6 gcnton. In antwoord op de te hem ingebrachte beschuldiging zeide hij"Niet schuldig" met vaste, heldere stem en glimlachend keek hij naar Garth. Terstond werd nu Raymond opgeroepen en na de gewone formeele vragen volgde „Heeft u tweehonderd pond aan banknoten m een particuliere safe geborgen?" „K' „En de volgenden dag ontdekte u, dat die banknoten verdwenen waren?" „Ja-" „Had u geen vermoeden, wie ze weggenomen kon hebben?" „Neen." Hiermede was de eerste ondervraging afge- loopen. Nu werd Sylvester .opgeroepen. Zijn verklaring was spoedig afgelegd. Hij deelde mee, dat de nummers van een zeker aantal banknoten hem door Raymond waren opgegeven en dat de banknoten bij Gretton's bankier op zijn rekening courant teruggevonden waren. Nu stond Garth op en zeide: „De wil in 't kort mijn verdediging aangeven. De banknoten zijn niet gestolen door Sir Peter Gretton-; zij werden door hem ontvangen als een geschenk van den beschuldiger. Dc ver klaar, dat Sir Peter Gret ton verscheidene honder den ponden in een van Raymond's ondernemin gen gestoken heeft, en die gelden zijn nog steeds in handen van den be schuldiger. Het is dus hoogstonwaarschijnlijk dat beschuldigde dezen klei nen diefstal zou plegen, die daarenboven terstond ontdekt moest worden. Ik vraag een week hitste! van de behandeling dezer zaak, na welken tijd ik in staat f-oop te zijn te bewijzen, wat ik nu ge zegd heb. Ik ben bereid de waarborg te storten, die verlangd wordt." „Die zal duizend pond sterlingmoeten bedragen," luidde het antwoord van den magistraat. De noodige formalitei ten waren spoedig ver vuld; de namen der bor gen, de heeren Dunston en Jutter waren zoo goed bekend, dat een na der onderzoek niét noodig was en weldra waren Garth en Sir Peter uit de rechtzaal en op weg naar de Temple. „Jé zuster en Molly zitten ons te wachten; we zullen maar dadelijk naar hen toe gaan," zeide Garth. „Ik hoop, dat ik niet voor den tweeden*keer een nacht in dat gat zal moeten doorbrengen", zeide Gretton. „De politie was beleefd genoeg, maar 't is een lam gevoel te weten, dat je een gevangene bent, en ik heb dan ook den heelen nacht geen oog toegedaan." „Raymond had het land, dat merkte ik dui delijk," zeide Garth. „Ik verlang naar het kruis verhoor. Ik weet wel haast zeker, dat hij Taun- ioa niets verteld heeft van het geld, dat jij in" die onderneming van hem gestoken hebt. Hoe 't ook zij, er is dunkt» me geen reden om je ongerust te maken." „Je bent heel hartelijk voor me, Garth. Ik wou je nog wat zeggen, voor de meisjes erbij zijn. Nolda heeft je nog altijd even lief, en ik zie geen enkele reden, waarom je niet met haar zeudt trouwen." „Maar ik wel," antwoordde Garth kalm. „Het spijt me allemachtig voor Nolda," zeide Pfter met een zucht. De beide meisjes waren heel gelukkig, toen zij Peter zagen, en het was geen al te groote teleurstelling voor hen, dat de zaak tot over een week verdaagd was, toen ze van Garth hoorden, hoe dan naar alle waarschijnlijkheid het verloop zou zijn. De lunch stond klaar Simon had voor een paar flesschen champagne gezorgd en zij waren allen in een opgeruimde stemming, tóen ze aan tafel gingen. Als bij afspraak werd er niet meer over de zaak ge sproken. Simon had nog meer mooie critieken gekregen, waarover hij ontzaglijk in zijn schik was en hij deed allen door zijn geestige op merkingen van de eene lachbui in de andere vallen. Na den lunch hadden Garth «y Peter een lang gesprek samen: ze kwamen overeen, dat Peter het beheer van zijn geld aan den heer Jutter op zou dragen en deze zou Raymond schrijven en hem vragen onmiddellijk het geld terug te geven, dat Gretton in zijn onderneming had gestoken. „Ik heb gehoord, dat hij in finantieele moei lijkheden verkeek, en 't zou niet onmogelijk zijn, dat er van je geld niet veel meer over is. Ik geloof zelfs, dat hij er zoo slecht aan toe is, dat 't me niets zou verwonderen, als hij DE ROETVEREENIGING „DE AMSTEL" hield op Hemelvaartsdag haar openingstocht van het clubhuis naar Nichtevecht stond bij hem kwam en samen brachten zij den- verderen middag door met beraadslagingen. Toen zij gereed waren met Gretron's verdedi ging keek Gretton den heer Jutter aarzelend aan./ „Zijn de stukken voor de verdediging van Jasper Bossoll al aan een advocaat ter hand gesteld „Nog niet/ zij Kggen klaar, maar ik heb er met opzet mee gewacht.'*' „Gelooft u, dat ik competent ben om die zaak te behandelen „Dat was juist wat ik wilde, maar je vader heeft me verboden er met je over te spreken. •Als je 't zelf voorstelde zeide hij, was het wat anders." „Ik^ga weer met hem samen wonen," zeide Garth. v„Ik heb schandelijk gehandeld tegen over hem, maar ik zal al mijn best doen om 't weer goed te maken." „Dan zal al het overige je .vader onverschil- lïg zijn. Beste kerel, je hebt me een pak van 't hart genomen. Ik zal je de stukken sturen, .zoodra ik terug ben op mijn kantoor, en we zullen morgen of overmorgen eens samen er over confereercn. Garth zat nog eenigen tijd in gedachten ver zonken, nadat de heer Jutter weggegaan was. Toen ging hij naar zijn kamer en pakte zijn va lies. Op weg naar be neden bleef hij even staan op 't portaal van de Play ers, maar na een oogen- blik geaarzeld te heb ben, ging hij door. Het wijste zou zijn Nolda niet meer te zien dan absoluut noodzakelijk was. De heer Dunston toonde een ongeveinsde blijd schap, toen hij hem zag, maar zeide verder wei nig. Na tafel rookten zij sa men een sigaar en Garth bemerkte, hoe zijn vader in de laatste weken ver ouderd was. Zijn hart ging naar hem uit en toe vallig ontmoetten hun blik ken elkaar. „Ik ben zoo blij, dat ik je weer terug heb", zeide de heer Dunston één voudig. zich uit de voeten maakte en overstak naar Amerika." „Geloof je dus, dat 't zeker is, dat mijn onschuld bewezen wordt?" „Absoluut zeker," antwoordde Garth met overtuiging. „Peter, ik wou je iets voorstellen. Je zoudt me een groot genoegen doen als je mijn kamers hier zoudt willen gebruiken, tot dat mijn huur om is. Ik ga vandaag terug naar mijn vader en blijf bij hem wonen." „En de verdieping, die we gehuurd hebben?" ,,Daar zal je gemakkelijk iemand voor vinden, die de huur van je overneemt. Je zult al je geld hoog noodig hebben. Heb je al eens over de toekomst gedacht?" „Neen en dat doe ik ook niet, voordat deze zaak, achter den rug is. Waarschijnlijk ga ik naar Canada. Ik wou wel, dat ik dat dadelijk gedaan had. Ik zal Nolda vragen om met me mee*te gaan, en ik hoop het daq gauw zoo ver te brengen, dat ik mijn vrouw een goed en gezellig tehuis kan aanbieden, 't Is een ge luk, dat Nolda en Molly 't zoo goed met el kaar kunnen vinden." Garth ging niet mee naar de anderen, maar begaf zich naar zijn oud kantoor, waar hij door Grimwood hartelijk verwelkomd werd. Daar telefoneerde'hij naar den heer jotter die ter HOOFDSTUK XXXVI. Bij het verlaten van de gerechtszaal wenkte Taunton Raymond om hem te volgen en toen zij in zijn auto hadden plaats genomen wendde hij zich woedend tot hem. „Waarom heb je me niet verteld, dat Gretton geld in je zaak heeft gestoken „Ik dacht, dat ik 't wel gezegd had. Vindt je, dat dat veel verschil maakt?" „Dat. zal waarachtig wel waar zijn!/Daar door verandert alles vrees ik." Zij reden naar Taunton's huis en toen ze daar aankwamen, was Raymond, wiens zenuwen gedurende 't verhoor sterk gespannen wares? geweest, zoo uitgeput, dat hij zat te beven vac angst. „Ik ben zoo bang voor dien Dunston. •ihj zal me er in bten Soopen, 't is eeu on gelooflijk haacSge kerel, Taaaton toe, Iaat tne de vervolging intrekken, riep hij smeekend uit. „Dat is nu onmogelijk. Je zoudt je terstond een proces wegens iasteriijke vervolging op je hals huilen." „Daar zou jij dan ook in betrokken zijn." „Dat is het juist, waar Pc bang voor ben. Maar als je ie hersenen maar hij elkaar houdt, staan we nu toch sïVrk ••vnoeu

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1919 | | pagina 3