«en R. K. WerkmeeisteiisLond, araa/r wij imeenien ter iséandiplaats te s-Hetrtogen- fcotsdh. •—II. van E. te Alphen a. d. Rijn en W. •van der V. te Leiden. Uwe vragen be treffende die raieuwe •tcndmprijzen na 1 Juli Luimen 'we niet beantwoorden, omdat de prijzen wel zijn aangekondigd pi»' K.M., (maar wc\g niet defir.dtief Voor bepaol'de trajecten bekend zijn. V r a a g: Ik ben van de 3ie ploeg militie 1918, Reg. Grenadiers en Jagers. Indien deze ploeg met ontrpaald klein verlof gaat, heb «ik don nog redd op een gelldje- liiVrn steun, daa-r ik 9 Mei 1919 met za- Vejivci'lof ffkorren ben. en geen ve.ngoe- <!"irg genoten jbeb, zoo jo, tot wden moet ik mij dan wenden? Antwoord: Rij vertrek imiet onbe paald (klein) verlof na 31 Jufli a.is. wordt f Pm vergoeding aan de die-ristpMchticcen meer toegekend. De 3e ploeg 1918 vertrekt weilr cedelijlJ eeist 1 October jls. huis waarts. W. tb Vdm^nrnar. Die straf van 18 dia- r rn 'strekt V natuurlijk niet tot. aanbeve ling; dit. neemt evenwel niet weg, dat wij U rader, irraair eens te solliciitieeren. Wel- i»(* t ziin We IVuten. waarvoor ge destijds die straf beliep, niet van den aard, om U af te wijzen. Wetenschappelijke Berichten PROEVEN VAN TELEPATHIE. Ronduit gezegd, hebben we nooit veel op gehad niet .telepathische experimenten. We hielden ze «steeds voor erg verdacht. En tcien we vorige week van de Amster- dam-sche proeven hoorden, trokken we nog die schouders op. Men begrijpt dus, dat we Zatermiddag extra op ons qui \tive wiaren, itoem de aangekondigde proe ven van Dh. Rubini plaats hadden. Maar al gauw konden we constatieeren, dat van beavog bij Rubirti geen sprake is. Zonder twijfel vcet deze vreemdeling e>en bevel, waarop n.en voortdurend denkt, uit te veenen, zonder dat men hem door uiter lijke teekenen den weg wijst. Hoe hij het doiet, valit nog niet juist te zeggen. En hoe men het noemen moet, evenmin. Hij zeilf bestempelt het niet als ge dachten! azen, maar noemt «telepathie het „venrogen een opdracht uit te voeren, die iemand slechts fin gedachten geeft." Hieruit volgt, da/t voor telepathisch expe riment twee pen&omear noodig zijn: de op drachtgever en de telepaat. yj'ïereerst Ks hiertoe 'volstrekt noodig, dat de op dracht gever zich van elk detail van de uüt te voeren opdracht volkomen bewust is; vooral moet hij, wanneer de opdracht Tiet gebruiken van verschillen de voorwerpen vereischt, zefer nauwkeurig weten, iwaar deze zich bevinden- De op- dracltgevér mloet in «strenge volgorde al tijd denken aan datgene, wat Dh. Rubini het eer6t doen moet om het eindresultaat te bereiken. B.v. een opdracht luidt. Ru bini moet een naald, die in het kussen van een hoekplaats van de 3e rij gestoken is, daaruit halen. Hij moet ze brengen aan de dame, die op de 5e stoel van de 8e rij zit; daarna haar taschje nemen, het ope nen, er een zakdoek uithalen en daar de naald insteken. De opdrachtgever moet nu achtereenvolgens in gedachten bevelen: Ga rechtuit, naar rechts, naar links, al naar waar hij zich met Rubini op dat oogen- blik bevindt. Wanneer de heer Rubini op de bedoelde plaats gekomen is, en zoekende bewegin gen maakt, moeten de in gedachte gege ven bevelen hem den weg aangeven: Hoo- ger, dieper, naar rechts, naar links, er uit nemen enz., al naar de omstandigheden. Doet Rubini een onderdeel van de hande ling verkeerd, -dan bevele de opdrachtge ver* dadelGjk, feultijd vin gedachten, met kracht. ..Verkeerd" en bevele dan dade lijk het juiste. Gaat het experiment aldus, dan heeft Rubini het vrij zeker, zooals we Zaterdag middag in eetn -cfer zalen van Centraal konden constateeren. Daar waren een drietal medici en een aantal journalisten bijeen om proeven te nemen. Nadat Ru bini en zijn impressario hadden kennis gemaakt, werden de aanwezigen alleen gelaten om plannen te beramen. Achter eenvolgens werden eenige toeren glad uit gevoerd. Zoo luidde het, niet uitgesproken beved: een bepaald bordje van den wand nemen, het naar een andere zaal brengen, cn daar op de piano zetten. In een oog wenk was dit zonder haperen volvoerd. Een volgende proef was een sigaren af snij- FEUILLETON. EEN EDEL HART. ei?) (Vervolg van het Tweede Blad.) Gievraagd 'hebbende eendge dagen na te denken, is jonkvrouw de Surgères ver scheidene kcieren teruggekeerd, telkens bij hiet vallen van den avond1. De laatste maal heeft zij mij tien duizend francs afgetield, op voorwaarde dat ik mij imet het kind te Parijs ging vestigen, en het deed door gaan 'aJis mdjn eigen dochtertje. Ik heb mijn iwotord verpand, maar op raad van mijn gewezen biechtvader, verklaar ik dat het kleine meisje dat ik medönerm en dat voortaan Manie Foulon zal hewten, datgene is, dat mij ter hand werd gesteld Idoor mad. Duvïgneau in naam van jonk- Vrouw de Surgères. Cléinence Fonlon. iDe tweede verklaring was veel 'langer klan de eerste. Parijs, 20 Maart 1871. (Reede lanfe vloei ik mij gedreven door een onbekende kracht om de waarheid te schrijven. Het komt me voor dat een groot gevaar het kind bedreigt dat ik groot breng en aan welk ik gehecht ben als ware h«et imij.n eigen Woed. Wie weet of Heze regels het niet zekeren dag nuttig der uit en rechtervestjeszak van A. naar den zak vnn 11. overbrengen. Deze proef slaagde ook zonder haperen. Een derde met een sigarenkoker, duurde wat langer, maar werd ook volbracht. Tot dusver was de beer Rubini met zijn opdrachtgever steeds verbonden met ko perdraad. Ook zonder verbinding vol bracht hij echter verschillende proeven. Echter róoet de opdrachtgever steeds in zijn nabijheid blijven. Op deze wijze zocht hij o.a. in een paar minuten «4 spelden op, die op verschillende plaatsen verborgen waren. Nadat op deze wijze een uur met welge slaagde proeven voorbijgegaan was, werd overgegaan tot. een gri-oter experiment. Rubini nam aan binnen 2 uur een op dracht uit te voeren, waar ook te vervul len in Den Haag of Scheveningen.- Drie doctoren en 3 journalisten maakten een plan of schrift op. voor Centraal stonden auto's en te half 3 werd ingestapt, nadat een filmtoestel, dat heel den tocht mee maakte, wat gekiekt had. De opdracht, waarvan alleen de 6 boven- genoemcTen op de hoogte waren, hield in: Rubini zou gaan naar de v. Boetzelaar- laan 2, de stichting voor Indische bedien den, daar in een bepaalde kamer een schildeiij (portret van de Koning»n) van den wand nemen en deze naar Centraal brengen, op de tafel waar het plan was opgemaakt. Rubini besteeg de eerste auto en nam contact më£ een der lastgevers. Voorop staand, blootshoofd, met wapperenden haardos, wees hij den. chauffeur steeds met do linkerhand den weg. De andere heeren volgden in een drietal wagens. Ze draaiden het .-'pui op en voort ging het langs Gedempte Gracht, Herderstraat, Brouwersgracht, Prinsegracht, Zuid-West Buitensingel. Tot zoover ging het in écn ruk door. Op het kruispunt steeg, de zoe ker uit om met zijn geleider even pools hoogte te nemen -- zfin hand uitstrek kend naar alle hoeken alsof luj naar do iwlfndilichting zocht. En voort ging het weer over Noorrl West Ruitensingel, de Constant Bebeque straat. Conradkade, waar nog even geaarzeld werd. Beinken- striat, 2e Schuytstraat, Gr. Hertoginne- laan, Kranenburger weg. waar weer even werd uitgestapt, naar de v. Boetsolaar- laan, eenige huizen te ver. Rubini treu zelde wat aan een paar deuren en be steeg weer de wagen. Er werd nu wat rondgecirkeld door verschillende straten in de buurt om weer in de v. Boetselaar- laan terug te keeren. Het mocht echter nog niet gelukken. Nu werd er veel tij«1 zoek gebracht, eerst met roeren in de buurt, van Beeklaan naar Frederik Hen driklaan, eindelijk heel naar Schevenin gen, langs strandbouleva^d, circus, N. Duinweg en weer terug naar de v. Boet- selaarbuurt. Rubini was nu spoedig klaar. Nabij no. 2 werd gestopt en hij bel de aan, ging binnen, vond spoedig de ka mer en direct het bedoelde schilderij, die hij meenam. In de stichting was het in middels een heele consternatie. Baboes e vlogen verschrikt weg. Het schilderstuk werd in de auto gela den en Weer werd opgereden. Den terug weg vond Rbini spoedig. In Centraal legde hij, ook bijna zonder haperen, het stuk op de tafel die bedoeld was. Er ging begrijpelijkerwijs een applaus op. Precies 2 uur had de tocht geduurd, maar er was een paar maal gesukkeld met autopech, zoodat hij binnen de twee uur zijn taak volbracht had. Onnoodig te zeggen, dat de ongewone stoet op straat veel bekijks had en dat hij hoe langer hoe grooter werd. Auto's slo ten er zich telkens hij aan en een leger van fietsen volgde. Telkens, bij een spurt, vielen er veel af, maar even gauw waren er weer nieuwe. Van de geslaagde proef werd een proto col opgemaakt, door de aanwezigen ge- teekend. Rubini zal nu deze week in 't publiek proeven van zijn kunst geven. „Residentiebode.** Land- en Tuinbouw. Onze klein vee teelt. Ons land ligt tusschen buren, die ons vee ook het minderwaardige graag voor goede prijzen willen betrekken. Wat gelukkig is, zal men zeggen. Maar ook zijn schaduwzijde heeft, zegt de hoofdre dacteur van „De Veldpost". Want door dezen gemakkelijken afzet wordt te min der de drang gevoeld om het allerbeste te fokken. En dit zal in de komende tij- zullen wezen! I<n ieder geval, mijn gewe ten zegt «mij Idot ik het doeu moot; ik ge hoorzaam het. Ik zal dan de zaken vertellen zooahs ze zijn, ik zweer het op imijn eeuwige zalig heid. Na tien duizend francs ontvangen te hebben van jonkvrouw de Surgères, vestigde ik mij als winkelierster in de ■straat der Koningsflor.itiem. Aan de men- schcm der buurt heb Ik gezegd dat ik we duwe en Idat de kleine Marie mijn kind was. Nicimand heeft aan mijne woorden getwijfeld, en Ilc heb id'e achting en gene genheid van iedereen verworven. De nering 'levert mij niet veel winst op, maar het kind is gezond, braaf, en «houdt veel van mij. Dat is het bijzonderste, en Ik acht mij gelukkig he.t aangenomen te hebben. Ondanks de schrale broodwinning zou ik «d«e gelukkigste der vrouwen zijn, zag ik aan den gezichtseinder geen fcwart iwolkjei, waar, helaas! den een of anderen dag wed een bliksemstraal zal uitschdoten, bm een van ons, misschien wel ons bei den, te treffen en neer te strekken. Marie groeide op, zag mij gaarne; ik vergat meer en meer dat ik niet haar ter Wereld bracht, toen zekeren avond jonk vrouw de Surgères voor mij opdaagde». Dit zal binnenkort drie jaar geleden zijn. Zij joeg me den schrik op het lijf; want, feoo waar «ik beef, nooit zag ik booisaardi- den toch zoo' noodig zijn. Hooge pachten,- booge arbeidsloonen, hooge Jandprijzen, zware belastingen, hooge prijzeö voor productiemiddelen als veevoeder, kunst mest, landbouwmachines, enz. enz.... Men mag tegenover die moeilijkheden zich wel terdege inspannen om ook zijn veebedrijf zoo winstgevend mogelijk to maken, om het voordeel per stuk vee zoo groot moge lijk te doen zijn. Niet in de uitbreiding van het aantal dieren per hectare zal men zijn kracht moeten zoeken, dioch in het houden van dieren van groote waaide. Nu moet gezegd, dat men in de rund- veefokkerij en ook in de paardenfokkerij de goede richting inslaat. Het conservatis me maakt plaats» voor een beter inzicht, voor meer ratfoneele denkbeelden. Neen, nog lang niet overal, maar 't begin is er, en zienderoogen gaat men vooruit. Ver schillende fokkers beijveren zich om die ren te krijgen, welke een zekere fokwaar- do boven marktwaarde hebben. Anders is het bij onze kleinveeteelt, bij de schapen en varkens. Vóór den oorlog was de afzet dier producten zóó gemakke lijk, dat men niet den minsten drang ge voelde om eens iets anders, iets beters te fokken dan toevalsproducten. Waarom zou men het doen? Men kreeg op de En- gelsche markt voor de echtheid van soort geen dubbeltje mper! En niemand daar proefde aan zijn lamscoteletje of zijn ham, of het van een stamboekdier van zuiver ras en van goede familie, of van een „wilde" was. Ten deolo was die redeneering juist. Niet heelemaal. Want een bepaald uni form ras geeft toch meer waarborgen om een constant gewenscht type voor de vet mesterij en voor de vetweiderij te fokken, dan een vermenging van allerlei rassen en typen. Bij het laatste zal men in het nageslacht verschillen krijgen, met als gevolg dieren, welke minder de gewensch- te eigenschappen bezitten. Maar deze kleine fout daargelaten, dient de vraag gesteld: of onze kleinveeteelt zich enkel moet gronden op het afleveren van vleesch- en spekdieren naar het buitenland. Zou er ook niet naar gestreefd moeten wor den om deze dieren zoo volmaakt mogelijk te doen zijn, opdat de besten onder hen weer de voortbrengers van een beter na geslacht kunnen worden? Alleen door een rationeele teelt is dat volmaakte te be reiken. Er moet een krachtig zelfbewust istreven zijn naar verbetering van dat gene, wat. met het oog op den buiten- en birmenlandscben handel verbeterd moet worden. Zonder dat zullen de resultaten te wisselvallig zijn: het eene jaar zal men redelijke dieren hebben, het andere min der goede, een volgend jaar weer beter. En zoo zal het ook niet de winsten zijn. Louter geluk beslist! Maar een zaak van geluk, van loterij mag» höt niet zijn. Men dient alles te doen, om per stuk vee een zoo groot mogelijk rendement te krijgen. Daartoe moeten alle krachten worden in gespannen, om een zoo gelijkvormig mo gelijk type te fokken en de fouten, welke zich in den bouw der dieren voordoen, ■door doelmatige teeltkeus, te verbeteren. Ook in de kleinveeteelt zal men hoe lan ger hoe me.er tot het telen van zuivere rassen moeten komen. Nu een deel er van door de«n oorlog verdwenen is, zal men zich direct met succes er op kunnen toe leggen. C. B. A „Ean goeie boer!" We dachten wel, dat het iets geschrijf zou geven. Een pachtheer in Friesland zou gezegd hebben": 't Scheelt mij niet, of mijn pachter op de Rijksla«ndbouwwinter- school is geweest, als hij maar een goeie boer is!" Daartegen kwam iemand in liet ,,Fr. Wbld." op; hij meende, dat oud-leer lingen der R. L. W. S. de voorkeur ver dienden. Een „zuster" van die z.g. onont wikkelde boeren neemt het nu voor dezen op. Zij voert aan, dat niet allen in de ge legenheid waren om van het onderwijs te profiteeren. Hun vaders hadden geen rui me beurs als anderen. Maar door noesten vlijt en door de practijk kregen velen hunner toch ook vaardigheid en kennis. Schrijfster hoopt, dat de landeigenaars de zaak ook eens van dezen kant zullen wil len bezien. Een andere inzender, G. P. Terpstra, geeft toe, dat er meer waardeering voor de landbouwwetenschap moest zijn; de ouderen schieten hierin te kort, zij be roepen zich steeds op hun grijze haren, op de groote feiten, welke zij vroeger heb ben beleefd. Maar vraagt hij dan moeten nu zij, die een diploma hebben, de voorrang genieten? Is het dan een uitgemaakte zaak, dat een oud-leerling een goede boer moet zijn? Er wordt iin 't geheel geen rekening gehouden met an ger oogen, afschuwelijker en vastberade ner gelaat. Ik kom het kind terughalen, sprak zij. Gij gaa.t heit mij ter hand stellen. Nooi«t! heb ik /geantwoord, zonder juist te wie/ten waauc-m, zonder na te den ken. Er is dan een onstuimig tooneel ge volgd. Als voort gestuwd door eene ik weet /niet welke macht eindigde ik rncit «te zeg gen: Als ge volstrekt wilt, dat ik het kind afsta, zal ik het doen, maar aan «den com missaris der wijk, en «hem tevens uitleg gen, wa«t er destijds tusschen ons voorge vallen is. Bij die woorden is jonkvrouw de Sur gères bleek gewen-den, dat ik meer dan ,ooit overtuigd was zij iat-s kwaads in het schild voerde. Ik kwam dan op het denkbeeld haar op to volgen, cm (tie weten wie zij wals. Niet •zoodna was zij vewtrokken, of ik siLoot mijn Winkel en liep haar achterna. Aan liet voorgeborchte van den Temple haalde ik haar in. Eenige meters vierder stond een zwart rijtuig op haar te wachten. Hoewel ,ik naar de vijfltiig ga, ben ik nog tamelijk tvlug; ook, terwijl zij heit portier sloot, klampte ik cnij vast aan/ de achterste vee- inen van het rijtuig. Het was gelukkig zeer donker, jen mogelijk heeft niemand erg dere factoren, die van een niet-oudleer- ling «ook een gooien boer kunnen maken. Wanneer een landeigenaar alleen reke-, ning hield met het diploma, dan zou de mogelijkheid in het geheel niet zijn uit gesloten, dat mijnheer na eenige jaren zou zeggen: „Ik heb me vergist". Toch blijft schrijver den jongeren toevoegen: Ontwikkelt u. Nog een vierde, H. H. Snijder, doet een woordje in 't zakje. Hij stelt het landbouw onderwijs zeer hoog. „Wij mogen land bouw en veeteelt niet langer enkel als een handwerk, maar mede als een we tenschap beschouwen, die een goed en grondig onderwijs en een geheeje toewij ding verlangt." Niet alleen in den land bouw, maar schier in alle vakken en tak ken van bedrijf wordt theoretisch en we tenschappelijk onderwijs als een behoefte gevoeld, wil men het bedrijf zoo econo misch mogelijk maken. Maar zeer lang zaam zal de vooruitgang zijn, wanneer men van oordeel is, dat alle landbouw wetenschap overbodig is. Schrijver acht. het daarom een verblijdend verschijnsel, dat steeds meerderen de pogingen waar- deeren van allen die de wetenschap zoe ken tei populariseeren en onder de boe ren te brengen. Als theorie en practijk vereenigd, dan zal de landbouwer zich nieuwe bronnen tot vooruitgang zien ont sloten en nieuwe huljfmiddelen zullen hem ten dienste staan. C. B. ALLERLEI. Iets over muggen. J. J. v. d. B. schrijft aan de „N. Crt.". Het weer is heden omgezwaaid, wat wil zeggen, dat in plaats van d«e groote droog te er«. warmte der laatste weken, de tem peratuur ook overdag vrij aardig gedaald is. Zéér t«»t ongenoegen van de talrijke muggen, die behoudens wat wind, de laat ste anderhalve maand niet te klagen hadden Zij hebben tegen het onverwachte gure weer een rustig schuilplaatsje ge zocht, zoodat ik zc met massa's tegen be schutte muren en dergelijke zie zitten. Maar ook de mussehen hcbbc-n ze daar in 't vizier gekregen. Wie soms altijd veel kwaad van® deze rakkers te vertellen heeft gehad en meent, dat ook /.ij nooit eens nut verrichten, had dan heden maar eens goed mceten opletten. De musch, die toch al wel 't heele jaar door niet vies van een rupsje of vliegje is, voedt, in dezen tijd haar jongen hoofdzakelijk met allerlei in secten. Én, waar zij door lichaamsbouw do behendigheid enz. van do meeste insec teneters mist, mogen wij haar dit wel dub bel gunstig aanrekenen ook. Op de muggen deun heeft zij gewoonlijk niet zooveel vat, maar heden zijn er toch velen binnen haar bereik. Tegen en tus schen 't latwerk om het serre-plat hebben heele drommen van deze insecten een toe vluchtsoord gevonden. Van het tegengc- bouwde afdakje hebben een aantal raus- echen dat ontdokt en nu fladderen ze on ophoudelijk tegor. de houten stijlen op en pikken ze eon voor een weg. Hnn snebben zitten zoo propvol, je ziet de muggenlijven er aan alle kanten uitsteken. In de«i wil den pruimeboom liep een aardig tuinflui- tertje onder het telkens telkens uitstooten van zijn allerliefste fluweelgeluidjes aan dachtig rond te snorren. Nu kijkt hij ver baasd naar het druk gedoe der mussehen. Ik buig voorover orn te zien wat zijn plan nen zijn, maar of 't is, omdat hij mij thans in 't gezicht kreeg, hij vliegt weg naar den aangi en/enden tuin. Waarschijnlijk een vijand minder voor de muggen. Ja, dat muggengespuis, wat een vijanden liceft dat al niet. Van zijn geboorte in het water loert letterlijk alles op 'm. As de mug bij gunstig weer haar éi- hoopje als een vlotje in het water gedepo neerd heeft, duurt het- niet long. of de pootlooze larvon komen lo voorschijn. Dat zijn van die roode, zoowat. centimetcrlan- ge slangetjes (sorns regenwormpjes ge noemd,) die zich mot behulp van zwem- haren door hot water zigzaggen. Zij ko men telkens, evenals de latere, eenigszins op een vraagteeken gelijkende poppen aan de oppervlakte cm adem te halen. Die, voor een pop wel zeer bijzondere, bewege lijkheid, kan haar toch maar in geringe mate tegen allerlei onaangename aanval len beschermen. Ook reeds c*en eenigszins ruwe water vlakte wordt tallooze poppen noodlottig, Als dan eindelijk de volwassen mug uit haar poppenhuisje gekropen is, staat een leger nieuwe belagers gereed. Maar dat verdient zo volkomen. Want mejuffrouw gehad in mijn aardige wijze van doen. <Zoo töreUdle ik de rue de la Chaise, waar ik "hot rijituig ïoslkrt op '«t oogenhlik dat de kóiets de poort ging inrijden van een ze'er techocn 'hoerenhuis. Ik mam goede aan dacht op do poor.t en keerde den voJgen- «den dag weer. Ik zalg jonkvrouw de Sur gères in opcm landauer uitrijden, fcnij ver borgen 'h-cudènde in den vouitsprong van Kiene koetspoort, en doende alsof ik den nesitel van eem mijner schoenen vastbond. De ccmciergevvan dit huis 'atond op den drempel /te praten met een anderen per soon. Reiden p'nezen het prachtig rijtuig. Ik vimd de dame die er inlzat, n«og het mooist van alles! zei ik op goed ge luk af. Woont zaj hier in de buurt? Zij w.oomt daar, hier schuin «tegen over, antwclordde de concierg», in het hotel de Candales. Heet zij zoo? Neen, markiezin id'Argellevs. Ik wist genoeg. Jonkvrouw de Surgères Was maar een schuilnaakn-. Weldra «hernam de markiezin hare po gingen, en zij begon goo vreeselijk te drei gen, dat ik, niet meer wetende 'wat te 'doen, besloot mij te wenden tot dien mar kies d'Aigellcs. Ik ha«d omtrent hem in lichtingen Imgewtownen; ik wist dat hij pen zachltge.aard, een deftig man was. Welke slechito gevolgen kom die stap trou- mug de mannetjes steken niet, doch le ven van plantensappen kan voor one tot een ware plaag worden. Haar uitge groeide onder- en bovenlip vormen soni" een koker, welke de tot priemen en zaagg r vervormde kaken en de als zuige* diens' doende teng ingesloten ho.udt. In het door die priemen gestoken en door die zaagjes verruimde gaatje van onze huid, wordt ten overvloede nog wat speeksel gestort, het geen het. toestroomen van het bloed bevor dert en die roodheid c,n onaangenamen jeuk veroorzaakt, die ons zoolang daarna mog kan kwellen. Als het weer wat opknapt, staan zc spoe dig weer in de open lucht *e dansen, of trekken ze met heele zwermen boven het wateroppervlak, waar de vlugge .zwaluwen het opruimingswerk weer verder ter hand nemen Maar het kon mij niet anders dan ten zeerste verheugen, dat ze in de voel ge- smade mussehen, juist in haar schuilhoe ken zulke ijverige belagers gevonden had den. Van de piano. Van Alexander Dreyschock, die- in het midden der vorige eeuw buitengewone triomfen vierde, zegden de Duitschors: „Er spielt wie drei Schock Pianisten." (Hij speelt als drie andere pianisten ie zamen). Ook beweerde men van hem: Hij heeft geen linkerhand, maar daarvoor twee rechterhanden." In oud&re dagen bezaten de pianisten weinig meer dan één hand. Zij gebruikten namelijk langen tijd slechts zes vingers, van iedere hand drie; de pink en de duimen als overbodig, niet te gebruiken beschouwd. Eerst sinds Couperin en Joh. Sebastiaan Bach hebben wij tien klaviervingers. Reeds bij het ge bruiken van tien vingers gevoelen wij dikwijls genoeg deernis met het gekwelde, fortissimo-geslagen instrument. Maar 't medelijden steeg ten top. als wij verne men, dat in 1802 op een Weencr-concent de vier zusters Bohdunowicz op ééno piano aanvielen, dat wil zeggen met hun vieren, met... veertig vingers op één in strument musiceerden. Om bij zulk een aanval niet reeds in de eerste minuten het loodje te leggen, moest de beta effende piano natuurlijk met ijzer bepantserd en goed vastgetim- merd zijn. Hoe treurig zou het de licht geconstrueerde, kleine, bevallige instru menten uit lang verleden dagen vergaan zijn! Onder de zeldzame mcnschen, die zich {door geen noot, geen piano, geen fluit uit hun rust en werklust laten bren gen, stooten wij op den componist van cbe „Zauberflöte". Deze meldde eens: „Bo ven ons woont -een violist, onder ons ook een, naast ons een znngk-eraar, die lessen geeft, en in de laatste kamer tegenover ons een hoboïst. Dat is aardig om te com- poneeren, het geeft gedachten." Minder ingenomen -tan Mozart was 'n buurvrouw van Rulinste.in mot -len niet bestelden stortvloed van klanken, want toen laatstgenoemd'* in een hotel te Dres den rog 's avonds laat mus'roerde, werd hern door o«*n kol'nor oen fi|n briefje ge bracht, welks inhoud de ontvanger n;et voor zijn gasten verbr.rgrtii hield. liet luidde* .Ik verzoek u na middernacht niet piano te spchn on a's gij toch speelt, doe hot dan a«4un'*eft n:e* zoo valsch." Deze critiek wc»! mc-t groote hilariteit do-/r h* a-.tnwvigen begroot: maar de rustverstoorder zond aan do fijn- gehoorige. zijn naam ni-*t vermoedende dame, zijri visit»-kaartje mot do 'schrifte lijke verzekering ..Vers ■honning. ik zal 't nooit meer doen Dy:».«:s daarop had de dame haar biezen gepokt. Uit de kazerne. Sergeant: (tot een recruut. student, m db letteren): „Als je meent dat ie 't recht hebt, slimmer te zijn dan ik, dan vergis* ge u geweldig!" Toegepast spreekwoord. „Maak 't niet te bont", zei de eene actrice tot de andere, die zich bezig was te schmin ken en veel tinten gebruikte. Lastige bezorging. „De oude Assyriërs schreven op tegel steen." „Nu, bij die had ik niet gaarne brieven besteller willen zijn!" Zuver werk leveren. Dorpsburgemeester: „Hannes, je hebt te middfrnacht in plaats van twaalf, vijf tienmaal gohlazen!" Nachtwacht- „Ja, mijnheer de burge meester, maar dan z.al u ook wel gemerkt hebben, dat er drie totten bij waren, die niet mooi klonken, en die heb ik toen over- geblazen." wens hebben? Stellig was de kleinte Marie niicit de dochter van mevr. d'Argielles; maar., de markies zou gewis niet Weigeren h-at kind onder zijne bescherming te ne- ir.cm. Ik giing dan tot hein. Op goed geluk, bood ik mij op zekeren dag aan> in 't 'heerenhuis der rue de la Chaise. Ik vroeg naar mevr. d'Argellas;. zij was uitgegaan. En /daar ik aandrong, schijnbaar niet geloovendc wat men mij zed de, bracht mein mij bij de.n Onarkies. O! di«t onderhioud!... En, nochtans, ik heb hem nixits geopenbaard, want hij heeft me gieccgd: Ach! gij bnengtt dan dit ongelukkige kind groot?... Hoe gaat belt «iet de kleine? !En toen ik «hem vertelde hoe lief, hoe schoon, hoe braaf, hoe verstandig ze was, en hoe veel ik van haar hield, scheen hij gelukkig; want al weenerude riep hij uit: 't Is braaf van u die kleine wees zoo Ite beminnen. O! Iwe.es gedankt, duiziend- jnaal gedankt!... Hij drukte Imijn© hand 5m de zijne. Ik dacht dat «haj mij wilde omhelzen. Ik vitoeg hem: Gij zult haar ten minste toch besoher- taien, mijnheer de markies? [Wordt vervolga,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1919 | | pagina 4