JAARGANG.
No. 2317
eftzidóefoeSou/^a/nt
Weede Blad.
Zaterdag 19 Mei 1917.
Uit de Pers.
landstormjaarklasse 1906.
Maasbode zegt met den besten wil
op dit oogenblik een noodzakelijk-
der oproeping van de landstorm-
jasse 1908 niet te kunnen inzien,
ij de discussie, die over dit onder-
heeft plaats gehad in de Kamer,
>n we zeer veel gehoord over de
lijkheden verbonden aan de indee-
yan de militielichting 1918, maar
ils weinig over de noodzakelijkheid
il belang der defensie, voor de op-
der landstormlichting 1908. Mi-
osboom heeft hieromtrent niet
meer gezegd, dan dat hij eenmaal
ek had vastgesteld, dat hij het
getalsterkte steeds wenschte te
óeerderen en geen hiaat wilde in de
Imatige opkomst.
motieven zijn niet van een derge-
kracht, dat men er zich door ge
nen moet geven.
ij kunnen dan ook met den besten
ook op dit oogenblik de noodzake
nd der oproeping niet inzien.
Igens de officieele verklaring kon
Min? 1918 ongeveer 30 Juli worden
roepen. Het hiaat gaat dus over een
uimte van ongeveer 45 dagen. Dat
chade toe zou brengen aan onze
macht kunnen we niet aannemen,
ins velen zou de schorsing van op
ing eener lichting zelfs zeer voor-
g zijn voor het leger."
I blad somt dan op eenige voordee-
welke er voor het leger in zouden
gelegen, zoo er niet zoo spoedig een
we lichting werd opgeroepen, en
uit dan:
'anneer men dit alles eens over-
t, dan zou het uitstel van opkomst
landslormlicliting 1908 een zegen
voor het leger, omdat veel achter
op het gebied der instructie zou
en worden ingehaald. kVanneer
daarbij rekent, dat tengevolge daar-
let maatschappelijk leven niet ont-
it zou worden, wat niet te vermij-
s als men dergelijke mannen van
>t jaar uit hun zaken haalt en
\eel verlof geeft 'als jongens van 19,
s het niet genoeg te betreuren, dat
de oproeping gehandhaafd blijft,
deze wijze beschouwd, kon het
)k niet anders worden opgevat,
it de regeering, afgescheiden van
(gelijkheid en zelfs wenschelijk-
van uitstel, dit niet wil verleenen,
:en gevolg te geven aan den wensch
amer."
willen hierbij tocli wel deze op
ing maken:
lekend, dat men een tijdje het op-
P ed van nieuwe lichtingen stop zet.
dit mag toch niet met zich bren-
het nog langer onder de wapenen
ea van die lichtingen, welke al zoo
'1' verlangen naar onbepaald klein
1.
i oorlogsgevaar zal voor ons land
loor heusch niet grooter wordenl!
Gij zult niet stelen.
Beien met belastingaangifte is
tonde."
slelen van de overheid is geen ste-
twee stelregels", zegt De
dammer, „welke maar al te velen
den naam van eerbaar burger
lellen, in practijlc brengen."
En dan wijst het blad op een merk
waardig feit.
Op de lijsten, welke vanwege 'de
brandstoffendistributie-bureaux ter in
vulling zijn verzonden, komt a.t. de
vraag voor: „Hoeveel haardsteden hebt
gij"?, welke ook bij de vragen voor de
personeele belasting gedaan wordt.
Geconstateerd is, dat deze vragen door
velen op heel verschillende wijze zijn
beantwoord.
Zoo kwamen te Delft van dezelfde per
sonen de volgende antwoorden in:
Haardsteden.
Brandstoffenbureau. Pers. belasting.
4 0
3 1
9 1
10 5
14 5
Beide lijsten zijn natuurlijk naar waar
heid opgemaakt en onderteekend.
Gij zult niet stelen!
Maar stelen is tegenwoordig geen zon
de en geen oneerbare daad meer.
De heer J. Bergwerf, kapitein bij de
Veren te Rotterdam, heeft dezen winter
kolen ontvreemd uit den voorraad, wel
ken de gemeente hem onder beheer had
gegeven.
Op zulk een misdrijf staat ontslag.
De gemeente echter had medelijden
met den man, die 27 jaren in dienst was,
en strafte hem dus met terugzetting in
rang.
De heer Mol in den Raad oordeelde dat
een te zware straf, ofschoon hij de daad
van kapitein Bergwerf niet voor zijn re
kening wilde nemen.
Maar de heer Ter Laan dacht dit wel
te doen, en had zelfs de grofheid den
burgemeester toe te voegen, dat deze in
het geval-Bergwerf precies hetzelfde zou
gedaan hebben.
Terwijl de heer v. Stapele oordeelde,
dat diefstal in gemeentedienst tegen
woordig niet meer onvoorwaardélijk
diende gestraft te worden.
Nu hield de onderafd. Veerdienst van
den Ned. Bond van Werklieden in
Openbare Diensten en Bedrijven dezer
dagen over het geval een vergadering en
nam daarover een motie aan, waarbij
zij hulde brengt aan de soc.-dem. raads
fractie en tevens haar volle vertrouwen
uitspreekt in de leiding van haren voor
zitter J. Bergwerf voornoemd, en er bij
hem op aandringt de functie als voor
zitter der onderafdeeling te blijven
waarnemen.
Diefstal maakte vroeger iemand eer
loos, thans maakt het hem tot een onder
werp van hulde en eerbiedsbetuiging.
Moraal van de democratie.
Invoerrechten.
't Kan raar gaan in de wereld, als de
politiek in het spel komt. Daar herin
nert De Vrije Westfries aan:
„Minister Treub deelde enkele dagen
geleden in de Eerste Kamer mede dat
uit de verhoogde bieraccijns een meer
dere opbrengst wordt verwacht van vier
millioen gulden.
En van den tabaksaccijns, die binnen
kort in de afdeelingen van de Tweede
Kamer zal worden behandeld, wordt
met het invoerrecht dat er bij
moet komen, ongeveer 7 ft 8 millioen
verwacht.
Men herinnert zich ongetwijfeld nog
levendig wat er in 1913 van de vooige-
stelde tariefverhooging. waardoor ook
de tabak eenigszins zwaarder zou wor
den belast, gezegd werd. Welk een storm
stak er niet op tegen die booze rechter
zijde. die zelfs liet pijpje en de pruim
van den arbeider niet spaarde.
Thans komt evenwel de vrijzinnige
minister Treub en klopt er maar even
7 ci-8 millioen gulden uit.
En het merkwaardigste is dat dezelfde
linkerzijde die in 1913 zoo fel bewogen
was over het droeve lot van de arme ar
beiders, thans in alle talen zwijgt. Van
de gevaren van indirecte belastingen,
toen zoo breed uitgemeten, wordt nu
niet meer gerept."
Och ja! als er maar vrijzinnige „Icrul"
in wordt gestopt, dan zal men Links
zelfs over de duurste pijp nog niet kla
gen.
Haar kalmpjes uitrookenl
Het vloeken in Amerika.
De Zeeuw (A.R.) brengt in herinnering
het volgende artikel uit De Heraut (Ge
reformeerd).
Het is door dr. Kuyper geschreven na
zijn reis naar Amerika in 1898.
„Vloekerig los in den mond zijn is,
helaas, in breeden kring Hollandsche
hebbelijkheid, en al keerden zich in la
ter tijden ook veel Modernen tegen die
stuitende vloekgewoonte, hun strijd er
tegen gold alleen het fatsoen. Te vloeken
stond niet. Op sociëteit, en onder de kor
nuiten spekte dat de conversatietaal,
maar in deftiger gezelschap, en vooral in
het bijzijn van n»g niet geëmancipeerde
dames, moest men zich van zulke taal
uitwassen onthouden.
Tegen het vloeken als vloeken daaren
tegen, dat wil zeggen, tegen door God
verboden misbruiken van Zijn Heiligen
Naam, kwam ten onzent alleen de fijne
op, en dan nog meest de „heel fijne". Als
leden van het ongeorganiseerde anti-
vloekverbond deden zich in ons land,
welbezien, alleen de steile Gereformeer
den kennen.
Niet dat de Roomsc'nen meer of erger
vloeken dan de aandeelhouders in de
„groote Protestantsche partij", maar, al
vloeken ze niet erger dan „gewoonweg",
bij de propaganda tegen het vloeken lie
ten zij zich hier te lande toch nimmer
inlijven.
Maar nu steekt gp den Atlantischen
Oceaan over; ge zet te New-York voet
aan wal, en rijdt met een trolley-car
van New-York naar het aangebouwde
Brooklijn. en uitstappende stuit ge op
een zee van vanen in een plechtigen op
tocht onder wuivende banieren; een
stroom van ouden en van jongen die,
door reporters juist geteld, bleek'uit niet
minder dan elf duizend mannen te zijn
samengesteld.
Gij vraagt wat dat is, wat die optocht
beduidt, en wat in die door den wind
gerimpelde vaand't te lezen staat, en
W>ort ffg
optocht tegen het vloeken is, en dat wel
niet tegen het vloeken als onfatsoenlijk
van fatsoenlijke lippen, maar als hoon
aan 's Heeren Heiligen Naam. Het is een
optocht, zoo zegt een minzame politie
agent u, van de leden van den Heiligen
Naam.
Dus, zoo besluit ge, zit Brooklijn stijf
in de steile Gereformeerden, want man
nen. die aldus publiekelijk tegen het
vloeken optreden, dat moeten Calvinis
ten zijn.
Maar niets ervan.
Uw wegwijzer zegt het, en het Crucifix
dat ginds vooruit wordt gedragen beves
tigt het u... die „leden van den Heiligen
Naam" zijn geen fijnen maar Room-
schen.
De Roomschen gaan te Brooklijn in
den strijd tegen het vloeken voorop, en
het zijn niet de fijnen, maar de Room
schen, die, door openlijk protest het el
lendige vloeken willen uitroeien."
BI^MENLAND.
Nederland en de Oorlog.
H o 1 1 a n di s c h e <g r io e n t e n.
Maandag werden cup die groote markt te
Berlijn vijf wagons met Hollandsche voor-
jaaisgroenton aangebracht en wel: salade
augurken, wortelen, radijzen; bloemkool
en tomaten, van welke drie wagons Berlijn
ten deel vielep. De winkelprijs mag naar
dte overheid heeft vastgesteld! niet over
schrijden: voor saladie maar gelang vam de
grootte per krop 25 tot 35 pfennig, voor
augurken maar de grootte 75 pf. tot 1.15
M., voor wortelen 1.15 M. tot 1.30 M. per
hos (50 tot 55 stuks), voor radijzen 25 pf.
voor eetn groote bos (15 to 17 stuks) en
15 pf. voor een kleine bos (10 tot 12 stuks),
voor een kop bloemkool 1.15 M. tot 1.30 M.,
voor een pond tomaten 3.70 tot 4 Mark.
Imterneeringsdiepotd Urfc en
Wierickerschans.
Deze beide depots zijn dezer dagen op
geheven. Zij werdan ongeveer gelijktijdig
opgericht; dat te Urk an December 1914,
dat te YVieriokersohaas in Januari 1915.
Bij den aanvang was te Uric een klein
getal Belgische officieren» geïnterneerd.
Het cloor hen gegeven eerewoord hadden zij
teruggenomen en de regeering was daarna
verplicht hen te doem bewaken, om ont
vluchting te voorkomen. Zij waren op Urk
in een gehuurd huits.met den aangewezen
intarneerings-commandant gehuisiv est.
Langzamerhand vermeerderde het aan
tal geïnterneerde off f icier en. Het aange
wezen veriblijf bleek te klein te zijn en een
groote houten barak, eerst voor het inter-
neenings-depot te Groningen bestemd, werd
naar Urk overgebracht en diende daarna
aam de geïnterneerden to<t verblijf.
Het interneerings-depot te Wiericker
schans werd direct bestemd om te dienen
voor eem veertigtal Engelscbe officieren;
■van de Naval-brigade, na dien va.l van
Antwerpen in October 1914 geïnterneerd,
die te Groningen hadden verblijf gehou
den, doch, ca emalis hun Belgische kame
raden, ihun eerewoord hadden teruggeno
men.
Het oude fort. dat voor buskruitmaga zijn
en voor bewaarplaats van artillerie-mate
rieel diende, werd in enkele dagen bewoon
baar gemaakt em het veertigtal officieren,
dat op 14 Januari 1915 aklaar aankwam,
werd heriaaldelijk uitgebreid, wanneer
wederom EngeLsohe of Fransohe offficie-
ren op Nederlandseh grondgebied kwamen
en de regeering verplicht was hen te in-
termeeren.
Van tijd tot tijd werden enkele hunner
naar Urk overgebracht, waar een kleine
40 Emgelsche. Fransche en Be'igische offi-
-veiPUjr-TTBP-
bem gehouden.
In het hegin van Januari 1915 gaven de
Engelsche officieren te WierickersChans
hun eere woo rd, voor den verderen duur
der intemeering en zij modi ten dienten
gevolge in de voor hen aangewezen plaat
sen zich verder ophouden.
Nu werd YYrierickerschans een internee-
ringsdepot van Duitschers; de Duilsóhe of
ficieren, te Bergen geïnterneerd, werden
in de eerste he lift van Januari 1916 naar
Wieriekeu schans overgeplaatst. Ook zij
vo'gden in de eerste helft van deze maand1
het voorbeeld om voor den verderen duur
der interneering hun eerewoord te geven,
waardoor ook aan hen enkele steden tot
verder verblijf in ons land werden aamge
wezen.
Het .spreekt vanzelf, dat meermalen in
de twee en en half jaar, waarin al deze
officieren onder bewaking waren gesteld,
herhaaldelijk pogingen tot ontvluchting
werden aangewend. Meruiig stout en ver
metel stukje, kwam voor. In YViericker-
sehans werd in den zomer van 1915 een
tunnel ontdekt, die de Engelsche officieren
met groote handigheid hadden gemaakt.
Een paar Engelsdhe officieren, die op
klaarlichten dag over de fortgrachten
trachtten te zwemmen en wier plan reeds
eert begin van uitvoering hadden gekre
gen. werden, zeer tot hun sijlijt, door de
waakzaamheid der bezetting gedwongen
hun ontvluohtingspogi ng op te geven. Inl
den zomer van 1916 werd aelfis te Wie
rickerschans liet vooitbedlct van.. Hugjo d«
Groot nagevolgd en gelukte het een
Duitoch' officier ien e«n koffer buiten het
fort te komen. liet plan was handig in
elkaar gezet; minder goede zorg der con-
trofle deed het aanvankelijk gelukken,
anaar de onmiddellijk genomen maatrege
len om den vluchteling te vatten, waarbij
Goudsche vrouwen haar diensten ver
richtten, waren oorzaak, dat de vluchteling
niet lang van zijn vrijheid kon genieten,
maar op dieruzelfden dag van zijn vlucht
weer binnen zijn verblijf werd terugge
bracht.
De beide doelmatige interneeringskara-
pen, die thans hebben opgehouden te be
staan, zijn in den zelfden itoestand' geble
ven, om weer te kunnen daetnen, wanineer
dit te eenigcr tijd noodig mocht blijken.
De commandant op Urk wa-s de tuit.-
kolonel der mariniers D. G. Vroedenberg,
dio te Wierickerschans de luit.-kolonel derj
cavalerie J. M. baron van Boecop, die bei
den van die oprichting af tot aan de op
heffing het commando hebben gevoerd, en
dezer dagen op hun aanvrage wederom
den militairen dienst hebben verlaten.
De export-centrale.
Het Ned. Gorr.-bureau meldt, dat hel
Voorloopig Verslag van de Tweede Ka
mer over het wetsontwerp betreffende
bijzondere maatregelen ten aanzien van
het goederenverkeer naar het buitenland
(Export-centrale) verschijnen zal vóór de
zitting der Kamer zal gesloten wordeiu
De scheepvaart.
Zonder eenige waarschuwing is de
Nederlandsche kotter „Hendrika Johan-
na", eigenaar M. J. van der Eb te Rot^
terdam, groot bruto 133.86 register ton,
in 1909 gebouwd, met ruw ijzer van
Gothenburg naar Rotterdam, Woensdag
ochtend jl. om 6 uur, op ongeveer 52 gr.
31 min. N.B. en 4 gr. 20 min. O.L., 20
mijlen afstand dwars van Scheveningen,
door een groot model Duitsche onder
zeeboot, welke geen vlag voerde, in den
grond geboord.
Hoewel direct na het plotselinge be
schieten van het vaartuig de zeilen wa
ren gestreken, ging de duikboot toch'
steeds door met schieten.
De duikbootcommandant heeft niet ge
vraagd, waar het schip vandaan kwam,
.alleen. waL de lading, was^
Nadat de uit 3 koppen beslaande be-»
manning (de kok was 2 dagen te voren
overleden) was weggeroeid, heeft ze 12
uur in open zee vertoefd. Ze is daarna
door den Scheveningschen logger Sch.-
250 opgepikt en te Scheveningen geland.-
Het in 1916 te Groningen gebouwde
Nederlandsche. driemastschoenerschip.
„Friso" is in het Engelsche Kanaal, op,
reis van Fowey naar Rotterdam, in den
grond geboord.
De bemanning is gered en te Ply
mouth geland.
De „Friso" (reederij H. van Krieken te
Rotterdam) groot 171 bruto register ton
had een lading van ongeveer 270 ton
pijpaarde aan boord.
Naar wij vernemen, heeft llr. Msj
pantserschip „Heemskerck" de geheela
bemanning van de „Maassluis 45" opge
pikt, welk schip Woensdagnacht te 3
uur 17 mijlen N.W. van Noordwijk tot
zinken werd gebracht. Er waren geen
gewonden.
Te Amsterdam is aangekomen de „Jan
van Nassau", met een lading tarwe voor
onze regeering, van de Vereenigde Sta
ten via Halifax.
Te Rotterdam zijn aangekomen de vol
gende stoomschepen met gemengde la-
FEUILLETON.
e vrouw in het wit.
Jtig schreef ik daarom naar Perci-
it hij zijn vrouw zou sturen; dat
chter niet gebeuren voor den vol-
i dag. Tevens verzocht ik mada-
ibelle in Londen terug te keeren,
thaar wellicht spoedig noodig zou
l Den anderen morgen, dus den
uli, kreeg ik bericht van Percival,
jn vrouw den volgenden dag, d. i.
Juli, met den middagtrein in Lon-
tou komen. Mijn hoop wakkerde
en er dien dag eenige verbetering
aar te nemen. Ik ging onmiddel-
ii rijtuig bestellen om lady Glyde
ilgenden middag van den trein te
lk zag, dat de rijtuigverhuurder
'telling in een boek opteekende.
i ging ik overleggen met mon-
lubelle. Ilij kende een geneesheer,
lende er een. Onze kennis met bei-
as van dien aard, dat de heeren
lelijk te krijgen zouden zijn om
ïklaring van krankzinnigheid te
iven voor den persoon, dien ik voor
was ruim vijf uur 's middags, toen
deze bezigheden terugkeerde.
J thuis kwam, was Anna Gatrijn
Dood op 25 Juli, terwijl lady Glyde
°P 26 Juli in Londen zou komen!
was verpletterd. Begrijp het ge
ezer mededeeling! Fosco vcrplet-
niet meer terug. De dokter had,
J°orkomend, reeds gezorgd voor
ïerlijdens-acte 0]i 25 Juli. Mijn
groot sch plan had een zwak punt. Maar
ik wendde mij als een man tot de toe
komst, en ik speelde het spel, al was het
een weinig gewaagd, ten einde toe.
Op den 26en ging ik op den bepaalden
lijd lady Glyde van den trein halen. De
kleeren van de doode Anna -Catrijn
voerde ik met mij mee. Lady Glvde's
eerste vraag was naar nieuws van haar
zuster.
Ik verzon het een en ander, wat haar
moest geruststellenden zeide, dat zij Ma
rianne zou ontmoeten in mijn huis, dat,
alleen voor deze gelegenheid, in de na
bijheid van Leicester Square was en
feitelijk door monsieur Rubelle bewoond
werd.
Door den rechtmatigen eigenaar wer
den wij in de vestibule ontvangen.
Mijn bezoekster werd alleen in een
achterkamer gebracht, waar de twee
geneesheeren haar elk op hun beurt be
zochten en toespraken. Zij legden de
vereischte verklaring, kort, verstandig
en met volkomen geruststelling van hun
geweten af.
Daarop ging ik zelf weer naar lady
Glyde en doelde op slechte tijdingen,*
die ik over juffrouw Iïalcombe had te
brengen. De gevolgen waren, zooals ik
ze verwachtte. Lady Glyde verschrok en
bezwijmde. Voor den tweeden en laat-
sten keer riep ik hier de wetenschap ter
hulp. Een toebereid glas water en een
bijzonder soort vliegende geest verlos
ten haar van allen verderen schrik. An
dere middelen bezorgden haar de on
schatbare zegeningen van een gerusten
nacht. Madame Rubelle kwam tijdig van
Vijverhof terug om lady Glyde bij tiaar
toilet behulpzaam te zijn. 's Naciits wer
den haar kleeren weggenomen en die
van Anna Gatrijn daarvoor in de plaats
gelegd. Dank zij de bekwame hulp mij
ner medische vrienden kon de nu herbo
ren „Anna Catrijn" reeds in den avond
van den volgenden dag, dus van den
27en, naar het gesticht worden terugge
bracht. Zij kwam daar aan op het oogen
blik, dat zij uit haar verdooving, die ik
dien dag had doen voortduren, begon te
ontwaken. Men ontving haar in groote
verbazing, maar zonder den minsten
argwaan. Ik keerde onmiddellijk terug
naar Londen, waar ik inmiddels de ba
gage van lady Glyde had ontvangen. De
noodige schikkingen voor de begrafenis
die in Cumberland zou plaats hebben,
waren nu spoedig gemaakt, en ik zelf
was in zwaren rouw bij de ter aarde
bestelling tegenwoordig. De roerende
zaken van lady Glyde werden later door
mij aan haar oom, den ouden Farlie, toe
gezonden.
Nog een paar woorden, voor ik deze
regels sluit. Mijn instinct zegt mij, dat
hier door nieuwsgierigen twee vragen
zullen gesteld worden. Ik zal ze zelf stel
len en beantwoorden.
Eerste vraag: Wat zou ik gedaan heb
ben, als Anna Gatrijn eens niet zoo juist
van pas gestorven ware? In dat geval
zou ik de uitgeputte natuur, die naar
eeuwige rust zocht, ter hulpe zijn geko
men. Ik zou de deuren der gevangenis
van het leven hebben opengezet voor
de gevangene, die ongeneesbaar leed
naaf lichaam en ziel en haar eene geluk
kige verlossing uit haar lijden bezorgd
hebben.
Tweede vraag: Moet mijn gedrag, bij
een kalme overweging van alle omstan
digheden, ernstig afgekeurd worden?
Ik antwoord met nadruk: neen! Heb ik
mij niet met zorg van onnoodige mis
daad onthouden? Met de uitgestrekte
hulpbronnen, die ik in de scheikunde
bezit, zou het mij weinig moeite gekost
hebben, lady Glyde het leven te bene
men. En ik heb haar slechts haar iden
titeit ontnomen.
Beoordeel mij naar wat ik had kun
nen doen! Hoe betrekkelijk onschuldig,
hoe indirect deugdzaam schijn ik te zijn,
in wat ik werkelijk gedaan heb! Ont
vang deze geestdriftige regelen als een
legaat aan het land, dat ik voor altijd
verlaat. Zij zijn hun onderwerp waardig,
en zij zijn schrijver waardig, die zich
teekent FOSCO.
HET VERHAAL WORDT EERSLOTEN
DOOR WALTER HARTMOND.
Na het lezen van 's graven manuscript
was het vastgestelde half uur om, en
spoedde ik mij weg.
Binnen een kwartier was ik thuis en
binnen een paar minuten had ik Laura
en Marianne op de hoogte gesteld van
het resultaat mijner laatste poging.
Daarop spoedde ik mij naar den rijtuig
verhuurder in St. John's Wood.
Ik trof het. De eigenaar der stalhou
derij was een zeer beleefd en schikke
lijk man. Toen hij vernomen had, dat
het een belangrijke familie-aangelegen
heid gold, overhandigde hij mij onmid
dellijk het bestelboek. Ik behoefde niet
lang te zoeken. Onder dateering van 26
Juli 1850 stond o. a. het volgende:
„Een brougham naar graaf Fosc.o, Fo
rest Road 5, Om twee uur (John Qwenl,
De naam tusschen haakjes behoorde
aan den koetsier, die het rijtuig bestuurd
had. Op mijn verzoek leidde men mij
bij hem, terwijl hij in den stal aan het
werk was.
„Herinnert gij u verleden jaar in Juli'
van Forest Road naar het station van
Waterloo Bridge te hebben gereden?"
„Wel, meneer, dat zou ik zoo juist niet
kunnen zeggen", luidde 't antwoord.
„Misschien herinnert gij u den heer
wel. Het was een heel groote heer, op
vallend dik?" 's Mans gelaat helderde op.
„Of ik, meneer. De dikste heer, dien
ik ooit gezien heb; ik heb nooit zoo'n
vrachtje gereden. Ja, ja. Van Forest Road
naar het station. Er zat een parkiet, of
zoo'n ander dier voor de glazen. De heer
was nogal in de war over de bagage van
de dame, die hij afhaalde. Hij gaf mij
een flinke fooi, toen ik ze spoedig had
opgeladen."
„Hebt ge die dame gezien? Hoe zag}
ze er uit?"
„Wel, meneer, dat kan ik niet precies
meer zeggen. Maar ik herinner mij den
naam nog op de koffers. Ziet u, meneer,
ik ben pas getrouwd, en voor dat mijn
vrouw haar naam veranderde, heette zê
Glyde. Dien naam zag ik ook op de kof-»
fers. „Komaan", zei ik zoo legen ma
zelf, „ik kan nooit goed de namen van
voorname lui onthouden, maar deze is
in ieder geval een oude kennis." Dat zei
ik. Van den lijd kan ik niets zeggen,
meneer, dat kan naar m'n schatting een
jaar of minder geleden zijn. Maar ik kan
een eed doen op den dikken heer en dei!
naam der dame."
(Wordt vervolgd.