2 !/eede BSad. Jatuuriyke Liefde, BINNENLAND hargang. No. 2270 t fit rdag 24 Maart 1917 kscl« i/-ores vnje fia %eidóehaQotiïcvnJk Ltisde Meester wijs ën goed, e alles heeft gebouwd, iiitq nog in wezen blijven doet, at'smenschen oog aanschouwt I" "eau, an b ingt de dichter Dirk Camphuysen ;ecrei chetst met dit rijmpke, wat er op- leders hart, bij het zien van bat goede in Gods natuur: bewonr h .Th en genegenheid voor den Maker jat moois men Katholiek zijn, moet men z;jn, is er iets bovennatuurlijks mienscben ziel, om van iselen op te stijgen tot den Schep- refrein van Anna Bijns met een liefdegevoel telkens weer te'kun- halen choon moet Hij zijn, die 't al heeft dwab geschapen - °ve t niét voor de hand, dat 's men- met j als van zelf bemint, wat 's men- erstand als yan zelf goed en be noemt lurven beweren, dat de mensch ,n9 iter natuurlijke krachten God niet te kennen, noch tot een waarlijk andeling in staat is, moeten nood- rv/ijze ook de mogelijkheid looche- t de mensch van nature by machte te beminnen. het zieker, en bij dë Katholieken aangenomen, en geheel in over- iming met de leer der Katholieke de mensch zulks wel kan. Sint Paulus toch, in zijn brief Romeinen, kunnen de heidenen 'fkoi w erin b, isl ■lijl W J, CPI B, t aken, vereeren en dienen. Maar dit goedschiks geschieden, indien id niet, althans, tot zekere hoogte, heeft? zal zulk een liefde meestal 'nog 'ij aakt zijn. Wanneer de Katholieke ar Concilies zegt, dat er boven kuip noodig is, om God te voegt zij er bij„zooals het „zooals hiet nuttig is voor de id". Sprekend over de bovennatuur de, zoude zie deze bepalingen er la vastgekoppeld hebben, zoo zij van overtuigd was, dat er ook ben jfae liefde tot God bestaat. «veroordeelt de Kerk de meening i, die alle natuurlijke liefde tot God nogelijk beschouwen. 8® neer men met zijn natuurlijke ver- God kan kennen als het Opperste ou men met zijn natuurlijke ver- i, Hem dan ook niet kunnen be- i, althans op het oogenblik, dat lods goedheid en beminnelijkheid voor oogen heeft? durven zelfs verder gaan en de ikheid verdedigen van een natuur- efde, waarmede men God „boven bemint. Iers, indien dit onmogelijk was,- zou neten voortkomen, óf wel uit abso- irermogen van den wil, óf uit tiran- werheersching der lagere hartstoch- f uit overtuiging, dat men toch niet at is, door t e volbrengen, wat Gode flijk Hem die genegenheid te th geien van deze drie" gevallen staan akelijk steeds in den weg. enschen wil toch is van nature ge- tot wat het verstand als 't bestte. worstelt: en wie bewijst nu, dat de diike mensch nimmer zich God kan ellen als het boven alles beminnens- ige Wezen -leert de ondervinding, dat de lagere tochten niet onafgebroken 't mensche- in boeien houden, te eerder zouden wij' geneigd zijn stellen, dat Gen ongedoopte, zonder bijzondere hulp, een akte van liefde 0 alles" tot God lean stellen, wanneer uitercenvolgens bedenkenten eerstie, oprechte wil om alles te volbrengen, "Ode behogelijlc is, niet zooveel moei en medebrengt als de blijvende uit- og van dat voornemen; ten tweede, yoor 't bestaan van een goed voor- 1 niet de mogelijkheid vereischt 0In het met de oogenblikkelijk be ware krachten ten uitvoer te leggen ktde, dat men zich gemakkelijk eën fan volmaakte liefde kan denken, de aandacht op de mogelijke moei den afwezig is. to komen we dan tot het besluit, dat vraagIs de mensch bij machte, *«één met zijn natuurlijke vermogens, een akte van onvolmaakte liefde te stellen volmondig moeten ant- i"1®: ja,- dat kan! de v/ereld ontmoet mën soms mien- J. zonder „Doop" en zonder „belijde- t,le' tengevolge van vooroordeel en opvoeding, van -„Doop" noch willen hooren, maar toch, naar hunner vermogens, het Ópper- erkennen 'en eeren. Wat een troost Christus toch zoo vurig gen naar de eeuwige zaligheid van zonder onderscheid, dat zulke men- °d werkelijk kunnen beminnen! zou, ter gelegener tijd, hen niet daartoe aansporen? Want al geeft n akte niet het eeuwige leven, al kaakte nog niet „gelijk het be hoort >en dienstig is ter zaligheid", meer malen herhaald en steeds hooger opge voerd, is zij de beste wegruiming der be letselen, de beste voorbereiding tot het ontvangen dier hoogheilige genade, die ons in staat stelt God te beminnen zooals Zijn goedheid 't ons heeft toegedacht. In de wereld ontmoet men soms men- schen, dwalenden ter goeder trouw, die, met minder hulpmiddelen, onbaajzuchtiger God beminnen, dan wij, die God van kindsaf kennen, en, onder den druk van duizende kleine beuzelarijen, verwaarloozen bewuste akte van liefde te stellen. Kloppen we gerust rouwmoedig op onze borst, maar vergeten we vooral niet, bij' ons morgen en avondgebed, de bekende akte van liefde met wat meer bewustheid 'en innigheid te herhalen. In de wereld ontmoet men soms men- schen, die vrede in God zoeken langs de duistere wegen van dwaling en wanorde lijk denken, die van geen der apologetische boeken en apologetische artikelen en apo logetische cursussen en apologetische dis puten voordeel willen trekken of weten te trekken, die v.oor zich zelf en voor wie God en de wereld een groot vraagteelcen zijn 'en blijven, die alle godsdiensten be- studeeren en geen enkelen grondig keiineln, en dan ten slotte besluiten, maar zondeT godsdienst voort te sukkelen, totdat de levensdroom is uitgedroomd 1O, zoo ge zoo iemand tegenkomt op uw Levens pad, en hij kan er maar niet toe besluiten, met u mede te gaan in de veilige richting der Katholieke geloofsleer, verlaat hem dan toch niet, vóór ge hem geleerd hebt, het „Onze Vader" te bidden. Die dkt bidt en meent wat hij 'bidt, bemint zijn God. Men behoeft geen Katho liek, geen Christen te zijn, men behoeft slechts het Opperwezen te erkennen," om het „Onze Vader" te kunnen bidden met liefde en vrucht. Van 't oogenblik af, dat men God ;,Onzie Vader" genoemd heeft, is de ziel gestemd tot dankbaarheid, liefde en gehechtheid, len tevens de weg gebaand tot het berouw uit liefde, volmaakte liefde tot God. J, ZE IJ S. J. Sen Vriend der armen en nood lijdenden aan liet woord. Verleden wetek heeft de hoofdaalmoe zenier van den arbeid in Limburg, mgr. dr. Poels, te Maastricht een nede gehou den, die idiep in het hart slaat door de noodschriei van medelijden met de armen en noodlijdenden, welke er uit opklinkt; die als in marmer uitgehouwen voor ons staat door de fiere oprechtheid, de apostolische vrijmoedigheid, waarmede deze priester striemt de rijken der aarde, die niet'be minnen hunnien eveaimjensch. Wij ontleen en er eenige' gedeelte aan. Onze lezers zullen dit, naar wij vertrouwen, op prijs weten te stellen. „Sinds de bange dagen van Augustus 1914 staat de noodkist op het hooge prie sterkoor van St. Servaas. 'Nooit stond zij daar met meer recht dan nu. Want er is nood in Maastricht. Duizenden van mensch en lieven er in arm zalige krotten. In de stad, waar de reli- quieën onzer heilige bisschoppen bewaard en vereerd worden, wandelen levende ge raamten van tuberculose-lijders door de straten. Er is nood en er wordt honger geleden. Wie gewerkt hebben van jongs af in de Maastrichtsche fabrieken, staan nu broode loos op straat. Honderden nog in vollen m arme lij ken leeftijd mcleten thans bedelen •en de verdelte en halfverschroeide handen uitsteken om een stuk brood. 121400 gezinnen worden in onze betrekkelijke kleine stad bedeeld. Helaas, onder het sedert jaren ondervoede werkvolk bezit een zeer groote percentage niet meer de noodige arbeidskracht om te gaan werken in de mijnen,. Naast de stoffelijke de zedelijke ellende, die hier groeit en groeien moet. Hoeveel arbeiders, die nu en dan wegvluchten van de heete vuren, vallen ten prooi aan het alcoholisme. En tusschen de ruïnen onzer christelijke beschaving wroet het socialis me en graaft zijn hol tusschen onze chris telijke monumenten.* En verder: %,Ik ga u zeggien, welke gedachten door mijn hoofd 'woelden, ^oen' ik voor veertien dagen in de schoone St. Sen-aas mijn getijden bad. Heel Maastricht kent de noodkist', maar heeft men ze ooit genoeg van nabij be schouwd, dat kunstwerk met zijn heerlijke bijbelteksten. Toen ik, zooals gezegd, mijn brevier gebeden had, ben ik stil-eerbicdig de trappen opgegaan van het hoogte prie sterkoor. En wat zag ik over heel de lengte van de noodkist? Het bijbelwoord, dat wij allen kennen, maar dat mij op dat oogenblik, in de stemming mijner over peinzing, diep in het hart greep. „Voor vaar, Ik zeg U, wat gij aan dezen minste der Mijnen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan." Er ging een rilling door heiel mijn wezen, bij het overdenken dier woor den, zoo toepasselijk op den huidigen nood toestand van Maastricht. Aan de voorzijde, de zijde naar bet volk gekeerd, prijkt Jiet beeld van St. Servaas, die bidt voor zijn Maastricht. En aan de achterzijde het beeld van den Heiland, zooals Hij verschijnen zal op den jongsten dag om de rechtvaardigen van de zondaars te scheden. Op het langje" houten dak de woorden, die Hij dan zal spreken: v,Komt, gezegenden Mijns Vaders, neemt bezit van bet rijk, dat voor U bereid is van de grond vesting der wereld af. Want ik was hon gerig en gij gaaft Mij te eten; Ik was dorstig, ien gij gaaft Mij te drinken; Ik was vreemdeling, en gij naamt Mij op; Ik was naakt, en gij kleedet Mij, ziek en gij bezocht Mij, in de gevangenis en gij kwaamt tot Mij. Dan zullen de rechtvaar digen Hem antwoorden: Heer, wanneer zagen wij- U hongerig en spijsden U, of dorstig >en gaven U te drinken? Wanneer zagen wij U als vreemdeling en namen U op, of naakt en kleedden U Of wanneer zagen wij U krank of in de gevangenis en kwamen tot U En de Koning zal hun antwoorden: „Voorwaar, Ik zeg U, wat gij aan één van deze Mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt gij aan Mij gedaan." Is het niet treffend, dat ik peinzend over de Maast richtschc toestanden deze tekst op de noodkist vond? Op het linkervlak alleen dit éénte: ïtVoor waar ik zeg u, wat gij niet gedaan hebt aan 'een der geringste Mijner broeders, dat hebt gij niet gedaan aan Mij." De rest durf ik niet voorlezen. Ik wil niemand grieven. Ook buiten Maastricht zijn be treurenswaardige toestanden, maar nergens is het treuriger dan in Maastricht,- de ons allen zoo dierbare stad. Hietl gaat niet aan alle verantwoordelijk heid te werpen op één groep van nog leverde of reeds begraven Maastrichtsche menschen. Overal, in alle kringen is over vloedige stof tot overpeinzing. Ook spreek ik geen openlijke veroordeeling uit over eenige Maastrichtsche patroons. i Maar toch mag ik u wel "met priester lijke vrijmoedigheid wijzen op die grond beginselen van het Christendom, die op de noodkist gebeiteld staan. Allen moeten voelen en tasten, dat de huidige wantoestanden niet hadden kun nen ontstaan.en niet hadden kunnen blij ven voortbestaan, indien de grondwaar heden Van bet Christendojjg^ alle kringen der maatschappij waren ^^repast." Eerst bespreekt mgr. Poels dan de te lage loonen. Daarna schildert hij de ont zetbende 'Maastrichtsche woningnood. „De officiieele gegevens, waarover ik be schik, zijn ontleend aan de laatste volk stelling van 1910. Maar ze zijn zeker niet te donker, want sindsdien heeft, ondanks de edele pogingen van de bouwvereeni- ging „St. Servatius", de woningbouw geen gelijken tred gehouden met den aanwas der bevolking. Hle<t is dus lop 't oogenblik eer nog slech- ter in plaats van beter. Welnu, in 1900 werd officieel vastge steld schrik niet,- ja schrik well dat er in Maastricht zijn 1986 één-kamler- woningen. 1986, wat een afgrond van ellende onder die koude, officieele cijfers I Gij, die in rijke huizen woont, hebt gij er ooit over nagedacht, wat het zeggen wil, dat (een huisgezin slechts over één kamer te beschikken heeft. Een kamer, waarin alles moet worden gedaan, gtekookt, gewasschen, geslapen, gegeten. Waar in /een wieg of in een kist een zuigeling sluimert, waar groote kinderen, jongens en meisjes op den vloer slapen. Die ééne kamier is bet eenige „te huis", dat de werk) man met zijn gezin heeft in deze wereld. Waarin de vrouw, om haar man te beha gen, moet zorgen dat alles zindelijk is en zijzelf nietjes gekleed gaat. Waarin vader en moeder in eikaars oogten moeten lezen, wat zij zeggen of zwijgen kunnen len in hoeverre zij hun dikwijls over kropt gtemoed mog-en luchten. Wie leven in overvloed en zich geen huis kunnen denken zonder zitkamter, zon der 'eetkamer, zonder kinderkamer, zonder slaap- ten logeerkamers, zondier keuken, zonder piano en sofa's, kunnen zich on mogelijk rekenschap gevten van wat die schrikbarende cijfers 1986 zeggen willen. Er had door beel Maastricht een huive ring van schrik en ontzetting moeten gaan, toen onlangs de kranten-verslagien die cijfers noemden. Die cijfers hadden als een nood-alarm heel Maastricht wakker moeten schreeuwen. Nu dat nog niet voldoende het geval blijkt, sou ik willen, dat door eenige arme oude vrouwtjes uit de St. Antonïus-straat iederen ^lag dat rampzalig getal 1986 door de straten van heel Maastricht werd rond- gercepen." En daarna, zich richtend tot zijn mede priesters, roept de spreker uit: Trekt op in boete-processies naar die menschenpalchuizen en voert vandaar de bewoners mee naar bet mooi Maastricht sche stadhuis, verzamelt daar allen op die breede trappen en verkondigt aan den burgemeester ,én zijn raad, waarom gij voor een wijle uw spreekstoel verlaten hebt. Laten leienige hiannen de kistjes naar binnen dragen, waarin de' lijkjes van de kinderen, dien dag gestorven van ellende en gebrek. Vergeet niet in draagbaren met uw pro cessie mee te voeren de ongelukkigetuber- culose-lijders, die slachtoffers zijn van den vreeselijken woningnood. Op de markt moet gij opstellen de heel of half gekleede bewoners der Maastrichtsche krotten. Laat de jongens en meisjles, wier opvoeding verwaarloosd moet worden twdë aan twee defileeren voor het stadhuis," Ten slotte wendt mgr. Poels zich tot de leden Van r„God en ons Recht", en de algemteene Standsorganisatie, in wier ver. gadering hij deze rede hield, en zegt: „Ik wil 'eindigen: leden van „God en ons Recht", en mannen van de algemeen© Standsorganisatie, als katholieke mannen houdt u ver van hen, die altijd en stelsel matig den klassenstrijd preekten en die wel veel kunnen razen, maar weinig doen en geen resultaten bereiken. Die met al hun schelden de arbeiders nog dieper in 't ongeluk storten. Maar houdt u ook verre van hen,- die niet weten aan te pakken, die veel praten en oreeren, maar niet werken. Die suffen en droomen en zelfs in deze bange tijden nog trachten in te slapen. Ik sluit met deze bede, met dezen wensch: Kath. arbeiders van Maastricht, organiseert u; volgt als één man uw lei ders, die op hun beurt de leiding der Kerk volgen." aaciöacaDDDD: REORGANISATIE. De reorganisatie in onzen volksbond nadert hare voltooiing. De opzet dezer reorganisatie was om te trachten het contact tusschen volksbond en vakorganisatie dat op tamelijk losse schroeven stond weer wat te versterken. Die versterking trachtte mien te berei ken door de instelling van den Bestuurs raad. Die Bestuursraad wordt gevormd uit de afgevaardigden der verschillende vak- vereenigingen. Het hoofddoel van den Bestuursraad is: het bijstaan en van advies dienen van het afd eehngsbestuur. Voor iieder veertigtal leden een er vak- vereeniging wordt een afgevaardigde be noemd id oor de betrokken vakvereeniging. De overblijvende groep die dus niet tot een bestaande vakvereeniging behoo- ren vormen de groep „gtewone leden'V Ook dezie afdeeling heeft z'n vertegen woordigers in den bestuursraad. D«e meeste vakvereenigingen hebben hun afgevaardigden alreeds benoemd. En zoo heeft dan de eterste vergadering plaats gehad van den Bestuursraad. Deze vergadering was goed bezocht. Besluiten zijn natuurlijk op deze eerste vergadering nog niet genomen. Het was mjeer Gen officieele plechtig heid waarbij idö Bestuursraad werd ge ïnstalleerd. Als gevolg van teen en ander zaj het geheele Bondsbëstuur moeten optreden. Toch de aftnedenden zijn terstond herkies baar. In den vervolge geschiedt de can- didaatstelling voor bestuurslid op voor dracht van ieen tiental bondsleden. Het nieuwe tregltemient dat binnenkort aan do bondsleden zal worden Verstrekt is dus teen grondige studie waard. Het ge tuigt van waardeering yoor de stands- en vakorganisatie. Plet lijdt geen twijfel, of dié Leidsche bondsafdeeling gaat een schoonte toekomst tegemoet/ PROPAGANDA. De volksbondpropagandaclub is in yolle actie. Dit keurkorps, van bondsleden yerricht prachtig werk. Daar wordt gewterkt voor volksbond, vakorganisatie,- dagbladpers enz. En dat door mannen, die al zoo over- laden zijn mlet andere werkzaamheden. 't Is ieen lust om op hunne vergade- rinen tegenwoordig te zijn. Die vergaderingen ademjen een echten Rooms chen geest. Geen laksheid, geten halfslaah* tig he id; principiiee 1-K a t h o li e k zijn op elk terrein van het maatschappelijk leven I Het is zoo hoopvol eh steant zoo blijde,- wanneer men op die Vergaderingen hoort, met welk een doorzettingsvermogen onze arbeiders-propagandisten hun taak opu vatten» Zij zouden vele jongen mannien uit dein hoogeren stand tot voorbeeld kunnen strek- kenl Tegelijk met de reorganisatie, welke ook in deze prop,.-club is ingevoerd, wordt de propaganda krachtig ter hand genomen. De meubelmakers zijn itejeds aan de beurt geweest. De kleermakers zullen volgen I Alle vakken krijgen een beurt 1 Kortom, er zijn handen tekort. En terwijl de propaganda voor de vak organisatie reeds beslag legt op bijna alle propagandisten, schenken ze thans aan de propaganda van het katholiek dagblad „De Leidsche Courant" hun volle toewijding. JEUGDORGANISATIE. Eindelijk,- het begin is er. Lang heeft het geduurd, teer men tot definitieve stappen overging: Maar toch, het is gekomen. Op een flinke bezochte vergadering werd de fundeering gelegd voor het groote bouwwerk der Roomsche jeugdorganisa tie. Inderdaad, een belangrijke gebeurtenis. .Want de toekomst van ons 'Roomsch vereenigingsleven is ermede gemoeid. Doch gelukkig, wij zijn begonnen. Zes en zeventig jongens hebben zich opgegeven voor hun organisatie; Een mooi getal, vborwaar. Doch nog lang niet genoeg» Bovendien, het moeilijkste werk komt nog. Het is niet alleen zaak om de jongens te heb ben, maar ook om ze tte h o uden. En dat is een zeer moeilijk werk. Want zulke jongens moet men voort durend bezig houden. En nu we'niet de beschikking over teen eigen gebouw hebben gaai dat nog veel jnoeilyker.» Want voor lichtbeeldenavonden? vak'- tea teekenonderwijs, sociale |en apologtischei cursussen is leen eigien lokaliteit beslist noodzakelijk. Heeft men dit niet; dan worden de finam tiieele bezwaren zeer groot. En veel contributie heffen yan die jom giens gaat ook niet. Dus zal het Bondsbestuur wat toescha* telijk (moeten morden, Maar daarvoor zijn we niet bang. Difi Bestuur heeft een heel gezonde opvatting van zajn taak. Wij kunnen veilig aanne» men, dat zelfs de grqotste bezwaren nie^ onoyerkomenliijk zijn; Leidenaar3 WETENSWAARDIG. PLANT EN EET, Van den heer C. H. J. Klein-Kranenburg^ tuinman Rijksopvoedingsgesticht, Leiden^ ontving het „Vad." een uitvoerig schrijven.; waarvan wij hier (een uittreksel laten yoh gen. De schrijver acht het eten zeer verblijd dend teeken, dat de verloren stukjes grond zooveel mogelijk worden beteeld. Hij raadf aan, zoo weinig mogelijk bladgroenten W teelen (vooral in stadstuintjes), want er worden kleedjes geklopt, ook van buren boven en ter zijde, zoodat alle bladgroen ten, tot zelfs boerenkool, ongenietbaar zijn van stof en haartjes. Het allerbeste acht de schrijver voor deze tuintjes bruine en witte boonen, wortels, bieten en stam- doppers voor wintervoorraad. Plantuiem gaat ook nog tamelijk goed, benevens enkele rijtjes prei, selderie en peterselie^ vooral omdat dit altijd zeer dure groenten zijn. Hij vraagt verder, of het geen aanbefc veling zou verdienen indien het Gemeente bestuur eenige werklieden der Plantsoenen aanwees, welke zich op bepaalde uren belastten met de afgifte van gegarandeerde meststoffen (b.v. tegen inkoopsprijs plus onkosten). Men had dan de grootte van den tuin op te geven en de amateur-tuinier kreeg wat hij noodig had en dan van goede qualiteit. Wat nu verder de grootere open ter reinen betreft, die eventueel beschikbaar zijn of komeb, geeft de schr. de volgende wenkenLaat men% zorgen voor goed toe zicht en verder zich ook hoofdzakelijk hei palen tot knol- en ^vortelgewassen be- nevens op sommige terreinen „de pronk- boon". Hiermede verkrijgt men zeer mooiq resultaten. Men heeft meer aan rapen, wortels, tiien en aardappels in den winter, dan nu aan bladgroenten zonder aardappels. Ten slotte spreekt hij de hoop uit, dat menigeen met; hulp van de adviezen van deskundige» eenigen wintervoorraad zelf kan telen. FLETCHEREN, Wat is FLetcheren? 't Is van belang oij| dat nu, in dezen tijd, te weten! Een rijke Amerikaan, Fletcher genaamd; had 'een maagziekte. Hij beweert, dat hy| zijn gezondheid teruggevonden heèft door zijn eten op een zorgvuldige manier te kauwen. Zijn ondervinding wilde hij be; kend maken, opdat ook anderen er wel bij zouden varen. Om dat doel te bereiken wendde hij zich tot Chittenden, een physioa loog aan de Yale-universiteit te New-York« Deze stond nog al sceptisch tegenover de methode van Fletcher,- doch stelde dezen toch in staat proeven te nemlen en pro; beerde het mlet zich zelf. Vele studenten onderwierpeh zich cr ook aan. Zij gieö bruikten weinig of geen vleesch en stelden zich tevreden met oen veel mindere voes dingswaarde per dag. Niettegenstaande zij veel aan sport deden waren zij in staat tot veel geestelijken arbeid en hun uiterlijk ging er niet op achteruit. Chittenden was spoedig overtuigd cn van nu af aan geraakte de methode van mijnheer Fletcher, het „fletcheren" meer en rrteer bekend. Zij wordt vooral in Duitschland sterk aanbevolen. Dit is niet; te verwonderen daar men, indien men op die manier zijn eten nuttigt, er veel meer profijt van heeft. Hieruit volgt, dat men een kleinere quantiteit behoeft te -rui ken om het zelfde resultaat te n< Duitsche tijdschriften voorspellen At; indien het fletcheren algemeen wordt >e- gepast, „men tot de tanden gewapend zal zijn om het uithongeringsbeleg di$ entente te doorstaan." Bovendx-t n zij dat er nog dat voordeel aan i is dat menigeen, die vóór den l aan veelvraterij, daarmede, na 'cheraar geworden is, voorgoed tl zal hebben, Het idee dat het heel goed is vaak zijn voedsel te kauwen, bestond al voor dan Fletcher rijn ontdekking deed^De Engefc sche staatsman Gladstone kauwde elke hap 80 maal en sommigen schrijven het daara aan toe, dat hij tot in zijn hoogen ouderdan| zoo gezond bleef. Fletcheren echter is nog] iets anders dan goed kauwen. Ieder weet wel, dat dit moet gebeuren ofschoon het meerendoel volstaat met het slechts zoo veel te doen als noodig is, om het voedsel „herunter zu essen", maar de methode! van den Amerikaan wil, dat men zoolang én op spijzen én op dranken kauwt toï rij zonder willekeurige slikbeweging omja laag vloeien. Ook op dranken I Het speeka sel moet rijn werking erop uitgeoefend hebben, voordat het voedsel in de maag komt. Zoodoende wordt een gedeelte va» die werkzaamheden van die maag overga nomen. Wie een slok melk of thee mei onmiddellijk naar beneden doet verhuizebi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1