote oogen opzetten, als men ver neemt, dat een dre grootste huizen in dat artikel, de firma Stokvis Co. Lmt., in 1918 op een bedrijfskapitaal van 9.300,000, een dividend konden uitkeeren van 116 pet. Als men verneemt, dat de katoenprijzen we^- omhoog zijn gegaan, ook vanwege de hooge loonen cn vrachten, en dat van goed- kooper worden vooralsnog geen sprake kan zij'n, dan zal het evenzeer bevreemden, als men verneemt, dat de winst-Mi van di verse katoenrnagnaten in Twente in vier jaren tijds van 125,000 tot 725,000 en van 185,000 tot 993,000 gulden zijn opgeklom men, alles dank zij de hooge loonen en de dure vrachtprijzen». Zoo zouden we kunnen doorgaan, maar waartoe meer? Uit het hier aangehaalde blijkt ondubbelzinnig, dat dè duurte van den huidigen tijd niet tot oorzaak heeft de hoogere loonen, maar dat de oorzaak is de schromelijke.winsthonger der groot- ïndustrieelen en des groothandels. Wordt aan die gouddorst geen paal en pre kgesteld of wordt het niet ingeperkt en belemmerd door op even grootsche wij ze de onredelijke kapitaalwinsten te be lasten, dan zullen op den duur zelfs de beste burgerwachten bezwijken voor de tragische werkelijkheid. In verschillende landen, o.a. in Amerika, Engeland en Frankrijk, begint men van regeeringswege in te grijpen door foaal en perk te stellen aan den demoraliseerenden invloed der uitbuiters. Het is te hopen, dat men ook in ons land niet wacht tot het te laat is.- (De regeering zal spoedig in grijpen. Het hoe is in deze zeer moeiliik. Red. E. Crt.) Men concludeert? hieruit niet, dat Wij aan de ondernemers een redelijk winstcij fer zouden misgunnen, integendeel. Een der eerste vereischten van nationale en algemeene welvaart is bloeiende, ergo winst afwerpende handel en industrie, maar woekerwinsten, en wij kunnen het geen anderen naam geven, verhoogen de algemeene welvaart niet, maar buiten de massa uit. Een algeheele opvoering van loonen kan door niemand een kwaad genoemd wor den. In den goeden ouden tijd, d.w.z. eeni ge jaren voor den oorlog, verdiende een werkman in Amerika even spoedig een dollar als hier te lande een gulden, toch was het leven daar niet slechter, veeleer beter te. noemen, want menig riictsbezit- tend emigrant kwam er na eenige jaren van goed werken vandaan met een aardig vermogen. Daaruit volgt, dat een redelijke opvoering van loonen en prijzen nog volstrekt geen misstand is, dat wordt 't echter, als 't uit groeit", tot woeker, zooals we 'helaas in vele takken van handel en nijverheid consta- teeren. Moge onze regeering den toestand inzien, en als tot heden vlug en krachtig ingrij pen, een groot belang is er mee gemoeid." EEN MIDDENSTANDER. Uit de Pers. DE TROONREDE De pers der linkerzijde is verre van on gunstig in haar beoordocling over de ïroónrede. Het vrijzinnige Handelsblad ver klaart: ,.De Troonrede belooft een ernstig streven naar goeden wetgevenden arbeid. De ernst dezer tijden heeft zijn in vloed op geest en toon van de troon rede gehad. De wil om. te doen, om moeilijkheden te overwinnen, om in onze Nederlandsche gemeenschap sa menwerking mogelijk te maken blijkt in de -eerste plaats. Ernst en vastbe radenheid. Vastberadenheid in de eerste plaats tegenover de kuipende en intrigeeren- de zuiderburen, die hun machtige vrienden vleien en beliegen teneinde hen te overreden het recht tegenover ons te verkrachten.. Over de defensie-paragraaf zegt het blad: Wij wijzen er hier tevens op, dat de regeering de oplossing van liet defen sie-vraagstuk wenscht uit te stellen, totdat omtrent de internationale rege ling, door den volkerenbond geoogd, meer zekerheid zal zijn verkregen. Of daarom de keuze van een stelsel van legervorming tot zoolang moet wor den uitgesteld, is een andere vraag. Het heeft er wel wat van alsof hier een lastig vraagstuk aan een met vreugde begrooten kapstok wordt opge hangen. Het vrijzinnige Vaderland ziet in de Troonrede o. i. zoo hèèl juist een beeld van het karakter van den premier. Het eenvoudige karakter van Ruys over wiens jeugd thans alle stemmen verstomd zijn, en die telkens meer de rechte man op de rechte plaats blijkt te wezen, komt in de Troonrede geheel naar voren. Ze. laat duidelijk zien, dat het Ministerie zich bewust is, dat er, al werd er reeds veel gedaan, nog veel meer te doen overblijft, dat ,,de pols slag van dezen tijd"'niet slechts zoo lang moest kloppen tot de vrees voor een 'herhaling van de Novemberdagen tot een minimum was teruggebracht, maar dat het thans de vraag is, hoe wij, juist als in 1848, op den bodem van wet en recht aan de wereld kun nen toonen, dat een vrij volk geen re volutie behoeft, om tot den uitbouw van zijn reeds op gezonde democrati sche fundamenten opgebouwde staats instellingen te komen. Over de defensie-paragraaf is echter het blad heel niet tevreden: In dit verband is het ons groote te leurstelling, dat in deze geheel een afwachtende houding word aangeno men wat trouwens in. strijd is met de motie Bomans, indertijd met 43 tegen 35 stemmen aangenomen. Waar de re geering wenscht toe te treden toT den Volkerenbond, spreekt het vanzelf dat wij over het quantum van onze levende en doode strijdkrachten slechts defini tief zullen kunnen beslissen, wanneer wij omtrent de internationale regeling 'daarvan volledige zekerheid zullen hebben verkregen, maar dat neemt toch niet weg, dat nu reeds vaststaat, dat wij in verband met de gcoote ver mindering van de weermacht van on zen Oostelijken nabuur ook aanzienlijk ■zullen kunnen inkorten. En daarom gaat het niet aan, ook met het oog op onze financiën, vooral nu Vbor dc mo bilisatie door gebrek aan organisëe- rend talent van het legerbestuur ette lijke bonderden millioenen nutteloos zijn uitgegeven, in deze maar voort te gaan met op zien komen te spelen. Om niet te spreken van het ethische ele ment, dat er in gedeelelijke ontwape ning, ook wanneer dit door een kleine natie geschiedt, ligt. Waarbij tevens niet moet vergoten worden, dat als het geval zich zou voordoen, wat door ona echter tot de onmogelijkheden wordt gerekend, dat wij weer acte der pré- sence zouden moeten geven, wij over veef grooter aantal geoefende troepen beschikken dan in 1914. De oud-liljerale Nieuwe Courant, die niet ontevreden blijkt over de Troon rede in haar geheel, mokt natuurlijk tegen de voorgestelde sociale maatregelen, waar bij zij intusschen minister Aalberso prijst op diens .onvermoeide arbeidzaamheid". Niet zonder schrik bespeuren wij, dat de onvermoeibare arbeidzaamheid van minister Aalberse ons <4reigt gelukkig te maken met allerlei regelingen en maatregelen in den zin als door heti R. K.' Congres van den Raad van Be drijven werden gewenscht. Juist nu in den strijd der natiën alles wat tot vcr- hocging onzer economische weerbaar heid zou kunnen strekken, moet wor den vrijgemaakt voor dit doel achten wij de banden, die R. K. economen aan onze bedrijven willen aanleggen, een gevaar. Weliswaar zal ook hier op den duur de wal het schip wel keeren, maar inmiddels kan onberekenbaar en onherstelbaar kwaad zijn aange richt. Wij hopen, dat de minister erin zal slagen, en van dit plan namen wij met genoegdoening kennis, middelen ■te vinden, die een vreedzame bijleg ging van arbeidsgeschillen mogelijk maken. Ten slotte dc N ieuwe R o 11. Cr t., die ronduit naar aanleidTTIg van de Troon rede verklaart. ,,dat de regeering de tee- kencn der tijden verstaht". Het blad zegt o.m.: De arbeidsparagraaf is niet onbe langrijk, en de meer algemeen sociale evenmin. Maar wij moeten raar het stuk zelf verwijzen. Een uitzondering maken wij slechts voor hetgeen over de steenkool aangekondigd wordt. Ook hier blijkt de regeering de dringende behoeften van dezen tijd juist te pei len. „Voorstellen tot bevordering van de steenkolenproductie zullen u onver wijld bereiken.*' Is hier uitbreiding van de staatsmij nen bedoeld? Komt er een ontwerp, waardoor eindelijk de Peelvelden in. de ontginning zullen worden betrokken? Te hopen is, dat de te kwader ure verdreven ondernemingslust zich ten gevolge van de aangekondigde voor stellen weer tot de steenkooldelving zal kunnen gaan wonden. Onze steen koolvoorziening had er heel wat beter voor kunnen staan, indien ook hier voor particuliere energie terrein ware opengelaten. Meer zullen wij er voor het oogenblik niet van zeggen. Over de defensie-paragraaf is ook dit blad niet te spreken. Het noemt deze „ta melijk poover". Hot Volk mag natuurlijk niets goeds zien in het werk van den tegenstander. Hoewel de Troonrede juist het uitvoerigst is omtrent de duurte, de belastingen en de buïtenlandsche verhoudingen, zegt heb Ixlad: Deze troonrede is zeker een der lang ste, die ooit uitgesproken zijn. Dc de gelijkheid van haren inhoud is daar aan echter niet evenredig. Met name Taat zij ons vrijwel in het duister ton aanzien van de vraagstukken, die thans het meest de aandacht bezig houden, te weten de duurte, de belastingen en de buitenlandsche verhoudingen. Hier volgen nog enkele persstemmen uit het Katholieke kamp. De Katholieke bladen wijden bij voorkeur? hun aandacht aan de defensie-paragraaf. De T ij d zegt hiervan: Stellig spreekt de regeering zich uit om trent het defensie-vraagstuk: haar oplos sing kan eerst ter hand worden genomen, wanneer omtrent de internationale rege ling, door den voLkerenbond beoogd, meer eekerheid zal zijn verkregen. Een juist standpunt, dat dwingend voorgeschreven wordt door de regeeringsverantwoordelijk- heid. Maar, helaas, geen populair stand punt! En de would-be dernocraen krijgen •nu weer eens gelegenheid, om de regeering een stok tussehen de beenen te werpen.- Onze arbeiders, die een jaar lang tijd heb ben gehad, om dit kabinet te leerën ken nen, zijn echter niet meer zoo dadelijk te vangen en wij zouden hun, die plannen maken, om de regeering vooral op dit punt te bestoken, in gemoede willen aanra- FEUILLETON. pvel 51) Vervolgens zeide hij tot den soldaat: Het gaat .om je leven en je vrijheid. Ik wil je geen kwaad doen, maar ik heb een taak te ■vervullen cn jij moet mehelpen. Je moet me naar de plaats brengen, waar de sleutels •verborgen zijn. Als je me onderweg ver laadt, word ik natuurlijk gevangen geno men, maar ik moet je zeggen, dat je er biets bij wint. Dan zal ik je je eigen dolk laten voelen... Begrepen? Ilij maakte twee gaten op de hoogte van «c oogen in het wambuis, dat het hoofd van den gevangene bedekte en stak hem riet de punt van het wapen in den arm om bcui te toonen, dat zijn bedreigingen niet ijflel waren. De man gaf een teeken, dat hij gereed was. Vooruit, zeide Alain eindelijk, je kent <rize condities. Zij gingen aan wal. Beiden de soldaat met een hoofd vol •wraakplannen, die hij niet durfde uitvoe- Ten- Alain, minder gerust dan hij wel voor Gaf. begaven zich naar den molen. Be roovers hadden in.de ruine "een zaal ingericht, waar zij 's nachts sliepen, boven de holen waar zij liever over dag vertoef den. Nu en dan gebeurde het echter, dat ver- scheidenen van hen, als zij zwaar beschon ken waren, zich niet naar die algemeene slaapplaats begaven, maar hun roes uit sliepen op de tafel, waar zij 's avonds hun avondmaal gebruikt hadden. Die waren te vreezen; op hen rekende de roover om zich van Alain te ontdoen. Maar deze wilde niet, dat zijn gevaarlij ke makker met hem. het binnenste van den molen inging. Toen de soldaat hem de trap van het hol had aangewezen, meende hij genoeg te we ien. Doch alvorens verder ie gaan, besloot hij den roover onschadelijk te maken. Hij bemerkte een haak in den muur. Hij knoop <te de uiteinden van het touw, waarmee hij •de handen van den schurk gebonden had, aan den haak vast. De man, die van het gebruik zijner handen beroofd was, bleef onbewegelijk. Zoo is het goed, kameraad, zei Alain, nadat hij zich overtuigd had, dat het touw stevig bevestigd was. Vervolgens ging hij naar beneden. Hij stiet de deur open. Een sterke wijnluckt sloeg hem op de keel, terwijl een zwaar gesuork zich deed hooien. Hij ging voorzichtig verder. De ingang van de gevangenis van Jeanne en Huguer nette was links. Hij ging dus dien kant uit. Tastend, raakte hij een slaper aan, die zich grommend omkeerde. Alain bewoog zich niet meer. Toen de roover weer rustig geworden was, hernam de jonge man zijn moeilijken •tocht. Maar hij was te ver in het hol doorge drongen en niet aanstonds had hij de ge zochte deur gevonden. Eindelijk voelde hij de enorme spijkers met de groote sleutels er aan, die hij ze nuwachtig van de spijkers nam. Zich omkeerend, stootte hij opnieuw een slapenden roover aan, en de schok was zoo ruw, dat de man ditmaal geheel ontwaakte Kerel! bromde hij, terwijl hij zich dc oogen wreef, kijk toch uit je oogen! Alain verzamelde al zijn moed. Hij hield zich alsof hij ook roover van. beroep was. Je hebt me bijna verbrijzeld door met •je zware lichaam op me te gaan liggen, •antwoordde A.lain. Het is niet waar!... niet waar... niet... antwoordde de andere weer half indomme lend. Eenige oogenblikkcn later was hij bij Hu- guenette en Jeanne. De meisjes weenden van vreugde, toen zij hem terugzagen. Hij opende zachtjes de deur van de gevangenis, waarin hij opge sloten was geweest. De meisjes begaven zich uiterst voorzichtig in dc cel van Alain. Alain gaf het voorbeeld en klom op het venster. Daarna hielp hij ook Huguenette en Jeanne in het bootje stappen. Met een zucht van verlichting stuurde hij •het vaartuig in het midden van den stroom Plotseling weerklonk er een groot ru moer in den molen Wat was er-gebeurd? Alain spande al zijn krachten in om het •bootje zoo snel mogelijk door de golven te te doen snijden. De soldaat, dien Alain gebonden had, had zich los weten te werken. Hij was toen in 't hol afgedaald en daar hij niet kon schreeuwen, greep hij de roo- vers een voor een vast. Eerst hoorde hij slechts vloeken, half sla pend uitgesproken, maar wijl hij volhield, •waren allen eindelijk woedend ontwaakt. Eindelijk maakte een van de mannen licht en zag zijn makker voor zich, het hoofd gehuld in een wambuis met twee gaten, de beide voeten met een touw aan elkaar gebonden, zoodat hij nauwelijks kon loopen. Toen do man van zijn boeien verlost was, vertelde hij alles wat hij wist. Maar Alain was reeds ver wég en de nacht maakte alle nasporing onmogelijk. De roovers zouden hem toch ti achten te achtervolgenMaar spoedig moesten zij erkennen, dat 'hun pogingen vruchteloos waren en ontmoedigd keerden zij naar den molen terug. Ondertusschen sneed het bootje tamelijk snel door het water. Toen Alain meende, dat eik gevaar geweken was, liet hij het vaartuig op het water achter. Doch hun vlucht was nog niet verze kerd, integendeel! Als het zou beginnen te schemeren, zouden de roovers hun opspo ringen wederom aanvangen. Hij moe3t voor het opkomen van de zon in veilig heid zijn. In de verte had hij het dak van een huis bemerkt. Het was Bois Joli, het huisje van vader Mathias. Hij nam den sluier van Huguenette en zijn wambuis en wierp beide kleedingstuk- ken tussehen de biezen. De roovers zouden dan denken, dat do vluchtelingen verdronken waren! Vervolgens begaven de drie vluchtelinge-ft zich op weg naar de boerderij. Zij werden ontvangen evenals Avy eenige dagen te voren. Arme kinderen, murmelde Marie- Jcanne. Zij verwarmde d e arme vluchtelingen, gaf hun melk te drinken en een stevig maal cn begon natuurlijk te vertellen ovei;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1919 | | pagina 3