2 !/eede BSad.
Jatuuriyke Liefde,
BINNENLAND
hargang.
No. 2270
t fit
rdag 24 Maart 1917
kscl«
i/-ores
vnje
fia
%eidóehaQotiïcvnJk
Ltisde Meester wijs ën goed,
e alles heeft gebouwd,
iiitq nog in wezen blijven doet,
at'smenschen oog aanschouwt I"
"eau,
an b ingt de dichter Dirk Camphuysen
;ecrei chetst met dit rijmpke, wat er op-
leders hart, bij het zien van bat
goede in Gods natuur: bewonr
h .Th en genegenheid voor den Maker
jat moois
men Katholiek zijn, moet men
z;jn, is er iets bovennatuurlijks
mienscben ziel, om van
iselen op te stijgen tot den Schep-
refrein van Anna Bijns met een
liefdegevoel telkens weer te'kun-
halen
choon moet Hij zijn, die 't al heeft
dwab geschapen
- °ve t niét voor de hand, dat 's men-
met j
als van zelf bemint, wat 's men-
erstand als yan zelf goed en be
noemt
lurven beweren, dat de mensch
,n9 iter natuurlijke krachten God niet
te kennen, noch tot een waarlijk
andeling in staat is, moeten nood-
rv/ijze ook de mogelijkheid looche-
t de mensch van nature by machte
te beminnen.
het zieker, en bij dë Katholieken
aangenomen, en geheel in over-
iming met de leer der Katholieke
de mensch zulks wel kan.
Sint Paulus toch, in zijn brief
Romeinen, kunnen de heidenen
'fkoi
w
erin b,
isl
■lijl
W J,
CPI B,
t
aken, vereeren en dienen. Maar
dit goedschiks geschieden, indien
id niet, althans, tot zekere hoogte,
heeft?
zal zulk een liefde meestal 'nog
'ij aakt zijn. Wanneer de Katholieke
ar Concilies zegt, dat er boven
kuip noodig is, om God te
voegt zij er bij„zooals het
„zooals hiet nuttig is voor de
id". Sprekend over de bovennatuur
de, zoude zie deze bepalingen er
la vastgekoppeld hebben, zoo zij
van overtuigd was, dat er ook ben
jfae liefde tot God bestaat.
«veroordeelt de Kerk de meening
i, die alle natuurlijke liefde tot God
nogelijk beschouwen.
8® neer men met zijn natuurlijke ver-
God kan kennen als het Opperste
ou men met zijn natuurlijke ver-
i, Hem dan ook niet kunnen be-
i, althans op het oogenblik, dat
lods goedheid en beminnelijkheid
voor oogen heeft?
durven zelfs verder gaan en de
ikheid verdedigen van een natuur-
efde, waarmede men God „boven
bemint.
Iers, indien dit onmogelijk was,- zou
neten voortkomen, óf wel uit abso-
irermogen van den wil, óf uit tiran-
werheersching der lagere hartstoch-
f uit overtuiging, dat men toch niet
at is, door t e volbrengen, wat Gode
flijk Hem die genegenheid te
th geien van deze drie" gevallen staan
akelijk steeds in den weg.
enschen wil toch is van nature ge-
tot wat het verstand als 't bestte.
worstelt: en wie bewijst nu, dat de
diike mensch nimmer zich God kan
ellen als het boven alles beminnens-
ige Wezen
-leert de ondervinding, dat de lagere
tochten niet onafgebroken 't mensche-
in boeien houden,
te eerder zouden wij' geneigd zijn
stellen, dat Gen ongedoopte, zonder
bijzondere hulp, een akte van liefde
0 alles" tot God lean stellen, wanneer
uitercenvolgens bedenkenten eerstie,
oprechte wil om alles te volbrengen,
"Ode behogelijlc is, niet zooveel moei
en medebrengt als de blijvende uit-
og van dat voornemen; ten tweede,
yoor 't bestaan van een goed voor-
1 niet de mogelijkheid vereischt
0In het met de oogenblikkelijk be
ware krachten ten uitvoer te leggen
ktde, dat men zich gemakkelijk eën
fan volmaakte liefde kan denken,
de aandacht op de mogelijke moei
den afwezig is.
to komen we dan tot het besluit, dat
vraagIs de mensch bij machte,
*«één met zijn natuurlijke vermogens,
een akte van onvolmaakte liefde
te stellen volmondig moeten ant-
i"1®: ja,- dat kan!
de v/ereld ontmoet mën soms mien-
J. zonder „Doop" en zonder „belijde-
t,le' tengevolge van vooroordeel en
opvoeding, van -„Doop" noch
willen hooren, maar toch, naar
hunner vermogens, het Ópper-
erkennen 'en eeren. Wat een troost
Christus toch zoo vurig
gen naar de eeuwige zaligheid van
zonder onderscheid, dat zulke men-
°d werkelijk kunnen beminnen!
zou, ter gelegener tijd, hen niet
daartoe aansporen? Want al geeft
n akte niet het eeuwige leven, al
kaakte nog niet „gelijk het be
hoort >en dienstig is ter zaligheid", meer
malen herhaald en steeds hooger opge
voerd, is zij de beste wegruiming der be
letselen, de beste voorbereiding tot het
ontvangen dier hoogheilige genade, die ons
in staat stelt God te beminnen zooals Zijn
goedheid 't ons heeft toegedacht.
In de wereld ontmoet men soms men-
schen, dwalenden ter goeder trouw, die,
met minder hulpmiddelen, onbaajzuchtiger
God beminnen, dan wij, die God van kindsaf
kennen, en, onder den druk van duizende
kleine beuzelarijen, verwaarloozen bewuste
akte van liefde te stellen. Kloppen we
gerust rouwmoedig op onze borst, maar
vergeten we vooral niet, bij' ons morgen
en avondgebed, de bekende akte van liefde
met wat meer bewustheid 'en innigheid te
herhalen.
In de wereld ontmoet men soms men-
schen, die vrede in God zoeken langs de
duistere wegen van dwaling en wanorde
lijk denken, die van geen der apologetische
boeken en apologetische artikelen en apo
logetische cursussen en apologetische dis
puten voordeel willen trekken of weten te
trekken, die v.oor zich zelf en voor wie
God en de wereld een groot vraagteelcen
zijn 'en blijven, die alle godsdiensten be-
studeeren en geen enkelen grondig keiineln,
en dan ten slotte besluiten, maar zondeT
godsdienst voort te sukkelen, totdat de
levensdroom is uitgedroomd 1O, zoo
ge zoo iemand tegenkomt op uw Levens
pad, en hij kan er maar niet toe besluiten,
met u mede te gaan in de veilige richting
der Katholieke geloofsleer, verlaat hem
dan toch niet, vóór ge hem geleerd hebt,
het „Onze Vader" te bidden.
Die dkt bidt en meent wat hij 'bidt,
bemint zijn God. Men behoeft geen Katho
liek, geen Christen te zijn, men behoeft
slechts het Opperwezen te erkennen," om
het „Onze Vader" te kunnen bidden met
liefde en vrucht. Van 't oogenblik af, dat
men God ;,Onzie Vader" genoemd heeft,
is de ziel gestemd tot dankbaarheid, liefde
en gehechtheid, len tevens de weg gebaand
tot het berouw uit liefde, volmaakte liefde
tot God.
J, ZE IJ S. J.
Sen Vriend der armen en nood
lijdenden aan liet woord.
Verleden wetek heeft de hoofdaalmoe
zenier van den arbeid in Limburg, mgr.
dr. Poels, te Maastricht een nede gehou
den, die idiep in het hart slaat door de
noodschriei van medelijden met de armen
en noodlijdenden, welke er uit opklinkt; die
als in marmer uitgehouwen voor ons staat
door de fiere oprechtheid, de apostolische
vrijmoedigheid, waarmede deze priester
striemt de rijken der aarde, die niet'be
minnen hunnien eveaimjensch.
Wij ontleen en er eenige' gedeelte aan.
Onze lezers zullen dit, naar wij vertrouwen,
op prijs weten te stellen.
„Sinds de bange dagen van Augustus
1914 staat de noodkist op het hooge prie
sterkoor van St. Servaas.
'Nooit stond zij daar met meer recht
dan nu. Want er is nood in Maastricht.
Duizenden van mensch en lieven er in arm
zalige krotten. In de stad, waar de reli-
quieën onzer heilige bisschoppen bewaard
en vereerd worden, wandelen levende ge
raamten van tuberculose-lijders door de
straten.
Er is nood en er wordt honger geleden.
Wie gewerkt hebben van jongs af in de
Maastrichtsche fabrieken, staan nu broode
loos op straat. Honderden nog in vollen
m arme lij ken leeftijd mcleten thans bedelen
•en de verdelte en halfverschroeide handen
uitsteken om een stuk brood. 121400
gezinnen worden in onze betrekkelijke
kleine stad bedeeld. Helaas, onder het
sedert jaren ondervoede werkvolk bezit
een zeer groote percentage niet meer de
noodige arbeidskracht om te gaan werken
in de mijnen,.
Naast de stoffelijke de zedelijke ellende,
die hier groeit en groeien moet. Hoeveel
arbeiders, die nu en dan wegvluchten van
de heete vuren, vallen ten prooi aan het
alcoholisme. En tusschen de ruïnen onzer
christelijke beschaving wroet het socialis
me en graaft zijn hol tusschen onze chris
telijke monumenten.*
En verder:
%,Ik ga u zeggien, welke gedachten door
mijn hoofd 'woelden, ^oen' ik voor veertien
dagen in de schoone St. Sen-aas mijn
getijden bad.
Heel Maastricht kent de noodkist', maar
heeft men ze ooit genoeg van nabij be
schouwd, dat kunstwerk met zijn heerlijke
bijbelteksten. Toen ik, zooals gezegd, mijn
brevier gebeden had, ben ik stil-eerbicdig
de trappen opgegaan van het hoogte prie
sterkoor. En wat zag ik over heel de
lengte van de noodkist? Het bijbelwoord,
dat wij allen kennen, maar dat mij op dat
oogenblik, in de stemming mijner over
peinzing, diep in het hart greep. „Voor
vaar, Ik zeg U, wat gij aan dezen minste
der Mijnen gedaan hebt, dat hebt gij aan
Mij gedaan." Er ging een rilling door heiel
mijn wezen, bij het overdenken dier woor
den, zoo toepasselijk op den huidigen nood
toestand van Maastricht.
Aan de voorzijde, de zijde naar bet volk
gekeerd, prijkt Jiet beeld van St. Servaas,
die bidt voor zijn Maastricht. En aan de
achterzijde het beeld van den Heiland,
zooals Hij verschijnen zal op den jongsten
dag om de rechtvaardigen van de zondaars
te scheden. Op het langje" houten dak de
woorden, die Hij dan zal spreken: v,Komt,
gezegenden Mijns Vaders, neemt bezit van
bet rijk, dat voor U bereid is van de grond
vesting der wereld af. Want ik was hon
gerig en gij gaaft Mij te eten; Ik was
dorstig, ien gij gaaft Mij te drinken; Ik
was vreemdeling, en gij naamt Mij op;
Ik was naakt, en gij kleedet Mij, ziek en
gij bezocht Mij, in de gevangenis en gij
kwaamt tot Mij. Dan zullen de rechtvaar
digen Hem antwoorden: Heer, wanneer
zagen wij- U hongerig en spijsden U, of
dorstig >en gaven U te drinken? Wanneer
zagen wij U als vreemdeling en namen U
op, of naakt en kleedden U Of wanneer
zagen wij U krank of in de gevangenis
en kwamen tot U En de Koning zal
hun antwoorden: „Voorwaar, Ik zeg U,
wat gij aan één van deze Mijn geringste
broeders hebt gedaan, dat hebt gij aan
Mij gedaan."
Is het niet treffend, dat ik peinzend
over de Maast richtschc toestanden deze
tekst op de noodkist vond?
Op het linkervlak alleen dit éénte: ïtVoor
waar ik zeg u, wat gij niet gedaan hebt
aan 'een der geringste Mijner broeders, dat
hebt gij niet gedaan aan Mij." De rest
durf ik niet voorlezen. Ik wil niemand
grieven. Ook buiten Maastricht zijn be
treurenswaardige toestanden, maar nergens
is het treuriger dan in Maastricht,- de ons
allen zoo dierbare stad.
Hietl gaat niet aan alle verantwoordelijk
heid te werpen op één groep van nog
leverde of reeds begraven Maastrichtsche
menschen. Overal, in alle kringen is over
vloedige stof tot overpeinzing. Ook spreek
ik geen openlijke veroordeeling uit over
eenige Maastrichtsche patroons. i
Maar toch mag ik u wel "met priester
lijke vrijmoedigheid wijzen op die grond
beginselen van het Christendom, die op
de noodkist gebeiteld staan.
Allen moeten voelen en tasten, dat de
huidige wantoestanden niet hadden kun
nen ontstaan.en niet hadden kunnen blij
ven voortbestaan, indien de grondwaar
heden Van bet Christendojjg^ alle kringen
der maatschappij waren ^^repast."
Eerst bespreekt mgr. Poels dan de te
lage loonen. Daarna schildert hij de ont
zetbende 'Maastrichtsche woningnood.
„De officiieele gegevens, waarover ik be
schik, zijn ontleend aan de laatste volk
stelling van 1910. Maar ze zijn zeker niet
te donker, want sindsdien heeft, ondanks
de edele pogingen van de bouwvereeni-
ging „St. Servatius", de woningbouw geen
gelijken tred gehouden met den aanwas
der bevolking.
Hle<t is dus lop 't oogenblik eer nog slech-
ter in plaats van beter.
Welnu, in 1900 werd officieel vastge
steld schrik niet,- ja schrik well dat
er in Maastricht zijn 1986 één-kamler-
woningen.
1986, wat een afgrond van ellende onder
die koude, officieele cijfers I
Gij, die in rijke huizen woont, hebt gij
er ooit over nagedacht, wat het zeggen
wil, dat (een huisgezin slechts over één
kamer te beschikken heeft. Een kamer,
waarin alles moet worden gedaan, gtekookt,
gewasschen, geslapen, gegeten. Waar in
/een wieg of in een kist een zuigeling
sluimert, waar groote kinderen, jongens
en meisjes op den vloer slapen. Die ééne
kamier is bet eenige „te huis", dat de werk)
man met zijn gezin heeft in deze wereld.
Waarin de vrouw, om haar man te beha
gen, moet zorgen dat alles zindelijk is en
zijzelf nietjes gekleed gaat. Waarin vader
en moeder in eikaars oogten moeten lezen,
wat zij zeggen of zwijgen kunnen len in
hoeverre zij hun dikwijls over kropt gtemoed
mog-en luchten.
Wie leven in overvloed en zich geen
huis kunnen denken zonder zitkamter, zon
der 'eetkamer, zonder kinderkamer, zonder
slaap- ten logeerkamers, zondier keuken,
zonder piano en sofa's, kunnen zich on
mogelijk rekenschap gevten van wat die
schrikbarende cijfers 1986 zeggen willen.
Er had door beel Maastricht een huive
ring van schrik en ontzetting moeten
gaan, toen onlangs de kranten-verslagien
die cijfers noemden. Die cijfers hadden
als een nood-alarm heel Maastricht wakker
moeten schreeuwen.
Nu dat nog niet voldoende het geval
blijkt, sou ik willen, dat door eenige arme
oude vrouwtjes uit de St. Antonïus-straat
iederen ^lag dat rampzalig getal 1986 door
de straten van heel Maastricht werd rond-
gercepen."
En daarna, zich richtend tot zijn mede
priesters, roept de spreker uit:
Trekt op in boete-processies naar die
menschenpalchuizen en voert vandaar de
bewoners mee naar bet mooi Maastricht
sche stadhuis, verzamelt daar allen op die
breede trappen en verkondigt aan den
burgemeester ,én zijn raad, waarom gij
voor een wijle uw spreekstoel verlaten hebt.
Laten leienige hiannen de kistjes naar binnen
dragen, waarin de' lijkjes van de kinderen,
dien dag gestorven van ellende en gebrek.
Vergeet niet in draagbaren met uw pro
cessie mee te voeren de ongelukkigetuber-
culose-lijders, die slachtoffers zijn van den
vreeselijken woningnood. Op de markt
moet gij opstellen de heel of half gekleede
bewoners der Maastrichtsche krotten. Laat
de jongens en meisjles, wier opvoeding
verwaarloosd moet worden twdë aan twee
defileeren voor het stadhuis,"
Ten slotte wendt mgr. Poels zich tot de
leden Van r„God en ons Recht", en de
algemteene Standsorganisatie, in wier ver.
gadering hij deze rede hield, en zegt:
„Ik wil 'eindigen: leden van „God en ons
Recht", en mannen van de algemeen©
Standsorganisatie, als katholieke mannen
houdt u ver van hen, die altijd en stelsel
matig den klassenstrijd preekten en die
wel veel kunnen razen, maar weinig doen
en geen resultaten bereiken. Die met al
hun schelden de arbeiders nog dieper in
't ongeluk storten.
Maar houdt u ook verre van hen,- die
niet weten aan te pakken, die veel praten
en oreeren, maar niet werken. Die suffen
en droomen en zelfs in deze bange tijden
nog trachten in te slapen.
Ik sluit met deze bede, met dezen
wensch: Kath. arbeiders van Maastricht,
organiseert u; volgt als één man uw lei
ders, die op hun beurt de leiding der Kerk
volgen."
aaciöacaDDDD:
REORGANISATIE.
De reorganisatie in onzen volksbond
nadert hare voltooiing.
De opzet dezer reorganisatie was om
te trachten het contact tusschen volksbond
en vakorganisatie dat op tamelijk losse
schroeven stond weer wat te versterken.
Die versterking trachtte mien te berei
ken door de instelling van den Bestuurs
raad. Die Bestuursraad wordt gevormd uit
de afgevaardigden der verschillende vak-
vereenigingen.
Het hoofddoel van den Bestuursraad is:
het bijstaan en van advies dienen van het
afd eehngsbestuur.
Voor iieder veertigtal leden een er vak-
vereeniging wordt een afgevaardigde be
noemd id oor de betrokken vakvereeniging.
De overblijvende groep die dus niet
tot een bestaande vakvereeniging behoo-
ren vormen de groep „gtewone leden'V
Ook dezie afdeeling heeft z'n vertegen
woordigers in den bestuursraad.
D«e meeste vakvereenigingen hebben hun
afgevaardigden alreeds benoemd.
En zoo heeft dan de eterste vergadering
plaats gehad van den Bestuursraad.
Deze vergadering was goed bezocht.
Besluiten zijn natuurlijk op deze eerste
vergadering nog niet genomen.
Het was mjeer Gen officieele plechtig
heid waarbij idö Bestuursraad werd ge
ïnstalleerd.
Als gevolg van teen en ander zaj het
geheele Bondsbëstuur moeten optreden.
Toch de aftnedenden zijn terstond herkies
baar. In den vervolge geschiedt de can-
didaatstelling voor bestuurslid op voor
dracht van ieen tiental bondsleden.
Het nieuwe tregltemient dat binnenkort
aan do bondsleden zal worden Verstrekt is
dus teen grondige studie waard. Het ge
tuigt van waardeering yoor de stands- en
vakorganisatie.
Plet lijdt geen twijfel, of dié Leidsche
bondsafdeeling gaat een schoonte toekomst
tegemoet/
PROPAGANDA.
De volksbondpropagandaclub is in yolle
actie.
Dit keurkorps, van bondsleden yerricht
prachtig werk.
Daar wordt gewterkt voor volksbond,
vakorganisatie,- dagbladpers
enz.
En dat door mannen, die al zoo over-
laden zijn mlet andere werkzaamheden.
't Is ieen lust om op hunne vergade-
rinen tegenwoordig te zijn.
Die vergaderingen ademjen een echten
Rooms chen geest.
Geen laksheid, geten halfslaah*
tig he id; principiiee 1-K a t h o li e k
zijn op elk terrein van het maatschappelijk
leven I
Het is zoo hoopvol eh steant zoo blijde,-
wanneer men op die Vergaderingen hoort,
met welk een doorzettingsvermogen onze
arbeiders-propagandisten hun taak opu
vatten»
Zij zouden vele jongen mannien uit dein
hoogeren stand tot voorbeeld kunnen strek-
kenl
Tegelijk met de reorganisatie, welke ook
in deze prop,.-club is ingevoerd, wordt de
propaganda krachtig ter hand genomen.
De meubelmakers zijn itejeds aan de beurt
geweest. De kleermakers zullen volgen I
Alle vakken krijgen een beurt 1 Kortom, er
zijn handen tekort.
En terwijl de propaganda voor de vak
organisatie reeds beslag legt op bijna alle
propagandisten, schenken ze thans aan de
propaganda van het katholiek dagblad „De
Leidsche Courant" hun volle toewijding.
JEUGDORGANISATIE.
Eindelijk,- het begin is er.
Lang heeft het geduurd, teer men tot
definitieve stappen overging:
Maar toch, het is gekomen.
Op een flinke bezochte vergadering werd
de fundeering gelegd voor het groote
bouwwerk der Roomsche jeugdorganisa
tie.
Inderdaad, een belangrijke gebeurtenis.
.Want de toekomst van ons 'Roomsch
vereenigingsleven is ermede gemoeid.
Doch gelukkig, wij zijn begonnen.
Zes en zeventig jongens hebben zich
opgegeven voor hun organisatie;
Een mooi getal, vborwaar.
Doch nog lang niet genoeg»
Bovendien, het moeilijkste werk komt
nog.
Het is niet alleen zaak om de jongens
te heb ben, maar ook om ze tte h o uden.
En dat is een zeer moeilijk werk.
Want zulke jongens moet men voort
durend bezig houden.
En nu we'niet de beschikking over teen
eigen gebouw hebben gaai dat nog veel
jnoeilyker.»
Want voor lichtbeeldenavonden? vak'- tea
teekenonderwijs, sociale |en apologtischei
cursussen is leen eigien lokaliteit beslist
noodzakelijk.
Heeft men dit niet; dan worden de finam
tiieele bezwaren zeer groot.
En veel contributie heffen yan die jom
giens gaat ook niet.
Dus zal het Bondsbestuur wat toescha*
telijk (moeten morden,
Maar daarvoor zijn we niet bang. Difi
Bestuur heeft een heel gezonde opvatting
van zajn taak. Wij kunnen veilig aanne»
men, dat zelfs de grqotste bezwaren nie^
onoyerkomenliijk zijn;
Leidenaar3
WETENSWAARDIG.
PLANT EN EET,
Van den heer C. H. J. Klein-Kranenburg^
tuinman Rijksopvoedingsgesticht, Leiden^
ontving het „Vad." een uitvoerig schrijven.;
waarvan wij hier (een uittreksel laten yoh
gen.
De schrijver acht het eten zeer verblijd
dend teeken, dat de verloren stukjes grond
zooveel mogelijk worden beteeld. Hij raadf
aan, zoo weinig mogelijk bladgroenten W
teelen (vooral in stadstuintjes), want er
worden kleedjes geklopt, ook van buren
boven en ter zijde, zoodat alle bladgroen
ten, tot zelfs boerenkool, ongenietbaar zijn
van stof en haartjes. Het allerbeste acht
de schrijver voor deze tuintjes bruine en
witte boonen, wortels, bieten en stam-
doppers voor wintervoorraad. Plantuiem
gaat ook nog tamelijk goed, benevens
enkele rijtjes prei, selderie en peterselie^
vooral omdat dit altijd zeer dure groenten
zijn.
Hij vraagt verder, of het geen aanbefc
veling zou verdienen indien het Gemeente
bestuur eenige werklieden der Plantsoenen
aanwees, welke zich op bepaalde uren
belastten met de afgifte van gegarandeerde
meststoffen (b.v. tegen inkoopsprijs plus
onkosten). Men had dan de grootte van
den tuin op te geven en de amateur-tuinier
kreeg wat hij noodig had en dan van
goede qualiteit.
Wat nu verder de grootere open ter
reinen betreft, die eventueel beschikbaar
zijn of komeb, geeft de schr. de volgende
wenkenLaat men% zorgen voor goed toe
zicht en verder zich ook hoofdzakelijk hei
palen tot knol- en ^vortelgewassen be-
nevens op sommige terreinen „de pronk-
boon". Hiermede verkrijgt men zeer mooiq
resultaten.
Men heeft meer aan rapen, wortels, tiien
en aardappels in den winter, dan nu aan
bladgroenten zonder aardappels. Ten slotte
spreekt hij de hoop uit, dat menigeen met;
hulp van de adviezen van deskundige»
eenigen wintervoorraad zelf kan telen.
FLETCHEREN,
Wat is FLetcheren? 't Is van belang oij|
dat nu, in dezen tijd, te weten!
Een rijke Amerikaan, Fletcher genaamd;
had 'een maagziekte. Hij beweert, dat hy|
zijn gezondheid teruggevonden heèft door
zijn eten op een zorgvuldige manier te
kauwen. Zijn ondervinding wilde hij be;
kend maken, opdat ook anderen er wel
bij zouden varen. Om dat doel te bereiken
wendde hij zich tot Chittenden, een physioa
loog aan de Yale-universiteit te New-York«
Deze stond nog al sceptisch tegenover de
methode van Fletcher,- doch stelde dezen
toch in staat proeven te nemlen en pro;
beerde het mlet zich zelf. Vele studenten
onderwierpeh zich cr ook aan. Zij gieö
bruikten weinig of geen vleesch en stelden
zich tevreden met oen veel mindere voes
dingswaarde per dag.
Niettegenstaande zij veel aan sport deden
waren zij in staat tot veel geestelijken
arbeid en hun uiterlijk ging er niet op
achteruit.
Chittenden was spoedig overtuigd cn
van nu af aan geraakte de methode van
mijnheer Fletcher, het „fletcheren" meer
en rrteer bekend. Zij wordt vooral in
Duitschland sterk aanbevolen. Dit is niet;
te verwonderen daar men, indien men op
die manier zijn eten nuttigt, er veel meer
profijt van heeft. Hieruit volgt, dat men
een kleinere quantiteit behoeft te -rui
ken om het zelfde resultaat te n<
Duitsche tijdschriften voorspellen At;
indien het fletcheren algemeen wordt >e-
gepast, „men tot de tanden gewapend zal
zijn om het uithongeringsbeleg di$
entente te doorstaan." Bovendx-t n
zij dat er nog dat voordeel aan i
is dat menigeen, die vóór den l
aan veelvraterij, daarmede, na
'cheraar geworden is, voorgoed tl
zal hebben,
Het idee dat het heel goed is vaak zijn
voedsel te kauwen, bestond al voor dan
Fletcher rijn ontdekking deed^De Engefc
sche staatsman Gladstone kauwde elke hap
80 maal en sommigen schrijven het daara
aan toe, dat hij tot in zijn hoogen ouderdan|
zoo gezond bleef. Fletcheren echter is nog]
iets anders dan goed kauwen. Ieder weet
wel, dat dit moet gebeuren ofschoon het
meerendoel volstaat met het slechts zoo
veel te doen als noodig is, om het voedsel
„herunter zu essen", maar de methode!
van den Amerikaan wil, dat men zoolang
én op spijzen én op dranken kauwt toï
rij zonder willekeurige slikbeweging omja
laag vloeien. Ook op dranken I Het speeka
sel moet rijn werking erop uitgeoefend
hebben, voordat het voedsel in de maag
komt. Zoodoende wordt een gedeelte va»
die werkzaamheden van die maag overga
nomen. Wie een slok melk of thee mei
onmiddellijk naar beneden doet verhuizebi