Tweede Blad.
BUITENLAND.
8e JAARGANG.
No, 2178
S)e Koiaóofae, Qoivccml
Zaterdag 2 December 1916
Èen Bisschop tot zijn volk.
In alle kerken van hét bisdom Luxten*.-
t>urg is een herderlijk schrijvien voorgio-
lezen, dat om zijn inhoud weerklank mogte'
vinden ook ver buiten het genoemde bis-
dom.
Dit bisschoppelijk schrijven luidt
De Bisschop van Luxemburg dankt op
ide eerste plaats zijn diooesanen voor dé
rijke gift van 60.000 mark, door een kerk-
collecte in zijn klein bisdom voor de ar.
men opgebracht. Dan vervolgt het schrij
ven: In tijden van algemeenen nood als
deze is het gebod van christelijke naas
tenliefde en barmhartigheid nog dringen
der dan anders. De H. Paulus schrijft
aan zijn leerling Timotheus: ,,Aan de rij
ken dezer wereld moet gij gebieden goed
te doen, rijk te worden, in goede werken,
gaarne te geven en mede te doelen. In
jekeren zin is het zélfs een eisch der
gerechtigheid, dat de /rijke van zijn over
vloed aan de noodlijdenden mededeelt en
zich zelfs beperkingen oplegt, om daardoor
in staat te zijn, andermans nood te leni-
gen." De H. Johannes zegt: „Wie
de goederen dezer wereld bezit en, in
dien hij zijn broeder noodlijdend ziet, zijn
hart voor hem sluit, hoe zou de liefde
Gods in hem blijven
Daarom worden eenvoudigheid en
Spaarzaamheid voor alle klassen in deze
dagen tot een heiligen christelijken plicht.
Het is de plicht der bezittende klassen,
de armen door haar goed voorbeeld voor
te gaan. Wijze beperking is heden een
plicht voor iedereen geworden. Onze in
den oorlog gewikkelde buren hebben nog
veel grooter nooden te doorstaan.
Wordt de spaarzaamheid in alle klas
sen met een christelijken geest betracht,
dan zullen van zelf meer nuttigheidsvoor-"
werpen ten algemeenen dienste staan, en
bet dreigende spook van den honger van
ons lief vaderland afweren.
Ter oorzake van de huidige economische
verhoudingen is den Staat de plicht op
gelegd, voor een rechtvaardige verdee
ling der voedingsmiddelen te zorgen.
Het is echter een plicht der produoenten,
,ie waren tegen zoo gematigd moge,
jr* ^^^rocTuceerencïe kringen voor hunne
-*i door de algemeene duurte
noodzakelijke prijsverhooging bedingen.
Doch indien men er toe zou overgaan,
om de landbouw-, industrie- en handels
producten met een strafbaile ontwijking
der vastgestelde maximumprijzen tie ver-
hoogen of zelfs maar op de markt ach
ter te houden, om bij gelegenheid hoogere
winsten te maken, dan zou dit een geweu
Tenlooze uitbuiting van den huidigen ab-
normalen toestand zijn, die tegen het ze
vende gebod indruischt. -
Toont u in deze dagen als trouwe katho
lieke Luxemburgersdie zich van ai bet
overdreven overvragen, zelfs het aanlok-
kelijkste, van welke zijde het ook komen
mag, met edele, christelijke zelfverloo-
ehening manmoedig onthouden.
Het bewustzijn, door offervaardige, zelf
opofferende christelijke werkzaamheden er
toe té kunnen bijdragen, om uwe mede
burgers eenigszins over de heerschende
noodlijdendheid te kunnen heenlvelpen,
tal naast het behoud van een goed gie-
weten uw schoonste winste zijn. Een der
gelijke handelwijze zal u den dank der
komende geslachten évenals Gods rijkste
loon in de toekomst te verzekeren.'-
Het herderlijk schrijven besluit met de
volgende dringende \ermaning
„Deze tijd verlangt van ons allen bij*,
zondere offers, offers, waaraan menigieien
van ons niet gewoon was. Maar is nu
niet de groote offerande voor de geheele
menschheid aangebroken Slaan wij onze
blikken op de hekatomben van bloedigien
offers op de slagvelden van Europa. De
menschheid, die tot nog toe zoo schuw
ieder offer cn iedere ontzegging heeft
gemeden, zal nu weter tqeren offers te
brengen en verstierving in echt-christelij-
ken geest. Wandellen wjj in deemoed en
ontzegging op den door Christus ons voor-
getoekenden koninklijken weg des krui
zes, want slechts in het kruis is heil!"
Uit de Pers.
Te verwerping v&n de successiewet.
De Standaard driestart:
In de Eerste Kamer viel de Successie
wet.
Sympathiek was dit wetsontwerp ook
ons niet. We gaven hier destijds reden
ran,. .Toch bleef het voor ons zeer de vraag,
of het geraden zou zijn, op dit oog<mblik
de 8 milliocn 's jaars waarom het ging,
aan de Regeering te onthouden.
We dorsten hiertoe niet raden, en zagen
dan ook, dat blijkens de stemlijst slechts
één antirevolutionair aan de verwerping
deelnam. (Wij vonden er op de stemlijst
drie: Van den Berg, Franssen en d'Au-
male. Red.).
Of de Minister van Financiën goed dééd,
met aanstonds op ontslag te zinnen, be
twijfelen we dan ook zéér.
De ongevallenwet wlerd ook eerst .ver
worpen, doch Minister Lcfy nam er
het ergste uit en diende toen het ontwerp
weef in. Toen ging het er met vlag en
wimpel door.
Zoo kon 't ook nu.
Laat er uitgenomen worden al wat het
goed uit de doode hand raakt, en men
zal er waarschijnlijk komen.
Thans volstaan we met te constateerén,
dat de Anti-Revolutionaire partij ten deze
geen verantwoordelijkheid draagt.
Want men zegge niet: Ze had kunnen
voorstemmen. Dit juist volgde uit de we-
derzijdsche positie allerminst.
Mr. Van Gijn is onvoorzichtig geweest.
Keere hij thans tot voorzichtiger methode
terug, en hij is er.
In zijn aftreden zien we geen
tegen net success*e-oni wei p icunnen wor
den aangevoerd, kan De Ntedierlandér
niettemin moeilijk vatten, dat mén liiet
bezwaar eener ministierieele crisis niet ern.
stiger- heeft geacht dan die aanvaarding
van het wetsontwerp.
„De tijd waarin wij leven is te ernstig
voor eene politiek, die niiet op noodza
kelijkheid gebaseerd is.
En dat het onafwijslbaar noodzakelijk
was den heer Van Gijn tót heengaan te
nopen, zoo kort nadat hij de hoogst on
dankbare taak van schatbewaarder des
lands, in een tijd, die schatten verslindt
doch niet te bewaren geeft, heeft aan
vaard, dat kunnen "wij niet inzien.
De Eerste Kamer-miejerderheid had hare
energie voor gelukkiger daden kunnen be
sparen. Wie zal ons helpen uit de moeilijk
heid waarin zij het Kabinet en het land
heeft gebracht?
Het is spijtig dat wij het verwijt, in dezie
vraag gelegen, ook aan onze eigen vrien-
den niet kunnen bespanen.
Maar aan den anderen kant past
het de linkerzijde niét over het gebeurde
een zoo hoogen toon aan te slaan als dé
liberale bladen algeméén doen. Blijkbaar
hebben dezé reeds vergeten op wielke wijze
de linkerzijde in Januari van dit jaar den
heer Treub naar huis zond. Toen werd
de Tweede Kamier gedreven door poli
tieke motieven de Eerste Kamer
heeft zich door zakelijke bezwaren la-:
ten leiden, bezwaren,- die inderdaad niet
kunnen worden onderschat; het ging toch
om een principe, waarover vielen ter rech
terzijde zeer ernstig denken, aangezien zij
er een aanslag op het famil^hezit in
zien.
Hadde Minister Van Gijn zich in de
Tweede Kamer voor hét amendement-De
Monté Verloren wat toeschietelijker be
toond, hij zou een kleine tvvée millioien
hebben gemist, maar het consent dier Eer
ste Kamer hebben verkregen. Dat dit
thans niet is geschied is dus wel té ver
klaren, maai* om de gevolgen blijvlen wij
het votum betreuren.
Worde er een uitweg gevonden die aan
de bezwaren tegemoetkomt en den Minis
ter het voortzetten zijner taak mogelijk
maakt." (Intusschen heeft de Minister
reeds zijn ontslag aan de Koningin aam
gevraagd. Red. L. Crt.).
DE ROMEINSCHE KWESTIE.
Over de Romeinsche kwiestie schrijft in
de „Deutsche Politik" professor dr. Sep-
pelt naar aanleiding van de voorstellen van
dr. Karl Hoeber, P. Ehrle en dr. K. Ba-
chem, het volgendeMen zal moeten toe.
geven, dat in deSe voorstellen éen begaan,
baren weg naar een definitieve bevredigen
de oplossing der Romeinsche kwlestiie
wordt aangegeven.
Volgens menschehjike berekening zal zich
voor Italië nooit meer zulk een gunstige
gelegenheid voordoen als na het einde van
den wereldoorlog om de in 1871 begane
fout, waarvan de onzalige gevolgen nu
eerst helder aan het licht treden, goed te
maken niet het minst uit welbegrepen
eigen belang en de ltand tier verzoening
te reiken, zoodat de Hieiüge Stoel een
waardige internationale positie worde v»x-
schaft.
Weliswaar kunnen de moeilijkheden, die
zich ondanks alles tegen de oplossing van
het Romeinsche vraagstuk verzetten, nog
niet worden overzien.
De kwestie van het grondgebied schijnt
nog het gemakkelijkst op te lossen.
Vee 1 mpwikkelde^-1 ijkt,om dit
op het gebied der Italiaaribthc HïBte
nesnlandsrhe politiek.
Onoverwinlijk zijn echter ook deze moiei-
lijkheden niet. Door de ervaringen, in
dezen oorlog geleerd, zal men niet kun
nen nalaten te onderzoeken, hoe bij een
mogelijke nieuwe oorlogsverwikloeling die
onafhankelijkheid en het ongehinderde
vrije verkeer van den Paus met de gehoele
katholieke wereld zal worden verzekerd.
Het bestaan van een kleineren of groo
teren Kerke lijken Staat, die door het vol
kenre-cht wordt erkend, biedt op zich
zelf, gelijk de ervaringen van den oorlog
leeren, geen voldoenden waarborg daar-
voor.
Om de afzonderlijke regeeringen tot om
voorwaardelijke bescherming der yrijbeid
der onafliankeljjkheid ook in tijdien
van conflict te bewegen, zou hét aanbe-
velenswaardtg zijn, dat de Romeinsclie
Curie, en voor alLes de Congregaties, haar
overwegend Italiaansch karakter prijsge.
en dat onder haar functionarissen, de hoo
gere zooveel als 'die Lagere, in veel ruimere
mate dan tot nu toe alle beschikbare
krachten uit de verschillende naties wor-'
den opgenomen.
Deze internationaliséèring van het Ker
kelijk Centraal Bestuur, die zieker een.
breuke met langbestaan de tradities zou
beteekenjen, én daarom niet zoo maar van
daag of morgen zou zijn door te voeren,
komt geheel overeen "met het wereldom
vattend karakter der Katholieke Kerk,
en zou thans ook gemakkelijker dan irt
vroeger tijden kunnen worden tot stand
gebracht.
Het zal echter van nog meer belang
zijn, dat de Katholieken nu en in de toe-,
komst met nadruk hun stem verheffen en
hun invloed aanwenden ten gunste van een
waardige, onafhankelijke positie van hun
geestelijk Opperhoofd.
Deze moreele medewerking der Katho-:
lieken zal grooten steun verieenen aan
het Pausschap, welks onvergelijkelijke be.
teekenis als geestelijke en moreele macht
nu duidelijker dan ooit zich heeft geopen
baard. Zij zal aan het Pausschap een be
trouwbare bescherming bieden, die elke
poging, om zijne zelfstandigheid en vrij
heid aan te tasten, kon afslaan. Binnen*.;
kort zal de Romeinsche kwestie op het
tapijt moeten gebracht worden, opdat de
toestand des Pausen inderdaad op e»en be
vredigende wijze overeenkomstig zijne hoo-
ge waardigheid en zijn voorname zending
geregeld worde.
n Voor de Vrouw. S
daaaaaoaciaDcsoDconaQ
Mode.
De „Manufacturier" schrijft:
De modelfirma's houden zich op hét
moment druk bezig met het vervaardigen
van elegante straattoiletten (geen jaquette
costuums) en namSddagstoiletten zoo als
deze voor bijzondere gelegenheden ge
bruikt worden Aan deze modellen kun.
n«t we duidelijk de richting waarnemen
die de toekomstige kleediugtnode zal in
slaan.
Als stoffen brengt men behalve zacht-
vallend wollen stoffen, zooals crêpe, da.
meslaken, élamin, buitengewoon veel taft,
glanszijde en fluweel.
Voor japonnen geniet vooral geplet flu
weel (panne en chiffonfluwieel) de voor
keur, terwijl velvet en peluche voor jac-
quette-costuums bevoorrecht worden. Kor
te jakjesachtige lijfjes van fluwieel bij rok
ken van gestreepte wollen stof, waarbij
het lijfje meestal in de kleur van de don-
is aangeknipt, nu eens
der zijwaartschf: opslagen, worden in den
regel met slechts één knoop van voren
gesloten over een bavette van glasbatisit,
of een klein gekleurd zijden vestje.
Ook houdt men van korte blousejakjes
als lijfje in dergelijk model mjet zeer hooge,
afstaande keursceintuur, van voren nauw
toegeknoopt. Deze toiletten hebben iets
zeer geschiktst, om op straat te wordten
gedragen, om hun over de rok gaande
lijfjes. De rokken hangen in losse plooien
matig wijd uit en reiken tot even aan den
enkel. Een nieuwe soort plooienrok wordt
ook bij deze korte lijfjes met aangezetten
schoot gedragen en wel een rondom in
platte plooien ingelegden rok, waarvan
de plooiearanden van boven tot aan die
hoogte van de heupen kruisgewijze met
smal tres zijn bezet.
Breede ceintuurs in keursmodel, stijf ge,
maakt met baleintjes, worden veel gedra?
gen bij blouseaohtige lijfjes en op de heu.
pen glad aansluitende rokken. In ieder
geval zullen de momenteel moderne bree.
de heupen, wat betreft de misvorming van
taille en heuplün, in den herfst geheel
vervallen en wij krijgen aan de. nieuwe
modellen de geleidelijke verbreeding dei:
rokken naar onderen toe te bewonderen^
terwijl de rokken zelf slank vallen, zonde*:
een bepaald kokerachtig effect te maken.
Vele mouwmodellen zjjn niéuw, de gé;
heele nauwe, aansluitende mouw treft men
enkel bij tailcurscostutuns aan; tusschea
deze hoogst eenvoudige mouw, en de meen
malen ge dofte, waarby de dof nu eens op
den schouder, dan weder boven of onder
den elleboog zit, heeft men verscheidene
klokrriouwen, die waarschijnlijk gedureog
de den winter de mode wel zullen beheer;
schen. Deze klokken, die glad zijn ingé?
zet, ziet men ter ellebooglengte en ook'
met haar uitvallend gedeelte daarboven
uit op den onderarm vallend, altijd ovet
een lange, nauwe manchette.
Dwaze combinaties van pelerine en kk>ks
mouw kenmerken menig lakensch- en taffc?
toilet, waar de kleine, ronde rugpelerine
over den arm van voren in den mouwnaad
verdwijnt, en aldus een korte klok vormt.
-Als garneering wordt bij voorkeur kant;
lint en ruches gebruikt.
Opvoeding.
In een ;,Wetboekje" voor Christelijk^
ouders geeft dr. Eugen Hilknann eenignj
practische wenken over de liefde, waar;
mede de ouders hun kinderen moeten be:
minnen. We laten hier van deze zakelijke
bemerlungen een vrije vertaling volgen.
Bemin uw kind niet met die valsche zin-;
nelijke liefde, die men „apenliefde" noemt
en die ook de dieren hebben, maar met
een liefde, die geadeld is door ware vroom?
Bemin het kind niet enkel, omdat
gij zijn vader, zijn moeder zijt, bemin hel
veel meer nog, omdat het een evenbeeld
Gods is, dat God u heeft toevertrouwd, om
het tot Hem te brengten; dan zal ook hei
kind u liefhebben als Gods plaatsbekleeder
en u gehoorzamen, gewen u er niet aan
het kind dikwijls te kussen of te liefkoozen;
want dat is dikwijls „apenliefde" en ver
weekelijkt het kind.
Verwen het kind niet in spijs en drank;
want ook dit moet „apenliefde" worden
geheeten.
Kleed het kind niet boven zijn stand,
kleed het vooral niet beter dan gij zelf
gekleed gaat, want zulk een onware liefde
wekt geen wederliefde, maar hoogmoed;
waardoor juist de liefde uit het hart wordt
verbannen.
Gij moet uw kind nooit in tegenwoor
digheid van anderen, prijzen of toegeven,
dat anderen zulks doen in rijn tegenwoor,
.dik-is-geen.
KlMrtr^ftn-voor anderen, om zoo.
verstand te «wu *tin. vl
bemerkt gauw, dat gij dit uit liefde
u zelf, uit eigenliefde, doet en zal u daar
om geen wederliefde betoonen.
Wacht u een uwer kinderen meer lief
te hebben, dan de anderen, en deze liefde
ook naar buiten te laten blijken, want dan
zal dit ééne kind u niet waarlijk liefheb?
ben en de anderen zullen een gevoel van
verbittering met^ zich ronddragen.
Zorg voor de lichamelijke behoeften van
het kind, met ernst, zoo goed gij kunt,
maar zeg 't hem en toon 't hem, dat tl
meer, veel meer gelegen is aan de go?
zondheid van zijn ziel, dan aan die van
zijn lichaam. Ouders, die zulks aan hun
kinderen niet zeggen ten niet toonen, heb;
ben geen ware liefde f
De ware liefde moet gij ten slotte toonen
door goed te bevelen, goed te vermanen en
goed te straffen; want dan zal het kind
spoedig bemerken, dat gij het waarlijk be,
mint, dat gij rijn welzijn beoogt en niet
het uwe, dat gij zijn hartstochten wilt be?
strijden en niet de uwe wilt bevredigen.
Dan zal het kind u lief hebben en u gaar*
ne gehoorzamen.
FEUILLETON.
Die aan de oogen getroffen
werden.
Sinds drie maanden leefde hij in de
jroote wit en goüden zaal, ééns oen van
de salons van een vorstelijk Parijsch „ho
tel", en men was er aan gewend geraakt
om hem daar .te zien, zijn jonge kop rus
tend op het hoofdkussen van bed no. 5,
een knap gezicht ongetwijfeld, niettegen
staande het verband, dat voortdurend om
let voorhoofd was bevestigd en dat die
oogen verborg. Op een avond was hij, op
een draagbaar, in deze elegante Parijsche
ambulance gebracht: vermagerd, met hoo
ge koorts, in bebloede lompen en -het hoofd
geheel gewikkeld- in linnen, ^aa'rop grootte
bloedvlekken waren te eien. Maar nu,
goed verbonden, goed gewasschen, had
lij zijn gezondheid én rijn lach weer terug
gekregen.
De djag kwam, dat hij mocht opstaan
en in een leuningstoel mocht zitten en
ook dJat hij aan den arm van de infirmière,
brier stem hem oneier bekoorde, dan alle
andere, naar den tuin mocht wandelen.
Toen scheen het leven hem al wach
tend op het gezegende uur, waarin hij
iet weer buiten ten in het volle licht op
nieuw kon beginnen werkelijk zeer aan
genaam toe. Zijn wonden zouden in Mlei
of in Juni genezen zyn, juist in den tyd,
dat de tuintjes in zijn dorp in de Vendéie
Vol rozen zijnu Als hij dan eens mis
maakt was I Maar neen, de infirmière had
hem op diat punt volkomen gerustgesteld
Met welk een koortsig verlangen droom-;
to hüj van zijn terugkeer.'.. De eerste
Zondag, waarop hij naar de Hoogmis «ou
gaan, met zijn moeder, getooid met de
feestkap De menschen zouden zich om
draaien om te kijken naar het mooie goud.
galon van de strepen op zijn mouw en het
mooie oorlogskruis op zijn borst.
Nu mocht hy eiken namiddag in de
Aprilzon wandelen, aan den arm van de
vriendin, waarvan hij niet vermoedde, dat
het haar al zoo wit was en die hem, als
een goede fee, steeds meer en meer be-
tooverde. Maar dat verband ook altijd!
.Wanneer zou hij het, ook maar één se
conde mogen oplichten, om tenminste een
glimp van de voorjaarszon te zien»
Zoo vertelt Pierre Loti in de Illustra
tion, in een verhaal, dat wij hier pn
daar iets moeten bekortjen. De infirmière,
gaat hij voort, had den gewonde streng
verboden zijn verband af te dolen; hij
moest geduld hebben.
Op een dag had zijn verpleegster
die maar altijd bleef zeggien, dat zelfs
het verbinden nog in het donker moest
geschieden hem naar ©en bank in den
tuin geleid en hem gezegd te wachten,
tot ze terugkwam. En daar, buiten, ver
warmde de Aprilzon als met een lauwwar
me streeling, zijn wangen. Oh, die zon,
hij zou haar zoo graag gezien hebben!
De vogels zongen in de takken van dezen
Parijschen tuin, zoo mooi als in de bos-
schen; hij ging doodstil zitten luisteren.
En toen vernam hij, nauwelijks hoorbaar,
een stem, die in het voorbijgaan ziedde
„Wat wil ze toch Ze zal toch wel moe
ten besluiten om hem te zeggen, dat
Zijn intuïtie waarschuwde hem direct, dat
het gezegde hèm betrof ien hij beefde van
het hoofd tot de voeten. „Besluiten om
hem te zeggen Helm tie zeggen wat
Groote God, wat?... Oh, weten! Ten
koste van alles, weten! Wfetien, wat jer
van zijn gezicht was overgebleven. Dan
kwam er maar een verergering van, maar
hij zou tenminste weten, waar hij aan toe
was en hij zou die zon, al was het dan
ook maar in een oogenblik van brandende
pyn, weergezien hebben." Toen stond hij
op, richtte het gelaat naar het groote licht;
dat hij, daar omhoog, vermoedde en met
ruwe hand, rukte hij heftig, alles wat rijn
gezicht verborg, van het hoofd.
De verblinding kwam niet, neen
Het was nog steeds nacht„Dat komt,
omdat er nog iets zit" flitste het door
hem heen „nog iets van alles, wat ze
me op de oogen hadden gebonden." En
rijn hand ging weer omhoog, als verwoed
dit keer, om alles weg te trekkenMaar
neen, niets, er zat.jriets meer...
Ontzettend! Er zat niets meer en het
was nog altijd nacht! Zijn oogenmaar
het was, alsof ze er niet meer waren! On
der de wenkbrauwen, die zoo ongeveer op
hun plaats waren gebleven, verzonken zyn
vingers als in gaten, die hij niet kende
Zijn oogen, wat had men met rijn oogen
gedaan! In één seconde, drong het onher
stelbare, het onafwijsbare met gruwelijke
duidelijkheid tot hem door en een lange
kreet, vreeslelijk om te hooren, ontsnapte
aan zyn borst, terwijl hij zich de handen
wrong.
Dan vertelt Loti hoe de pleegzuster op
rijn kreet kwam toeloopen. Maar de sol
daat stiet haar voor de eerst» maal
stom en zwijgend van zich en stil zette
rij zich naast hem om te wachten, tot de
eerste storm bedaard zou zijn.
Minuten en minuten verliepen, bijna 'een
half uur, zonder dat de dame met den
witten sluier, met het nog steeds bekoor
lijke gezicht onder de grijze haren, iets
dorst te doen, iets dorst te zeggien om
deze stomheid en deze onbeweeglijkheid
te storen. In de ambulance had men dien
feilen kreet gehoord en iedereen wist nu
De wandelaars in dezen omsloten tuin,
de andere gewonden, rij, wien de mitrail
leur van den vijand één oog had gelaten,
of zij, die slechts konden wandelen aan
den arm van een pleegzuster, vermeden
de bank; een groote eerbied omringde de
sombere groep en -men liep met zachten
tred.
De wanhopige heftigheid van hét eerste
oogenblik bedaarde in de ziet van dien
armen, blinden soldaat; zijn verwrongen
gezicht ontspande zich een weinig; toen
nam zijn vriendin zijn hand, die gloeide
van hevige koorts en die hij niet terug,
trok. En plotseling boog hij zich naar haar
toe en liet zijn hoofd op haar borst val
len, op de fijne, witte tulie van haar sluier.
Zy had een zoon in de ïöopgraven, zij
ook, die deftige dame, en een zoon, die
veel leek op dit buitenkind, misschien niet
zoo mooi, niet zoo flink gebouwd, maar
die toch veel op hem.leek. En daarom
werd die trieste jonge kop, waarin d»
oogen ontbraken, moederlijk ontvangen;
zij trok hem zoo goed mogelyk tegen zich
aan en zonder een woord te zeggen, ver
gunde rij hem daar te weeruen, zoolang hij
tranen had.
Zijn opstandigheid was gebrokenhij
was zacht geworden als een kind, zonder
weerstand, zonder wil, geheel overgegeven
aan die moederlijke zorgien. Hy liet zich
terugbrengen naar de mooie vergulde zaal,
hij liet zich naar bed brengen en wilde
zelfs wel een drankje drinken, waarin zyn
vriendin, zonder dat hy het wist, een slaap
middel had gedaan.
De nacht was geyallen in de ambulance
en men kon nauwelijks zien in de. zaal,
waar de nachtlampjes werden aangesto
ken. Den eersten nacht, dat hij blind was,
sliep hy een diepen, kunstmatigen slaap;
hij Lormont, Georges, exsergeant van Uet
121e linie-regiment, nu oen mcnschelijü
wrak, die zelfs niet dood had kunnen gaan,-
en zijn vriendin by zjjn bed gezeten, durf?
de haar handen, waarin de zijne lag, niet
terug trekken. Toen kwam een geheel in
't wit gekleede, slanke pleegzuster naar
die andere, die waakt» in een stoel bij bed
no. 5, toe:
;,Het heeft u te véél aangegrepen, me?
vrouw de hertogin," zei ze fluisterend.
„Ga nu tenminste wat rusten, hij slaapt
immers kijk eens, hoe rustig hij slaapt*
En de hertogin antwoordt„Gaan sla?
pen neenkijkztyn eerste ontwaken zal
verschrikkelijk zijn, als hy zich, voor de
eerste maal, herinnertIk kan hem
in zoo'n oogenblik niet alleen laten, nu
mijn tegenwoordigheid hem troostBes;
te kind, ga zeggen, dat ze me ©en van die
groote leuningstoelen bréngen ik wil
hier slapen."
Een groote beklemming rusttie; zwaar
op de zaal, die er zoo kalm en zoo aardig
uitzag en die bescheiden verlicht werd
door rose nachtlampjes. Van tyd tot tyd
werd er diep gezucht, of gekreund, zelfs
werd er wel eens een kreet geslaakt. Het
was de zaal, waarin zy lageil, die geétt
oogen meer hadden.
De moorddadige werktuigen van dkSi
vjjand hadden deze soldaten in de kracht
van hun jeugd op die witte bedden giek
bracht en in den eeuwigen nacht gedonv
peld; sommigen wisten het, anderen, dié
men nog bedroog, leefden in den angst
het te vernemen. Al die eenvoudige slaper»
werden telkens met een schok wakker eil,
herinnerden zich dan met pjfri fen angWj
het onverbiddelijk noodlot.
tHbU