Je IAÉ taf. ingezonden Stukken. Derde Blad. Zaterdag 16 Maart 1918 Aankweek van genees krachtige Kruiden. In het Zwarte Veen. Gemengde Berichten. ffet bij (leze planï Veel op aank'om!. Vari Laren geeft verder aan de matten bij donker weer op te rollen. Ook in gemengd veen en zand, in niet te donkere schaduw en ook niet. in le veel zon, gedijt de Hydrastis best, naar ons voor enkele planten in een daartoe bereid hoekje van eigen tuin zeer dui delijk is gebleken, waarbij van eigen oude aante&keningen als aanwijzingen gebruik werd gemaakt; voordat wij de prachtige inlichtingen van .den heer'Van Laren in de Vakpers konden aantreffen, sedert 1916 door den hoogstbekwamen liortulanus in het licht gegeven. Men kweeke den „Bloedwortel" niet onder dicht uitlooverend geboomte. Daar is weer te weinig licht en de grond is te droog. Volgens onze inlichtingen is de cultuur zeer loonend. Bij ons bezoek dezer dagen aan.de ge neeskundige „stands" in Nederlandseh purisme daar „tafelvlakten" gcheeten ter tweede Jaarbeurs le Utrecht, deelde de heeir J. Hofman, apotheker te 's Gra- venhage oud-voorzitter der Nederl. Maatsch. tot bevordering der Pharmacie en secretaris der Nederl. Vereeniging voor geneeskruidluinen, ons mede, dat inderdaad .naar aanleiding dezer arti kelen zich heeren tuinders lot hem om verdere inlichtingen hadden gewend. Ditzelfde gebeurde tot heden geregeld ook aan ons adres. Wij hopen gelegen heid te hebben nu en dan in enkele vol gende artikelen te dezer zake gevraagde inlichtingen te kunnen geven of te ver werken in de opstellen zelf, voor zoo verre dat in ons bescheiden vermogen ligt. Doel dezer opstellen is, energieke en wakkere tuinders en kweekers, die wij ook op vergaderingen terecht hebben hooren klagen over. den ernst,der tijden en die zelfs meenden in parlements-ver- tegenwoordiging tevens een betere be hartiging hunner op zichzelf beschouw de groote belangen le kunnen vinden, te wijzen, met overtuiging, naar nieuwe paden in den Nedcrlandschen tuinbouw, waarop initiatief en volharding vaste schreden zullen kunnen zeiten. Nieuwe paden, nevens de roemrijke oude en na den vrede weer opbloeiende wegen! Dr. A. C. A. HOFFMAN. „De Zuid-Hollandsche lijst". Jn dc „Residentiebode" van 3 Maart j.l. komt een artikel voor, blijkbaar van de redactie zelf, onder het motto: De Zuid- Hollandsche Lijst, waarvan in het eerste gedeelte de strekking is, dc R.-K. Kics- ver. Kieskring Leiden te huldigen voor hare bereidwilligheid desgeweiisclït de eerste 'plaats op de definitieve groslijst voor de Kamerverkiezing, welke Leiden toekomt, te ruilen met Den Haag, ten einde Le bereiken dat no. f op de lijst zou worden "de oud-minister Kolkman, aan wieii zeer zeker deze plaats toekomt. In zooverre ware, hierop in Le gaan, vrij wel overbodig. Doch leest men ook het tweede gedeelte van het bedoelde artikel, dan krijgt men den indruk, dat die lof tuiting en aanloop moet beduiden, om den Kieskring Leiden te bewegen, nu die bereidwillligheid nog maar verder uit Le strekken, door n.l. genoegen te ne men niet plaats no. 4, in plaats van met no. 3. Zou zulks nu nog bedoeld zijn, om zooals de redactie in haar lofprijzing zegt, uit besef, „van hoe groot' belang het zijn kan. dal aan het hoofd der ver schillende lijsten ten slotte een onzer be kende politieke voormannen zal komen te slaan", dan zou misschien voor het denkbeeld iets te zeggen zijn, doch als men kennis neemt van de argumenten waarop de redactie zulks voorstelt, dan kan m. i. zulks niet onaangevochten blij ven. Volgens de redactie van de „Resi dentiebode" toch, zou-die bereidwillig heid van den Kieskring Leiden moeten dienen, om, let wel, le zorgen, dat een der locale candidaten in Den Haag, n.l. mr. Veraart, in één slag Kamerlid zal kunnen worden. Zij motiveert dit a. v.: ..Ook in Den Haag gaf men bereids blijk te beseffen, welke belangen er vast zitten aan een goede lijst. Zooals men weet, adviseerde hier het Kieskringbe- stuur no. 1 op de lijst te zetten oud-mi nister Kolkman en de leden van de Kies- vereeniging zullen vermoedelijk dit ad vies met graagte aanvaarden, bok afge zien toch van alle personen-kwesties» blijft het belang der lijst als geheel vóór alles gelden. Voor het oogenblik moge de blik van sommigen door per- soonlijk geharrewar beneveld zijn, al spoedig lïcf fitfflöEPVeer dooi', hetwelk hier steeds ojS den voorgrond stond, het inzicht, dat het belang der partij gaat boven dat van de -personen." Na de zeer juiste meening te hebben gelanceerd, dat „het jarenlang getrainde kiezerskorps ook nu het partijbelang zal weten te waardeeren", wordt de hoop uitgesproken, „dat over 11 dagen, al de leden van de Kiesver. (in Den Haag dus) met verpletterende meerderheid het ad vies van het bestuur zullen volgen en daardoor kracht aan de lijst zullen bij zetten." In het nu volgende gedeelte, waarop ik vooral de aandacht wil vesti gen, is m. i. de logica geheel zoek. - „Van alle kanten,' zoo gaat het artikel voort, „hooren we intusschen nog uitin gen, die betreuren, dat mr. Veraart er zoodoende niet in één slag komen kan. Naar men weet, hebben ook wij dat be- betreurd. Maar wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. En boven zeiden we wat het zwaarst is." Vooreerst zou ik willen vragen, is de redactie van dit gedeelte wel juist en moet er niet gelezen wojrden, „van alle kanten hooren we intusüfchcn nog uitin gen, dat mr. Veraart het betreurt, er zoo doende niet in één slag te kunnen ko men." Ofschoon in het artikef zelf wordt loc- gegeven, dat het zwaarst moet wegen, wat inderdaad het zwaarst is„ heeft de Residentiebode" een oplossing gevon den, en wel een oplossing, die do Kies kring Leiden zou kunnen brengen. Men gelieve slechts te lezen: „Evenwel, misschien is er nog een weg, die hierin verbetering brengt. Leiden zag reeds het groote belang der algemee- ne zaak in en verklaarde zich aanstonds bereid, met Den. Haag haar eerste plaats te ruilen. We vermoedden, dat de Sleu telstad nog wel een schrede verder zou willen gaan, en, in plaats van met Den Haag, met Dordrecht zou willen ruilen. Daar staat mr. Kolkman reeds no. 1, ter wijl in Den Haag de stemming nog moe', plaats hebben." Wie een dergelijke draai nu kan be grijpen, moet het maar eens zeggen. Eerst heet het, dat Den Haag met ver pletterende meerderheid het advies van het bestuur moet volgen, door, om de bovengenoemde redenen, in Den Haag mr. Kalkman no. 1 op de lijst te plaatsen; nu moet om een localen candidaat. geen bekenden politieken voorman, meer kans le geven, op het gestoelte der eere te komen, Dordrecht, die eer van no. i maar toegekend worden. Vooreerst, weet de redactie van de „Residentiebode" toch zeker wel, althans kan zij het weten, dat Leiden bereid is gevonden om met Den Haag óm te ruilen alleen om aan Don Haag gelegenheid te geven, haar eereplicht te kunnen ver vullen, n.l. mr. Kolkman op de eerste plaats te zetten. Alleen ,om deze en geen andere reden, was Leiden zoo bereidwil lig. Een dergelijk gesol ten opzichte van een zoo hoogstaand man als mr. Kolk man en dat nog wel door een Katholiek orgaan uit de Residentie zelf, waar men het zich toch zeker als een hooge eer zou moeten aanrekenen hem als no. 1 op de lijst te mogen plaatsen, .is m. i. zeer minderwaardig te noemen en toch zeker niet anders te beschouwen dan voortge komen door persoonlijk geharrewar van benevelde breinen, door de redactie, eerst zelf afgekeurd. Het. vervolg van het artikel is verder: „Strijkt Leiden nogmaals over het hart wat overigens niet zulk een groote op offering zou zijn en aanvaardde het in plaats van no. 3 thans no. 4, die ook zeker een Kamerzetel verschaft, dan wa ren er twee dingen bereikt: oud-minister Kolkman stond dan reeds bovenaan op de lijst, terwijl een zooveel belovende kracht als mr. Véraart ook naar de Ka mer gebracht kon worden." Ziedaar, Leiden, handel aldus en de goochel Loer is volbracht. Toch geloof ik, dat als men in Den Haag vermoedt, dat. Leiden ^hiertoe zal willen medewerken, men zich schromelijk zal vergissen. Lei den zal m. i. "hiertoe hare medewerking niet willen en ook niet kunnen verlee- nen en wel. vooreerst om de laakbare houding, die men zoü aannemen ten op zichte van mr. Kolkman. Durft men in Den Haag nu in allen ernst beweren, dat de oplossing, welke men Leiden wil la ten brengen, is „van groot belang voor de algemeene zaak." Het is inderdaad moeilijk te gelooven. Vervolgens .omdat, zooals de „Residentiebode" ook kan we ien, de Kieskring Leiden aanbeveelt als no. 1 op hare lijst en dus als no. 3 op do definitieve lijst te plaatsen, mr. dr. Kooien, ook een aftredend lid en beleend De Bloedwortel. Hydrastis Canadensis. Zooals wij ree-ds vroeger mededeel den, streeft de nieuwe Oostenrijkschc jVereeniging to* verbouw van artsenij- planten er naar, om een 43-tal genees kruiden aan te planten, die het tweevou dig karakter dragen van voor de volks gezondheid noodig en tevens financieel loonend te zijn. Ook voor ons medicinaalwczen zijn al "dia 'in het tijdschrift dier Vereeniging genoemde planten nuttig en veelal zeer noodig. Maar. die 43 planten zouden, om vens financieel winstgevend te zijn, ch niet alle ook in ons land gekweekt ikunnen worden. Bijv. de kampherplant, do Camphora-officinarum niet, die een jtropisch of sub-tropisch klimaat behoeft. ,Toch wil men ook deze aan den midden- üonau kweeken, inTtassen. De Drosera- rolundifolia, de ronde zonnendauw, hoe jwol in ons land algemeen in moerassige heiden en venen in hel wild voorkomend laat zich toch weer niet gemakkelijk cidliveeren of in het groot verbouwen. Dit geldt ook voor de artsenijplant de Oentiana-lutea. Wel gaat dit voor bet iVingcrhoedkruid, in ons vorig opstel besproken. En voor veel meer genees kruiden der hier bedoelde loonendc soorten Bijv. behoort hiertoe de zeer nuttige Ertsen ij plant de Hydrastis-Canadens's, een vaste plant. Zij stamt, zooals de naam al aangeeft, uit Amerika, en wel jCanada en het Noorden en Westen' der IVereenigde Siaten. Het. kruid behoort .tot de plantenfamilie der Ranunculaccue Of Boterbloemachtigen. Ook de vroc.gcr genoemde Blauwe monnikskap, het Aco- ïiiet, waarvan Vader Vondel zong, is van deze plantenfamilie. De Engelsehen noemen de hydrastis- plant de Golden-Seal, het gouden zegel jde Duitschers het Waterkruid of Bloed- Kruid. Uit het algemeen en constant hoofd karakter harcr werking op den mensen blijkt, dat vooral de essence uit haar •versche wortelen de bloedvaten van hei levend menschel ijk lichaam, in het bij zonder die der buikorganen, vernauwen .waardoor een' toestand ontstaat van be trekke! ijke blo'-dsvermindering en wij- zwing' der vaalspanningenè Zij treft de slijmvliezen in verslappen- Hen zin, uoor het opwekken van een tógenaard'ige afscheiding, 'die voort gaand, tot een soort van uitputtingstoe- sland of marasmus voert. Het geneeskruid is een der nieuwere Europeesche geneesmiddelen van groote waarde, reeds lange tijden bij de Indiaan- fiche stammen van Canada bekend en door hun „medicijnmannen" gebruikt, liet eerst gebruikte de homoeopatische geneeswijze liet middel in Europa. Btthr, Jahr en Clarke introduceerden liet. Het succes tegen bloedingen was zoo duurzaam"fgunstig; (dat Hydrastis ook in de algemeene geneeskunde in Europa van jaar tot jaar meer toepas sing heeft gevonden.-Daarmee wies ook gestadig de afzet der plant in den handel. De kweek van Hydrastis kan uit zaden geschieden. Maar beter uit aangekochte planten zelf. Later vermeerdert men ze llan door afsnijdingen van haar wortel slok of pol. De tuinaarde verlangt bij zondere verzorging. Men grave den grond 3 d.M. uit. Spitte den ondergrond los. En vuile het gat met een goed door elkander gewerkt mengsel van graven jtosch- of biadgrond en fijn verdeel Je 'kleiaarde, in gelijke hoeveelheden, waar-" bij flink wat oude koemest en zand wordt toegevoegd. (Volgens A. J. van Jaren en volgens ouc^e aanteekeningen). ilierop geeft verder Van Laren aan worden in het voorjaar de world'- Slokjes ongeveer 5 c.M. diep uitgeplant, •waarbij de aarde stevig wordt aange drukt. Daarna maakt men ter hoogte .van 70 of 75 c.M. een lichte bouten stel lage en legt daarop schermmatten van *^boe_yoor—de_be_schaduwing, waar FEUILLETON. 6) ..Hoe .heet het .kind?" vroege Elisie fluis terend haar broeder, 'en toien bij het haar iuaxl gezegd, trad zij op den kleine toe, FSfle zacht een hand op zijn schouder, K'af de 'andere hand en aei met. kalme (vriendelijkheid: "Goeden avorud, Bruno, wi.lt igie mij niet handje geven?" Weer stokten de tranen van het kind; «et Ikeek de vragende met. groote oogen sohteen na te denken, maar legde (en slotte zijn kleine ieere rechter land in die vian bet meisje. --Zoo, dat is braaf, mijn jongen, ik Macht wel, da.t. gij een goede jongen zijt", «ei Elise zacht-.glim.lachend. Hot kind keek 'haar weer peinzend aan ^It^0e£ toen langzaam: ,,Zij"t gij een Z|j (begreep aanstonds den eigenlijken n van zijn vraag; zij begreep, dat haar os&iiaafde taal haar stad ache kleeiren tn- witt op den jongen (hadden gemaakt, dat hij haar beschouwde als van die soort per sonen, met wie hij -tot nu toe hoofdzake lijk in aanraking was geweest. ,,Ja, lieve Bruno", antwoordde zij, ,,ik heet tante Elise. En deze heer is mijn broeder hij is. Zij hield op en keek den pastoor vragend aan. Deze boog zich met liefdevollen glim lach over den knaap en zei: „En ik, kleine Bruno, ik ben „Onkel pastoor". Geef ook mij nu eens een hand," Aarzelend legde het kind «zijn handje in de hand van den pastoor en keek hem aam De goedheid, die uit eiken trek van zijn ge laat en uit zijn oogen straalde, stelde het kind gerust. Het glimlachte en zei moedig: „Goeden dag, oom pastoor." „Zoo", zei Elise, .zich aan tafel zettend en Bruno op haar schoot nemend. „Nu «zijn wij allen zeer braaf geweest, thans mogen we ook aan een belooning denken. Bruno en ik hebben vandaag een verre reis afge legd. Wij hebben lang moeten rijden door weer en wind. Daarom zijn v/e hongerig en moede geworden en daarom moeten wij thans eten en dan gaan slapen." Bruno had ieder woord van haar mond opgevangen en vroeg thans: „Hebt gij ook zoo ver gereden, tante Elise?" „Ja, Bruno, aéér ve£ Maar «tie, daar heb ben we een bord met melk en brood, dat zal ons smaken." De kleine keek er niet naar om, maar vroeg, de oogen steeds strak op haar gelaat gericht: „Hebt gij ook over het groote, zwarte veld gereden?" „Ja, over het groote zwarte veld, waar overal waterplassen zijn. KI its, klols, klits, heeft het paard er door heen gestapt en daarvan heb ik honger en dorst gekregen." En zoo sprekend dronk zij van de melk. „Ik ook", bekende Bruno met een diepen zucht. Elise nam' snel den lepel en wilde dien aan den mond van 'tkind brengen, maar Bruno veroekerde eenigszins beleedigd: „Ik ken zelf eten." Zoodra de kleine verzadigd was, vroeg Elise aan Nolda, haar de slaapkamer te toonen, maar toen begonnen de tranen van den kleine opnieuw te vloeien. Hij wil de alleen door Christine uitgekleed en naar bed gebracht worden. „Christine is de huishoudster van mijn heer Markfeld", zei Kurz tegen den pas toor; „die vrouw heeft den jongen geheel bedorvenHoud je mond, jongen, schaamt gij je niet voor meneer pastoor?" Indien de huishoudster in haar plicht is te kort beschoten, dan is dit uit liefde a&- ;r,wiens 'capaciteiten toen ze&'er, ook' in ben Haag, nóg- wel hooger zullen worden geschat dan van welke veeïbalovendeltkraclit Uai\ look. Nu wil Ik niet ingaan op de wél wat naieve opmerking in het artikel ,dat het voor Leiden niet zulk een groote opoffe ring zou zijn, hoewel hier zeker nog wel een en_ander op aan le merken zou zijn. hetgeen cTe „Residentiebode" bij eenig nadenken wel zal moeten toegeven, maar ik zou nu nog even willen opmer ken, dat, ten eerste, als die zekere zijdo. het moge dan éen of meerdere personen zijn, het zoo betreurt, dat mr. V. niet in éen slag in de Kamer zal komen, zij zich maar moet getroosten met de gedachte, dat vooreerst 's menschen levenspad niet alleen langs rozen gaat, maar ook met doornen is bezaaid, en vervolgens mr. Veraart, niet de eerste is, die zulks over komt, maar meerderen met hem dit lot gedeeld hebben en meer zullen deelen. Ten tweede, De voorstelling als zou een oplosing in dén geest van het artikel van zoo'n groot belang zijn, dat men in Leiden daar wel direct toe bereid zou gevonden worden, moet wel een weinig' pedant worden genoemd, want er zijn lieusch in den Kieskring Leiden en an dere kieskringen nog wel meer veelbe lovende krachten, die, zonder ook maar iets op de capaciteiten van mr. V. af te dingen, zoowel op politiek als op speciaal katholiek sociaal terrein meer hebben gepresteerd en op grooter staat van ver diensten kunnen bogen, en die, niet in éen enkele kiesvereeniging, maar wel in een groot aantal kiesvereenigingen can didaat zijn gesteld. Waar het artikel ten opzichte van do Kieskring Leiden poeslief begint, in het midden reeds minder vriendschappelijk gaat worden (gezien de opmerking over de niet groote opoffering) is het slot er van niet vrij van hatelijkheid en dreige ment. Men oordeele slechts: „Als men overlegt en niet, tegen alle reden in, stijf op zijn stuk blijft staan dan kan men veel bereiken." Hierna vol et een ander artikel onder het motto: De juiste weg?" doch ik ge loof, dat dit motto beter onder boven aangehaalde zinsnede zou zijn geplaatst geweest, daar allerminst de weg, door de „Residentiebode" ingeslagen om een cloor haar beoogcl doel te bereiken, de juiste kan worden genoemd. Waar in den aanhef de redactie den Kieskring Leiden lof toezwaait voor het uitstekend besef van haar plicht, zou ik Den Haag willen aanraden, een voor beeld daaraan te nemen, en, met voorbij zien van persoonlijke verlangens, niet alleen het algemeen belang te dienen, maar ook haar eereplicht te vervullen door als no. 1 op de candidatenlijst tc brengen, den oud-rninister mr. Kolkman en zulks niet over te laten aan andere kieskringen, alleen met het oogmerk veelbelovende krachten vooruit te drin gen, die indien zij werkelijk zoo veelbe lovend zijn, ook zonder dringen, dank zij hun geloonde prestaties, wel te gelege- nertijd op den voorgrond zullen treden. Bestuurslid R.-K. Kies ve r. Leiden. Leiden, 9'Maart 1918. Wij merken hierbij op, dat er geen besluit, als in Den Ilaag gewenscht, zou kunnen worden genomen, tenzij na con ferentie van de vier betrokken Iüeskring- Jjesturen en na goedkeuring in de vier betrokken kieskringen. Dat zoo iets ge beuren zou de twijfel daaraan is wel gegrond! Redactie. ,,ln ai'les Roomsch en steeds bijeen!" Mijnheer de Redacteur, Beleefd verzoekt ondergeteekende een kleine plaatsruimte in uw blad. Bij voor baat mijnen dank. In alles Roomsch en steeds bijeen; in afle gewichtige omstandigheden, doch evenzeer ook bij alle spel en sport. Dat er geen sport bestaat, welke de laat ste jaren meer opgang heeft, gevonden, dan het edele voetbalspel, valt niet te betwij felen. Ook in Katholieke kringen heeft .men zich meer en meer toegelegd op dit spel en -zoo was het dan noodig, die sportlievende jongemannen te vereenigen in speciaal R. K. clubs en bonden. Dank zij het werk van eenige moedige Katholieke mannen, heeft men voor eenige jaren een R. K. Voetbalbond zien verrij zen, die zich nu reeds over alle bisdommen in Nederland uitstrekt. Ook hier in Alphen a. d. Rijn heeft men ingezien, dat het rvoc- dig was, de Katholieke voetballers in een R. K. club te vereenigen, om te voorkomen, schied", antwoordde de geestelijke ernstig. „Zoo'n misslag verdient verontschuldi ging" „Ja, mijnheer pastoor; maar indien gij den jongen zoo met zijden handschoenen wilt aanpakken, dan zal er geen huis met hem le houden zijn." „Brunn en ik", fluisterde Elise het kind toe, „zullen het wel met elkaar kunnen vinden. Wij gaan thans\awen naar je slaapkamer en dan verhaal ilk je, ails ge braaf «zijt, mooie geschiedenissen." Nolda een wenk gevend, nam Elise den kleine op haar armen en droeg hem al ver tellende de trap op. Het gelukte haar zoo goed, zijn opmerkzaamheid door haar sprookjes te boeien, dat hij zijn bedroefd heid geheel vérgat en zich gewillig door haar liet uitkleeden. Nog eenigen tijd bleef Elise bij zijn bedje waken, doch weldra was het kind, door zijn groote vermoeid heid vermand, ingeslapen. DERDE HOOFDSTUK. In een groote, weelderig ingerichte ka mer in de hoofdstraat te W. aan de Roer daalden de eerste schaduwen van den droevigen herfstavond neer en de jonge dame, die loom in een leunstoel aan het yenster zat. stond op. .en belde orru licht, i dal «ze zich bij neutrale clubs zouden aan sluiten. Om dit doel te bereiken, heeft zich dan hier een comité gevormd. Moge het succe^ hebben imet dit plan. Katholieke voetballers van Alphen, ?luit u aan bij deze Vereeniging. Katholieken van Alphen a. d. Rijn, helpl bet comité dit doel bereiken, door donat» teur of donatrice te worden. Katholieke landbouwers, steunt gij vooJTj al dit comité en helpt het tegen geringd vergoeding aan een terrein. U, mijnheer de Redacteur, nogmaals imijn beleefden dank. J. G. FLINT. Alphen a. d. Rijn, Maart 1918. Mijnheer de Redacteur, Beleefd verzoek ik u een plaatsje in uw blad voor het volgende: De kennisgeving van den minister van L., H. en N. in uw blad van Donderdag j.lt zal door alle tuinbouwers met verbazing zijn gelezen. „Voor elke 100 K.G. groene pronkbourien door de tuinders in 1918 ter veiling aange voerd, «zal door hen voor 1 Februari 19 lf 40 K.G. droge pronkzaadboonen moeten worden ingeleverd tegen den prijs van f 0.50 per K.G." Dat staat daar zoo heel eenvoudig, een, kind zelfs kan dat lezen en begrijpen, maar toch, al'kan een tuinder rekenen al&....*.{ .een minister, dan zal hij met den bested wil niet in staat zijn, om dit voorschrift goed na te komen. Dit laatste schijnt, zelfs een minister niet te begrijpen, terwijl elke vakman op gebied van pronkboonent?elt het wel snapt. Wanneer iomand 1 H.A. met pronkboo- nen beteelt, en hij aou daarvan groen ge plukt 20,000 K.G. boonen ter veiling bren gen, dan kan hij wel berekenen, dat hij daarvoor 8000 K.G. droge pronkzaadboo nen moet inleveren, maar, als hij ze grcui» geplukt heeft, dan heeft hij geen zaad- boonen. Kan dan een tuinder niet vooruit bere kenen hoeveel kilogrammen hij ongeveer van een H.A. kan plukken en daarnaar be rekenen hoe groot gedeelte hij moet reser veeren voor zaadboonen? Neen. Hij kan, zijn gewas in aanmerking ne mende, de opbrengst in kilogrammen schatten, maar verschillende factoren kun nen samen werken, zóó, dat hij zijn schat ting 50 pet te hoog gal hebben gemaakt. Nog onzekerder dan bij groen plukken ia de te schatten opbrengst van droge zaad- pronkboonen, vooral witte. Bij veel nat herfstweer zal het grootste gedeelte van den oogst verloren gaan, zoodat het beste gewas een slechte opbrengst zal geven. Wat betreft den prijs voor droge zaad boonen gesteld, zal iedere tuinder mij giif willen toegeven, dat met dezen prijs neg niet de cultuurkosten kunnen worden ge dekt. Waar wij, tuinders, dit jaar in hoofd taak zullen zijn aangewezen om het Ne- derlandsclie volk plus .?ijn ruim een «nil- Iiocn inwonende vreemdelingen 'van voed sel te voorzien, ware het heusch van den minister geen verkwisting geweest om door het stellen van loonende prijzen de tuin ders tot het kweeken van voedingsartike len aan te moedigen, terwijl, door het stel len van zoo lage prijzen, vele tuinders er zich wel voor zullen wachten, om pronk- boonen te telen, wijl zij met zekerheid kunnen berekenen, dat, bij den gunstigsten oogst, hun na aftrek van de cultuurkosten, niet zooveel zal overblijven, dat zij in ctaat zullen zijn, om hun toch al niet groot rant soen regeeringsbrood te betalen. Hopende dat dit schrijven er toe zal hij- dragen, dat alle tuinders door middel van hunne organisaties alle pogingen zullen aanwenden cm. de-ze regeling door den mi nister te doen wijzigen en u, mijnheer de Redacteur, dankend voor de verleende plaatsruimte blijf ik, hoogachtend, A. H. B., tuinder te R. Beide laatste ingekomen stukken zijn wegens plaatsgebrek eenigen tijd blijveri liggen. DE MOORD OP MARIA KESSELS. Het „Nieuwsblad van het Zuiden" heelt in 'een drietal artikelen nadere bijzonder heden over den moord op Maria Kessels medegedeeld. Van de meest bevoegde zijde heeft het „Nieuwsbl; V. h. Z." inlichtingen verkre gen omtrent den zwerver, die zich bij. de Ilaagsche politie aanmeldde, om daar zulk een ontzettend zware zelfbeschuldi ging te doen. Over den zonderlingen persoon, dio heeft aangemeld als den moordenaa- Een dienstmeisje bracht de groote lamp, sloot de vensterluiken en verzorgde de kachel. „Zet de lamp dichtbij en geef mij het naaiwerk van het werktafeltje o daar valt de schaar. Wat .zijt ge toch onhan dig!Het is niet om uit te houden met jou, Netta!" De jonge vrouw sprak op half klagen- den, half gekwetsten toon. Het jonge dienstmeisje krulde de lippen en wierp een minachtenden blik op de jonge dame. „Nu, wat heb je daartegen te zeggen?" hernam de jonge vrouw. „Hebt ge soms de schaar niet laten vallen? Ieder oogen blik doet ge iets verkeerd en daarna kunt ge de minste berisping niet verdragen." „Heeft u nog iets te bevelen, madame Markfeld?" vroeg Netta, niet in het minst uit het veld geslagen. „Neen, maak dat je aan je werk komt.*" Het meisje verliet da kamer en mevrouw Markfeld nam haar Owmdweirkje weer op. Maar spoedig scheen haar dit to vervelen, zij wierp haar naaiweik weg en leunde achterover in de sofa. De lamp wierp haar licht op het mooie, doch thans sombere ge'aat der jong* vrowy en haar rijke kleeding. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1918 | | pagina 9