Tweede Blad.
Be JAARGANG.
No. 2350
Donderdag 28 Juni 1917
Huurcoimuissiewet
'i Zal voor velen van belang" zijn, een
en ander te vernemen omtrent de
„Huurcominissiewet", welke 1 Juni jl.
in werking is getreden.
De vele klachten, die de regeering
hebben bereikt uit verschillende deelen
des lands, omtrent de onredelijke huur
prijzen van woningen, speciaal van ar
beiders- en kleine middenstandswonin
gen, zijn de aanleiding geworden voor
liet in-het-leven-roepen van een maatre
gel voor dezen buitengewonen toestand.
Vele woningverhuurders, gebruik ma
kende van den nij penden wo
ningnood, hadden een huurprijs be
dongen, welke in normale omstandighe
den niet zou kunnen worden gevorderd.
Daarbij komt, dat de gestegen materieel-,
prijzen momenteel het bouwen ten zeer
ste tegenhouden.
De betrokken huurders werden onder
'deze omstandigheden het slachtoffer der
kwaadwillende verhuurders, tegenover
wie zij geen enkel machtsmiddel in
handen hadden.
Daarom heeft de regeering in navol
ging o. a. van Denemarken, de verhuur
ders van woningen de macht, die zij
door de buitengewone omstandigheden
tijdelijk in handen hadden gekregen,
gedeeltelijk uit handen genomen, en
hun in hunne vrijheid, om de huurprij
zen op te drijven naar willekeur, be
perkt.
Zoolang echter in een gemeente geen
huurcommissie ais bedoeld in de .Huur
cominissiewet" in het leven is geroepen,
zoolang is ook thans, nu deze wet in
werking is getreden, huurverhooging
aan geen toezicht of beperking onder
worpen. Zoodra echter een huurcom
missie is samengesteld, is de verhuur
der van woningen „van lagere huur
waarde" niet meer vrij in het heffen
van huur naar eigen inzicht. Onder de
uitdrukking „woningen van lagere
huurwaarde" worden verstaan wonin
gen, welke op of laatstelijk voor 1 Jan.
1916 verhuurd waren voor een huur
prijs, bedragende per week vier maal de
som in de tabel bedoeld in art. 1 en 2
der Kieswet.
De huurcommissie bestaat uit vijf le
den, welke door B. en W. worden be
noemd. De leden moeten zijn Nederlan
ders, ruim 21 jaren oud, en woonachtig
zijn in de gemeente waarvoor de huur
commissie is ingesteld of in een nabu
rige gemeente.
De commissie bestaat uit eenwoorzit-
ler, een plaatsvervangend voorzitter, één
vertegenwoordiger der belangen van de
huurders en één van de verhuurders van
woningen. De voorzitter en de beide an-
'dere leden mogen geen vertegenwoor
digers van huurders, noch van verhuur
ders zijn. Personen, welke eigenaar zijn
of lid van het bestuur over woningen,
gebouwd of gekocht met geldelijken
steun van overheidswege, zijn niet be
noembaar tot vertegenwoordiger van de
belangen van de verhuurders, terwijl de
bewoners van dusdanige woningen niet
benoembaar zijn tot vertegenwoordigers
van de belangen van huurders.
Voor ieder lid moet een plaatsvervan
gend lid worden benoemd, dat aan de
zelfde vereischten niet voldoen, en bij
afwezigheid of ontstent'enis van het lid
diens plaats vervangt.
Aan de huurcommissie wordt toege
voegd een secretaris en een plaatsver
vangende secretaris, die evenals de voor
zitter, de leden en hun plaatsvervangers,
worden benoemd en ontslagen door B.
en W. en waarvoor dezelfde vereischten
als voor de leden zijn gesteld.
Zooals bekend is o. a. in de gemeente
Leiden door B. en \V. reeds een huur
commissie in het leven geroepen.
Moge deze haar wellicht moeilijke
taak tot tevredenheid der betrokkenen
weten te volbrengen!
Over de werking der huurcommissie
zullen wij in een volgende korte be
schouwing eenige nadere gegevens ver
strekken.
Uit de Pers.
De getorpedeerde schepen.
De Nieuwe Ct. schrijft:
„Het heeft maanden geduurd, voordat
de beide regeeringen het eens hebben
kunnen worden, maar al is de oplossing
die de zaak thans heeft gekregen voor
nationaal gevoel ten volle bevredigend,
materieel heeft minister Loudon van de
Duitsche regeering verworven, wat in
dit geval kon worden verkregen. Het
^rlies aan scheepsruimtc, dat was gele
den, kan door deze regeling weer wor
den goed gemaakt. Dat dit in deze dagen
van geweldige beteekenis is, behoeft
geen betoog.
Hoezeer dus deze oplossing stemt tot
een gevoel van groote erkentelijkheid
jegens onze regeering, in 't bijzonder
den minister van Buitenlandsche Zaken,
voor dankbaarheid jegens de Duitsche
rcgeeitnfi'. zien wij geen reden.
Die zou er geweest zijn, als zij, wat zij
thans na maandenlange onderhandeling
bereid is te geven, spontaan terstond
had aangeboden, mei, een verontschuldi
ging voor de daad van den duikboot
kapitein (nog wel den farneusen Von
Ifersing) die uit de Middellandsche Zee
komende niets wist van het vrijgeleide
aan onze schepen verstrekt.
Voor die verontschuldiging toch be
stond te meer reden, omdat de duikboot-
commandant die onze schepen naar den
bodem joeg bij aankomst in Kiel eerst,
daarna op het Reichsmarine-ambt fees
telijk was ontvangen en gelukgewenscht
met zijn geweldigen buit. Dat ware een
waardig complement geweest van de
ernstige berisping, die de duikbootcom
mandant, naar wij vernemen, van de
Duitsche regeering ontving."
En ten slotte:
Had rtrurn jif|gf>.or'i»i1ap-tilTr:r:t*S~WISl~IB~De-
reiken is stellig voor een niet gering
deel te danken aan de consequente en
zuiver principieele neutraliteitspolitiek
door haar gevolgd, die aan haar presti
ge in de wereld in hooge mate is ten
goede gekomen.
En het gebeurde zal er ongetwijfeld
in hooge mate toe bijdragen, dat dit
prestige nog wordt versterkt en aldus
de kansen op succes van haar politiek
tegenover belligerenten vergroolen."
Staters-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Suppletoire begrooting Binnenlandoche
Zaken.
Blijkens de Memorie van Antwoord
betreffende het wetsontwerp tot wijzi
ging en verhooging van het Vde hoofd
stuk der Staatsbegrooling voor het
dienstjaar 1917 meent de Regeering ten
aanzien van ruimere subsidieering van
het vakonderwijs nog eenigszins verder
te kunnen gaan dan oorspronkelijk in
haar voornemen lag en stelt zij bij Nota
van Wijziging alsnog subsidieering voor
ten behoeve van eenige vakscholen, die
op deze suppletoire begrooting aanvan
kelijk geene plaats vonden.
Ten aanzien van de subsidieering van
gemeentelijke en bijzondere kweekscho
len voor onderwijzers is gebleken, dat
zich, behalve den duurtetoeslag op de
gewone subsidiën, nog verschillende an
dere desiderata doen gelden. Met name
wcnscht men zoo mogelijk eene blij
vende verbetering van deze subsidie
regeling tot stand gebracht te zien. Aan
gezien het niet wenschelijk is voor elk
punt afzonderlijk eene wijziging van
den algemeencn maatregel te onder
nemen, heeft de minister van Binncn-
landsche Zaken er de voorkeur aan ge
geven al deze quaesticn zoo mogelijk te
gelijk tot oplossing te brengen. Hij vleit
zich bij de ontwerp-begrooting voor
1918 de noodige gelden te zullen kun
nen aanvragen om een verbeterde sub
sidieregeling door te voeren.
Tot de verwachting, dat bij deze ge
legenheid nog gelden zouden worden
aangevraagd om herziening van de rege
ling van de jaarwedden der leeraren
van Rijks Hoogere Burgerscholen mo
gelijk te maken, heeft de Minister geen
aanleiding gegeven. Evenmin heeft hij
directe hulpverlcening aan leeraren
van vakscholen in uitzicht gesteld. De
subsidieverhoogingen, bij deze supple
toire begrootiiig aangevraagd, strekken
ook om die schoolbesturen, die daarvoor
in aanmerking komen, in de gelegenheid
te kunnen stellen tot tijdelijke of blij
vende lotsverbetering voor hun perso-
neci over te gaan.
Met uitzondering van de school van
„Mathesis Scientiarum Genetrix" te
Leiden zullen alle scholen, waarvoor
men in het Voorloopig Verslag pleitte,
geholpen kunnen w orden.
Ter bestrijding van de kosten van
quarantainestations aan de grens, waar
de binnenkomenden (deserteurs in bur-
gerkleeding, ontvluchte krijgsgevange
nen en anderen) worden onderzocht,
worden f200,000 aangevraagd.
Voorts is noodig verhooging met
f 300,000 van den post voor kosten van
onderhoud van Nederlanders in het bui
tenland. Verhooging met f 3,000,000
wordt gevraagd voor het onderhoud van
vluchtelingen. Terwijl f22,000 wordt
uitgetrokken als bijdrage voor het her
stel van openbare en bijzondere scho
len, welke schade leden door de over
strooming, die verleden jaar Waterland
en Eemland teisterde.
Gemosjgde T5BFlüïlXt!ll.
Niet goed verstapt. Door een bewoner
van do Wagenaarëtraat te Amsterdam Ss
aangifte gedaan van d;e vermissing van
f 5(Hj aan zilvergeld uit een fleseh, die hij
oncl'eir den vloer zijner woning had ver
stopt..
3n eere hersteld. Langs de Arnster-
damsche Vaart lusschen Haarlem en Am
sterdam kan men weer paard en jagertje
voor d'e trekschuit zien als voor jaren ge
leden. Gebrek aan petroleum en benzine
heeft de trekschuit in eere herste'd.
De Etna werkt. De Etna is Zondag
avond plotseling aan hot werken gegaan.
Een geweldige wolk van rook en vuur
verscheen beven den top en te Gat aria lie
pen «le inerjsehcn in ae straten bijeen om
het wonderbare natuurverschijnsel waar
te nemen.
De jeugd protesteert. Voor oe gewone
opening der zitting \an de Stater.-Gt neraal
wordt, indien deze d< or H. M. de Koningin
in persoon geschiedt, aan de leeilingen
der openbare lagere scholen vrijaf gogevea
Heden, was het een buitengewone ope
ning. doch het schooltoezicht beeft, in
overleg met" B. en W.. aan de schoolkin
deren 'loeni weten, dat daarvoor ge?n vrij
af gegeven werd Van meer dan één zijde
'bereikten „Het Volk" nu protesten hier
tegen, onder betoog, dat de vraag, of de
opening gewoon of buitengewoon was,
niet® ter zake doet, dat de hoofdzaak is,
dat de Koningin in persoon de Kamers
opent en dat, nu dit heden het geval was,
het rationeel had geweest, dat voor de
lagere scholen vrij-af was gegeven.
De censuur. Zij houdt nog altijd duch
tig huis in de Fransche bladen, .la Tante
Anastasie", zooals men haar in Parijs
noeint. Maar nu lijkt hot, of «Je ouae
juffrouw-met-de-schaar de kwaal van. veei
oude dametjes krijgt: ze gaat zich bemoeien
met de huwelijken van anderen. In het
„Journal cleo Débats" van 12 Juni is ae
gewone rubriek „manages", waarin de
huwelijken worden aangekondigd door die
censuur geschrapt.
Bak-, braad- en sputtervet. Het word
J.l. Maandagochtend een winkelbediende
te 's-G.rawehhage te machtig, zoo vele
dienstmeisjes er dien morgen weer kwa
men vragen, om (bak- en braadvet, aldus
de „N. Crt."
„Maar meisjes, waarvoor gebruiken ze
bij jullie thuis toch al dat braadvet?"
Een van de meisjes: „Wel, voor de thee-
lichies!"
„Zoo. nu zeg dan maar thuis dat de
distributie daar al lang achten- is. Ze heeft
er zout in gedaan, dan kun je het toch
niat gebruiken van 't sputteren."
Diefstal door een deserteur. Dinsdag
middag is door een als heer gekleed:
Daitsch deserteur ingebroken in de wo
ning van -eten tuinder a. van- Tilib'irg te
Nootdorp, terwijl dee.e mot zijn vrouw in
den tuin was. Op de komst van de vrouw
koos de dief liet hazenpad. De tuinder,
gewaarschuwd' door zijn vrouw, zette den
dief por rijwiel na-, achterhaalde hem en
leverde hem over aan de politie. Een groot
aantal gouden en 2liBveren sieraden, d.:o
uit 's mans zakken te voorschijn kwamen,
horken Ie de tuinder als zijn eigendom, dat
hij veilig achter slot waande.
Prettig bezoek. Dezer dagen zou een
zoon zijn doodzieke moeder te Barneve'd
bezoeken. Bij zijn aankomst was hij echter
zóó. beschonken cn zóó lastig, dat men
zich verplicht zag hem op hardhandige
wijze uit het ouderlijke huis te verwijde
ren. I-Iiervan begaf hij zidh naar een an
der familielid, bij wien hij even brutaal
optrad. Nadat hij ook hier, niet zonder
veel moeite, door een drietal personen
buiten de deur was gezet, werd de on-
'J j nlnk a n m-.n-trehrn eh te wa nrjii L
merisch door de politie overman cl en naar
gelegenheid vond zijn roes uit te slapen.
Verdronken. Het vierjarig dochtertje
van den hee,r M. Miökss te Beets (Fr.) is
an e.cn wijk bij de ouderlijke woning ver
dronk3 n.
Bij het waterscheppen sic eg de 15
jarfcge dochter van den schipper H. v. d.
Bums'raten op de Maas voor Appel tern
over booid'. Pogingen om haar te redden,
mislukten.
Over de grens gekomen. Gistermid
dag kwam als naar gewoonte de stoom
tram uit West-Capel!e tot aan de grens
bij Sint Anna Termuiden, om goederen te
l.ad*en. De machinist maakte van de gele
genheid gebruik en sprong de grens over.
Doodgedrukt. Het vierjarig zoontje
van den heer A. van Hoften te Dirksland,
is tusschen de buffers van twee ledige
tramwagen®, waarmede liet ventje met
eenige andere kinderen aan het rijden
was. doodgedrukt.
Oude munten. Tn. den Houtrakpahler
(bij Halfweg) zijn ter diepte van a 1 M.
in een perceel bouwland meer dun 100
oude zilveren geVdstukkcn gevonden, - ie
ter opporlrvakle van 3 aiU. in. den grond
ze or vc rrcid lagen; ze zijn me eren deels
ter grootte van onze guldens en rijksdaal
ders en -dragen verschillende jaartullen,
loepc.nde van. 1720 af.
Brand. Door tnbcken.de oorzaak onb»
stond er brand in het kantoor der N. V«
Ijzergieterij te Weert. SpoecÈig aanwezlgfl
hulp wist den ramp tot de kantoorlokalen!
te beperken. Verzekering dekt de schone.
Ongeregeldheden. G.sferen heobei or,
'v Rotterdam in verband met het geb.-ek
aan aardappelen opnieuw onger ;geluhe«
den plaats gehad.
Een groot aantal vrouwen en mannen
aldus de „N. R. Ct." is eerst naar liet
stadhuis gegaan, waar de waar name nla
burgemeester, de heer van Dorp, corn ge
vr uwen lieeft ontvangen. Op hui klach
ten heeft do heer Van Dorp geantwoord,;
dat hijzelf ook geen aardappelen kon krij
gen, dat de gemeente niets te zeggen nadb
over de aardappelen, die hier in schepen
liggen en dat in do pakhuizen hier tor,
stede geen aardappelen zijn opgeslagen.,
Hij heeft d'en menschen vei der. verzocht
rustig te blijven en hun gelegd, dat zij op.
andere wijze toch niets .zouden bereiken.
D cbetoogers zijn daarna kalm heen go-
gaan en hebben in het centrum van to
stad wat opschudding gbracht, «oen zij|
door de straten trokken, gevolgd door een
nieuwsgierig publiek, Bij den Binnenweg
splitste de optocht zich. Ongeveer tachtig
vrouwen met een aantal mannen iega .ea
zich naar de rivier, en langs de Wester-
kade en Parkkade, naar de loodsen op
liet einde daarvan. De deuren van net tor-
rein, waarlangs in de Parkhaven schepen
met aardappelen liggen, stonden open*
Een poging, die deuren nog intijds te slui
ten, mislukte. Alles stormde het terrein
op, klom op de schepen, die weer langs Hen
kant lagen, en dus zonder moeite berei
ken waren, en vulde de meegebracht*
zakken. Vrouwen en mannen klommen
over de heining van het terrein en een
ander gedeelte ging door den uiL,-ang te
rug. Er werd voortdurend met de stoom
fluit om assistentie gevraagd, maai r i,n
eindelijk een inspecteur van politie er-
scheen, was het te laat. Met buit bela
den gingen de vrouwen, sommigen met
gescheurde kleeren en aan de armen Dl jft-
dencl, huiswaarts. Een tramwagen \au
lijn 1 bracht verscheidene van hen Jui
chend stadwaarts.
De vrouwen, die aan deze bes.orm
hebben deelgenomen, zullen in de ee >i«
dagen althans niet van gebrek aan avd'
appelen kunnen spreken.
„De Zeven Provinciën"..
De rechtbank te Cronngen veroordeelde!
lieden Arie Bloemers wegens poging lot
brandstichting in het hotel „De Zeven
Provinciën" tot 3 jaar gevangenisstraf (do
cisch was 5 jaar); W. A Burgerdink werd
wegens medeplichtigheid tot G maanden!
0- j. d. van den Berg wegens imdephch-
ligheid tot een jaar gevangennisstrof ver
oordeeld. d. C. Zanders, egenaar van het
hotel, werd wegens he uitlokken van do
poging veroordeeld tot 3 jaar gev irigenis-
straf (de cisch was 6 jaar.
VERK00PIMGEN.
Verkooping. Veiling van huizen en
bouwterreinen te Voorschoten van gister
morgen in Hotel „Deurioo", ten over
staan van notaris C. J. A. Boom, alhier:
Perceel 1. Een woonhuis met voor- en
achtertuin, nabij den Tol, wijk A no.
groot 2.17 aren. In bod gezet door P. J-
van Zijp, Leiden, op f 3100.
Perceel 2. Een dito woonhuis met voor-
en achtertuin A no. 5. groot 1.83 aren. Ir»
bod gezet door J. J. Zund-ermeyer, Leiden,
op f 3100.
Perceel 3. Een dito woonhuis met voor-
FEUILLETON.
Christen-helden in Japan.
23)
Op een wenk van den .zieke traden
thans de groot-admiraal en Ukon-Dono
liet vertrek binnen. „Ik ken uw trouw
cn uwe dapperheid, en gij beiden hebt
ook geen zoon", zcide Taiko-Sama, zich
tot dc Vorsten richtend.
„Zweert mij bij uwen God, dat gij
'dezen, mijn zoon, zult opvoeden in het
'geloof aan de goden van Japan, dan be
last ik u met de voogdijschap over mijn
zoon en erfgenaam."
„Wij zijn bereid te zweren, dat wij
den knaap in zijn irchten zullen be
schermen, en hem zullen opkwecken
tot een dapper en rechtvaardig heer
schar", antwoordde Tsoekami-Dono.
„Den knaap op te voeden in een ge
loot, dat wij voor leugen en bedrog hou
den, moogt gij niet van ons verlangen",
voegde Ukon-Dono erbij.
„Ik wil echter, dat mijn zoon Japan
ner blijve, en de heldengeesten van zijn
volk aanbidde, onder wie ik mij een
plaats verworven heb als nieuwe oor
logsgod! Ik kan u niet benoemen lot
.voogden over mijn zoon. Ik heb trou
wens dit antwoord verwacht. Daar ik
echter, ondanks uw geloof, onder alle
Vorsten in u en uwen eed het meeste
vertrouwen stel, verlang ik van u den
eed, dat gij beiden de rechten van mijn
zoon zult verdedigen tegenóver den man
dien ik voornemens ben te benoemen
tot voogd, namelijk Minomo-to-no-
(fyeyas, den vorst van pandoeë."
„Dg .vader, yan Hide Tadal" zei de
knaap verschrikt. „Ik haat Hide Tada,
het is een valsche, booze knaap. En ook
Jyeyas ziet mij altijd zoo zonderling
aan, dat ik hem niet lijden mag. Vader,
geef mij liever een van deze beide Vor
sten tot voogd! Dien grooten man
daar, met die vriendelijke oogen."
„Inderdaad, Jyeyas zou misschien ter
wille van zijn eigen kinderen zijn eed
nunnen schenden. Anderen hebben
zulks vóór liem gedaan! Doch Jyeyas is
van alle Vorsten, die Japan's goden aan
bidden, de meest bekwame. En ik zal
hem door vrees dwingen getrouw te
zijn. Ik zal een raad van voogdij instel
len, die zijn doen en laten bewaakt, cn
die liem onverbiddelijk ten val brengt,
wanneer hij ter wille van zijn zoon op
verraad zint. Gij beiden zult in dezen
raad de voornaamste personen zijn.
Zweert mij dus, dat gij onder alle om
standigheden de rechten van mijn zoon
zult verdedigen tegen eiken aanslag van
Jyeyas ten gunste van zijn zoon llide-
Tada."
De verlangde eed bevatte niets ongeoor
loofds, en van den anderen kant moest
het voor de belangen van het Christen
dom van het hoogste nut zijn, dat twee
christen Vorsten deel uitmaakten van
den raad van voogdij. Vorst Auguslinus
begreep dit aanstonds, en verklaarde
zich bereid den eed af le leggen. Vorst
Justus volgde zijn voorbeeld. Zij traden
naar voren, cn wilden den eed afleggen
op het zwaard van den LSchogoen.
„Halt," zeide Taïko-Sama. „Jyeyas
moet getuige zijn van uwen eed, en gij
van den zijne. Deze plechtigheid moet
plaats hebben in het bijzijn van het ge-
heele hof. Op dit oogenblik heb ik er.
nog de kracht toe."
De zieke richtte zich met moeite op,
cn gaf den opperhofmaarschalk, toen
deze binnentrad, zijn bevelen. Men be
kleedde liem met de stijve plechtgewa
den van zilverbrakaat, cn zette hem de
hooge, puntige, witte hoofdbedekking
der Schogocns op. Vervolgens bracht
men een vergulde open draagkoets, en
plaatste liem daarin, gesteund door
kussens en tusschen staven, in zittende
houding. De gong klonk. Geharnaste
lijfknechten hieven de draagkoets op
hun schouders, en nu ging het vooruit,
in plechtigen optocht, naar de groote
eerezaal, waar het geheele hof, «p de
knieën liggend, en met het hoofd in het
stof gebogen, wachtte op den Kubo-
Sama. Men droeg hem de twaalf trap
pen op, zetle hem neer in de kussens
van den troonzetel en bond hem vast;
rechts en links van den heerscher vie
len de aanwezige vorsten op knieën en
handen neer. Daarna werd op een
wenk van den opperhofmaarschalk het
groote zijden gordijn weggeschoven, en
de honderden hovelingen konden nu
voor een laatste maal den grooten Taï
ko-Sama zien. Ilij zat daar als een lijk;
alleen in zijn oogen flikkerde nog le
ven. Hij gaf zijn zoon een wenk om na
derbij te komen. Sidderend beklom de
knaap de treden van den troon, en de
stervende, zijn laatste krachten verza
melend, riep nu: ..Ziet hier uwen loc-
komstigen Schogocn huldigt hem."
„Heil den zoon van den nieuwen
krijgsgod, onzen toekomstigen Kubo-
Samat" riepen de hovelingen' Een trek
van trotsche verachting speelde om de
bleeke lippen van Taïko-Sama, toen hij
over de schaar der hovelingen zijn blik
liet gaan. „Uit den mond van zulke
ellendelingen kan mij zelfs de erken
ning mijner godheid geen voldoening
schenken bah, welk volk!" mompel
de hij. Daarna riep hij: „Mino-moto-no-
Jyeyas treedt voor. Gij zult voogd zijn
over mijn zoon Ilidc-Yori. Maar zweer
bij mijn zwaar, en bij uw eigen zwaard
en bij uw eer onder de menschen, cn
voor de goden, en bij 't geluk uwer
voorvaderen cn van uw nageslacht, cn
bij alles wat u dierbaar en heilig is, dat
gij voor mijn zoon een trouw voogd
zult zijn!"
„Ik zweer het!" zeide Jyeyas, voor
den Kubo-Sama nederknielend, en diens
zwaard met dc hand aanrakend.
„En dat gij onder geen enkele om
standigheid, noch door geweld, noch
door list het öchogoenaat zult trachten
te verzekeren aan uwen zoon."
„Ik zweer het", herhaalde de vorst
van Bandoeë.
„Gij hebt het allen gehoord. Jyeyas is
een mcineedige, wanneer hij ten gunste
van zijn zoon legen mijn zoon samen
spant", zeide Taiko-Sama. „In dat geval
zult gij u allen tegen Jyeyas verzetten,
cn u scharen om de vanen van den
groot-admiraal en van Ukon-Dono, die
ik benoemd lot wakers over Jyeyas'
trouw, cn naast Jyeyas tot leden van
den raad van voogdij. Tsoekami-Dono,
Ukon-Dono, treedt voorwaarts, en
zweert!"
De beide Vorsten legden den eed af.
„Zoo. Nu heb ik voor u gezorgd, Hide-
Yori, mijn zoon", zei hierop Taiko-Sama,
ten gevolge van de uiterste krachtsin-
1 spanning, blijkbaar 'doodelijk uitgeput.
„Zorg gij nu, dat ik als god vereerd
worde! Mijn lichaam mag niet begra
ven worden. Hier, waar mijn troon
stond, moet het rusten in een kostbaro
doodkist. Thans ga ik tot de goden.
Op den grond allen aanbidt mij!"
Met hecsche slem en brekend oog bad
de stervende deze woorden van waan
zinnigen hoogmoed ineer uitgestameld
dan gesproken. En nauwelijks had hij
het godslasterlijk bevel uitgesproken, of
van zijn scheef getrokken lippen klonk
een waar demonisch gehuil. Hij wankel
de, wilde opstaan, verloor zijn even
wicht, rukte de banden, waarmede men
hem aan den troon had vastgebonden,
stuk en viel, voordat de Vorsten hem
konden opvangen, voorover langs de
trappen van den troon met een smak
neer. Daar* vond hij onder vreeselijke
pijnen, cn terwijl het bloed hem uit neus
en ooren liep, den dood.
„De goden hebben den nieuwen Ha-
schiman in hun rijen opgenomen!" ver
klaarde dc opperhofmaarschalk met be
vende lippen. Maar slechts van enkele
lippen klonk een gebed tot den nieuwen
god, cn een: „heil zijn opvolger!"
In de grootste ontsteltenis ging men
uiteen.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Hime.
Terwijl de Vorsten in de voorkamers
van den Kubo-Sama wachtten, had Jye
yas den Daimio van Arima en diens
zoon zijn woning gelegen in een zij
vleugel van het paleis binnengeleide
(Wordt vervolgd).