Tweede Blad. Se JAARGANG. No. 2363 Zaterdag 14 Juli 1917. Uit de Pers. Leiding en Vertrouwen. Voor de Katholieke Staatspartij is het thans dure plicht alle geoorloofde en 'dienstige middelen aan te wenden, op dat, nu het nieuwe kiesstelsel de gele genheid daartoe opent, ook onze partij een aan hare getalsterkte evenredig aantal zetels in onze Tweede Kamer be kome. Daartoe is noodig organisatie, .voorlichting en leiding. Aldus de heer A. van Wijnbergen in een artikel in De Maasbode, waaraan .wij het volgende ontleenen: Tot vervelens toe moet het telkens -iierhaald worden dat vóór alles noodig is. dat in elke gemeente o/ parochie de katholieke kiezers, ook zij, die het volgend jaar kiezer zullen worden in in locale hiesvereeniging worden .amgebracht. Het is niet voldoende rteeds te betoogen, dat het de kiezers zijn, die uitspraak moeten doen; men moet dan ook de middelen aanwenden orn daartoe te geraken, en daar.toe be hoort zeker in de eerste plaats een orga nisatie van alle kiezers in plaatselijke of parochiale kiesvereenigingen. Ge schiedt zulks, dan zal ook voorlichting kunnen worden gegeven die allen be reikt. Naast de zóó hoog te waardeeren, onmisbare voorlichting onzer katholie ke pers, zullen immers de besturen der lokale kiesvereenigingen aan de leden de noodige kennis omtrent het nieuwe kiesstelsel en 't hanteeren daarvan heb ben bij te brengen. Jleel wat papier zal in de woningen der kiezers moeten wor den gebracht, terwijl, al zal zulks nog al bezwaar opleveren, toch in den aan staanden winter verschillende bijeen komsten zullen moeten worden gehou den, om door het gesproken woord de bijna steeds noodige nadere toelichting te verstrekken. De beste organisatie, over gansch het land tot stand gebracht, de meest hel dere voorlichting, alom verstrekt, zullen echter nog niet tot het gewenschte re sultaat voeren, indien dat alles niet ge schiedt onder krachtige, doelbewuste leiding.donder leiding anarchie, ook op politiek terrein. Leiding moet er wezen, niet in het belang van de leiders, maar in het belang van hen, die geleid wor den, opdat dezen liet doel bereiken, dat ze zeker zonder leiding niet bereiken zullen. Het doel nu, waartoe men komen wil, is bekend: het volgend jaar zal in eiken kieskring slechts ééne katholieke lijst worden ingeleverd: die lijst moet zoo- 'danig zijn samengesteld, dat alle katho lieke kiezers zich op die ééne lijst zullen kunnen vereenigen; waar de stemplicht de opkomst van allen verzekert, zal dan duidelijk het aantal zetels evenredig zijn aan de getalsterkte der partij. Aan wie de leiding te geven bij dit zeker o zoo belangrijk en "zoo moeilijk te volvoeren werk? Die vraag is aan het kiezerskorps om te beantwoorden. En welke overwegingen zullen daar bij gelden? Al zullen bekwaamheid en ontwikke ling ook eenig gewicht in de schaal leg gen, toch zal. naar we meenen, de mate van vertrouwen van overwegenden in vloed zijn en ook moeten zijn. Steeds was maar zeker in een bij uitstek moeilijk jaar, als het komend, "is de leiding op politiek terrein voor een b zoo groot deel een zaak van vertrou wen. Men bedenke toch voor een oogenblik het volgende. Zeker bij de toepassing van een geheel nieuw kies stelsel, als waarvoor we ons thans zien geplaatst, zal er vaak moeten gewerkt, vaak moeten gesproken en beraadslaagd worden in besloten kring,, zullen er ver schillende zaken moeten geschieden, die, althans aanvankelijk, niet ter kennis van d.e groote massa worden gebracht, Hieraan valt eenvoudig niet te ontko men; 't is daarom goed het openlijk te zeggen. Of zij derhalve, aan wien in deze leiding wordt gegeven, van den in vloed, dien zij noodwendig daarmede ontvangen, misbruik kunnen maken. Zeer zeker. Maar daarom is dan ook een zaak als deze een zóó teere zaak, een zaak vóór alles van vertrouwen. Daar om is het plicht der kiezers de leiding te leggen in handen van hen, omtrent wie zij van oordeel zijn, voldoende gron den hebben, om te meenen, dat zij bij de volvoering dezer taak, ook dan, wan neer zij weten, dat hun besprekingen, hun maatregelen niet ter openbare ken nis zullen komen toch in niet min dere mate voor God zich verplicht zul len rekenen te dienen de zaak, te die nen de belangen der katholieke Staats partij, met alle kracht er naar te stre ven, dat bij de verkiezingen het volgend jaar geheel ons katholieke volk in al zijn geledingen zoo maar eenigszins mogelijk bevredigd wordt. Op c'lie wijze ontstaat de zeker thans zoo dringend noodig juiste verhouding tussclien leiders en volgelingen. Zij, die volgen, zullen, na op dien grond ge plaatst vertrouwen, met gerustheid vol gen, en niet vatbaar blijken voor pogin gen, die mochten worden aangewend om dat vertrouwen te ondermijnen; zij aan wie leiding werd opgelegd, zullen in het besef van het bezit van dat ver trouwen den onmisbaren steun vinden voor hun laak een taak technisch moeilijk uit te, voeren, maar vooral me debrengend eens zoo groote en zware verantwoordelijkheid. Een voorbeeld. De Tijd schrijft: 't- Is een oude waarheid, dat woorden wekken en voorbeelden trekken. Nu zal het wel niet spoedig gebeuren, dat b.v. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem op een vergadering der Kiesvereeniging de roomscbe kiezers komt aansporen lot het vervullen van hun stemplicht. Maar een aansporing van veel grooter waarde beeft* onze beminde bisschop irr deze dagen gegeven door het voorbeeld. Z. D. 11. zal n.l. niet Maandag, zooals aan vankelijk bepaald was, naar Ileilo gaan, maar Dinsdag. Als reden wordt gepubli ceerd, dat Z. D. H. de kansen der her stemming voor den gemeenteraad in Haarlem op Maandag a".s. niet in gevaar wil brengen. Dit feit moge de velen, die politieke actie nog steeds als iets minderwaardigs beschouwen, tot leering strekken. Als de Bisschop van ons Diocees de waarde van een verkiezing zóó hoog aanslaat, dan mogen de geloovigen dit voorbeeld toch zeker wel volgen. De verkiezing in Alkmaar op Donder dag j.l. is de beteekenis van een verkie zing nog eens komen demonstreeren, cloor de waarde van één stern aan te toonen. In het derde district werd daar de An- ti-Rcvolutionnair gekozen als oudste in jaren, omdat hij evenveel stemmen had als de socialist. Eén man van rechts minder, of één socialist méér aan de bus en de socialist zou gekozen zijn. Ook te Wormer deed zich gisteren de waarde van één stem gelden. Wanneer daar de socialist één stem meer had ge kregen, was hij gekozen geweest in plaats van den katholiek en zou het aan tal R. K. raadsleden van twee tot één zijn teruggebracht. De S. D. A. P. in nood. Het Huisgezin schrijft: Do sociaal-democraten, zien zicli in hun, affaire bedreigd. De Amsterdamsche troebelen hebben be wezen, dat hun voorstelling, alsof zij do ..proletariërs" achter zich hebben, maar humbug is. Zelfs de revolutionaire -socialist Wijn koop kan clit niet beweren, want toen hij in een dier gedenkwaardige dagen het wachtwoord uitgaf dat het nu genoeg was en men naar huis moest gaan, verkoos de opgezweepte menigte aan dien raad geen gehoor te geven. Zoo is het altijd! gegaan en zoo zal het blijven gaan: op kritieke oogenblikken hebben de leiders" de ontketende massa niet in de hand. De gebeurtenissen te Amsterdam hebben de S. D. A. P., die -zich gaarne in haar manifesten als de partij der arbeiders aan dient, een gevoel van onbehaaglijkheid be zorgd. Zij voelt, dat haar invloed op de massa aan liet tanen is; hat de macht, die zij tot dusver bezat, haar gaat ontsnappen; dat de menigte, dio niet redeneert en geen breidel kent, haar met meer vertrouwt. Daarom heeft het partijbestuur zijn toe vlucht genomen tot het bekende wapen: een nieuw manifest aan ,,de Nederland- sche arbeidersklasse". I-Iet stuk is lang en verwaterd en met de felle aanvallen op de Telegraaf" aan den eenen, de Tribune" van Wijnkoop aan den anderen kant, het beste bewijs dat de S D. A. P. zich zwak voelt. Zij is door haar positie te veel regee- ringspartij geworden, om nog op te kun nen tegen bladen en groepen, die geen verantwoordlelijkheid te dragen hebben. AVel richt het manifest een woord van waarschuwing tot de regeering en de ,,heersehende klasse", maar het zwaarte punt ligt toch in het verweer tegen de concurrenten van de S. D. A. P., die het inderdaad veel gemakkelijker hebben bii makkelijk als de S. D. A. P. liet vroeger het bewerken der volksopinie, zoo ge had, toe.n zij de revolutionaire instincten vrij en vrank kon aanwakkeren. Den menschen zijn niet anders gewor den, maar de S. D. A. P. is van een re volutionaire groep «onder \erar)twoorde- lijkheid een hervormingspartij geworden die, zij moge haar taai aan een vocabu- iaire^mef sierlfgekii nrTe' err heftige woor den onleenen, van geweld niets meer heb ben moet en het nuttelooze en verkeerde daarvan terdege inziet. Maar zij blijft het onaangenaam vinden dat onder haar duiven geschoten wordt en dat haar vroegere rol: allen te over troeven, thans door anderen is overge nomen. Dat zit haar dwars, en aan de spijtig heid daarover hebben we het manifest te danken, hetwelk voor wie iezen kan dui delijk demonstreert, dat de S. D. A. P. zich haar invloed en macht over de pro- letariërs Voelt ontglippen. Letteren en Kunst. Kunstclu'o „de Sphinx". In den loop der jaren zijn hier te Lei den niet alleen pogingen aangewend, maar ook daadwerkelijk ten uitvoer ge bracht. om de schilderkunst bemind te maken. Wel is de introductie ge schied denken wij slechts aan de Leidsche Kunstvereeniging maar verder is het toch nimmer gekomen. Totdat in het begin dezer week de Leidsche Kunstclub „de Sphinx" aan het Rapenburg een tweetal permanente tentoonstellingszalen opende, om bij voortduren de - belangstelling voor de schilderkunst op te wekken en gaande te houden. Het ligt in de bedoeling van het jeug dige bestuur de doeken iedere maand te verwisselen. Niet alleen voor de leden der club verdient zulks aanbeveling, maar ook het publiek kan hier veel pro fijt van hebben. In verband hiermede^ zouden wij onderwijzers e. d. willen' aanbevelen, van tijd tot tijd met hunne leerlingen de tentoonstelling eens te be zichtigen, om zoodoende te ervaren liet contrast, dat bestaat tussclien de z.g. klassieke en de moderne richting, welke in de schilderkunst heerschen. Toen wij bij de opening ook de zus- ter-vereenigingen „St. Lucas", de „On- afhankelijken" en de „Rotterdammers" aantroffen, viel reeds aanstonds te con- statëeren het idealisme, dat hier ter na streving stond te gebeuren, en reeds in velerlei opzicht is nagestreefd. Het zijn hier beoefenaars van de impressionisti sche school, van de abstracte en lumi- nistische richting, en van de illustratieve en svmbolieke kunsten. Die impressie, welke een indruk van iets vormt, maar niet verder gaat, zij valt zoo ruim te waardeeren bij J. Man- ceau, die in vloeiende kleurenmenge ling „een pot tulpen" op het doek maalde. Hetzelfde ervaart men bij een kunst stuk van onzen stadgenoot A. vSegaar, de jeugdige schilder, die wel niet zijn roem van vroeger trouw blijft, maar toch met zijn „Kagerplas" veel heeft bereikt. Illustratief werk is aanwezig van Wij nand van Dam, eveneens Leidénaar, met zijn penteekening „Bontgezicht" B. Canter, van Rotterdam, exposeert svmbolieke kunst. O. i. geenszins sym pathieke kunst! Hier is het „de boom der kennis" die ons als voor een raadsel plaatst; verder een „essentieele" Chris tus-uitbeelding. naar aanleiding van het Ilebreeuwsche: „Eli, eli, lama Sabachla- mi". Onbegrijpelijk voor een ieder, die hierbij niet voldoende explicatie ont vangt. De werken van de gebroeders Van Urk, doen ons denken aan de Haagsche school. C. J. van Urk geeft een „Laarder- boer", fragment uit de St. Jans-proces- sie; een matige plain-air-studie. Het im pressionisme doet A. van Urk sterk uit komen in een „Vergezicht": diverse tin ten weiland; op dén achtergrond een sobere durnéhreeks. Niet onverdienste lijk. C. J. \an Urk schilderde nog een „Slilleven", in hoofdzaak om een tegen stelling van de sterke kleuren le geven, en „Levensvreugde", ter illustratie van het kleurrijke in de natuur. Zeer de aandacht trekt de „Stille dag" van Roggeveen. Een gepointilleerde tuin la Gogh. 't Is een luministisch werk, met specifiek doel, om de rust uit te drukken. Wie dergelijk werk nimmer te voren zag, vindt de kleuren-combinatie van zonderlinge soort. Van denzelf den schilder is een aquarel zeer ver dienstelijk werk een bloemen-slille- ven, waarbij uitnemend geslaagd uit komt het blanke licht-effect. Iets grilligs is de visionair-schilderij \an B. Toon Gits. 't Zijn maskers, waar bij de meest gevoelde indrukken het sterkst worden weergegeven. Sam. van Kuik maakte in houtskool een klein schetsje, daarbij geïnspireerd door het geluid van een passeerenden sneltrein. Men moet het product zien, om te weten welke de juiste bedoeling is. Verder 'heeft deze teekenaar zijn „Nieuwe Missionaris". Iets zeer afwij kends. Het symbool van den vrede geeft L. Scheltema, uit Wateringen. De schilde ring is een maagd, omgeven door 't wit der reinheid, waarachter een zonderlin ge kleuren-combinatie, de levenszee voorstellend. De Christus-figuur schom melt in onzekere richting, vragend of de wereld al dan niet haar God er kennen zal. 't Is weer een van die opvat tingen, die op het eerste gezicht niet tö benaderen zijn. Typisch is van dezen schilder def „Oude man", een soort zee-koning, ge vormd uit sobere, kleurige lijnen. Waarlijk emotie-vol is de „Toewij- ding" van Grootens uit Bloemendaal, een' decoratief, vlak gehouden werk. Sugges tief evenwel is Grootens in zijn „Ver schrikking", waar een -hond angstig wijkt voor het schelle auto-licht. Inder daad hezichtenswaardig. J. G. Kessler, uit Leiden, toont in „Geraniums" het oud-impressionisme, terwijl mej. Van Dam een „Landschap" biedt, werkelijk mooi van peinture. Als een ontwerp voor bedrukte stof levert B. Planjer uit Leiden een stukje decoratieve kunst. Zijn motief gaat steeds door, doch varieerend, en alle vak ken mooi gesloten houdend. Ten slotte noemen we- iets vreemd soortigs van Gerlwh (pseudoniem) „Toe wijding" genaamd. De voorstelling van dit werk in waterverf vermoedt te zijn een kathedraal, in wier midden als in een waas opstijgt de Christus. Tenmin ste van verre af vormt men zich dezen indruk. Dichtbij is het een labyrinth van kleurenlijnen. Nog zijn er bijdragen van betere en mindere soort, doch wij bepalen ons tot bovengenoemde. Mogen we veronder stellen, dat door de daad, welke „de Sphinx" thans gesteld heeft, een werke lijk belang gediend is, voor onze Leid-: sche schilders, zoowel als voor het pu bliek. A. v. O. Sociale berichten. Nat. R.-K. Bakkersbrnd. Te Utrecht had -in hole] Noord-Bi af bant" eame vergadering p'-aata van R.-K. Bakkerspatroons. De heer J. van Oudenhoven te Tilburg opende als vooivi.itor der vonrl-ooprge com missie de vergadering met een wcorü van welkom lot de afgevaardigden der be staande vereinigingen, «-'ie- volgons fjpr. op één na op deze vergadering vertegenwoor- diigd waren. Spr. wees er op, duit sedert •langen tijd .door velen ftMH verlangen ge- ■koeoterd werd orn de bef-bannde"geweste lijke R.-K. Rakker-bomden to* em natio nal en Bond te vereerwgen, hetgeen dan. ook geschied i<s. Spr. deelde mede, dat. elke vereeniging een afgevaardigde heeft in het z.g. Centraal bestuur, waaruit weer een dagelijksch best-uur is gekozen en dat in een gehouden vergadering, van liet Cen traal bes-tuur de heeren .lac. Speekenhrinki (voorzitter), te Bergen-op-Zoom, Cl. A. II. Kool (secretaris) te Am-sterdam, H. Dries- sen (penningmeester) te Weert, G. P. van der Kamp (onder-voorzitter) te Rotterdam en J. C. Paymains (commissaris) te Til burg. Na in lioti kort uiteengezet Le heb ben-, waarom stichting van ee-n R.-K. Bak kers-bond noodig was en d'aanbij mét na druk te hebben opgemerkt, dat deze Bond niet Jon, Ned. Rakkersiband wenscht legen te werken, dieeld'e s-jtr. mede, dat de Nat R.-K. Baikkorslbond thans reads 1000 a 1G00 lectori telt. Vervolgens droeg spr. de leiding der vergadering' oiver aan den voorzitter van het nieuw ge kozen dag. bestuur, tien hoor Jac. Speekenbrinik te Bergen-op-Zooni. In behaindciling kwam het huishoudelijk reglement, hetwelk na eenige discusfiio werd aangenomen. De heer Van Oudle-nho-ven hield daarna een uiteenzetting over do toekomstplannen van den Bond. Hij wees o-p de noodzake lijkheid van. een vakschool en meende, dat het deelnemen aan die handelseursu-seen FEUILLETON. Christen-helden in Japan. 33) „Hoeveel soldaten hebt gij hier te Meako, edele heeren", vroeg de pasbe noemde bevelhebber. „Prins Michael, wees zoo goed en schrijf de cijfers op een briefje, opdat wij onze strijdkrach ten naar behooren kunnen verdeelen. Kom, kom, mijnheer de bruidegom, welk een begrafenisgezicht zet gij op uw trouwdag. Het is mij reeds den ge- heden avond opgevallen, dat ge daar zoo stil en druilig zit. Behoort dit bij bruiloften in het Westen tot de hof etiquette? Stoor u er hier dan maar niet aan, en drink lustig op het welzijn van uw lieve bruid! Of is de reden van'uw ontstemdheid alleen deze, dat wij voor <to goede zaak van Samburon-Dono het -zwaard trekken?" - Het antwoord op die vraag was een ■•stormachtige hulde aan den "beroemden ^veldoverste. „Och, men heeft met mijn gevoelen in deze zaak al bitter weinig rekening ge houden", antwoordde de Prins, een blik vol wrevel werpend op zijn vader. „Maar nu het besluit eenmaal gevallen is, zal mij tegen de overige heeren niet ver zetten. Geef mij inkt en penseel. Ik ben benieuwd om te weten hoeveel duizend nïan de heeren op de been kunnen brengen!" De groot-admiraal en de vorst van Arima wisselden een blik van verwon dring. Maar nog, vóórdat de overige beeren zich ten volle rekenschap konden [geven van de beteekenis dezer wan klank verwekkende woorden, kwam Dajemon, de hofmaarschalk, de zaal binnenstormen en riep: „Foesimi staat in brand!" „Foesimi de Schogoenburcht in brand!?" -herhaalden alïen, van hun matten opspringend. „Dan is de datum in den brief van Samburon-Dono verkeerd!" zei de groot admiraal. „Zij zijn een dag vroeger ge komen, en de staatsgreep schijnt gelukt te zijn. Te wapen! Allen te wapen! Naar Foesimi!" Men stormde de zaal uit, het eerst naar den zolder, waar men over de da ken van Meako heen, Foesimi kon zien. „Ziet!" riep Dajemon. „Het hoofdge bouw begint juist te branden! Toen de poort wachter mij zooeven het briefje bracht, stond slechts de tempel van den nieuwen krijgsgod in het park in brand. Maar bij dezen westenwind zal het niet lang duren, of lieel de burcht staat in vlammen. Ziet maar, hoe de storm de vuurzee zijwaarts drijft!" „Het kasteel is verloren!" riep Ukon- Dono." „Daar gaat heel de heerlijkheid van den nieuwen oorlogsgod!" zei de vorst van Tschikoengo lachend. „Of Jyeyas zich met zijn pupil uit de vlammen heeft weten te redden?" zei de groot-admiraal. „Wij kunnen niet spoe dig genoeg ter plaatse zijn." „Hime!" dacht prins Michael bleek van schrik. De heeren snelden naar- de groote zaal, wierpen hun zijden feest- kleeren uit, en schoten in alle haast hun pantserhemden aan; de pages konden niet vlug genoeg de gespen dichtsnoe ren en de helmen aangeven. Daar bene den op het plein toomden en zadelden de knechten vliegensvlug de paarden. Reeds na verloop van enkele minuten kwam er orde in het gewemel van strijd rossen en half-gewapende krijgsknech ten. De Vorsten liepen vlug de trappen af en riepen hun manschappen. „Zijn alle heeren gereed?" vroeg vorst Augustinus. „Allen!" „Waar is mijn zoon?" riep de vorst van Arima. „Hij moet mij in den zadel helpen. Als ik er eenmaal in zit, zit ik zoo vast als de jongste van u allen." „Gij komt in het geheel niet in den zadel! Gij blijft hier om dit kasteel te beschermen", zei l'kon-Dono. „Maar waar is uw zoon?" „Hier!" riep prins Michael, terwijl hij half-gewapend kwam aanloopen. Ter wijl de overige Vorsten zich in hun har nassen staken, was hij naar den stal ge ijld en daar op een paard gesprongen, teneinde vóór al de anderen uit naar Foesimi te rijden, en daar het eerste aan te komen. „Hime!" De gedaclüe aan haar was de eenige,. welke hem beziel de. „Misschien gelukt het mij haar te redden." Doch de wacht aan dc poort liet hem niet door. De soldaten hadden uitdrukkelijk bevel ontvangen eerst dein te openen, wanneer allen gereed zou de zijn, en Ukon-Dono het zou bevelen. Tandenknarsend van ongeduld en wre vel moest de Prins dus rechtsomkeert maken, teneinde zich evenals de ande ren te wapenen. „Gij hebt nog wel den tijd, om een pantser behoorlijk te laten vastsnoeren, Prins," zei de veldheer. „Zoodra wij de poort uit zijn, rent gij met dezen man er naar het landgoed aan de rivier, en brengt de strijders van Arima mee. Als gij u haast, komt gij nog vroeg genoeg te Foesimi. De omweg is niet bijzonder groot. Gij moet, natuurlijk, dwars door het veld rijden, recht op den vuurgloed aan!" „Stuur er een ander lieen! Laat mij..." „Geen woord meer!" Geen tegen spraak! of ik laat u onmiddellijk arres teeren en opsluiten in den toren!" riep Ukon-Dono met gefronst voorhoofd. „Het is op dit oogenblik geen tijd voor bedenkingen. Gehoorzaam!" En zonder zich verder met den Prins bezig te hou den, wendde hij zich tot den bevelheb ber der ruiters: „Dicht aaneengesloten blijven! Vooruit!...; Volgt mij!" beval hij met machtige- stem. En de grond onder de paort en de brug dreunde onder den hoefslag der wegtrappelende paarden. De groot-ad miraal en zijn mannen sloten den stoet. Terwijl Ukon-Dono wegreed, gaf hij de groot-admiraal vorst Protatius nog eenige aanwijzingen. „Mislukt de staatsgreep en kom ik niet terug," zeide hij, „vlucht dan met mijn dochter naar Arima. Uwe jonk én de mijne liggen zeilree. Danjemon is van alles op de hoogte. Groet .mijn kind doch daar komt het zelf! Moed gehouden, Lucia. Hier, ik geef u mijn zegen, en wat mij ook moge overkomen gij weet dat mijn voornaamste beweegreden geweest is de zegepraal van onzen godsdienst! Vaarwel, kindlief! God bescherme u!" En zich uit den zadel neerbuigend, tee- kende hij het voorhoofd van het stil weenende meisje met -liet teeken des kruises, Vervolgens draafde hij aau het hoofd zijner ruiterschaar Ukon-Dono achterop, wiens troep inlusschen den groolen weg had bereikt. „Het kruis heeft hij mij als troost achtergelatenl" zeide Lucia bij zichzel- ve. Daarna wendde zij zich lot haren bruidegom, die met alle teckenen van het grootste ongeduld een paar ruiters tot spoed aanzette, en riep hem toe: „God bescherme u, mijn gemaal! Ik zal voor u bidden!" „Ja, ja, doe dat! Ik heb nu geen lijdt vooruit! Bij alle elementen, wij komen te laat!" En als een wervelwind suisde hij heen. „Droog uwe tranen, mijn dochter", sprak de oude Vorst. „De vrouw van een krijgsman moet een heldenhart bezit ten. In plaats van te weenen, hetgeen u toch niet helpt, doet gij veel verstandi-. ger door uw dienaressen te roepen en' haar, ten einde op alles voorbereid to zijn, het goud- en zilverwerk en de meest kostbare wapenen naar de jon ken te laten brengen. Voorzichtigheid kan nooit kwaad! Ik zal inlusschen do poort en de muren bezetten, en dan moge onze rechtvaardige zaak doen ze-; gevieren." Deze woorden waren gesproken meB weinig harlelijkheid. „Zij beminnen mi| niet, de Vorst evenmin ais de Prins", zei1 Lucia bij zich zelve. „Het begint mij steeds duidelijker te worden, dat Prota- sius enkel uit berekening en politiek" naar mijn hand voor zijn zoon aanzoek heeft gedaan. Had ik toch maar niet toe gestemd! Had ik mij voor de voelen varï mijn vader geworpen hij zou mij ze ker met tot dit huwelijk gedwongen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1