Tweede Blad. BUITENLAND. 8e JAARGANG. No, 2178 S)e Koiaóofae, Qoivccml Zaterdag 2 December 1916 Èen Bisschop tot zijn volk. In alle kerken van hét bisdom Luxten*.- t>urg is een herderlijk schrijvien voorgio- lezen, dat om zijn inhoud weerklank mogte' vinden ook ver buiten het genoemde bis- dom. Dit bisschoppelijk schrijven luidt De Bisschop van Luxemburg dankt op ide eerste plaats zijn diooesanen voor dé rijke gift van 60.000 mark, door een kerk- collecte in zijn klein bisdom voor de ar. men opgebracht. Dan vervolgt het schrij ven: In tijden van algemeenen nood als deze is het gebod van christelijke naas tenliefde en barmhartigheid nog dringen der dan anders. De H. Paulus schrijft aan zijn leerling Timotheus: ,,Aan de rij ken dezer wereld moet gij gebieden goed te doen, rijk te worden, in goede werken, gaarne te geven en mede te doelen. In jekeren zin is het zélfs een eisch der gerechtigheid, dat de /rijke van zijn over vloed aan de noodlijdenden mededeelt en zich zelfs beperkingen oplegt, om daardoor in staat te zijn, andermans nood te leni- gen." De H. Johannes zegt: „Wie de goederen dezer wereld bezit en, in dien hij zijn broeder noodlijdend ziet, zijn hart voor hem sluit, hoe zou de liefde Gods in hem blijven Daarom worden eenvoudigheid en Spaarzaamheid voor alle klassen in deze dagen tot een heiligen christelijken plicht. Het is de plicht der bezittende klassen, de armen door haar goed voorbeeld voor te gaan. Wijze beperking is heden een plicht voor iedereen geworden. Onze in den oorlog gewikkelde buren hebben nog veel grooter nooden te doorstaan. Wordt de spaarzaamheid in alle klas sen met een christelijken geest betracht, dan zullen van zelf meer nuttigheidsvoor-" werpen ten algemeenen dienste staan, en bet dreigende spook van den honger van ons lief vaderland afweren. Ter oorzake van de huidige economische verhoudingen is den Staat de plicht op gelegd, voor een rechtvaardige verdee ling der voedingsmiddelen te zorgen. Het is echter een plicht der produoenten, ,ie waren tegen zoo gematigd moge, jr* ^^^rocTuceerencïe kringen voor hunne -*i door de algemeene duurte noodzakelijke prijsverhooging bedingen. Doch indien men er toe zou overgaan, om de landbouw-, industrie- en handels producten met een strafbaile ontwijking der vastgestelde maximumprijzen tie ver- hoogen of zelfs maar op de markt ach ter te houden, om bij gelegenheid hoogere winsten te maken, dan zou dit een geweu Tenlooze uitbuiting van den huidigen ab- normalen toestand zijn, die tegen het ze vende gebod indruischt. - Toont u in deze dagen als trouwe katho lieke Luxemburgersdie zich van ai bet overdreven overvragen, zelfs het aanlok- kelijkste, van welke zijde het ook komen mag, met edele, christelijke zelfverloo- ehening manmoedig onthouden. Het bewustzijn, door offervaardige, zelf opofferende christelijke werkzaamheden er toe té kunnen bijdragen, om uwe mede burgers eenigszins over de heerschende noodlijdendheid te kunnen heenlvelpen, tal naast het behoud van een goed gie- weten uw schoonste winste zijn. Een der gelijke handelwijze zal u den dank der komende geslachten évenals Gods rijkste loon in de toekomst te verzekeren.'- Het herderlijk schrijven besluit met de volgende dringende \ermaning „Deze tijd verlangt van ons allen bij*, zondere offers, offers, waaraan menigieien van ons niet gewoon was. Maar is nu niet de groote offerande voor de geheele menschheid aangebroken Slaan wij onze blikken op de hekatomben van bloedigien offers op de slagvelden van Europa. De menschheid, die tot nog toe zoo schuw ieder offer cn iedere ontzegging heeft gemeden, zal nu weter tqeren offers te brengen en verstierving in echt-christelij- ken geest. Wandellen wjj in deemoed en ontzegging op den door Christus ons voor- getoekenden koninklijken weg des krui zes, want slechts in het kruis is heil!" Uit de Pers. Te verwerping v&n de successiewet. De Standaard driestart: In de Eerste Kamer viel de Successie wet. Sympathiek was dit wetsontwerp ook ons niet. We gaven hier destijds reden ran,. .Toch bleef het voor ons zeer de vraag, of het geraden zou zijn, op dit oog<mblik de 8 milliocn 's jaars waarom het ging, aan de Regeering te onthouden. We dorsten hiertoe niet raden, en zagen dan ook, dat blijkens de stemlijst slechts één antirevolutionair aan de verwerping deelnam. (Wij vonden er op de stemlijst drie: Van den Berg, Franssen en d'Au- male. Red.). Of de Minister van Financiën goed dééd, met aanstonds op ontslag te zinnen, be twijfelen we dan ook zéér. De ongevallenwet wlerd ook eerst .ver worpen, doch Minister Lcfy nam er het ergste uit en diende toen het ontwerp weef in. Toen ging het er met vlag en wimpel door. Zoo kon 't ook nu. Laat er uitgenomen worden al wat het goed uit de doode hand raakt, en men zal er waarschijnlijk komen. Thans volstaan we met te constateerén, dat de Anti-Revolutionaire partij ten deze geen verantwoordelijkheid draagt. Want men zegge niet: Ze had kunnen voorstemmen. Dit juist volgde uit de we- derzijdsche positie allerminst. Mr. Van Gijn is onvoorzichtig geweest. Keere hij thans tot voorzichtiger methode terug, en hij is er. In zijn aftreden zien we geen tegen net success*e-oni wei p icunnen wor den aangevoerd, kan De Ntedierlandér niettemin moeilijk vatten, dat mén liiet bezwaar eener ministierieele crisis niet ern. stiger- heeft geacht dan die aanvaarding van het wetsontwerp. „De tijd waarin wij leven is te ernstig voor eene politiek, die niiet op noodza kelijkheid gebaseerd is. En dat het onafwijslbaar noodzakelijk was den heer Van Gijn tót heengaan te nopen, zoo kort nadat hij de hoogst on dankbare taak van schatbewaarder des lands, in een tijd, die schatten verslindt doch niet te bewaren geeft, heeft aan vaard, dat kunnen "wij niet inzien. De Eerste Kamer-miejerderheid had hare energie voor gelukkiger daden kunnen be sparen. Wie zal ons helpen uit de moeilijk heid waarin zij het Kabinet en het land heeft gebracht? Het is spijtig dat wij het verwijt, in dezie vraag gelegen, ook aan onze eigen vrien- den niet kunnen bespanen. Maar aan den anderen kant past het de linkerzijde niét over het gebeurde een zoo hoogen toon aan te slaan als dé liberale bladen algeméén doen. Blijkbaar hebben dezé reeds vergeten op wielke wijze de linkerzijde in Januari van dit jaar den heer Treub naar huis zond. Toen werd de Tweede Kamier gedreven door poli tieke motieven de Eerste Kamer heeft zich door zakelijke bezwaren la-: ten leiden, bezwaren,- die inderdaad niet kunnen worden onderschat; het ging toch om een principe, waarover vielen ter rech terzijde zeer ernstig denken, aangezien zij er een aanslag op het famil^hezit in zien. Hadde Minister Van Gijn zich in de Tweede Kamer voor hét amendement-De Monté Verloren wat toeschietelijker be toond, hij zou een kleine tvvée millioien hebben gemist, maar het consent dier Eer ste Kamer hebben verkregen. Dat dit thans niet is geschied is dus wel té ver klaren, maai* om de gevolgen blijvlen wij het votum betreuren. Worde er een uitweg gevonden die aan de bezwaren tegemoetkomt en den Minis ter het voortzetten zijner taak mogelijk maakt." (Intusschen heeft de Minister reeds zijn ontslag aan de Koningin aam gevraagd. Red. L. Crt.). DE ROMEINSCHE KWESTIE. Over de Romeinsche kwiestie schrijft in de „Deutsche Politik" professor dr. Sep- pelt naar aanleiding van de voorstellen van dr. Karl Hoeber, P. Ehrle en dr. K. Ba- chem, het volgendeMen zal moeten toe. geven, dat in deSe voorstellen éen begaan, baren weg naar een definitieve bevredigen de oplossing der Romeinsche kwlestiie wordt aangegeven. Volgens menschehjike berekening zal zich voor Italië nooit meer zulk een gunstige gelegenheid voordoen als na het einde van den wereldoorlog om de in 1871 begane fout, waarvan de onzalige gevolgen nu eerst helder aan het licht treden, goed te maken niet het minst uit welbegrepen eigen belang en de ltand tier verzoening te reiken, zoodat de Hieiüge Stoel een waardige internationale positie worde v»x- schaft. Weliswaar kunnen de moeilijkheden, die zich ondanks alles tegen de oplossing van het Romeinsche vraagstuk verzetten, nog niet worden overzien. De kwestie van het grondgebied schijnt nog het gemakkelijkst op te lossen. Vee 1 mpwikkelde^-1 ijkt,om dit op het gebied der Italiaaribthc HïBte nesnlandsrhe politiek. Onoverwinlijk zijn echter ook deze moiei- lijkheden niet. Door de ervaringen, in dezen oorlog geleerd, zal men niet kun nen nalaten te onderzoeken, hoe bij een mogelijke nieuwe oorlogsverwikloeling die onafhankelijkheid en het ongehinderde vrije verkeer van den Paus met de gehoele katholieke wereld zal worden verzekerd. Het bestaan van een kleineren of groo teren Kerke lijken Staat, die door het vol kenre-cht wordt erkend, biedt op zich zelf, gelijk de ervaringen van den oorlog leeren, geen voldoenden waarborg daar- voor. Om de afzonderlijke regeeringen tot om voorwaardelijke bescherming der yrijbeid der onafliankeljjkheid ook in tijdien van conflict te bewegen, zou hét aanbe- velenswaardtg zijn, dat de Romeinsclie Curie, en voor alLes de Congregaties, haar overwegend Italiaansch karakter prijsge. en dat onder haar functionarissen, de hoo gere zooveel als 'die Lagere, in veel ruimere mate dan tot nu toe alle beschikbare krachten uit de verschillende naties wor-' den opgenomen. Deze internationaliséèring van het Ker kelijk Centraal Bestuur, die zieker een. breuke met langbestaan de tradities zou beteekenjen, én daarom niet zoo maar van daag of morgen zou zijn door te voeren, komt geheel overeen "met het wereldom vattend karakter der Katholieke Kerk, en zou thans ook gemakkelijker dan irt vroeger tijden kunnen worden tot stand gebracht. Het zal echter van nog meer belang zijn, dat de Katholieken nu en in de toe-, komst met nadruk hun stem verheffen en hun invloed aanwenden ten gunste van een waardige, onafhankelijke positie van hun geestelijk Opperhoofd. Deze moreele medewerking der Katho-: lieken zal grooten steun verieenen aan het Pausschap, welks onvergelijkelijke be. teekenis als geestelijke en moreele macht nu duidelijker dan ooit zich heeft geopen baard. Zij zal aan het Pausschap een be trouwbare bescherming bieden, die elke poging, om zijne zelfstandigheid en vrij heid aan te tasten, kon afslaan. Binnen*.; kort zal de Romeinsche kwestie op het tapijt moeten gebracht worden, opdat de toestand des Pausen inderdaad op e»en be vredigende wijze overeenkomstig zijne hoo- ge waardigheid en zijn voorname zending geregeld worde. n Voor de Vrouw. S daaaaaoaciaDcsoDconaQ Mode. De „Manufacturier" schrijft: De modelfirma's houden zich op hét moment druk bezig met het vervaardigen van elegante straattoiletten (geen jaquette costuums) en namSddagstoiletten zoo als deze voor bijzondere gelegenheden ge bruikt worden Aan deze modellen kun. n«t we duidelijk de richting waarnemen die de toekomstige kleediugtnode zal in slaan. Als stoffen brengt men behalve zacht- vallend wollen stoffen, zooals crêpe, da. meslaken, élamin, buitengewoon veel taft, glanszijde en fluweel. Voor japonnen geniet vooral geplet flu weel (panne en chiffonfluwieel) de voor keur, terwijl velvet en peluche voor jac- quette-costuums bevoorrecht worden. Kor te jakjesachtige lijfjes van fluwieel bij rok ken van gestreepte wollen stof, waarbij het lijfje meestal in de kleur van de don- is aangeknipt, nu eens der zijwaartschf: opslagen, worden in den regel met slechts één knoop van voren gesloten over een bavette van glasbatisit, of een klein gekleurd zijden vestje. Ook houdt men van korte blousejakjes als lijfje in dergelijk model mjet zeer hooge, afstaande keursceintuur, van voren nauw toegeknoopt. Deze toiletten hebben iets zeer geschiktst, om op straat te wordten gedragen, om hun over de rok gaande lijfjes. De rokken hangen in losse plooien matig wijd uit en reiken tot even aan den enkel. Een nieuwe soort plooienrok wordt ook bij deze korte lijfjes met aangezetten schoot gedragen en wel een rondom in platte plooien ingelegden rok, waarvan de plooiearanden van boven tot aan die hoogte van de heupen kruisgewijze met smal tres zijn bezet. Breede ceintuurs in keursmodel, stijf ge, maakt met baleintjes, worden veel gedra? gen bij blouseaohtige lijfjes en op de heu. pen glad aansluitende rokken. In ieder geval zullen de momenteel moderne bree. de heupen, wat betreft de misvorming van taille en heuplün, in den herfst geheel vervallen en wij krijgen aan de. nieuwe modellen de geleidelijke verbreeding dei: rokken naar onderen toe te bewonderen^ terwijl de rokken zelf slank vallen, zonde*: een bepaald kokerachtig effect te maken. Vele mouwmodellen zjjn niéuw, de gé; heele nauwe, aansluitende mouw treft men enkel bij tailcurscostutuns aan; tusschea deze hoogst eenvoudige mouw, en de meen malen ge dofte, waarby de dof nu eens op den schouder, dan weder boven of onder den elleboog zit, heeft men verscheidene klokrriouwen, die waarschijnlijk gedureog de den winter de mode wel zullen beheer; schen. Deze klokken, die glad zijn ingé? zet, ziet men ter ellebooglengte en ook' met haar uitvallend gedeelte daarboven uit op den onderarm vallend, altijd ovet een lange, nauwe manchette. Dwaze combinaties van pelerine en kk>ks mouw kenmerken menig lakensch- en taffc? toilet, waar de kleine, ronde rugpelerine over den arm van voren in den mouwnaad verdwijnt, en aldus een korte klok vormt. -Als garneering wordt bij voorkeur kant; lint en ruches gebruikt. Opvoeding. In een ;,Wetboekje" voor Christelijk^ ouders geeft dr. Eugen Hilknann eenignj practische wenken over de liefde, waar; mede de ouders hun kinderen moeten be: minnen. We laten hier van deze zakelijke bemerlungen een vrije vertaling volgen. Bemin uw kind niet met die valsche zin-; nelijke liefde, die men „apenliefde" noemt en die ook de dieren hebben, maar met een liefde, die geadeld is door ware vroom? Bemin het kind niet enkel, omdat gij zijn vader, zijn moeder zijt, bemin hel veel meer nog, omdat het een evenbeeld Gods is, dat God u heeft toevertrouwd, om het tot Hem te brengten; dan zal ook hei kind u liefhebben als Gods plaatsbekleeder en u gehoorzamen, gewen u er niet aan het kind dikwijls te kussen of te liefkoozen; want dat is dikwijls „apenliefde" en ver weekelijkt het kind. Verwen het kind niet in spijs en drank; want ook dit moet „apenliefde" worden geheeten. Kleed het kind niet boven zijn stand, kleed het vooral niet beter dan gij zelf gekleed gaat, want zulk een onware liefde wekt geen wederliefde, maar hoogmoed; waardoor juist de liefde uit het hart wordt verbannen. Gij moet uw kind nooit in tegenwoor digheid van anderen, prijzen of toegeven, dat anderen zulks doen in rijn tegenwoor, .dik-is-geen. KlMrtr^ftn-voor anderen, om zoo. verstand te «wu *tin. vl bemerkt gauw, dat gij dit uit liefde u zelf, uit eigenliefde, doet en zal u daar om geen wederliefde betoonen. Wacht u een uwer kinderen meer lief te hebben, dan de anderen, en deze liefde ook naar buiten te laten blijken, want dan zal dit ééne kind u niet waarlijk liefheb? ben en de anderen zullen een gevoel van verbittering met^ zich ronddragen. Zorg voor de lichamelijke behoeften van het kind, met ernst, zoo goed gij kunt, maar zeg 't hem en toon 't hem, dat tl meer, veel meer gelegen is aan de go? zondheid van zijn ziel, dan aan die van zijn lichaam. Ouders, die zulks aan hun kinderen niet zeggen ten niet toonen, heb; ben geen ware liefde f De ware liefde moet gij ten slotte toonen door goed te bevelen, goed te vermanen en goed te straffen; want dan zal het kind spoedig bemerken, dat gij het waarlijk be, mint, dat gij rijn welzijn beoogt en niet het uwe, dat gij zijn hartstochten wilt be? strijden en niet de uwe wilt bevredigen. Dan zal het kind u lief hebben en u gaar* ne gehoorzamen. FEUILLETON. Die aan de oogen getroffen werden. Sinds drie maanden leefde hij in de jroote wit en goüden zaal, ééns oen van de salons van een vorstelijk Parijsch „ho tel", en men was er aan gewend geraakt om hem daar .te zien, zijn jonge kop rus tend op het hoofdkussen van bed no. 5, een knap gezicht ongetwijfeld, niettegen staande het verband, dat voortdurend om let voorhoofd was bevestigd en dat die oogen verborg. Op een avond was hij, op een draagbaar, in deze elegante Parijsche ambulance gebracht: vermagerd, met hoo ge koorts, in bebloede lompen en -het hoofd geheel gewikkeld- in linnen, ^aa'rop grootte bloedvlekken waren te eien. Maar nu, goed verbonden, goed gewasschen, had lij zijn gezondheid én rijn lach weer terug gekregen. De djag kwam, dat hij mocht opstaan en in een leuningstoel mocht zitten en ook dJat hij aan den arm van de infirmière, brier stem hem oneier bekoorde, dan alle andere, naar den tuin mocht wandelen. Toen scheen het leven hem al wach tend op het gezegende uur, waarin hij iet weer buiten ten in het volle licht op nieuw kon beginnen werkelijk zeer aan genaam toe. Zijn wonden zouden in Mlei of in Juni genezen zyn, juist in den tyd, dat de tuintjes in zijn dorp in de Vendéie Vol rozen zijnu Als hij dan eens mis maakt was I Maar neen, de infirmière had hem op diat punt volkomen gerustgesteld Met welk een koortsig verlangen droom-; to hüj van zijn terugkeer.'.. De eerste Zondag, waarop hij naar de Hoogmis «ou gaan, met zijn moeder, getooid met de feestkap De menschen zouden zich om draaien om te kijken naar het mooie goud. galon van de strepen op zijn mouw en het mooie oorlogskruis op zijn borst. Nu mocht hy eiken namiddag in de Aprilzon wandelen, aan den arm van de vriendin, waarvan hij niet vermoedde, dat het haar al zoo wit was en die hem, als een goede fee, steeds meer en meer be- tooverde. Maar dat verband ook altijd! .Wanneer zou hij het, ook maar één se conde mogen oplichten, om tenminste een glimp van de voorjaarszon te zien» Zoo vertelt Pierre Loti in de Illustra tion, in een verhaal, dat wij hier pn daar iets moeten bekortjen. De infirmière, gaat hij voort, had den gewonde streng verboden zijn verband af te dolen; hij moest geduld hebben. Op een dag had zijn verpleegster die maar altijd bleef zeggien, dat zelfs het verbinden nog in het donker moest geschieden hem naar ©en bank in den tuin geleid en hem gezegd te wachten, tot ze terugkwam. En daar, buiten, ver warmde de Aprilzon als met een lauwwar me streeling, zijn wangen. Oh, die zon, hij zou haar zoo graag gezien hebben! De vogels zongen in de takken van dezen Parijschen tuin, zoo mooi als in de bos- schen; hij ging doodstil zitten luisteren. En toen vernam hij, nauwelijks hoorbaar, een stem, die in het voorbijgaan ziedde „Wat wil ze toch Ze zal toch wel moe ten besluiten om hem te zeggen, dat Zijn intuïtie waarschuwde hem direct, dat het gezegde hèm betrof ien hij beefde van het hoofd tot de voeten. „Besluiten om hem te zeggen Helm tie zeggen wat Groote God, wat?... Oh, weten! Ten koste van alles, weten! Wfetien, wat jer van zijn gezicht was overgebleven. Dan kwam er maar een verergering van, maar hij zou tenminste weten, waar hij aan toe was en hij zou die zon, al was het dan ook maar in een oogenblik van brandende pyn, weergezien hebben." Toen stond hij op, richtte het gelaat naar het groote licht; dat hij, daar omhoog, vermoedde en met ruwe hand, rukte hij heftig, alles wat rijn gezicht verborg, van het hoofd. De verblinding kwam niet, neen Het was nog steeds nacht„Dat komt, omdat er nog iets zit" flitste het door hem heen „nog iets van alles, wat ze me op de oogen hadden gebonden." En rijn hand ging weer omhoog, als verwoed dit keer, om alles weg te trekkenMaar neen, niets, er zat.jriets meer... Ontzettend! Er zat niets meer en het was nog altijd nacht! Zijn oogenmaar het was, alsof ze er niet meer waren! On der de wenkbrauwen, die zoo ongeveer op hun plaats waren gebleven, verzonken zyn vingers als in gaten, die hij niet kende Zijn oogen, wat had men met rijn oogen gedaan! In één seconde, drong het onher stelbare, het onafwijsbare met gruwelijke duidelijkheid tot hem door en een lange kreet, vreeslelijk om te hooren, ontsnapte aan zyn borst, terwijl hij zich de handen wrong. Dan vertelt Loti hoe de pleegzuster op rijn kreet kwam toeloopen. Maar de sol daat stiet haar voor de eerst» maal stom en zwijgend van zich en stil zette rij zich naast hem om te wachten, tot de eerste storm bedaard zou zijn. Minuten en minuten verliepen, bijna 'een half uur, zonder dat de dame met den witten sluier, met het nog steeds bekoor lijke gezicht onder de grijze haren, iets dorst te doen, iets dorst te zeggien om deze stomheid en deze onbeweeglijkheid te storen. In de ambulance had men dien feilen kreet gehoord en iedereen wist nu De wandelaars in dezen omsloten tuin, de andere gewonden, rij, wien de mitrail leur van den vijand één oog had gelaten, of zij, die slechts konden wandelen aan den arm van een pleegzuster, vermeden de bank; een groote eerbied omringde de sombere groep en -men liep met zachten tred. De wanhopige heftigheid van hét eerste oogenblik bedaarde in de ziet van dien armen, blinden soldaat; zijn verwrongen gezicht ontspande zich een weinig; toen nam zijn vriendin zijn hand, die gloeide van hevige koorts en die hij niet terug, trok. En plotseling boog hij zich naar haar toe en liet zijn hoofd op haar borst val len, op de fijne, witte tulie van haar sluier. Zy had een zoon in de ïöopgraven, zij ook, die deftige dame, en een zoon, die veel leek op dit buitenkind, misschien niet zoo mooi, niet zoo flink gebouwd, maar die toch veel op hem.leek. En daarom werd die trieste jonge kop, waarin d» oogen ontbraken, moederlijk ontvangen; zij trok hem zoo goed mogelyk tegen zich aan en zonder een woord te zeggen, ver gunde rij hem daar te weeruen, zoolang hij tranen had. Zijn opstandigheid was gebrokenhij was zacht geworden als een kind, zonder weerstand, zonder wil, geheel overgegeven aan die moederlijke zorgien. Hy liet zich terugbrengen naar de mooie vergulde zaal, hij liet zich naar bed brengen en wilde zelfs wel een drankje drinken, waarin zyn vriendin, zonder dat hy het wist, een slaap middel had gedaan. De nacht was geyallen in de ambulance en men kon nauwelijks zien in de. zaal, waar de nachtlampjes werden aangesto ken. Den eersten nacht, dat hij blind was, sliep hy een diepen, kunstmatigen slaap; hij Lormont, Georges, exsergeant van Uet 121e linie-regiment, nu oen mcnschelijü wrak, die zelfs niet dood had kunnen gaan,- en zijn vriendin by zjjn bed gezeten, durf? de haar handen, waarin de zijne lag, niet terug trekken. Toen kwam een geheel in 't wit gekleede, slanke pleegzuster naar die andere, die waakt» in een stoel bij bed no. 5, toe: ;,Het heeft u te véél aangegrepen, me? vrouw de hertogin," zei ze fluisterend. „Ga nu tenminste wat rusten, hij slaapt immers kijk eens, hoe rustig hij slaapt* En de hertogin antwoordt„Gaan sla? pen neenkijkztyn eerste ontwaken zal verschrikkelijk zijn, als hy zich, voor de eerste maal, herinnertIk kan hem in zoo'n oogenblik niet alleen laten, nu mijn tegenwoordigheid hem troostBes; te kind, ga zeggen, dat ze me ©en van die groote leuningstoelen bréngen ik wil hier slapen." Een groote beklemming rusttie; zwaar op de zaal, die er zoo kalm en zoo aardig uitzag en die bescheiden verlicht werd door rose nachtlampjes. Van tyd tot tyd werd er diep gezucht, of gekreund, zelfs werd er wel eens een kreet geslaakt. Het was de zaal, waarin zy lageil, die geétt oogen meer hadden. De moorddadige werktuigen van dkSi vjjand hadden deze soldaten in de kracht van hun jeugd op die witte bedden giek bracht en in den eeuwigen nacht gedonv peld; sommigen wisten het, anderen, dié men nog bedroog, leefden in den angst het te vernemen. Al die eenvoudige slaper» werden telkens met een schok wakker eil, herinnerden zich dan met pjfri fen angWj het onverbiddelijk noodlot. tHbU

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1