Tweede Blad.
Se JAARGANG.
No. 2363
Zaterdag 14 Juli 1917.
Uit de Pers.
Leiding en Vertrouwen.
Voor de Katholieke Staatspartij is het
thans dure plicht alle geoorloofde en
'dienstige middelen aan te wenden, op
dat, nu het nieuwe kiesstelsel de gele
genheid daartoe opent, ook onze partij
een aan hare getalsterkte evenredig
aantal zetels in onze Tweede Kamer be
kome. Daartoe is noodig organisatie,
.voorlichting en leiding.
Aldus de heer A. van Wijnbergen in
een artikel in De Maasbode, waaraan
.wij het volgende ontleenen:
Tot vervelens toe moet het telkens
-iierhaald worden dat vóór alles noodig
is. dat in elke gemeente o/ parochie
de katholieke kiezers, ook zij, die het
volgend jaar kiezer zullen worden in
in locale hiesvereeniging worden
.amgebracht. Het is niet voldoende
rteeds te betoogen, dat het de kiezers
zijn, die uitspraak moeten doen; men
moet dan ook de middelen aanwenden
orn daartoe te geraken, en daar.toe be
hoort zeker in de eerste plaats een orga
nisatie van alle kiezers in plaatselijke
of parochiale kiesvereenigingen. Ge
schiedt zulks, dan zal ook voorlichting
kunnen worden gegeven die allen be
reikt. Naast de zóó hoog te waardeeren,
onmisbare voorlichting onzer katholie
ke pers, zullen immers de besturen der
lokale kiesvereenigingen aan de leden
de noodige kennis omtrent het nieuwe
kiesstelsel en 't hanteeren daarvan heb
ben bij te brengen. Jleel wat papier zal
in de woningen der kiezers moeten wor
den gebracht, terwijl, al zal zulks nog
al bezwaar opleveren, toch in den aan
staanden winter verschillende bijeen
komsten zullen moeten worden gehou
den, om door het gesproken woord de
bijna steeds noodige nadere toelichting
te verstrekken.
De beste organisatie, over gansch het
land tot stand gebracht, de meest hel
dere voorlichting, alom verstrekt, zullen
echter nog niet tot het gewenschte re
sultaat voeren, indien dat alles niet ge
schiedt onder krachtige, doelbewuste
leiding.donder leiding anarchie, ook op
politiek terrein. Leiding moet er wezen,
niet in het belang van de leiders, maar
in het belang van hen, die geleid wor
den, opdat dezen liet doel bereiken, dat
ze zeker zonder leiding niet bereiken
zullen.
Het doel nu, waartoe men komen wil,
is bekend: het volgend jaar zal in eiken
kieskring slechts ééne katholieke lijst
worden ingeleverd: die lijst moet zoo-
'danig zijn samengesteld, dat alle katho
lieke kiezers zich op die ééne lijst zullen
kunnen vereenigen; waar de stemplicht
de opkomst van allen verzekert, zal dan
duidelijk het aantal zetels evenredig
zijn aan de getalsterkte der partij.
Aan wie de leiding te geven bij dit
zeker o zoo belangrijk en "zoo moeilijk
te volvoeren werk?
Die vraag is aan het kiezerskorps om
te beantwoorden.
En welke overwegingen zullen daar
bij gelden?
Al zullen bekwaamheid en ontwikke
ling ook eenig gewicht in de schaal leg
gen, toch zal. naar we meenen, de mate
van vertrouwen van overwegenden in
vloed zijn en ook moeten zijn.
Steeds was maar zeker in een bij
uitstek moeilijk jaar, als het komend,
"is de leiding op politiek terrein voor een
b zoo groot deel een zaak van vertrou
wen. Men bedenke toch voor een
oogenblik het volgende. Zeker bij de
toepassing van een geheel nieuw kies
stelsel, als waarvoor we ons thans zien
geplaatst, zal er vaak moeten gewerkt,
vaak moeten gesproken en beraadslaagd
worden in besloten kring,, zullen er ver
schillende zaken moeten geschieden,
die, althans aanvankelijk, niet ter kennis
van d.e groote massa worden gebracht,
Hieraan valt eenvoudig niet te ontko
men; 't is daarom goed het openlijk te
zeggen. Of zij derhalve, aan wien in
deze leiding wordt gegeven, van den in
vloed, dien zij noodwendig daarmede
ontvangen, misbruik kunnen maken.
Zeer zeker. Maar daarom is dan ook een
zaak als deze een zóó teere zaak, een
zaak vóór alles van vertrouwen. Daar
om is het plicht der kiezers de leiding
te leggen in handen van hen, omtrent
wie zij van oordeel zijn, voldoende gron
den hebben, om te meenen, dat zij bij
de volvoering dezer taak, ook dan, wan
neer zij weten, dat hun besprekingen,
hun maatregelen niet ter openbare ken
nis zullen komen toch in niet min
dere mate voor God zich verplicht zul
len rekenen te dienen de zaak, te die
nen de belangen der katholieke Staats
partij, met alle kracht er naar te stre
ven, dat bij de verkiezingen het volgend
jaar geheel ons katholieke volk in al
zijn geledingen zoo maar eenigszins
mogelijk bevredigd wordt.
Op c'lie wijze ontstaat de zeker thans
zoo dringend noodig juiste verhouding
tussclien leiders en volgelingen. Zij, die
volgen, zullen, na op dien grond ge
plaatst vertrouwen, met gerustheid vol
gen, en niet vatbaar blijken voor pogin
gen, die mochten worden aangewend
om dat vertrouwen te ondermijnen; zij
aan wie leiding werd opgelegd, zullen
in het besef van het bezit van dat ver
trouwen den onmisbaren steun vinden
voor hun laak een taak technisch
moeilijk uit te, voeren, maar vooral me
debrengend eens zoo groote en zware
verantwoordelijkheid.
Een voorbeeld.
De Tijd schrijft:
't- Is een oude waarheid, dat woorden
wekken en voorbeelden trekken. Nu
zal het wel niet spoedig gebeuren, dat
b.v. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem
op een vergadering der Kiesvereeniging
de roomscbe kiezers komt aansporen lot
het vervullen van hun stemplicht. Maar
een aansporing van veel grooter waarde
beeft* onze beminde bisschop irr deze
dagen gegeven door het voorbeeld. Z.
D. 11. zal n.l. niet Maandag, zooals aan
vankelijk bepaald was, naar Ileilo gaan,
maar Dinsdag. Als reden wordt gepubli
ceerd, dat Z. D. H. de kansen der her
stemming voor den gemeenteraad in
Haarlem op Maandag a".s. niet in gevaar
wil brengen.
Dit feit moge de velen, die politieke
actie nog steeds als iets minderwaardigs
beschouwen, tot leering strekken. Als de
Bisschop van ons Diocees de waarde
van een verkiezing zóó hoog aanslaat,
dan mogen de geloovigen dit voorbeeld
toch zeker wel volgen.
De verkiezing in Alkmaar op Donder
dag j.l. is de beteekenis van een verkie
zing nog eens komen demonstreeren,
cloor de waarde van één stern aan te
toonen.
In het derde district werd daar de An-
ti-Rcvolutionnair gekozen als oudste in
jaren, omdat hij evenveel stemmen had
als de socialist. Eén man van rechts
minder, of één socialist méér aan de
bus en de socialist zou gekozen zijn.
Ook te Wormer deed zich gisteren de
waarde van één stem gelden. Wanneer
daar de socialist één stem meer had ge
kregen, was hij gekozen geweest in
plaats van den katholiek en zou het aan
tal R. K. raadsleden van twee tot één
zijn teruggebracht.
De S. D. A. P. in nood.
Het Huisgezin schrijft:
Do sociaal-democraten, zien zicli in hun,
affaire bedreigd.
De Amsterdamsche troebelen hebben be
wezen, dat hun voorstelling, alsof zij do
..proletariërs" achter zich hebben, maar
humbug is.
Zelfs de revolutionaire -socialist Wijn
koop kan clit niet beweren, want toen hij
in een dier gedenkwaardige dagen het
wachtwoord uitgaf dat het nu genoeg was
en men naar huis moest gaan, verkoos de
opgezweepte menigte aan dien raad geen
gehoor te geven.
Zoo is het altijd! gegaan en zoo zal het
blijven gaan: op kritieke oogenblikken
hebben de leiders" de ontketende massa
niet in de hand.
De gebeurtenissen te Amsterdam hebben
de S. D. A. P., die -zich gaarne in haar
manifesten als de partij der arbeiders aan
dient, een gevoel van onbehaaglijkheid be
zorgd.
Zij voelt, dat haar invloed op de massa
aan liet tanen is; hat de macht, die zij
tot dusver bezat, haar gaat ontsnappen;
dat de menigte, dio niet redeneert en geen
breidel kent, haar met meer vertrouwt.
Daarom heeft het partijbestuur zijn toe
vlucht genomen tot het bekende wapen:
een nieuw manifest aan ,,de Nederland-
sche arbeidersklasse".
I-Iet stuk is lang en verwaterd en met de
felle aanvallen op de Telegraaf" aan den
eenen, de Tribune" van Wijnkoop aan
den anderen kant, het beste bewijs dat de
S D. A. P. zich zwak voelt.
Zij is door haar positie te veel regee-
ringspartij geworden, om nog op te kun
nen tegen bladen en groepen, die geen
verantwoordlelijkheid te dragen hebben.
AVel richt het manifest een woord van
waarschuwing tot de regeering en de
,,heersehende klasse", maar het zwaarte
punt ligt toch in het verweer tegen de
concurrenten van de S. D. A. P., die het
inderdaad veel gemakkelijker hebben bii
makkelijk als de S. D. A. P. liet vroeger
het bewerken der volksopinie, zoo ge
had, toe.n zij de revolutionaire instincten
vrij en vrank kon aanwakkeren.
Den menschen zijn niet anders gewor
den, maar de S. D. A. P. is van een re
volutionaire groep «onder \erar)twoorde-
lijkheid een hervormingspartij geworden
die, zij moge haar taai aan een vocabu-
iaire^mef sierlfgekii nrTe' err heftige woor
den onleenen, van geweld niets meer heb
ben moet en het nuttelooze en verkeerde
daarvan terdege inziet.
Maar zij blijft het onaangenaam vinden
dat onder haar duiven geschoten wordt
en dat haar vroegere rol: allen te over
troeven, thans door anderen is overge
nomen.
Dat zit haar dwars, en aan de spijtig
heid daarover hebben we het manifest te
danken, hetwelk voor wie iezen kan dui
delijk demonstreert, dat de S. D. A. P.
zich haar invloed en macht over de pro-
letariërs Voelt ontglippen.
Letteren en Kunst.
Kunstclu'o „de Sphinx".
In den loop der jaren zijn hier te Lei
den niet alleen pogingen aangewend,
maar ook daadwerkelijk ten uitvoer ge
bracht. om de schilderkunst bemind
te maken. Wel is de introductie ge
schied denken wij slechts aan de
Leidsche Kunstvereeniging maar
verder is het toch nimmer gekomen.
Totdat in het begin dezer week de
Leidsche Kunstclub „de Sphinx" aan
het Rapenburg een tweetal permanente
tentoonstellingszalen opende, om bij
voortduren de - belangstelling voor de
schilderkunst op te wekken en gaande
te houden.
Het ligt in de bedoeling van het jeug
dige bestuur de doeken iedere maand te
verwisselen. Niet alleen voor de leden
der club verdient zulks aanbeveling,
maar ook het publiek kan hier veel pro
fijt van hebben. In verband hiermede^
zouden wij onderwijzers e. d. willen'
aanbevelen, van tijd tot tijd met hunne
leerlingen de tentoonstelling eens te be
zichtigen, om zoodoende te ervaren
liet contrast, dat bestaat tussclien de
z.g. klassieke en de moderne richting,
welke in de schilderkunst heerschen.
Toen wij bij de opening ook de zus-
ter-vereenigingen „St. Lucas", de „On-
afhankelijken" en de „Rotterdammers"
aantroffen, viel reeds aanstonds te con-
statëeren het idealisme, dat hier ter na
streving stond te gebeuren, en reeds in
velerlei opzicht is nagestreefd. Het zijn
hier beoefenaars van de impressionisti
sche school, van de abstracte en lumi-
nistische richting, en van de illustratieve
en svmbolieke kunsten.
Die impressie, welke een indruk van
iets vormt, maar niet verder gaat, zij
valt zoo ruim te waardeeren bij J. Man-
ceau, die in vloeiende kleurenmenge
ling „een pot tulpen" op het doek
maalde.
Hetzelfde ervaart men bij een kunst
stuk van onzen stadgenoot A. vSegaar,
de jeugdige schilder, die wel niet zijn
roem van vroeger trouw blijft, maar
toch met zijn „Kagerplas" veel heeft
bereikt.
Illustratief werk is aanwezig van Wij
nand van Dam, eveneens Leidénaar, met
zijn penteekening „Bontgezicht"
B. Canter, van Rotterdam, exposeert
svmbolieke kunst. O. i. geenszins sym
pathieke kunst! Hier is het „de boom
der kennis" die ons als voor een raadsel
plaatst; verder een „essentieele" Chris
tus-uitbeelding. naar aanleiding van het
Ilebreeuwsche: „Eli, eli, lama Sabachla-
mi". Onbegrijpelijk voor een ieder, die
hierbij niet voldoende explicatie ont
vangt.
De werken van de gebroeders Van
Urk, doen ons denken aan de Haagsche
school. C. J. van Urk geeft een „Laarder-
boer", fragment uit de St. Jans-proces-
sie; een matige plain-air-studie. Het im
pressionisme doet A. van Urk sterk uit
komen in een „Vergezicht": diverse tin
ten weiland; op dén achtergrond een
sobere durnéhreeks. Niet onverdienste
lijk. C. J. \an Urk schilderde nog een
„Slilleven", in hoofdzaak om een tegen
stelling van de sterke kleuren le geven,
en „Levensvreugde", ter illustratie van
het kleurrijke in de natuur.
Zeer de aandacht trekt de „Stille dag"
van Roggeveen. Een gepointilleerde tuin
la Gogh. 't Is een luministisch werk,
met specifiek doel, om de rust uit te
drukken. Wie dergelijk werk nimmer te
voren zag, vindt de kleuren-combinatie
van zonderlinge soort. Van denzelf
den schilder is een aquarel zeer ver
dienstelijk werk een bloemen-slille-
ven, waarbij uitnemend geslaagd uit
komt het blanke licht-effect.
Iets grilligs is de visionair-schilderij
\an B. Toon Gits. 't Zijn maskers, waar
bij de meest gevoelde indrukken het
sterkst worden weergegeven.
Sam. van Kuik maakte in houtskool
een klein schetsje, daarbij geïnspireerd
door het geluid van een passeerenden
sneltrein. Men moet het product zien,
om te weten welke de juiste bedoeling
is. Verder 'heeft deze teekenaar zijn
„Nieuwe Missionaris". Iets zeer afwij
kends.
Het symbool van den vrede geeft L.
Scheltema, uit Wateringen. De schilde
ring is een maagd, omgeven door 't wit
der reinheid, waarachter een zonderlin
ge kleuren-combinatie, de levenszee
voorstellend. De Christus-figuur schom
melt in onzekere richting, vragend
of de wereld al dan niet haar God er
kennen zal. 't Is weer een van die opvat
tingen, die op het eerste gezicht niet tö
benaderen zijn.
Typisch is van dezen schilder def
„Oude man", een soort zee-koning, ge
vormd uit sobere, kleurige lijnen.
Waarlijk emotie-vol is de „Toewij-
ding" van Grootens uit Bloemendaal, een'
decoratief, vlak gehouden werk. Sugges
tief evenwel is Grootens in zijn „Ver
schrikking", waar een -hond angstig
wijkt voor het schelle auto-licht. Inder
daad hezichtenswaardig.
J. G. Kessler, uit Leiden, toont in
„Geraniums" het oud-impressionisme,
terwijl mej. Van Dam een „Landschap"
biedt, werkelijk mooi van peinture.
Als een ontwerp voor bedrukte stof
levert B. Planjer uit Leiden een stukje
decoratieve kunst. Zijn motief gaat
steeds door, doch varieerend, en alle vak
ken mooi gesloten houdend.
Ten slotte noemen we- iets vreemd
soortigs van Gerlwh (pseudoniem) „Toe
wijding" genaamd. De voorstelling van
dit werk in waterverf vermoedt te zijn
een kathedraal, in wier midden als in
een waas opstijgt de Christus. Tenmin
ste van verre af vormt men zich dezen
indruk. Dichtbij is het een labyrinth van
kleurenlijnen.
Nog zijn er bijdragen van betere en
mindere soort, doch wij bepalen ons tot
bovengenoemde. Mogen we veronder
stellen, dat door de daad, welke „de
Sphinx" thans gesteld heeft, een werke
lijk belang gediend is, voor onze Leid-:
sche schilders, zoowel als voor het pu
bliek.
A. v. O.
Sociale berichten.
Nat. R.-K. Bakkersbrnd.
Te Utrecht had -in hole] Noord-Bi af
bant" eame vergadering p'-aata van R.-K.
Bakkerspatroons.
De heer J. van Oudenhoven te Tilburg
opende als vooivi.itor der vonrl-ooprge com
missie de vergadering met een wcorü van
welkom lot de afgevaardigden der be
staande vereinigingen, «-'ie- volgons fjpr. op
één na op deze vergadering vertegenwoor-
diigd waren. Spr. wees er op, duit sedert
•langen tijd .door velen ftMH verlangen ge-
■koeoterd werd orn de bef-bannde"geweste
lijke R.-K. Rakker-bomden to* em natio
nal en Bond te vereerwgen, hetgeen dan. ook
geschied i<s. Spr. deelde mede, dat. elke
vereeniging een afgevaardigde heeft in het
z.g. Centraal bestuur, waaruit weer een
dagelijksch best-uur is gekozen en dat in
een gehouden vergadering, van liet Cen
traal bes-tuur de heeren .lac. Speekenhrinki
(voorzitter), te Bergen-op-Zoom, Cl. A. II.
Kool (secretaris) te Am-sterdam, H. Dries-
sen (penningmeester) te Weert, G. P. van
der Kamp (onder-voorzitter) te Rotterdam
en J. C. Paymains (commissaris) te Til
burg. Na in lioti kort uiteengezet Le heb
ben-, waarom stichting van ee-n R.-K. Bak
kers-bond noodig was en d'aanbij mét na
druk te hebben opgemerkt, dat deze Bond
niet Jon, Ned. Rakkersiband wenscht legen
te werken, dieeld'e s-jtr. mede, dat de Nat
R.-K. Baikkorslbond thans reads 1000 a 1G00
lectori telt.
Vervolgens droeg spr. de leiding der
vergadering' oiver aan den voorzitter van
het nieuw ge kozen dag. bestuur, tien hoor
Jac. Speekenbrinik te Bergen-op-Zooni.
In behaindciling kwam het huishoudelijk
reglement, hetwelk na eenige discusfiio
werd aangenomen.
De heer Van Oudle-nho-ven hield daarna
een uiteenzetting over do toekomstplannen
van den Bond. Hij wees o-p de noodzake
lijkheid van. een vakschool en meende, dat
het deelnemen aan die handelseursu-seen
FEUILLETON.
Christen-helden in Japan.
33)
„Hoeveel soldaten hebt gij hier te
Meako, edele heeren", vroeg de pasbe
noemde bevelhebber. „Prins Michael,
wees zoo goed en schrijf de cijfers op
een briefje, opdat wij onze strijdkrach
ten naar behooren kunnen verdeelen.
Kom, kom, mijnheer de bruidegom,
welk een begrafenisgezicht zet gij op
uw trouwdag. Het is mij reeds den ge-
heden avond opgevallen, dat ge daar
zoo stil en druilig zit. Behoort dit bij
bruiloften in het Westen tot de hof
etiquette? Stoor u er hier dan maar niet
aan, en drink lustig op het welzijn van
uw lieve bruid! Of is de reden van'uw
ontstemdheid alleen deze, dat wij voor
<to goede zaak van Samburon-Dono het
-zwaard trekken?"
- Het antwoord op die vraag was een
■•stormachtige hulde aan den "beroemden
^veldoverste.
„Och, men heeft met mijn gevoelen in
deze zaak al bitter weinig rekening ge
houden", antwoordde de Prins, een blik
vol wrevel werpend op zijn vader. „Maar
nu het besluit eenmaal gevallen is, zal
mij tegen de overige heeren niet ver
zetten. Geef mij inkt en penseel. Ik ben
benieuwd om te weten hoeveel duizend
nïan de heeren op de been kunnen
brengen!"
De groot-admiraal en de vorst van
Arima wisselden een blik van verwon
dring. Maar nog, vóórdat de overige
beeren zich ten volle rekenschap konden
[geven van de beteekenis dezer wan
klank verwekkende woorden, kwam
Dajemon, de hofmaarschalk, de zaal
binnenstormen en riep: „Foesimi staat
in brand!"
„Foesimi de Schogoenburcht in
brand!?" -herhaalden alïen, van hun
matten opspringend.
„Dan is de datum in den brief van
Samburon-Dono verkeerd!" zei de groot
admiraal. „Zij zijn een dag vroeger ge
komen, en de staatsgreep schijnt gelukt
te zijn. Te wapen! Allen te wapen! Naar
Foesimi!"
Men stormde de zaal uit, het eerst
naar den zolder, waar men over de da
ken van Meako heen, Foesimi kon zien.
„Ziet!" riep Dajemon. „Het hoofdge
bouw begint juist te branden! Toen de
poort wachter mij zooeven het briefje
bracht, stond slechts de tempel van den
nieuwen krijgsgod in het park in brand.
Maar bij dezen westenwind zal het niet
lang duren, of lieel de burcht staat in
vlammen. Ziet maar, hoe de storm de
vuurzee zijwaarts drijft!"
„Het kasteel is verloren!" riep Ukon-
Dono."
„Daar gaat heel de heerlijkheid van
den nieuwen oorlogsgod!" zei de vorst
van Tschikoengo lachend.
„Of Jyeyas zich met zijn pupil uit de
vlammen heeft weten te redden?" zei de
groot-admiraal. „Wij kunnen niet spoe
dig genoeg ter plaatse zijn."
„Hime!" dacht prins Michael bleek
van schrik. De heeren snelden naar- de
groote zaal, wierpen hun zijden feest-
kleeren uit, en schoten in alle haast hun
pantserhemden aan; de pages konden
niet vlug genoeg de gespen dichtsnoe
ren en de helmen aangeven. Daar bene
den op het plein toomden en zadelden
de knechten vliegensvlug de paarden.
Reeds na verloop van enkele minuten
kwam er orde in het gewemel van strijd
rossen en half-gewapende krijgsknech
ten. De Vorsten liepen vlug de trappen
af en riepen hun manschappen.
„Zijn alle heeren gereed?" vroeg vorst
Augustinus.
„Allen!"
„Waar is mijn zoon?" riep de vorst
van Arima. „Hij moet mij in den zadel
helpen. Als ik er eenmaal in zit, zit ik
zoo vast als de jongste van u allen."
„Gij komt in het geheel niet in den
zadel! Gij blijft hier om dit kasteel te
beschermen", zei l'kon-Dono. „Maar
waar is uw zoon?"
„Hier!" riep prins Michael, terwijl hij
half-gewapend kwam aanloopen. Ter
wijl de overige Vorsten zich in hun har
nassen staken, was hij naar den stal ge
ijld en daar op een paard gesprongen,
teneinde vóór al de anderen uit naar
Foesimi te rijden, en daar het eerste
aan te komen. „Hime!" De gedaclüe aan
haar was de eenige,. welke hem beziel
de. „Misschien gelukt het mij haar te
redden." Doch de wacht aan dc poort
liet hem niet door. De soldaten hadden
uitdrukkelijk bevel ontvangen eerst dein
te openen, wanneer allen gereed zou
de zijn, en Ukon-Dono het zou bevelen.
Tandenknarsend van ongeduld en wre
vel moest de Prins dus rechtsomkeert
maken, teneinde zich evenals de ande
ren te wapenen.
„Gij hebt nog wel den tijd, om een
pantser behoorlijk te laten vastsnoeren,
Prins," zei de veldheer. „Zoodra wij de
poort uit zijn, rent gij met dezen man
er naar het landgoed aan de rivier, en
brengt de strijders van Arima mee. Als
gij u haast, komt gij nog vroeg genoeg
te Foesimi. De omweg is niet bijzonder
groot. Gij moet, natuurlijk, dwars door
het veld rijden, recht op den vuurgloed
aan!"
„Stuur er een ander lieen! Laat mij..."
„Geen woord meer!" Geen tegen
spraak! of ik laat u onmiddellijk arres
teeren en opsluiten in den toren!" riep
Ukon-Dono met gefronst voorhoofd.
„Het is op dit oogenblik geen tijd voor
bedenkingen. Gehoorzaam!" En zonder
zich verder met den Prins bezig te hou
den, wendde hij zich tot den bevelheb
ber der ruiters: „Dicht aaneengesloten
blijven! Vooruit!...; Volgt mij!" beval hij
met machtige- stem.
En de grond onder de paort en de
brug dreunde onder den hoefslag der
wegtrappelende paarden. De groot-ad
miraal en zijn mannen sloten den stoet.
Terwijl Ukon-Dono wegreed, gaf hij
de groot-admiraal vorst Protatius
nog eenige aanwijzingen. „Mislukt de
staatsgreep en kom ik niet terug," zeide
hij, „vlucht dan met mijn dochter naar
Arima. Uwe jonk én de mijne liggen
zeilree. Danjemon is van alles op de
hoogte. Groet .mijn kind doch daar
komt het zelf! Moed gehouden, Lucia.
Hier, ik geef u mijn zegen, en wat mij
ook moge overkomen gij weet dat
mijn voornaamste beweegreden geweest
is de zegepraal van onzen godsdienst!
Vaarwel, kindlief! God bescherme u!"
En zich uit den zadel neerbuigend, tee-
kende hij het voorhoofd van het stil
weenende meisje met -liet teeken des
kruises, Vervolgens draafde hij aau het
hoofd zijner ruiterschaar Ukon-Dono
achterop, wiens troep inlusschen den
groolen weg had bereikt.
„Het kruis heeft hij mij als troost
achtergelatenl" zeide Lucia bij zichzel-
ve. Daarna wendde zij zich lot haren
bruidegom, die met alle teckenen van
het grootste ongeduld een paar ruiters
tot spoed aanzette, en riep hem toe:
„God bescherme u, mijn gemaal! Ik zal
voor u bidden!"
„Ja, ja, doe dat! Ik heb nu geen lijdt
vooruit! Bij alle elementen, wij komen
te laat!" En als een wervelwind suisde
hij heen.
„Droog uwe tranen, mijn dochter",
sprak de oude Vorst. „De vrouw van een
krijgsman moet een heldenhart bezit
ten. In plaats van te weenen, hetgeen u
toch niet helpt, doet gij veel verstandi-.
ger door uw dienaressen te roepen en'
haar, ten einde op alles voorbereid to
zijn, het goud- en zilverwerk en de
meest kostbare wapenen naar de jon
ken te laten brengen. Voorzichtigheid
kan nooit kwaad! Ik zal inlusschen do
poort en de muren bezetten, en dan
moge onze rechtvaardige zaak doen ze-;
gevieren."
Deze woorden waren gesproken meB
weinig harlelijkheid. „Zij beminnen mi|
niet, de Vorst evenmin ais de Prins", zei1
Lucia bij zich zelve. „Het begint mij
steeds duidelijker te worden, dat Prota-
sius enkel uit berekening en politiek"
naar mijn hand voor zijn zoon aanzoek
heeft gedaan. Had ik toch maar niet toe
gestemd!
Had ik mij voor de voelen varï
mijn vader geworpen hij zou mij ze
ker met tot dit huwelijk gedwongen