Derde Blad. Het Weeldevraagstuk. 8e JAARCMhrö. No. 2240 e Ceicboke (Bou/ta/nt Zaterdag 17 Februari 1917 II. II. Beo or deeling der weelde. Uit de gegeven begripsbepaling hebben vve reeds begrepüp, dat wij de weelde af keurend beoordeelen, en dus moeten be strijden. Tegenover ons staat vooral de school van het economisch liberalisme, die de weelde verdedigt). Wij zullen dit wat na der-toelichten. Katholiek opgevat is de weelde een mo- •reel en economisch kwaad en moet der halve worden bestreden. Reeds in de H. Schrift wordt met duidelijke woorden dit kwaad veroordeeld. En de geschiedenis der H. Kerk sluit daarbij volkomen, aan. Hoe interessant het ook »zijn zou dit wat breeder na te gaan: de plaatsruimte laat het niet toe; bovendien wordt in die bestrij ding meer gelet op het immoreele dér weelde, terwijl wij vooral de ethisch-eco no. mische zijde belichten willen en de weelde te bestrijden hebben ook als sociaal kwaad. .Vandaar dat wij zullen aantoonen, dat de weelde èn in zich èn in haar gevolgen ver keerd is, en dus bestreden moet worden. Opmerking verdient het echter, dat) onze gronden niet zuiver-eoonomisoh, maar te vens ethisch zijn, wijl van christelijk stand, punt de sociale en economische orde steunt op zedelijken grondslag, en dus elk sociaal vraagstuk getoetst moet worden aan de christelijke zedenwetten. Vooreerst dus is de weelde verkeerd in zich, daar zij een omkeering is der natuurlijke orde. Immers het onredelijk gebruik van de aardsche goederen ter vol doening aan zinnelijkheid of praalzucht maakt onze handelwijze dienstbaar aan twee fundamenteels ondeugden, en dus im moreel; terwijl bovendien op dwaze wijze de overvloed verspild) wordt, die door de natuur bestemd was om daarmee de armen te helpen, gelijk St. Thomas duidelijk leert; De zaken, welke eenigen in overvloed hebben, moeten volgens de natuurwet be steed wonden tot ondersteuning der ar- jnen'1. 8) Om deze dubbele reden is der halve de weelde reeds in zich verkeerd. Bovendien is zij verder fel ij k in haregevolgen. Wij zullen er slechts enkele noemen. Op de eerste plaats iheeft zij tengevolge, dat de armoede vermeerderd wordt, daar de aalmoezen ophouden en de arbeid door het vernietigen der kapitalen verminderd wordt. En onmiddellijk hieruit vloeit voort een zekere wrok en ontevredenheid, vooral, onder de arbeidende klasse, tegenover de genen, die in overdaad leven. Daardoor wordt de weelde een machtig wapen in de hand van het socialisme. Zoo lapt Mevr. Roland-Holst in haar hartstochtelijk treur spel ,,De opstandelingen", met cïe toespe ling op een dergelijk leven, Petroff aldus spreken: „Wij1 hebben geen leugens van Boode om ons te bevleugelen met enthou siasme gelijk de bourgeoisie in haren sbrijd. Wij drinken moed genoeg uit de naakte waarheid". Zeer juist zijn dan ook de, woorden van Pater Bruin: „Het is (voor den arme) onmogelijk zonder afgunst de weelde der rijken te blijven aanzien, waar aan hij nooit eenig deel heeft. Mocht hij zelf nu en dan aanzitten aan den welvoor- zienen disch, hij zou misschien kunnen be- rusten, maar hem worden ternauwernood de kruimels gegund, die van de tafel val len. Men acht hem nauwelijks een blik, veel minder een goed woord waardig. En daar zou geen afgunst ontstaan in zijn hart? En deze zou niet plaats maken voor haatf/ En die haat zou niet onverzoenlijk worden?" Niet alleen van armoede en ontevreden heid, vooral der arbeiders, is weelde oorzaak, ook meerdere gefortuneerde.men- echen en huisgezinnen gaan door haar dik werf teax gronde. Hoe menigmaal cal het niet gebeuren, dat een weelderig leven het met zooveel moeite verdiende of bespaar de geld langzaam zal doen verminderen en zelfs geheel zal doen verdwijnen. Men wil zijn stand nog ophouden, en maakt aldus allerlei schulden, met het gevolg, datgroote ellende en diepe armoede binnentreden en het geluk en de tevredenheid uit het huis gezin verdwijnen. Een derde gevolg van de weelde is, dat zij dikwerf de menschen aandrijft, om zich op ;ilie mogelijke, ook oneerlijke, wijzen te verrijken. We staan er verbaasd van, als we hooren, hoeveel er dikwijls in groote winkels gestolen wordt door de bedienden, om aldus „hun stand te kunnen ophou den". De verklaring van dit feit is gemak kelijk te vatten: want weelde kweekt in den me mach allerlei nooit gekende behoeften, en die zucht naar weelderig leven deinst tenslotte voor geen middel meer terug om te worden voldaan. En ook dit noodlottig gevolg, hetwelk we zoo dikwerf ook bij de lagere klassen aan treffen, wordt eveneens door het socialis me behendig uitgebuit. De socialisten-apos tel Lasalle sprak het duidelijk uit voor de Duitsche arbeiders: „Zoolang gij slechts een stuk slechte worst hebt en een glas bier, rnerkt gij uwen treurigen toestand niet, en weet gij niet eens, dat u iets ont breekt. Dat komt echter van uw vendoekt gebrek aan behoeften". Tenslotte is de weelde de bron van vele ondeugden. Immers, zelf in zinnelijkheid en hoogmoed geboren, sleept zij met zich een lange rij van ondeugden, van ongerech tigheid, hardvochtigheid, overdaad, zelf zucht, vooral van wellust; denk maar eens aan het rampzalige Nieuw-Malthusianismel We sluiten hiermee onze positieve bestrij ding der weelde. Onze conclusie ligt voor de hand: de weelde moet onvoorwaardelijk worden verworpen en bestreden. Nog een enkel woord ter weerlegging van hen, die de weelde durven verdedigen. We zofudian diit het negatief gedeelte van ons betoog kunnen noemen. De liberale school maakt een scherpe scheiding tuslschen ethische en zuiver-eco nomische beginselen, en (beweerd,, dat het sociale loven alleen foaheersdht wordt door -IcNUter-eopjnomische watten, wetten derhal ve, welke alleen stofitelijlke belangen be- *00gen. En eoo noemt men dan onder zuivar- eooniomisoh opzicht die weelde goed. Im mers, allldfus ongeveer gaat hun reclenee- rirg, al ,on« economisch bandieten wordt bdheeo-schit door eigenbelang of de zucht om door zoo weinig mogeCijk inspanning tot de grootst mogelijke stoffelijke wel vaart te komen, en dat, beschermd door de moest .'absolute vrijheid. Maar clan geklit ook de gevolgtrekking, hieruit voortvloeiend: geniet clus, zooveel gij (kunt-, van uw aardsche goederen. Men ziet het derhalve: de verdediging dor weel de is een consequentie -uit de liberale leer' Met de onhoudbaarheid van de libe rale economie -en deze behoef ik hier niet aan te toornen, maar is aan elk be kend valt dus ook de consequentie of de verrdedigi ng dor weelde. Dit ter algemeens weerlegging. Nu nog een enkel woord over een paar speciale redenon, lie men- meestal tegen ons uit speelt. Vooreerst .zegt men: „Aye'elde verschaft arbeid; eir zal meter vraag naar arbeids krachten) toornen in -de fabrieken van we etcte-artikel en.Wij kunnen hierop antwoorden, dat deze redeneering niet ge heel waar is; immers, die arbeidskrachten zouden anders tot heel wat nuttiger ar beid gebruikt kunnen worden, en dus is de vraag naar arbeidskracht- er feitelijk niet gjrootor door: Bovendien is die soort van arbeüid nuttelooza arbeid, omdat, hij dient voor slechte doeleinden. Immens weeldc-artikelen) dienen, ten slotte alHeem „ter voldoening' aan zinnetijklhoid en praalzucht". Evenmin ais het aangaat, cm te zeggen: oorlog, brand, enz., zijn heugelijke gebeurtenissen, omdat daar door* ve*3fl) w.erk wordt verschaft, evenmin kan .men het kwaad der weelde daarom gioadi noemen. Vervolgens beweert men: „weelde brengt geld onder de menschen". Ja, maar op een giehesl verkeerde wijze. Im mers het is geheel verkeerd en schadelijk voor het laJllgemoen belang, om geld ondier de menischen te brengen door overdaad, ibrasisarijien eini zingenot. En helt is dan ook een algemeen lerkend feit, dat h'et voor een tend een nationale ramp is te noemen', wanneer het volk zich overgeeft aan waalde. Of werd het latende Grieksche rijk, hecM door grootheid van deugd en heldenmoed, niet een gemakkelijke prooi van ihet Römeinsche volk, torn de weelde er was binnengetreden. En het machtige Romeinsch gesfloüht, diat o-ver heel de ouid'3 wereld heerschappij wande, ging ten onder, toen het zich aan weelde over gaf. Zoo juist zegt ons oud HeUandrach spreekwoord: ,,'t zijn vel sterke beenan, die de weelde kunnen dragen". Veld er voert men aan: „Door de zucht naar weelde wordt die overvloed niet al leen der noodzakelijke, maar ook der nut tige voortbrengselen aanzienlijk vermeer derd. Aan dat verlangen dus om tot een beteren stand te komen, dankt de maat schappij juist (haar vervolmaking." Maar behalve, diait (men heit verlangen om tot een beteren stand te komen" ver wart' met „de zucht maar weelde", is hat bovendien, niet waar, diat cle noodzakelijke en nuttige voortbrengselen vooral door de zucht naar weelde vermeerderd worden. „De voortbrenging immers, zegt Say, kan niet vermeerderen dian door middel van kapitalen, en de kapitalen vermeerderen slechts door besparing. Maar veü'ke be sparing kan men verwachten van hen, die slechte door de begeerte om te genie ten tot voortbrengen aangespoord wor den? Men kan niet sparen, wanneer men de uitgaven niet matigt, en de matiging in da uitgaven is de ontkenning van de weelde." 9) Ten ©lotte beweert men nog: „Weelde wekt bij anderen (naijver. Gevolg hiervan v% dat dezen etch meer nog zullen in spannen. Dit nu werkt gunstig op don arbeid en de industrie." Maar wij heb ben bij onze positieve bestrijding juist het tegendeel aangetoond'. Armoede, ontevre denheid, steeds gnwter-wordende behoef ten., enz., zijn, zoovele rampzalige gevol gen, uit de weelde voortkom and Na deze positieve en negatieve bestrij ding aal het nu wet duidelijk zijn, dat we de weelde te veroordeel en hebben als een zeer groot kwaad met tallooze nood lottige gevolgen, ook voor de maatschap pij, En terecht meend-eai wij jdan ook te mogen spreken' van een „wee 1de-v r a a g- s t u ik", omdat de gewichtige vraag thans geste Ld moet worden: „hoe moeten wij dit •zeddli jk-maatsohappel ifke kwaad bestrij den?" Dit vormt ons derde doel!. III. Middelen ter bestrijding der weelda Sommigen meenen» dat door staats wetten op weel da-a rtikelen, dit (kwaad afdoem'de zal wonden tegenge gaan: Ofschoon wij de rechtvaardigheid van dergelijke wetten niet willm betwis ten, gelooven wij toch, dat haaa* prakti sche waarde minstens zeer twijfelachtig is. Immers door het relatieve of betrekkelij ke (karakter van het weelde-begrip hangt d'3 concrete bepaling der weefde af, zoo als wij zagen, van, allerlei omstandighe den (van personen, plaatsen en tijden), an heit is dus uiterst moeilijk, zoo niet on mogelijk, voor den wetgever om in een wet vast te 1 eggen, wat nu precies weekte- aaitiketen zijn. En zelfs ai zou dit ruoge- iijk zijn, clan nog bedenke men wed, dat de (kinder an> der daiistannas schranderder zijn dian de kinderen des lichts, en de weéldieaucOit, die dochter der ijdieilhefid en zinnelijkheid, zal andere wegen weten te vinden, om te voldoen aan de lagere pas sies. Maai* zijm misschien de wee 1' d' c-b e- ftastingen geen beftejr midddl? Merken wij; vKWxreieaAsit op, dat het hellasten van weeTde-artikelen Slechts ©en indirect mid del is tar bestrijding dea* weelde; immers de weeldff-art/ifkelein zelf worden niet ver boden. Bovendien zijn dergelijke belas tingen gamaikkeflijik te ontduiken en zal dia Staat dus weinig voord-eed ervan heb ben voor de schatkist. „D3 meest billijke accijnzen, zegt Van der Tak, zouden na tuurlijk die zijn, welke geheven worden oip productie of verbruik van vee&de-arti- kelem. Os praktijk leert echter, dat deze niet fiscaal zijn, d. w. z. zij brengen wei nig op; niets is gemakkelijker* dan deze' (heffingen te ontgaan. Verhooging van weeldebelasting is A-olstrekt niet verhoo ging van opbrengst." 10) Tan slotte zal de weelde als voLks-ondeugd nooit door dit indirecte middel kunnen worden uitgeroeid. Ja,, zelfs ligt het voor do hand. dat juist •door dergelijke accijnzen bij vaten de weeldezucht geprikkeld zal worden. Overi gens kunnen we verwijzen naar hetgeen we reeds bij de wetten op weeldeartike len (hebben aangestipt Het 'eenige afdoende middel om de weel de te bestrijden is do herleving van diep-innigen godsdienstzin onder fh e t v o '1 k. zooals dat ook door prof. Aengenent geleerd wordt: „het eenige doeltreffende middel tegen "de weel de is de vermeerdering van dien gods dienstzin, welke zeJfbeheeirsöhjTig, afkeer van ijdeWieid en vaüsche genoegens, en Mefde tot weldadigheid: inboezemt" 11) En Mgr. Godschalk schreef in een zijnea* Vastenbrieven dezelfde gedachte neer: „Daarin toch is de genezing van het (kwaad <der weelde) gelegen, diait èn bi- zondere pe^torosn èn die maatschappij met verandering van gevoelens tenugkeeren tot Christus en de christelijke levens wijze." Maar ondelr lall'te godsdienstige midde len, die het geloof verdtepm en verinni gen, is er één speciaal geëigend' cum de weelde als volksondeugd uit te ronen, ik bedloel de Derde Orde ran St. Franciscus. Toen in de 12de eeulw Europa zich in ean bloeiende stoffelijke welvaart ver heugen, mocht, deed oioïc de weelde haar intrede, en met haar kwam birtnen een diep-zedelijk verval, dat zelfs binnen drong in de Kerk van Ohristusi. Toen riep God Franciscus van Assisië, die, zelf in wedldle grootgebracht, wüqp van de genietingen des levens genoten en haar ijdelheid geproefd had. Als arme trok hij rond, om door armoede en versterving meea' dan door woorden aan de diep-ge zonken mensdWheid den weg des hemels te prediken. Machtig was zijn invloed in het maatschappelijk -levm.: die wereld keer de tierug tot Christus. Velen drukten aanstonds de voetstappen van den heila gen Vader: voor hen stichtte hij zijn kloosterorde van boete en armoedie. Maar |jok hen, die hem niet in alles durfden navolgenmaar toch naar zijn geest in de wereld wilde leven, kwam hij te hulp, toen hij in 1221 zijn d'erde orde stichtte. En sindsdien is dtit hat groot e middel ge bleken, om ook in de wereld geheel vol gens den geuöt van Christus te teven, gelijk liet nog kort. geleden door Paus Leo XIII z.g. .uitdrukkelijk geloerd werd': „Geltijk in de 12de uauw, evenzoo is nu de liefde niet weinig bekoeld, is er, hetzij door onwetendheid, hetzij door verwaar lozing, niet weinig stoornis gebracht in de vervulling dier christelijke plichten Overgegeven aan aJUe weelderigheid vei»' ikrwisten aaer velen, wat zij bezitten, ver» Hangen zij naar het eigendom van ander- rem... Om deze raden is het.... Ons vurig vemlangon, dat ieder zich naar best vep- mogen op\ navolging van Franciscus too- legge.... (Daarom) veo-ma-nem wij de chris tenen, toch niet na te laten zich bij Fran ciscus' Darde Orde, dde heilige krijgt- schaar van Jezus Christus, te doen opne men."* Een krachtig middel derhalve te gen de weelde i§ de Dercte Orde van St» Francisicua, die er uitdrukkelijk bij. bar# leden op aandringt om „in do geheels leefwijze, bizondor in d'e Meeding, alte overdaad en weelde te vermijden." „Wie de weelde praktisch bestrijden wil" 't woord is van Mgr. Prinsen „worde dierhalve lid van cle Der die Orde." Zoo tzullten wij teerem kennen onze waar de aJs^nenach en beter begrijpen, waarin het wwe menschelljke geiuk bestaat Dan lieren wij ons zelf geen al te groote be hoefte scheppen, maar juist onze behoef ten beperken. Aldus zal zich onder bet geheefe vo'lk '3m onder alle standen ont wikkelen een krachtige, spontane actie iter bevordering v&n den eenvoud, des le- venis. 12) Ten slotte zijn er "hog wel enkele spe ciale middoteiï vooa* de ^1elr.schi,ll'ende stan den afzonderlijk, die van gmot nut kun nen zijn Zoo noemt men voor den mid denstand een geregefjd boekhouden en contante betaling; want daardoor zal men een overzicht (liehben vain zijn. finianciceten toestand, en aldus zijn uitgaven naar zij» inkomsten weten te regelen Maar toch blijven doze middelen gebrekkig, omdat zij niet rechtstreeks ingaan tegen do weelde <als a/lgemeene volksondeugd', en werken bovendien slechte indirect. Wij meemon btermede gftnoeg gezegd te hebben over de bestnijding der weelda ate sociaal kwaad. Laait onze conclusie praktisch zijn. Prsnten wij diep in onzen geest het keurig-eenvoudige woond van Mgr. Van der Ven: „Wij moeten het niet laten bij woorden, maar daarbij voegen hst voorbeeld; woorden wekk-en, maar voorbeelden tmekken, zegt het spreekwoord; en trekken zaJl noodiig zijn, als wij diö weelde willen ovenvinnen." 13) J. P. VERHAAR. Seminarie „Hageveld". Pr. 8) S. Theo!. Ila Ilae Qu. 66 ad 7. 9) Geciteerd in het keurige werkje van Kapelaan Vam. der Ven „De WeöMo", pag. 28. 10) „StaafJli'UiisliCHUidik'UndJe p. 214. 11) t, a. p. pog.-439. 12) Lcee eens het prachtige boek van P.- v. d. Tempel „Levenssgeiluk cHoor Ie- vsnöeemivoud". 13) Vertsfliag van den 7den Ka.thöliok.eri- diag in Den Bosch p. 151. Staten-Generaal. TWEËDK KAMER. Vergadering van glstereiL 0 or log. (Vervolg.) De hear Bomahs (R.K.) ddot zijn rade mot d)3 verklaring: geen enke len officier gesproken te hebben, die vertrouwen heeft in de leiding. Dit is toch wel een z36r kras getuigen nits! De heer Romans is reserve-officier (was in zijn diensttijd tijdens de mobili satie algemeen geacht), cn is dus wel bavoegd ooi te getuigen van de onder cte officieren heerscQierode meening'. 't Deed ook ons inderdaad vreemd aan, dot de boer Bomans ten slotte verklaar de, tóch niet togen de begrooting te zul len stenrmen. En we begrijpen, dat de hieeren Marc'aant (V. D.) en K e t e- FEUILLETON. De vrouw in het wit. 6). „Gisteren heb ik haar eenige nieuwe Meéderen gegeven, waaronder een paar ivitte jurkjes. Zij schoen mij eerst niet goed te begrijpen, toen ik er haar een aandeed, maar eindelijk vloog zij rnij om den hals, kuste mij en riep uit: „Ik zal altijd wit dragen. Het stantl mij goed, en het zal mij aan u herinneren, als ik u niet meer zie, mevrouw!" Arme kleine. En dan ten laat ste, waarde Philip, ofschoon zij lang niet wo aardig is als onze Laura, gelijkt zij er toch sprekend op, dezelfde kleur \an haar, dezelfde vormen, kleur der oogen, vorm van het gelaat Ik sprong op van de sofa, waarop ik Biet Marianne was gaan zitten; plotseling was mij duidelijk geworden, welke gelijke nis ik in haar gelaat zocht. Daar stond Lauira, een witte figuur, in het zwakke schijnsel der maan.; Wl vorm, houding, gelaat en gelaatsuit drukking het sprekend' evenbeeld der •vrouw in (het wit. »Gij ziet het, zeide Marianne, den brief, dia verder nutteloos was, opbergende. „Ik aie het, ik moet hel bemerken, on danks mij zelf! Die eenzame, verlaten wouw, die dioóa* een toeval de dubbelgang- stl3r ig van mejuffr. Fahlie, met haar te moeten venge'lïjken en naast haau* te moe- Jmi stelen, .schijnt mij toe een schaduw JJJ0 de toekomst dei* j'Ongie» vrien- ïgie diaima, die nu naar ons ki jfkt. Laat n indnuJk aoo gauw mogelijk var- hezen. Roep ihaar binnen/als 't u belieft!" „Mijnheer Hairtmond! gij veabaast mij. Ik dacht niet, d,at monnten ioi de negen tiende 'Söuiw nog bijgeloovig waren. Oye- riigens komt zij reeds van zelf naai'bin nen. Kom binnen, Laura, en maak mevr. Vesey maar eens wakker, door piano te speten. Mijnheer Hartmand gou. u gaarne •nog eens hooren. Zoo eindigde mijn eerste dag op Lom- lïi&rhuiis. Marianne en ik bewaarden ons geheim. Behoodwaaim wisit die eerste haair stiefzuster uit te hooren over een bezoek van 'een (klein meisije, dat met haar op school was geweest. Laura Faiiie wist hier werkelijk nog wed iets vain, moair bijzonderheden was zij vergeten,, zoodat wij van haar reg minder te weten kwamen, dam wij reeds uit don brief wisteru Alle verdere naspo ringen en brieven bleven ook* vruchteloos, zoodat wij onze ontdekkingen omtrent de pensoon van Anna Gatrijn voorloop ig alls geëindigd moesten beschouwen. Dagen en weken gingen voorhij, en de gouden herfst grifte zijn schitterend spoor d'oor het zomergTO-en dea* booimen. Gelukkige, vreedzame tijd! En te mid den van die rust, van dien zoeten a rede in mijn zitel moest dk tot de ontdekking komen vam mijn groote dwaasheid,: mijn liefde voor Laura. Ik beminde baar! Was ex eenige vea*o.ntschmtiddgin'g voor deze lieifd» te vinden? Ja, zeker, de toe stand, waaronder mijn dienst 'op Lom merhui® verliep 's Avonds streölde Laura mijn hunstgeL "Vioefl dioóa* haar hieeinbjlk speft, diat zij mij schonk als bèloanimg voor het onderwijs, dat ik (haar Ln öïn amdgre kunst gaf, en Marianne'® onschuldige scherts dartelde over mijn ijver als ondierwijzer en baar emtih'ouisiasmie als leerling, die ons te za- men brachten, tarwijiL mevr. Vesey in haair «t.H'fle goedhiairt ighedd gl'lmLaonend verklaarde, dat wij al® twee modeljonge boden haar nooit fiastig vielen. Maar ik had mijn positie op Lommer- huis moeiten begrijpen. Toen Mc er aan dacht, was hot te laat. Ik had in mijn beroep met zoovele jonge meisje® omge gaan, cn nooit was ik eenigszins opge wonden door de gemeenzaamheid, die mijn taak onwillekeurig meebracht. Daarom was mijn gedrag ook nu vrij en o,pen geweest caooate gewoonlijk. De be koorlijke eentonigheid van mijn leven doordrong mij geheel, iediere gedachte aan het verdeden of de todkomst werd er dm or op zij gezet. Ik werd betooverd, bedwelmd door het sinenen-gccang, dat mijn eigen hart mij voorzong en onbemerkt dreef ik dichter en dichter naar de ongdlukbren- geaide rotsen. De waarschuwing, die mij ten laatste deed opspringen, was de zacht ste en tnou/wbaa*tigste waarscliuwing, die ooit tot mij gericht is, want zij kwam van haar. Haai- houding tegenover mii verander de plotselinge Haar va*ij op mij geworpen blikken waren veranderd in blikken, die spijt over mij, spijt voor haar zelf uit drukten, blikken van droefheid, ja sems Attn vrees en al dece uitdirulkkingen kon ilk eAreneens bij haar stiefzuster" Avaama- men. Een week ging A-oopbij in deze ge- spannen houdting, dde door de gedachte aan mijn jammerlijke zwakdield nog Ie pijnlijker A'oor mij was. Ten Qaatote hiëlp juffrouw Hatcoahbe mij uit den ongoluk- lugqn toestand, haar lippen verteHm,/uij de hordei bittere, maar noodiaakelijkc waaiheid, maar ook haar vriemMijkheid en hartelijkheid ondersteunden mij in den schok, d.ien zij zetf mij moest toebrengen. Het was Dondierd'ag, en het liep naar Ihet eind der derde maand vam mijn A'er- bhjf op Lommnhiuis. Toen ik >s morgen op (het gewone uur in de ontbijtkamer 'liwam, was juffr. Hal- oombe atoot den eersten keer nog niet cp haar geAvono plaats aan tafel. Laura was in den tuin, zag mij bin nenkomen etn boog. Geen AAUopd was tus- 'Sohen onis over deze onigdlukkige zaak g.e- Avtiissef.id], miaa.r als bij ingeAnng waren wij terughoudend tegenoA-er eflkaar geworden Ik bleeif in de kamer en wachtte, totdat juffr. Hater mbo of mevr. Vesey binnen zou komen. l>e eerste kvzam reeds na een paor minuten. „Ik ben opgehouden dbor een- gesprek met den heer Farh'c over huishoudelijke zaken", zei de zij vcrontschuld'igiendt Spoe dig kwamen niu ook rnevr. Ve&e-y ea Lau ra Fanl ie. „Laura", zeide Marianre aan tafel, „ik heb uav oom van morgen gosprokan. Hij denkt, dat de kamer met het purperen ameublement rriaar in orde moest worden gemaakt en bevestigt Avat. ik u zrido. Maandag is de dag. na et' Dinsdag." Laura Farlie sloeg baar oogen neer, haar lippen (beefdei. zenuwadhtng, en zij werd' opvallend h :-dk. Marianne scheen d'i't te bemericem en stond van total op; Avij volgden luaor voorüïeeild. Laura ging met mevrouAv Vesey de kamer uit, en ik vichtte mijn schreden naar de tuindeur. „Kan ik u een paar minuten spreken?" vji'oeg juffr. Halconibe. „Ja, laten: we dan dn den tuin gaan, daar zullen vij niet dicht worden gc- stoard. Toen wij naar buiten gingen, kwam .ons een dar oudier-tuinders, nog een knaap, tegen met een brief in de hancL „Is die brief voor mij?" vroeg juffr. lTa/lcombet „Neen, juffrouw, hij is voor juffr. Far- Jlie", zed de de j'OugeTk Marianne mam hem dein brief uit de •hand on bekeek hem. „Een vreemde hand. Van Avien kam d5e zijn? Waar kreegt gij den brief? vroeg zij. „Ik kreeg hom daar juisit A_an een oude vrouw." „Welken kan/t ging zij oip?" De jongen wees' met een weidsch arm gebaar naajr het Zuiden'. „Vireemd". 'cid1 Marianna „Ik donk, dat hel iof is. Geef den" brief maar aan •.•- m 'Ie menden.'' Wij gingen naar betzalfde zomeojliuisje, waar ik Laura Farlie voor het eerst had geziem. Toen Avij plaats genomen hadden, nam juffr. Halcombe h'dt woord: „Wat ik u te zeggen hebi mijnheesr. Ha/rtmond, kan. ik -Olilaen hieT meedeelen>. Zonder te A*eöl te zeggen, moet ik u ba- kennendiat ik zeer vriendschappelijke gOATielcafs voor u koester. Ik Avas gunstig \Troriugenomen tegenoArer u, tioen gij mij uw gedrag tegenover die ongelukkige vrouw mededeeldet. Ik A-arwadhtte gce- de dingen A*ain u, en gij hebt mij niet ted.ëurgce'tedid.i ^Alisi ulw vn-iemdnm ga, ik ui iihans zonder omwegen zxggen, dat ik uw geheim h3b ontdekt. iMijnhiecr Hartmand, gij hebt u ged'oohtenjloos oA'argegeveai aan een genegenheid vooa* mijn zuster. WatvO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1