«en R. K. WerkmeeisteiisLond, araa/r wij
imeenien ter iséandiplaats te s-Hetrtogen-
fcotsdh.
•—II. van E. te Alphen a. d. Rijn en W.
•van der V. te Leiden. Uwe vragen be
treffende die raieuwe •tcndmprijzen na 1 Juli
Luimen 'we niet beantwoorden, omdat de
prijzen wel zijn aangekondigd pi»' K.M.,
(maar wc\g niet defir.dtief Voor bepaol'de
trajecten bekend zijn.
V r a a g: Ik ben van de 3ie ploeg militie
1918, Reg. Grenadiers en Jagers. Indien
deze ploeg met ontrpaald klein verlof
gaat, heb «ik don nog redd op een gelldje-
liiVrn steun, daa-r ik 9 Mei 1919 met za-
Vejivci'lof ffkorren ben. en geen ve.ngoe-
<!"irg genoten jbeb, zoo jo, tot wden moet
ik mij dan wenden?
Antwoord: Rij vertrek imiet onbe
paald (klein) verlof na 31 Jufli a.is. wordt
f Pm vergoeding aan de die-ristpMchticcen
meer toegekend. De 3e ploeg 1918 vertrekt
weilr cedelijlJ eeist 1 October jls. huis
waarts.
W. tb Vdm^nrnar. Die straf van 18 dia-
r rn 'strekt V natuurlijk niet tot. aanbeve
ling; dit. neemt evenwel niet weg, dat wij
U rader, irraair eens te solliciitieeren. Wel-
i»(* t ziin We IVuten. waarvoor ge destijds
die straf beliep, niet van den aard, om
U af te wijzen.
Wetenschappelijke Berichten
PROEVEN VAN TELEPATHIE.
Ronduit gezegd, hebben we nooit veel
op gehad niet .telepathische experimenten.
We hielden ze «steeds voor erg verdacht.
En tcien we vorige week van de Amster-
dam-sche proeven hoorden, trokken we
nog die schouders op. Men begrijpt dus,
dat we Zatermiddag extra op ons qui
\tive wiaren, itoem de aangekondigde proe
ven van Dh. Rubini plaats hadden. Maar
al gauw konden we constatieeren, dat van
beavog bij Rubirti geen sprake is. Zonder
twijfel vcet deze vreemdeling e>en bevel,
waarop n.en voortdurend denkt, uit te
veenen, zonder dat men hem door uiter
lijke teekenen den weg wijst. Hoe hij
het doiet, valit nog niet juist te zeggen.
En hoe men het noemen moet, evenmin.
Hij zeilf bestempelt het niet als ge
dachten! azen, maar noemt «telepathie het
„venrogen een opdracht uit te voeren,
die iemand slechts fin gedachten geeft."
Hieruit volgt, da/t voor telepathisch expe
riment twee pen&omear noodig zijn: de op
drachtgever en de telepaat.
yj'ïereerst Ks hiertoe 'volstrekt noodig,
dat de op dracht gever zich van elk detail
van de uüt te voeren opdracht volkomen
bewust is; vooral moet hij, wanneer de
opdracht Tiet gebruiken van verschillen
de voorwerpen vereischt, zefer nauwkeurig
weten, iwaar deze zich bevinden- De op-
dracltgevér mloet in «strenge volgorde al
tijd denken aan datgene, wat Dh. Rubini
het eer6t doen moet om het eindresultaat
te bereiken. B.v. een opdracht luidt. Ru
bini moet een naald, die in het kussen
van een hoekplaats van de 3e rij gestoken
is, daaruit halen. Hij moet ze brengen aan
de dame, die op de 5e stoel van de 8e rij
zit; daarna haar taschje nemen, het ope
nen, er een zakdoek uithalen en daar de
naald insteken. De opdrachtgever moet nu
achtereenvolgens in gedachten bevelen: Ga
rechtuit, naar rechts, naar links, al naar
waar hij zich met Rubini op dat oogen-
blik bevindt.
Wanneer de heer Rubini op de bedoelde
plaats gekomen is, en zoekende bewegin
gen maakt, moeten de in gedachte gege
ven bevelen hem den weg aangeven: Hoo-
ger, dieper, naar rechts, naar links, er uit
nemen enz., al naar de omstandigheden.
Doet Rubini een onderdeel van de hande
ling verkeerd, -dan bevele de opdrachtge
ver* dadelGjk, feultijd vin gedachten, met
kracht. ..Verkeerd" en bevele dan dade
lijk het juiste.
Gaat het experiment aldus, dan heeft
Rubini het vrij zeker, zooals we Zaterdag
middag in eetn -cfer zalen van Centraal
konden constateeren. Daar waren een
drietal medici en een aantal journalisten
bijeen om proeven te nemen. Nadat Ru
bini en zijn impressario hadden kennis
gemaakt, werden de aanwezigen alleen
gelaten om plannen te beramen. Achter
eenvolgens werden eenige toeren glad uit
gevoerd. Zoo luidde het, niet uitgesproken
beved: een bepaald bordje van den wand
nemen, het naar een andere zaal brengen,
cn daar op de piano zetten. In een oog
wenk was dit zonder haperen volvoerd.
Een volgende proef was een sigaren af snij-
FEUILLETON.
EEN EDEL HART.
ei?)
(Vervolg van het Tweede Blad.)
Gievraagd 'hebbende eendge dagen na
te denken, is jonkvrouw de Surgères ver
scheidene kcieren teruggekeerd, telkens bij
hiet vallen van den avond1. De laatste maal
heeft zij mij tien duizend francs afgetield,
op voorwaarde dat ik mij imet het kind te
Parijs ging vestigen, en het deed door
gaan 'aJis mdjn eigen dochtertje. Ik heb
mijn iwotord verpand, maar op raad van
mijn gewezen biechtvader, verklaar ik
dat het kleine meisje dat ik medönerm en
dat voortaan Manie Foulon zal hewten,
datgene is, dat mij ter hand werd gesteld
Idoor mad. Duvïgneau in naam van jonk-
Vrouw de Surgères.
Cléinence Fonlon.
iDe tweede verklaring was veel 'langer
klan de eerste.
Parijs, 20 Maart 1871.
(Reede lanfe vloei ik mij gedreven door
een onbekende kracht om de waarheid te
schrijven. Het komt me voor dat een groot
gevaar het kind bedreigt dat ik groot
breng en aan welk ik gehecht ben als
ware h«et imij.n eigen Woed. Wie weet of
Heze regels het niet zekeren dag nuttig
der uit en rechtervestjeszak van A. naar
den zak vnn 11. overbrengen. Deze proef
slaagde ook zonder haperen. Een derde
met een sigarenkoker, duurde wat langer,
maar werd ook volbracht.
Tot dusver was de beer Rubini met zijn
opdrachtgever steeds verbonden met ko
perdraad. Ook zonder verbinding vol
bracht hij echter verschillende proeven.
Echter róoet de opdrachtgever steeds in
zijn nabijheid blijven. Op deze wijze zocht
hij o.a. in een paar minuten «4 spelden op,
die op verschillende plaatsen verborgen
waren.
Nadat op deze wijze een uur met welge
slaagde proeven voorbijgegaan was, werd
overgegaan tot. een gri-oter experiment.
Rubini nam aan binnen 2 uur een op
dracht uit te voeren, waar ook te vervul
len in Den Haag of Scheveningen.- Drie
doctoren en 3 journalisten maakten een
plan of schrift op. voor Centraal stonden
auto's en te half 3 werd ingestapt, nadat
een filmtoestel, dat heel den tocht mee
maakte, wat gekiekt had.
De opdracht, waarvan alleen de 6 boven-
genoemcTen op de hoogte waren, hield in:
Rubini zou gaan naar de v. Boetzelaar-
laan 2, de stichting voor Indische bedien
den, daar in een bepaalde kamer een
schildeiij (portret van de Koning»n) van
den wand nemen en deze naar Centraal
brengen, op de tafel waar het plan was
opgemaakt.
Rubini besteeg de eerste auto en nam
contact më£ een der lastgevers. Voorop
staand, blootshoofd, met wapperenden
haardos, wees hij den. chauffeur steeds
met do linkerhand den weg. De andere
heeren volgden in een drietal wagens. Ze
draaiden het .-'pui op en voort ging het
langs Gedempte Gracht, Herderstraat,
Brouwersgracht, Prinsegracht, Zuid-West
Buitensingel. Tot zoover ging het in écn
ruk door. Op het kruispunt steeg, de zoe
ker uit om met zijn geleider even pools
hoogte te nemen -- zfin hand uitstrek
kend naar alle hoeken alsof luj naar do
iwlfndilichting zocht. En voort ging het
weer over Noorrl West Ruitensingel, de
Constant Bebeque straat. Conradkade,
waar nog even geaarzeld werd. Beinken-
striat, 2e Schuytstraat, Gr. Hertoginne-
laan, Kranenburger weg. waar weer even
werd uitgestapt, naar de v. Boetsolaar-
laan, eenige huizen te ver. Rubini treu
zelde wat aan een paar deuren en be
steeg weer de wagen. Er werd nu wat
rondgecirkeld door verschillende straten
in de buurt om weer in de v. Boetselaar-
laan terug te keeren. Het mocht echter
nog niet gelukken. Nu werd er veel tij«1
zoek gebracht, eerst met roeren in de
buurt, van Beeklaan naar Frederik Hen
driklaan, eindelijk heel naar Schevenin
gen, langs strandbouleva^d, circus, N.
Duinweg en weer terug naar de v. Boet-
selaarbuurt. Rubini was nu spoedig
klaar. Nabij no. 2 werd gestopt en hij bel
de aan, ging binnen, vond spoedig de ka
mer en direct het bedoelde schilderij, die
hij meenam. In de stichting was het in
middels een heele consternatie. Baboes
e vlogen verschrikt weg.
Het schilderstuk werd in de auto gela
den en Weer werd opgereden. Den terug
weg vond Rbini spoedig. In Centraal
legde hij, ook bijna zonder haperen, het
stuk op de tafel die bedoeld was. Er ging
begrijpelijkerwijs een applaus op. Precies
2 uur had de tocht geduurd, maar er was
een paar maal gesukkeld met autopech,
zoodat hij binnen de twee uur zijn taak
volbracht had.
Onnoodig te zeggen, dat de ongewone
stoet op straat veel bekijks had en dat hij
hoe langer hoe grooter werd. Auto's slo
ten er zich telkens hij aan en een leger
van fietsen volgde. Telkens, bij een spurt,
vielen er veel af, maar even gauw waren
er weer nieuwe.
Van de geslaagde proef werd een proto
col opgemaakt, door de aanwezigen ge-
teekend.
Rubini zal nu deze week in 't publiek
proeven van zijn kunst geven.
„Residentiebode.**
Land- en Tuinbouw.
Onze klein vee teelt.
Ons land ligt tusschen buren, die ons
vee ook het minderwaardige graag
voor goede prijzen willen betrekken. Wat
gelukkig is, zal men zeggen. Maar ook
zijn schaduwzijde heeft, zegt de hoofdre
dacteur van „De Veldpost". Want door
dezen gemakkelijken afzet wordt te min
der de drang gevoeld om het allerbeste
te fokken. En dit zal in de komende tij-
zullen wezen! I<n ieder geval, mijn gewe
ten zegt «mij Idot ik het doeu moot; ik ge
hoorzaam het.
Ik zal dan de zaken vertellen zooahs ze
zijn, ik zweer het op imijn eeuwige zalig
heid. Na tien duizend francs ontvangen
te hebben van jonkvrouw de Surgères,
vestigde ik mij als winkelierster in de
■straat der Koningsflor.itiem. Aan de men-
schcm der buurt heb Ik gezegd dat ik we
duwe en Idat de kleine Marie mijn kind
was. Nicimand heeft aan mijne woorden
getwijfeld, en Ilc heb id'e achting en gene
genheid van iedereen verworven.
De nering 'levert mij niet veel winst op,
maar het kind is gezond, braaf, en «houdt
veel van mij. Dat is het bijzonderste, en
Ik acht mij gelukkig he.t aangenomen te
hebben. Ondanks de schrale broodwinning
zou ik «d«e gelukkigste der vrouwen zijn,
zag ik aan den gezichtseinder geen fcwart
iwolkjei, waar, helaas! den een of anderen
dag wed een bliksemstraal zal uitschdoten,
bm een van ons, misschien wel ons bei
den, te treffen en neer te strekken.
Marie groeide op, zag mij gaarne; ik
vergat meer en meer dat ik niet haar ter
Wereld bracht, toen zekeren avond jonk
vrouw de Surgères voor mij opdaagde».
Dit zal binnenkort drie jaar geleden zijn.
Zij joeg me den schrik op het lijf; want,
feoo waar «ik beef, nooit zag ik booisaardi-
den toch zoo' noodig zijn. Hooge pachten,-
booge arbeidsloonen, hooge Jandprijzen,
zware belastingen, hooge prijzeö voor
productiemiddelen als veevoeder, kunst
mest, landbouwmachines, enz. enz.... Men
mag tegenover die moeilijkheden zich wel
terdege inspannen om ook zijn veebedrijf
zoo winstgevend mogelijk to maken, om
het voordeel per stuk vee zoo groot moge
lijk te doen zijn. Niet in de uitbreiding
van het aantal dieren per hectare zal men
zijn kracht moeten zoeken, dioch in het
houden van dieren van groote waaide.
Nu moet gezegd, dat men in de rund-
veefokkerij en ook in de paardenfokkerij
de goede richting inslaat. Het conservatis
me maakt plaats» voor een beter inzicht,
voor meer ratfoneele denkbeelden. Neen,
nog lang niet overal, maar 't begin is er,
en zienderoogen gaat men vooruit. Ver
schillende fokkers beijveren zich om die
ren te krijgen, welke een zekere fokwaar-
do boven marktwaarde hebben.
Anders is het bij onze kleinveeteelt, bij
de schapen en varkens. Vóór den oorlog
was de afzet dier producten zóó gemakke
lijk, dat men niet den minsten drang ge
voelde om eens iets anders, iets beters te
fokken dan toevalsproducten. Waarom
zou men het doen? Men kreeg op de En-
gelsche markt voor de echtheid van soort
geen dubbeltje mper! En niemand daar
proefde aan zijn lamscoteletje of zijn ham,
of het van een stamboekdier van zuiver
ras en van goede familie, of van een
„wilde" was.
Ten deolo was die redeneering juist.
Niet heelemaal. Want een bepaald uni
form ras geeft toch meer waarborgen om
een constant gewenscht type voor de vet
mesterij en voor de vetweiderij te fokken,
dan een vermenging van allerlei rassen
en typen. Bij het laatste zal men in het
nageslacht verschillen krijgen, met als
gevolg dieren, welke minder de gewensch-
te eigenschappen bezitten. Maar deze
kleine fout daargelaten, dient de vraag
gesteld: of onze kleinveeteelt zich enkel
moet gronden op het afleveren van vleesch-
en spekdieren naar het buitenland. Zou
er ook niet naar gestreefd moeten wor
den om deze dieren zoo volmaakt mogelijk
te doen zijn, opdat de besten onder hen
weer de voortbrengers van een beter na
geslacht kunnen worden? Alleen door een
rationeele teelt is dat volmaakte te be
reiken. Er moet een krachtig zelfbewust
istreven zijn naar verbetering van dat
gene, wat. met het oog op den buiten- en
birmenlandscben handel verbeterd moet
worden. Zonder dat zullen de resultaten
te wisselvallig zijn: het eene jaar zal men
redelijke dieren hebben, het andere min
der goede, een volgend jaar weer beter.
En zoo zal het ook niet de winsten zijn.
Louter geluk beslist! Maar een zaak van
geluk, van loterij mag» höt niet zijn. Men
dient alles te doen, om per stuk vee een
zoo groot mogelijk rendement te krijgen.
Daartoe moeten alle krachten worden in
gespannen, om een zoo gelijkvormig mo
gelijk type te fokken en de fouten, welke
zich in den bouw der dieren voordoen,
■door doelmatige teeltkeus, te verbeteren.
Ook in de kleinveeteelt zal men hoe lan
ger hoe me.er tot het telen van zuivere
rassen moeten komen. Nu een deel er van
door de«n oorlog verdwenen is, zal men
zich direct met succes er op kunnen toe
leggen.
C. B.
A
„Ean goeie boer!"
We dachten wel, dat het iets geschrijf
zou geven. Een pachtheer in Friesland
zou gezegd hebben": 't Scheelt mij niet, of
mijn pachter op de Rijksla«ndbouwwinter-
school is geweest, als hij maar een goeie
boer is!" Daartegen kwam iemand in liet
,,Fr. Wbld." op; hij meende, dat oud-leer
lingen der R. L. W. S. de voorkeur ver
dienden. Een „zuster" van die z.g. onont
wikkelde boeren neemt het nu voor dezen
op. Zij voert aan, dat niet allen in de ge
legenheid waren om van het onderwijs te
profiteeren. Hun vaders hadden geen rui
me beurs als anderen. Maar door noesten
vlijt en door de practijk kregen velen
hunner toch ook vaardigheid en kennis.
Schrijfster hoopt, dat de landeigenaars de
zaak ook eens van dezen kant zullen wil
len bezien.
Een andere inzender, G. P. Terpstra,
geeft toe, dat er meer waardeering voor
de landbouwwetenschap moest zijn; de
ouderen schieten hierin te kort, zij be
roepen zich steeds op hun grijze haren,
op de groote feiten, welke zij vroeger heb
ben beleefd. Maar vraagt hij dan
moeten nu zij, die een diploma hebben,
de voorrang genieten? Is het dan een
uitgemaakte zaak, dat een oud-leerling
een goede boer moet zijn? Er wordt iin 't
geheel geen rekening gehouden met an
ger oogen, afschuwelijker en vastberade
ner gelaat.
Ik kom het kind terughalen, sprak
zij. Gij gaa.t heit mij ter hand stellen.
Nooi«t! heb ik /geantwoord, zonder
juist te wie/ten waauc-m, zonder na te den
ken.
Er is dan een onstuimig tooneel ge
volgd. Als voort gestuwd door eene ik weet
/niet welke macht eindigde ik rncit «te zeg
gen:
Als ge volstrekt wilt, dat ik het kind
afsta, zal ik het doen, maar aan «den com
missaris der wijk, en «hem tevens uitleg
gen, wa«t er destijds tusschen ons voorge
vallen is.
Bij die woorden is jonkvrouw de Sur
gères bleek gewen-den, dat ik meer dan
,ooit overtuigd was zij iat-s kwaads in
het schild voerde.
Ik kwam dan op het denkbeeld haar op
to volgen, cm (tie weten wie zij wals. Niet
•zoodna was zij vewtrokken, of ik siLoot mijn
Winkel en liep haar achterna. Aan liet
voorgeborchte van den Temple haalde ik
haar in. Eenige meters vierder stond een
zwart rijtuig op haar te wachten. Hoewel
,ik naar de vijfltiig ga, ben ik nog tamelijk
tvlug; ook, terwijl zij heit portier sloot,
klampte ik cnij vast aan/ de achterste vee-
inen van het rijtuig. Het was gelukkig zeer
donker, jen mogelijk heeft niemand erg
dere factoren, die van een niet-oudleer-
ling «ook een gooien boer kunnen maken.
Wanneer een landeigenaar alleen reke-,
ning hield met het diploma, dan zou de
mogelijkheid in het geheel niet zijn uit
gesloten, dat mijnheer na eenige jaren
zou zeggen: „Ik heb me vergist". Toch
blijft schrijver den jongeren toevoegen:
Ontwikkelt u.
Nog een vierde, H. H. Snijder, doet een
woordje in 't zakje. Hij stelt het landbouw
onderwijs zeer hoog. „Wij mogen land
bouw en veeteelt niet langer enkel als
een handwerk, maar mede als een we
tenschap beschouwen, die een goed en
grondig onderwijs en een geheeje toewij
ding verlangt." Niet alleen in den land
bouw, maar schier in alle vakken en tak
ken van bedrijf wordt theoretisch en we
tenschappelijk onderwijs als een behoefte
gevoeld, wil men het bedrijf zoo econo
misch mogelijk maken. Maar zeer lang
zaam zal de vooruitgang zijn, wanneer
men van oordeel is, dat alle landbouw
wetenschap overbodig is. Schrijver acht.
het daarom een verblijdend verschijnsel,
dat steeds meerderen de pogingen waar-
deeren van allen die de wetenschap zoe
ken tei populariseeren en onder de boe
ren te brengen. Als theorie en practijk
vereenigd, dan zal de landbouwer zich
nieuwe bronnen tot vooruitgang zien ont
sloten en nieuwe huljfmiddelen zullen hem
ten dienste staan.
C. B.
ALLERLEI.
Iets over muggen.
J. J. v. d. B. schrijft aan de „N. Crt.".
Het weer is heden omgezwaaid, wat wil
zeggen, dat in plaats van d«e groote droog
te er«. warmte der laatste weken, de tem
peratuur ook overdag vrij aardig gedaald
is. Zéér t«»t ongenoegen van de talrijke
muggen, die behoudens wat wind, de laat
ste anderhalve maand niet te klagen
hadden Zij hebben tegen het onverwachte
gure weer een rustig schuilplaatsje ge
zocht, zoodat ik zc met massa's tegen be
schutte muren en dergelijke zie zitten.
Maar ook de mussehen hcbbc-n ze daar in
't vizier gekregen. Wie soms altijd veel
kwaad van® deze rakkers te vertellen heeft
gehad en meent, dat ook /.ij nooit eens nut
verrichten, had dan heden maar eens goed
mceten opletten. De musch, die toch al
wel 't heele jaar door niet vies van een
rupsje of vliegje is, voedt, in dezen tijd
haar jongen hoofdzakelijk met allerlei in
secten. Én, waar zij door lichaamsbouw
do behendigheid enz. van do meeste insec
teneters mist, mogen wij haar dit wel dub
bel gunstig aanrekenen ook.
Op de muggen deun heeft zij gewoonlijk
niet zooveel vat, maar heden zijn er toch
velen binnen haar bereik. Tegen en tus
schen 't latwerk om het serre-plat hebben
heele drommen van deze insecten een toe
vluchtsoord gevonden. Van het tegengc-
bouwde afdakje hebben een aantal raus-
echen dat ontdokt en nu fladderen ze on
ophoudelijk tegor. de houten stijlen op en
pikken ze eon voor een weg. Hnn snebben
zitten zoo propvol, je ziet de muggenlijven
er aan alle kanten uitsteken. In de«i wil
den pruimeboom liep een aardig tuinflui-
tertje onder het telkens telkens uitstooten
van zijn allerliefste fluweelgeluidjes aan
dachtig rond te snorren. Nu kijkt hij ver
baasd naar het druk gedoe der mussehen.
Ik buig voorover orn te zien wat zijn plan
nen zijn, maar of 't is, omdat hij mij thans
in 't gezicht kreeg, hij vliegt weg naar den
aangi en/enden tuin. Waarschijnlijk een
vijand minder voor de muggen.
Ja, dat muggengespuis, wat een vijanden
liceft dat al niet. Van zijn geboorte in het
water loert letterlijk alles op 'm.
As de mug bij gunstig weer haar éi-
hoopje als een vlotje in het water gedepo
neerd heeft, duurt het- niet long. of de
pootlooze larvon komen lo voorschijn. Dat
zijn van die roode, zoowat. centimetcrlan-
ge slangetjes (sorns regenwormpjes ge
noemd,) die zich mot behulp van zwem-
haren door hot water zigzaggen. Zij ko
men telkens, evenals de latere, eenigszins
op een vraagteeken gelijkende poppen aan
de oppervlakte cm adem te halen. Die,
voor een pop wel zeer bijzondere, bewege
lijkheid, kan haar toch maar in geringe
mate tegen allerlei onaangename aanval
len beschermen.
Ook reeds c*en eenigszins ruwe water
vlakte wordt tallooze poppen noodlottig,
Als dan eindelijk de volwassen mug uit
haar poppenhuisje gekropen is, staat een
leger nieuwe belagers gereed. Maar dat
verdient zo volkomen. Want mejuffrouw
gehad in mijn aardige wijze van doen.
<Zoo töreUdle ik de rue de la Chaise, waar
ik "hot rijituig ïoslkrt op '«t oogenhlik dat de
kóiets de poort ging inrijden van een ze'er
techocn 'hoerenhuis. Ik mam goede aan
dacht op do poor.t en keerde den voJgen-
«den dag weer. Ik zalg jonkvrouw de Sur
gères in opcm landauer uitrijden, fcnij ver
borgen 'h-cudènde in den vouitsprong van
Kiene koetspoort, en doende alsof ik den
nesitel van eem mijner schoenen vastbond.
De ccmciergevvan dit huis 'atond op den
drempel /te praten met een anderen per
soon. Reiden p'nezen het prachtig rijtuig.
Ik vimd de dame die er inlzat, n«og
het mooist van alles! zei ik op goed ge
luk af. Woont zaj hier in de buurt?
Zij w.oomt daar, hier schuin «tegen
over, antwclordde de concierg», in het
hotel de Candales.
Heet zij zoo?
Neen, markiezin id'Argellevs.
Ik wist genoeg. Jonkvrouw de Surgères
Was maar een schuilnaakn-.
Weldra «hernam de markiezin hare po
gingen, en zij begon goo vreeselijk te drei
gen, dat ik, niet meer wetende 'wat te
'doen, besloot mij te wenden tot dien mar
kies d'Aigellcs. Ik ha«d omtrent hem in
lichtingen Imgewtownen; ik wist dat hij
pen zachltge.aard, een deftig man was.
Welke slechito gevolgen kom die stap trou-
mug de mannetjes steken niet, doch le
ven van plantensappen kan voor one
tot een ware plaag worden. Haar uitge
groeide onder- en bovenlip vormen soni"
een koker, welke de tot priemen en zaagg r
vervormde kaken en de als zuige* diens'
doende teng ingesloten ho.udt. In het door
die priemen gestoken en door die zaagjes
verruimde gaatje van onze huid, wordt ten
overvloede nog wat speeksel gestort, het
geen het. toestroomen van het bloed bevor
dert en die roodheid c,n onaangenamen
jeuk veroorzaakt, die ons zoolang daarna
mog kan kwellen.
Als het weer wat opknapt, staan zc spoe
dig weer in de open lucht *e dansen, of
trekken ze met heele zwermen boven het
wateroppervlak, waar de vlugge .zwaluwen
het opruimingswerk weer verder ter hand
nemen
Maar het kon mij niet anders dan ten
zeerste verheugen, dat ze in de voel ge-
smade mussehen, juist in haar schuilhoe
ken zulke ijverige belagers gevonden had
den.
Van de piano.
Van Alexander Dreyschock, die- in het
midden der vorige eeuw buitengewone
triomfen vierde, zegden de Duitschors:
„Er spielt wie drei Schock Pianisten."
(Hij speelt als drie andere pianisten ie
zamen). Ook beweerde men van hem:
Hij heeft geen linkerhand, maar daarvoor
twee rechterhanden." In oud&re dagen
bezaten de pianisten weinig meer dan
één hand. Zij gebruikten namelijk langen
tijd slechts zes vingers, van iedere hand
drie; de pink en de duimen als overbodig,
niet te gebruiken beschouwd. Eerst sinds
Couperin en Joh. Sebastiaan Bach hebben
wij tien klaviervingers. Reeds bij het ge
bruiken van tien vingers gevoelen wij
dikwijls genoeg deernis met het gekwelde,
fortissimo-geslagen instrument. Maar 't
medelijden steeg ten top. als wij verne
men, dat in 1802 op een Weencr-concent
de vier zusters Bohdunowicz op ééno
piano aanvielen, dat wil zeggen met hun
vieren, met... veertig vingers op één in
strument musiceerden.
Om bij zulk een aanval niet reeds in de
eerste minuten het loodje te leggen,
moest de beta effende piano natuurlijk
met ijzer bepantserd en goed vastgetim-
merd zijn. Hoe treurig zou het de licht
geconstrueerde, kleine, bevallige instru
menten uit lang verleden dagen vergaan
zijn! Onder de zeldzame mcnschen, die
zich {door geen noot, geen piano, geen
fluit uit hun rust en werklust laten bren
gen, stooten wij op den componist van
cbe „Zauberflöte". Deze meldde eens: „Bo
ven ons woont -een violist, onder ons ook
een, naast ons een znngk-eraar, die lessen
geeft, en in de laatste kamer tegenover
ons een hoboïst. Dat is aardig om te com-
poneeren, het geeft gedachten."
Minder ingenomen -tan Mozart was 'n
buurvrouw van Rulinste.in mot -len niet
bestelden stortvloed van klanken, want
toen laatstgenoemd'* in een hotel te Dres
den rog 's avonds laat mus'roerde, werd
hern door o«*n kol'nor oen fi|n briefje ge
bracht, welks inhoud de ontvanger n;et
voor zijn gasten verbr.rgrtii hield. liet
luidde* .Ik verzoek u na middernacht
niet piano te spchn on a's gij toch
speelt, doe hot dan a«4un'*eft n:e* zoo
valsch." Deze critiek wc»! mc-t groote
hilariteit do-/r h* a-.tnwvigen begroot:
maar de rustverstoorder zond aan do fijn-
gehoorige. zijn naam ni-*t vermoedende
dame, zijri visit»-kaartje mot do 'schrifte
lijke verzekering ..Vers ■honning. ik zal
't nooit meer doen Dy:».«:s daarop had
de dame haar biezen gepokt.
Uit de kazerne.
Sergeant: (tot een recruut. student, m db
letteren): „Als je meent dat ie 't recht
hebt, slimmer te zijn dan ik, dan vergis*
ge u geweldig!"
Toegepast spreekwoord.
„Maak 't niet te bont", zei de eene actrice
tot de andere, die zich bezig was te schmin
ken en veel tinten gebruikte.
Lastige bezorging.
„De oude Assyriërs schreven op tegel
steen."
„Nu, bij die had ik niet gaarne brieven
besteller willen zijn!"
Zuver werk leveren.
Dorpsburgemeester: „Hannes, je hebt
te middfrnacht in plaats van twaalf, vijf
tienmaal gohlazen!"
Nachtwacht- „Ja, mijnheer de burge
meester, maar dan z.al u ook wel gemerkt
hebben, dat er drie totten bij waren, die
niet mooi klonken, en die heb ik toen over-
geblazen."
wens hebben? Stellig was de kleinte Marie
niicit de dochter van mevr. d'Argielles;
maar., de markies zou gewis niet Weigeren
h-at kind onder zijne bescherming te ne-
ir.cm. Ik giing dan tot hein.
Op goed geluk, bood ik mij op zekeren
dag aan> in 't 'heerenhuis der rue de la
Chaise. Ik vroeg naar mevr. d'Argellas;.
zij was uitgegaan. En /daar ik aandrong,
schijnbaar niet geloovendc wat men mij
zed de, bracht mein mij bij de.n Onarkies. O!
di«t onderhioud!... En, nochtans, ik heb
hem nixits geopenbaard, want hij heeft
me gieccgd:
Ach! gij bnengtt dan dit ongelukkige
kind groot?... Hoe gaat belt «iet de kleine?
!En toen ik «hem vertelde hoe lief, hoe
schoon, hoe braaf, hoe verstandig ze was,
en hoe veel ik van haar hield, scheen hij
gelukkig; want al weenerude riep hij uit:
't Is braaf van u die kleine wees zoo
Ite beminnen. O! Iwe.es gedankt, duiziend-
jnaal gedankt!...
Hij drukte Imijn© hand 5m de zijne. Ik
dacht dat «haj mij wilde omhelzen. Ik vitoeg
hem:
Gij zult haar ten minste toch besoher-
taien, mijnheer de markies?
[Wordt vervolga,