Tweede Blad.
Woensdag 17 Sept. 1919
DE DOCHTER VAN DEN
BEELDHOUWER.
EEN SMEEKBEDE.
Aan een te eerbiedigen oproep geven wij
gaarne gehoor en plaatsen onderstaande
treffende smeekbede. Wij willigen het ons
gedane verzoek gaarne in, omdat de
nood in Vlaanderen zoo hoog is, omdat het
Vlaamsche volk ons zoo na is verwant', als
Katholiek volk, hetwelk zich het krachtigst
tegeri de annexatie-begeerte heeft verzet.
Wij openen tevens een ïnschrijvingslijst...
Ja, er wordt veel gevraagd. Doch zeer velen
lortzci zijn zoo r ij k, in vergelijking met de
'door den oorlog geslagen bevolking van
Vlaanderen! Wij vertrouwen daarom an
dermaal op de liefdadigheid
M.M.
Bij het einde der gruwelen van den oor
log. en geslagen door een ramp zonder
weerga iri de geschiedenis, kom ik. burger
hran het onheilvolle België, bisschop van
•Brugge, het meest geteisterde bisdom van
dit larid, de liand reiken, bij een volk dat,
God dank, den last dier gruwelvolle dagen
niet gekend heeft.
Eertijds vroegen de Christenheden door
tie wereld heen verspreid aan België om
hulpmiddelen en zendelingen: thans wend
ik mij tot hen, uit naam dier liefdadigheid,
die ons dan aanzette om ze te helpen stich
ten! en in 't leven honden.
Het is immers niet aan mijn landgenoo-
ten dat ik een oproep richten kan: België
uitgeput; dc bronnen onzer welvaart zijn
leeggeloopen, en in mijn bisdom heb ik
steen voor steen, het werk van verschillen
de eeuwen, zien instorten. Van t erfgoed
dat mij mijne voorgangers hadden nagela
ten, blijft heden weinig meer over dan
puinhoopen, en een volk welks inspanning
en middelen zijn uitgeput!
Waar vroeger, door ons toedoen, een
hcele inrichting was tot stand gekomen van
talrijke en zeer uitgebreide maatschappelij
ke werken, scholen, opvoedingshuizen,
toevluchtsoorden, hospitalen, kosthuizen,
kloosters, patronaten en werkliedenkrin
gen ten prijze van kostelijke en geduldige
opofferingen, daar blijven heden slechts
droeve puïnen over; en onze cfngelukkige
'diocesanen hebben er, volgens de uitdruk
king onzer vijanden, enkel hun öogen over
om te sclireien.
Dit volk, vier jaren uiteengespreid; komt
thans droevig naar zijn verwoeste dorpen
weder, naar zijn kerken, die onder 't ge
weld der obussen zijn neergeslagen, in een
woestenij die door loopgrachten en verde
digingswerken doorsneden is.
De Yzerstreek is maar een slijkerig moe
ras meer; Yper een onbewoonbaar puin,
Diksmuiden en Nieuwpoort bestaan niet
meer; Roeselaere, Meessen, de nijverheids-
steden op de Leie-oevers, Komen, Waas
ten. Wervik zijn verpuind of ten gronde
toe verwoest. Op de gevechtsliin zij'n 'alle
dorpen, wel een honderdtal, vernietigd; de
vroeger zoo vruchtbare bouwlanden, zijn
tot aan bun ondergrond omwoeld, 150 ker
ken zullen herbouwd moeten worden; hon
derden kloosters, scholen, patronaten zul
len heropgericht moeten worden.
Het overige van mijn bisdom is vier jaar
lang bevat geweest in het operatiegebied;
enkel in mijn bisschoppelijke stad Brugge,
werden mijn Seminarie, mijne colleges,
mijne pensionaten, mijne weezengestichten,
mijne lokalen voor de werken, mijne kloos
ters voor mannen eri vrouwen, met geweld
ontruimd, en tot kazernes omgeschapen!
In al de andere steden en in de meeste dor
pen ging het ér dergelijk op toe.
De schade wordt op verschillende hon
derden raillioen frank berekend.
Toen we dc bitterste uren van ons lijden
doormaakten, kwamen ons uit uw iand
kooveel bewijzen van warme genegenheid
toe, dat we, nu rust en vrede zijn ingetre
den, niet aarzelen nogmaals de pogen te
Venden tot u en onze opbeuring van u ver
wachten.
Hoevelen onder u werden door onze el
lenden tot in het hart bewogen! Politieke
sociale voormannen, handelaars, geleer
den en denkers, vrouwen uit alle standen
fier samenleving, niemand heeft een
oogenblik degenen vergeten, die door de
oorlogsroede zoo hard werden geslagen.
Tot u allen dan richt ik mijnen oproep!
'Komt het bisdom van Brugge ter hulp én
'in de roemrijke Yzerstreek zal uwe groote
liefdadigheid vereeuwigd worden door het
onuitwischbaar getuigenis onzer heropge
bouwde kerken en scholen.
In mijne hoofdkerk zal een gedenkteeken
het guldenboek der weldoeners voor de ko*
Inende geslachten bewaren.
De Liefde heeft ons vcreenigd gedurende
vleze harde tijden; we zullen door liefde
.vereenigd blijven in Chrislo; wat, na deze
fcware beroeringen,, de Liefde zal hebben
heropgebouwd, zal voor u bij ons aller
Meester ten beste spreken.
liet Diocesaan Komiteit,
Voorzitter G. I. EPISC. BRUGEN.
Bisschop van Brugge.
Kan. H. VAN DEN BERGHE, S. T. D.,
Vicaris-Generaal.
Kan. C. CALLEWAERT, J. C. L.,
Voorzitter van het Groot-Seminarie.
Kan. A. ISERBYT, Pastoor der hoofdkerk.
Kan. A. DE SMET, S. Th. L..
Lceraar aan het Groot-Seminarie.
Kan. D. REYNAERT.
Principaal van het St. Lodewijkscollege.
E. H. J. B1TTREMIEUX, Ph. S. T. D„
Leeraar aan de Hoogeschool en het
Amerikaansch College te Leuven.
E. H. R. HOORNAERT,
Onder-Secretaris van het Bisdom.
Mr. M. ALLIAUME.
Leeraar in de Wetenschappen aan de
Hoogeschool te Leuven..
Heer KAREL BEIJAERT,
Schrijver van het Komiteit.
P.S. Wij verzoeken de E.E. H.H. Pas
toors de goedheid te willen hebben dezen
brief op den predikstoel af te lezen, en op
eenen of anderen Zondag- voor dé behoef
ten van ons bisdom eerie omhaling te doen,
we-bidden hen nog de pers hunner stad te
willen uitnoodigen dezen brief over te
drukken en een inschrijvingsbiljet in hare
kolommen te openen.
We bidden ook de bestuurders der hoo-
gescholen, colleges, pensionaten en scho
len. dezen brief aan hunne leerlingen te
willen voorlezen, opdat zij als Apostels mo
gen medewerken om on§ bisdom uit zijne
puinen te doen heroprijzen.
We weten bij ondervinding welke won
deren het Apostolaat der jeugd kan ver
richten. Zii zullen wel willen vragen aan
hunne leerlingen een deeltje hunner spaar
penningen af te staan en' bij hunne ouders
en vrienden om een aalmoes te verzoeken.
Wij van onzen kant. zullen onzen God-
delijken Meester bidden, hen te zegenen,
want hun zullen wij de heropening onzer
kerken, colleges- en scholen te danken
hebben.
Indien gij ons wilt bijstaan door bij-
gaanden brief te verspreiden, weest zoo
goed ons te laten weten het getal exem
plaren dat gij wenscht te ontvangen.
Beleefd verzoek alle giften te laten ge
worden aan Z. D. H. Mgr. Waffelaert,.
Bisschop van Brugge.
Het Komiteit.
Eerbiedig!ijk voeg ik mij bij Zijne Hoog
waardigheid den Bisschop van Brugge, om
een dringenden oproep te richten tot de
sympathieke milddadigheid onzer broede
ren uit het vreemde, voor het heroprichten
der kerken, kloosters, scholen van de pro
vincie West-Vlaanderen, .die meer dan
eenig ander land aan de gruwelen van
dezen oorlog heeft geleden.
(get.) Graaf Am. VISART DE BOCARME,
Burgemeester der stad Brugge.
De Goeverneur van West-Vlaanderen
aanziet het aLs een plicht zijn- stem te voe
gen bij deze van Zijne Hoogwaardigheid
dén Bisschop van Brugge, wiens bisdom
zoo schrikkelijk beproefd is geweest. Met
Zijne Hoogwaardigheid zendt hij eenen
dringenden oproep tot de milddadigheid
van liefdadige personen, ten voordeele van
het heroprichten-van het groot getal ker
ken, scholen, kloosters^ ten gronde geruï
neerd en Vernietigd in dezen oorlog.
- (get.) JACQUES DE BISTHOVEN,
Goeveraeur van West-Vlaanderen.
WOEKERWINSTEN.
(Ingezonden.)
In uw blad van 10 dezer las ik, dat het
Centraal Hanze-bureau te 's-Hertogen-
bosch middelen beraamt voor dc bestrij
ding der prijsopdrijving. Op zich zelf be
schouwd is dat inderdaad een prachtig
denkbeeld, doch volgens mijn be-scheiden
meening is het nu niet in hoofdzaak den
middenstand, die de levensbehoefte duur
maakt, en de grootste O.W. maakte, of
nog maakt. (Hiermede zijn wij, ook de re
geering, ook natuurlijk, het Hanze-bureau
het met den inzender eens. Red.)
Helaas is het door het publick' maar al-
te veel gesputterd tegen den noesten, ijve-
rigen middenstander, wanneer men zag,
dat het hem iets beter ging dan voorheen,
hoewel echter nog geen sprake was van
O.W.
Waar echter de grootste O.W. wordt ge
maakt, en waar een der grootste factoren
is van de dure levensbehoefte-moge blijken
uit het volgende:
Onder den titel „Periculum in Mora"
lezen wij in ,,St. Christoffel". o. m.:
,,Over de oorzaak der duurte valt heel
wat te theoretiseertn.
Dat de hoogere loonen den levensstan
daard eenigszins verhoogen, is vrij zeker,
vast staat echter, dat de hoogere loonen
niet alleen, doch slechts voor een gering
deel de oorzaak zijn der duurte. Veel meer
dragen daartoe bij de ongehoorde winsten
die er in menige onderneming gemaakt of
genomen wordt.
Als men ziet, dat b.v. in de bruinkool
industrie iemand in enkele jaren van een
voudig burger multi-millionair kan wor
den, dan vraagt men zich af, waarvoor is
het noodig, dat de kolenprijzen nog steeds
zoo hoog blijven.
Als men ziet dat verschillende groote
scheepvaartmnafschappijeri in een paar
jaren tijds; naast een volledige afschrij
ving van het geheele bedrijfskapitaal nog
vrij bcteekenende winsten uitkeeren, dan
vraagt men zich terecht af, waarvoor moe
ten die vrachtprijzen nog zoo hoog blijven.
Als men ziet. dat enkele suikeronderne
mingen een dividend verwachten van 100
pet., en het volgende jaar nog meer voor
spellen. dan vraagt men niet weinig ont
stemd. waarom dien prijs nu nog weer
hooger toe Te laten.
Als men ziet, dat onderscheidene tabaks
en sigarenfabrieken van 30 tot 50 pet. di
vidend uitkeei-den. dan rijst alweer de
vraag; waartoe die dure sigai® en tabaks-
prijzen.
Als men weet, dat de Bataafscho Petro-
leumrnaatschappij, nog maar' een kleintje
onder do zusters, een winstje- maakte in
1918 va nrtimOO millioen gulden, dan zal
het menigeen zeker bevreemden, dat de pe
troleum weer met oen cent per liter ofwel
5 pet. wordt verhoogd vanwege de duurte
van alles, ziet u.
Als men ziet, dat de ijzer- en staal-prij
zen weer nijging" hebben om te stijgen,
vanwege de groote vraag dan zal men
zeker groote oogen opzetten, als men ver
neemt, dat een dre grootste huizen in dat
artikel, de firma Stokvis Co. Lmt., in 1918
op een bedrijfskapitaal van 9.300,000, een
dividend konden uitkeeren van 116 pet.
Als men verneemt, dat de katoenprijzen
we^- omhoog zijn gegaan, ook vanwege de
hooge loonen cn vrachten, en dat van goed-
kooper worden vooralsnog geen sprake
kan zij'n, dan zal het evenzeer bevreemden,
als men verneemt, dat de winst-Mi van di
verse katoenrnagnaten in Twente in vier
jaren tijds van 125,000 tot 725,000 en van
185,000 tot 993,000 gulden zijn opgeklom
men, alles dank zij de hooge loonen en de
dure vrachtprijzen».
Zoo zouden we kunnen doorgaan, maar
waartoe meer? Uit het hier aangehaalde
blijkt ondubbelzinnig, dat dè duurte van
den huidigen tijd niet tot oorzaak heeft
de hoogere loonen, maar dat de oorzaak
is de schromelijke.winsthonger der groot-
ïndustrieelen en des groothandels.
Wordt aan die gouddorst geen paal en
pre kgesteld of wordt het niet ingeperkt
en belemmerd door op even grootsche wij
ze de onredelijke kapitaalwinsten te be
lasten, dan zullen op den duur zelfs de
beste burgerwachten bezwijken voor de
tragische werkelijkheid.
In verschillende landen, o.a. in Amerika,
Engeland en Frankrijk, begint men van
regeeringswege in te grijpen door foaal en
perk te stellen aan den demoraliseerenden
invloed der uitbuiters. Het is te hopen, dat
men ook in ons land niet wacht tot het
te laat is.- (De regeering zal spoedig in
grijpen. Het hoe is in deze zeer moeiliik.
Red. E. Crt.)
Men concludeert? hieruit niet, dat Wij
aan de ondernemers een redelijk winstcij
fer zouden misgunnen, integendeel. Een
der eerste vereischten van nationale en
algemeene welvaart is bloeiende, ergo
winst afwerpende handel en industrie,
maar woekerwinsten, en wij kunnen het
geen anderen naam geven, verhoogen de
algemeene welvaart niet, maar buiten de
massa uit.
Een algeheele opvoering van loonen kan
door niemand een kwaad genoemd wor
den. In den goeden ouden tijd, d.w.z. eeni
ge jaren voor den oorlog, verdiende een
werkman in Amerika even spoedig een
dollar als hier te lande een gulden, toch
was het leven daar niet slechter, veeleer
beter te. noemen, want menig riictsbezit-
tend emigrant kwam er na eenige jaren
van goed werken vandaan met een aardig
vermogen.
Daaruit volgt, dat een redelijke opvoering
van loonen en prijzen nog volstrekt geen
misstand is, dat wordt 't echter, als 't uit
groeit", tot woeker, zooals we 'helaas in vele
takken van handel en nijverheid consta-
teeren.
Moge onze regeering den toestand inzien,
en als tot heden vlug en krachtig ingrij
pen, een groot belang is er mee gemoeid."
EEN MIDDENSTANDER.
Uit de Pers.
DE TROONREDE
De pers der linkerzijde is verre van on
gunstig in haar beoordocling over de
ïroónrede.
Het vrijzinnige Handelsblad ver
klaart: ,.De Troonrede belooft een ernstig
streven naar goeden wetgevenden arbeid.
De ernst dezer tijden heeft zijn in
vloed op geest en toon van de troon
rede gehad. De wil om. te doen, om
moeilijkheden te overwinnen, om in
onze Nederlandsche gemeenschap sa
menwerking mogelijk te maken blijkt
in de -eerste plaats. Ernst en vastbe
radenheid.
Vastberadenheid in de eerste plaats
tegenover de kuipende en intrigeeren-
de zuiderburen, die hun machtige
vrienden vleien en beliegen teneinde
hen te overreden het recht tegenover
ons te verkrachten..
Over de defensie-paragraaf zegt het blad:
Wij wijzen er hier tevens op, dat de
regeering de oplossing van liet defen
sie-vraagstuk wenscht uit te stellen,
totdat omtrent de internationale rege
ling, door den volkerenbond geoogd,
meer zekerheid zal zijn verkregen. Of
daarom de keuze van een stelsel van
legervorming tot zoolang moet wor
den uitgesteld, is een andere vraag.
Het heeft er wel wat van alsof hier
een lastig vraagstuk aan een met
vreugde begrooten kapstok wordt opge
hangen.
Het vrijzinnige Vaderland ziet in de
Troonrede o. i. zoo hèèl juist een
beeld van het karakter van den premier.
Het eenvoudige karakter van Ruys
over wiens jeugd thans alle stemmen
verstomd zijn, en die telkens meer de
rechte man op de rechte plaats blijkt
te wezen, komt in de Troonrede geheel
naar voren. Ze. laat duidelijk zien, dat
het Ministerie zich bewust is, dat er,
al werd er reeds veel gedaan, nog veel
meer te doen overblijft, dat ,,de pols
slag van dezen tijd"'niet slechts zoo
lang moest kloppen tot de vrees voor
een 'herhaling van de Novemberdagen
tot een minimum was teruggebracht,
maar dat het thans de vraag is, hoe
wij, juist als in 1848, op den bodem
van wet en recht aan de wereld kun
nen toonen, dat een vrij volk geen re
volutie behoeft, om tot den uitbouw
van zijn reeds op gezonde democrati
sche fundamenten opgebouwde staats
instellingen te komen.
Over de defensie-paragraaf is echter het
blad heel niet tevreden:
In dit verband is het ons groote te
leurstelling, dat in deze geheel een
afwachtende houding word aangeno
men wat trouwens in. strijd is met de
motie Bomans, indertijd met 43 tegen
35 stemmen aangenomen. Waar de re
geering wenscht toe te treden toT den
Volkerenbond, spreekt het vanzelf dat
wij over het quantum van onze levende
en doode strijdkrachten slechts defini
tief zullen kunnen beslissen, wanneer
wij omtrent de internationale regeling
'daarvan volledige zekerheid zullen
hebben verkregen, maar dat neemt
toch niet weg, dat nu reeds vaststaat,
dat wij in verband met de gcoote ver
mindering van de weermacht van on
zen Oostelijken nabuur ook aanzienlijk
■zullen kunnen inkorten. En daarom
gaat het niet aan, ook met het oog op
onze financiën, vooral nu Vbor dc mo
bilisatie door gebrek aan organisëe-
rend talent van het legerbestuur ette
lijke bonderden millioenen nutteloos
zijn uitgegeven, in deze maar voort te
gaan met op zien komen te spelen. Om
niet te spreken van het ethische ele
ment, dat er in gedeelelijke ontwape
ning, ook wanneer dit door een kleine
natie geschiedt, ligt. Waarbij tevens
niet moet vergoten worden, dat als het
geval zich zou voordoen, wat door ona
echter tot de onmogelijkheden wordt
gerekend, dat wij weer acte der pré-
sence zouden moeten geven, wij over
veef grooter aantal geoefende troepen
beschikken dan in 1914.
De oud-liljerale Nieuwe Courant,
die niet ontevreden blijkt over de Troon
rede in haar geheel, mokt natuurlijk tegen
de voorgestelde sociale maatregelen, waar
bij zij intusschen minister Aalberso prijst
op diens .onvermoeide arbeidzaamheid".
Niet zonder schrik bespeuren wij, dat
de onvermoeibare arbeidzaamheid van
minister Aalberse ons <4reigt gelukkig
te maken met allerlei regelingen en
maatregelen in den zin als door heti
R. K.' Congres van den Raad van Be
drijven werden gewenscht. Juist nu in
den strijd der natiën alles wat tot vcr-
hocging onzer economische weerbaar
heid zou kunnen strekken, moet wor
den vrijgemaakt voor dit doel achten
wij de banden, die R. K. economen
aan onze bedrijven willen aanleggen,
een gevaar. Weliswaar zal ook hier op
den duur de wal het schip wel keeren,
maar inmiddels kan onberekenbaar
en onherstelbaar kwaad zijn aange
richt. Wij hopen, dat de minister erin
zal slagen, en van dit plan namen wij
met genoegdoening kennis, middelen
■te vinden, die een vreedzame bijleg
ging van arbeidsgeschillen mogelijk
maken.
Ten slotte dc N ieuwe R o 11. Cr t.,
die ronduit naar aanleidTTIg van de Troon
rede verklaart. ,,dat de regeering de tee-
kencn der tijden verstaht".
Het blad zegt o.m.:
De arbeidsparagraaf is niet onbe
langrijk, en de meer algemeen sociale
evenmin. Maar wij moeten raar het
stuk zelf verwijzen. Een uitzondering
maken wij slechts voor hetgeen over
de steenkool aangekondigd wordt. Ook
hier blijkt de regeering de dringende
behoeften van dezen tijd juist te pei
len. „Voorstellen tot bevordering van
de steenkolenproductie zullen u onver
wijld bereiken.*'
Is hier uitbreiding van de staatsmij
nen bedoeld? Komt er een ontwerp,
waardoor eindelijk de Peelvelden in. de
ontginning zullen worden betrokken?
Te hopen is, dat de te kwader ure
verdreven ondernemingslust zich ten
gevolge van de aangekondigde voor
stellen weer tot de steenkooldelving
zal kunnen gaan wonden. Onze steen
koolvoorziening had er heel wat beter
voor kunnen staan, indien ook hier
voor particuliere energie terrein ware
opengelaten. Meer zullen wij er voor
het oogenblik niet van zeggen.
Over de defensie-paragraaf is ook dit
blad niet te spreken. Het noemt deze „ta
melijk poover".
Hot Volk mag natuurlijk niets goeds
zien in het werk van den tegenstander.
Hoewel de Troonrede juist het uitvoerigst
is omtrent de duurte, de belastingen en de
buïtenlandsche verhoudingen, zegt heb
Ixlad:
Deze troonrede is zeker een der lang
ste, die ooit uitgesproken zijn. Dc de
gelijkheid van haren inhoud is daar
aan echter niet evenredig. Met name
Taat zij ons vrijwel in het duister ton
aanzien van de vraagstukken, die thans
het meest de aandacht bezig houden,
te weten de duurte, de belastingen en
de buitenlandsche verhoudingen.
Hier volgen nog enkele persstemmen uit
het Katholieke kamp.
De Katholieke bladen wijden bij voorkeur?
hun aandacht aan de defensie-paragraaf.
De T ij d zegt hiervan:
Stellig spreekt de regeering zich uit om
trent het defensie-vraagstuk: haar oplos
sing kan eerst ter hand worden genomen,
wanneer omtrent de internationale rege
ling, door den voLkerenbond beoogd, meer
eekerheid zal zijn verkregen. Een juist
standpunt, dat dwingend voorgeschreven
wordt door de regeeringsverantwoordelijk-
heid. Maar, helaas, geen populair stand
punt! En de would-be dernocraen krijgen
•nu weer eens gelegenheid, om de regeering
een stok tussehen de beenen te werpen.-
Onze arbeiders, die een jaar lang tijd heb
ben gehad, om dit kabinet te leerën ken
nen, zijn echter niet meer zoo dadelijk te
vangen en wij zouden hun, die plannen
maken, om de regeering vooral op dit
punt te bestoken, in gemoede willen aanra-
FEUILLETON.
pvel
51)
Vervolgens zeide hij tot den soldaat: Het
gaat .om je leven en je vrijheid. Ik wil je
geen kwaad doen, maar ik heb een taak te
■vervullen cn jij moet mehelpen. Je moet me
naar de plaats brengen, waar de sleutels
•verborgen zijn. Als je me onderweg ver
laadt, word ik natuurlijk gevangen geno
men, maar ik moet je zeggen, dat je er
biets bij wint. Dan zal ik je je eigen dolk
laten voelen... Begrepen?
Ilij maakte twee gaten op de hoogte van
«c oogen in het wambuis, dat het hoofd
van den gevangene bedekte en stak hem
riet de punt van het wapen in den arm om
bcui te toonen, dat zijn bedreigingen niet
ijflel waren. De man gaf een teeken, dat hij
gereed was.
Vooruit, zeide Alain eindelijk, je kent
<rize condities.
Zij gingen aan wal.
Beiden de soldaat met een hoofd vol
•wraakplannen, die hij niet durfde uitvoe-
Ten- Alain, minder gerust dan hij wel voor
Gaf. begaven zich naar den molen.
Be roovers hadden in.de ruine "een zaal
ingericht, waar zij 's nachts sliepen, boven
de holen waar zij liever over dag vertoef
den.
Nu en dan gebeurde het echter, dat ver-
scheidenen van hen, als zij zwaar beschon
ken waren, zich niet naar die algemeene
slaapplaats begaven, maar hun roes uit
sliepen op de tafel, waar zij 's avonds hun
avondmaal gebruikt hadden.
Die waren te vreezen; op hen rekende de
roover om zich van Alain te ontdoen.
Maar deze wilde niet, dat zijn gevaarlij
ke makker met hem. het binnenste van den
molen inging.
Toen de soldaat hem de trap van het hol
had aangewezen, meende hij genoeg te we
ien. Doch alvorens verder ie gaan, besloot
hij den roover onschadelijk te maken. Hij
bemerkte een haak in den muur. Hij knoop
<te de uiteinden van het touw, waarmee hij
•de handen van den schurk gebonden had,
aan den haak vast. De man, die van het
gebruik zijner handen beroofd was, bleef
onbewegelijk.
Zoo is het goed, kameraad, zei Alain,
nadat hij zich overtuigd had, dat het touw
stevig bevestigd was.
Vervolgens ging hij naar beneden.
Hij stiet de deur open.
Een sterke wijnluckt sloeg hem op de
keel, terwijl een zwaar gesuork zich deed
hooien.
Hij ging voorzichtig verder. De ingang
van de gevangenis van Jeanne en Huguer
nette was links. Hij ging dus dien kant uit.
Tastend, raakte hij een slaper aan, die
zich grommend omkeerde.
Alain bewoog zich niet meer.
Toen de roover weer rustig geworden
was, hernam de jonge man zijn moeilijken
•tocht.
Maar hij was te ver in het hol doorge
drongen en niet aanstonds had hij de ge
zochte deur gevonden.
Eindelijk voelde hij de enorme spijkers
met de groote sleutels er aan, die hij ze
nuwachtig van de spijkers nam.
Zich omkeerend, stootte hij opnieuw een
slapenden roover aan, en de schok was zoo
ruw, dat de man ditmaal geheel ontwaakte
Kerel! bromde hij, terwijl hij zich dc
oogen wreef, kijk toch uit je oogen!
Alain verzamelde al zijn moed. Hij hield
zich alsof hij ook roover van. beroep was.
Je hebt me bijna verbrijzeld door met
•je zware lichaam op me te gaan liggen,
•antwoordde A.lain.
Het is niet waar!... niet waar... niet...
antwoordde de andere weer half indomme
lend.
Eenige oogenblikkcn later was hij bij Hu-
guenette en Jeanne.
De meisjes weenden van vreugde, toen
zij hem terugzagen. Hij opende zachtjes de
deur van de gevangenis, waarin hij opge
sloten was geweest. De meisjes begaven
zich uiterst voorzichtig in dc cel van Alain.
Alain gaf het voorbeeld en klom op het
venster. Daarna hielp hij ook Huguenette
en Jeanne in het bootje stappen.
Met een zucht van verlichting stuurde hij
•het vaartuig in het midden van den stroom
Plotseling weerklonk er een groot ru
moer in den molen Wat was er-gebeurd?
Alain spande al zijn krachten in om het
•bootje zoo snel mogelijk door de golven te
te doen snijden.
De soldaat, dien Alain gebonden had,
had zich los weten te werken.
Hij was toen in 't hol afgedaald en daar
hij niet kon schreeuwen, greep hij de roo-
vers een voor een vast.
Eerst hoorde hij slechts vloeken, half sla
pend uitgesproken, maar wijl hij volhield,
•waren allen eindelijk woedend ontwaakt.
Eindelijk maakte een van de mannen
licht en zag zijn makker voor zich, het
hoofd gehuld in een wambuis met twee
gaten, de beide voeten met een touw aan
elkaar gebonden, zoodat hij nauwelijks
kon loopen.
Toen do man van zijn boeien verlost was,
vertelde hij alles wat hij wist.
Maar Alain was reeds ver wég en de
nacht maakte alle nasporing onmogelijk.
De roovers zouden hem toch ti achten te
achtervolgenMaar spoedig moesten zij
erkennen, dat 'hun pogingen vruchteloos
waren en ontmoedigd keerden zij naar den
molen terug.
Ondertusschen sneed het bootje tamelijk
snel door het water. Toen Alain meende,
dat eik gevaar geweken was, liet hij het
vaartuig op het water achter.
Doch hun vlucht was nog niet verze
kerd, integendeel! Als het zou beginnen te
schemeren, zouden de roovers hun opspo
ringen wederom aanvangen. Hij moe3t
voor het opkomen van de zon in veilig
heid zijn.
In de verte had hij het dak van een huis
bemerkt. Het was Bois Joli, het huisje van
vader Mathias.
Hij nam den sluier van Huguenette en
zijn wambuis en wierp beide kleedingstuk-
ken tussehen de biezen.
De roovers zouden dan denken, dat do
vluchtelingen verdronken waren!
Vervolgens begaven de drie vluchtelinge-ft
zich op weg naar de boerderij. Zij werden
ontvangen evenals Avy eenige dagen te
voren.
Arme kinderen, murmelde Marie-
Jcanne.
Zij verwarmde d e arme vluchtelingen,
gaf hun melk te drinken en een stevig
maal cn begon natuurlijk te vertellen ovei;