Tweede Blad. 7e JAAROANO. No. 2114 3)e £eidóo\vz Sou^ant Woensdag 20 Sept. 1916 Uit de Pers. De Pers over de Troonrede. De T ij d wil niet veah-ete®, dat deze Troonrede voor vélen een teleurstelling zal zij®. Wij behiooren niet tot hen,, die at de Troonrede het „beschrijvend ge deelte" zouden willen misse®, zeker niet in dezen rampzaligen tijid, nu die toestand van land- en tuitolbcxuw, van handel en nijverheid auJk een buitengewone periode maakt; doch men bloede -zich dan voor zekere sleur en voor het gevaar van 31 eendreden, waardoor juist over het belangrijkste wordt gezwegen; de Troon rede bevat geen woord over de onlusten in Djairibil Het ie verklaarbaar, dat de Troonrede geen andere wetsontwerpen opsomt. De Regeering toch zall baar tijd kunnen ge bruiken. Todh welkt het bevreemding, dat zelfs met geen woord gerept wordt over 'het groote staatkundige probleem, deze Regeering in dit Zittingsjaar wenséht op be lossen: het groote werk der (hondweteherrientog d/s verborgen onder dit telken jare terugk eerend zinnetje: „be langrijke wetsontwerpen zullen ook in dit zittingsjaar Uwe aandacht vorderen." Geen wwond vender over do drooglegging der Zuiderzee, geen woord overhet 1 Do Maasbode zegt o. m. Waarom mag in deze Troonrede de poüftiék inliet worden genoemd., terwijl zij in hot thans hegitonetnde i-a-ar een rol zal spelen als maar hoogst zelden voorkomt? Zou (vermelding van gramdwe tsh erzie- ning en dergélijke politiek het huoge staatsstuk bederven, dan brengt toch die politiek zelf onze miatüe veel verder af van het juist besef in deze dag-en en neemt die po'it&ek zelf «védl meer van de werk kracht der Regeering in beslag dan voor het landsbelang te verantwoorden is. Ziedaar wat wij scherper dan ooit thans door deze Troonrede gevóélen. Verleden jaar toen „het bestand" verbroken weid., hebben wij aanstonds de disharmonie ge voeld; thans komt die wanklank der po- Mek m de huidige omstandigheden, nu de gevaren voor ons land nog sterker zijn uitgekomen, de Regeering zóó snijdend voor, diat zij van de tpoOiitiek geen woord rept. Het Centrum noemt het licht puntje in de Troonrede, dat zij rept van de mogelijkheid om den druk dor mobili satie be verminderen. Moge de „overwe ging" daarvan bot practteéhe uibkom sten leidon. Er «s geen neutraal land in Euro pa, zegt het bftad, dat dde druk aoo lang in zoo vol Lm omvang ondervonden heeft aJte Nederland. Voor 't overige is de Troonrede weinig zeggend, besluit het blad. De Nieuwe Rott, Crt. schrijft o. tn.r Geen mensch zal hebben verwacht, dat Ja deze Troonrede nog iets verrassend nieuws ©ou worden' aangekondigd. De" regeering heeft haar joregrram in wetsont werpen belichaamd, die bii die volksverte- genwc40(rd'igclng liggen. Het komt dus thans tnog slechts op het gemeen overleg bij de afwerking aan. Toch is het, juist hij tten opzet van deze Troonrede, eenigs- I zins teleurstellend1, dat daarin met geen woord1 ook zelfs uit de verte in betrekking tot den oorlog eene toespeling gemaakt wordt op dé groote aangéliegenhedendie bij de Kamers aanhangig zijn. Dat de re geering vast besloten dis, onze onafhanke lijkheid1 te verdedigen en naar vermogen, „tegenover wie® het ook zij" eene waarschuwing voor wie het ter harte wdil nemen! onze rechten te handhaven; dat de mogeiijkheild om, met handhaving on zer (weerbaarheid', den druk der mobiflb- satie te .verlichten, opnieuw overwogen wordt; en al wat er verder over de moei lijkheden van ons oeconomiséh lieven, over land- en tuinbouw, handel en nijverheid, scheepvaart en vilascherij wordt verteld wij hoeren «lat aliles met groote be langstelling, maar het zijn .pier sTJot van rekening toch geen nieuwe klanken, die din die ©insneden op ons toekomen. Het Handelsblad besluit een beschouwing: Over het geheel een Troonrede, die haar belang- ontleent aan de gélukkige feilt en, waairop in dezen zware® tijld ge wezen kan worde®, niet aan ni-e dedeeülingan, die gedaan konden worden. De Nieuwe Courant ès. voor zoover wij hébben nagegaan, het eenige M'ad, hetwelk de soberheid In het politiek gedeelte der Troonrede diets van zelf-spre kends acht. Is het wonder, vraagt Weit blad, dat bij zoovéél re-geertogszorgen de Troonrede de zorg voor Wet wetgevend werk. de uitvoe ring van het staatkundig program voor het laatste jaar van dii't parlementaire tijdperk, dn hoofdzaak aa® de Staten- Generaal toewijst? „Belangrijke wets- ontwei-pen zullen ook d® dit zittingjaar uwe .aandacht vragen" ziedaar de tien woorden waarin de werméVling van de Gronidwetóh'erziening verscholen Cligt. Van "de departementen van algemeen bestuur wordt enkel .aan dat van Finan ciën een ooigenbTck het woord' gegund. Een ontwerp tot nadere reiréling en ver sterking «van üoet Leeningsfonids 1914 is te verwachten het. is dat. welks indllendng voor 1 Januari 1917 ark 38 der Leentog- wet 1914 gei)iedt, i® verhand met het feit dat d'e opc enten hief fineen op de tien directe en imdmneote belastingen met het einde van 1917 vervallen en dus in de® looip van dat jaar de beslissing moet val len of ze (zooaiis de wet ©egt) „bestendigd,- herzien of dooj ee® heffing in eens o' op andere wijze vervangen zullen worden." Voor het aantal belastingontwerpen dat ter versterking van de gewone middelen nog bij de Kamer .aanhangt ijs (de na- Ibatenscilaap van minister Treub) vraagt do Regeering blijvende aandacht, evenals voor de voarzi.en.tag to die gemeentefinan- ciën, IH-et staat te vreezen dat men die zto'snediv in de volgende Troonrede, wel licht met eenige verscherping, herdrukt zal vinden. Andere persstemmen moeten wij tot een volgend nummer uitstellen. Waarom „Wat zei u juffrouw Dealers, worde® er Op v-ier-en-twintiig September weer bloemetjes verkocht?" en juffrouw Molen zette een gezicht alsof ze den tegemwoor- digen tijd alleen daarom al onuitstaan baar vond. „Ja heeft uwes het dian niet gelezen in de courant? En het staat ook al achter in de kerk aangeplakt. Het zijn bloemetjes voor de drankbestrijding." Drankbestrijding, ja, wat ze daarover dacht, was niet te (Zien, maar "weQ wat ze o-ver de bfjoemetjes dacht „Me Jileive mensdh, er komt geen einde aan. Dat ns nu al geweest voor die vluohtelingen, voor depi vrede, voor de tuberculose, en weet ik het al. Het zall nog ©ooyer komen, dat je niet buiten kunt kom en "of ie moet ee® dubbeltje betalen. O, niet om dat dubbel tje, diat weet u wel...." „Dat is zeker vrouw,' ik koop geen bloemetje." „Maar man, hét -is toch voor een goéd doel. Je hébt toch laatst een. (vredesspa'Jd gekocht, je koopt todh al-tijd bloemetjes voor de fruberculose-bestrijdang...." „Dat (weet je wél, ik héb met dliie h-eede drankbestrijidliing ndets op. Ik ©al geru/st iedereen vrij laten, al zoude® ze niets andiers wille® drinken da® water. Maar laten ze mij da® ook vrii laten, en me niet vrage® om hun beweging te steunen. „Hè moe nu heb Ik negen centen, gééf U er mij mi ee® bij, dan ka® elk morgen een bloemetje kioo-pen?" „Maar Mudje je denkt zeker diat er bloempjes verkocht wonden voor de tuber culose? Het is voor de drankbestrijding; „Juist moe dat weet alle, e® daaom wou ik zoo graag mee doen." Het was op een oonsultatfle-bureau. Na zijn werk had J aasman zich opge knapt en was er met een soort va® schroom heen gegaan. Sdhroom omdat het was voor zijn eigen vrouw; schroom ook orn aat hij zc'ch moest vervoegen bij een niiet- katbokeke inrichting, want de Kathoöiie- ke drankbestrijding in dEé stad' vond weinig steun e® waard eertog bij de ge- Hoofsgenooten, zoodat, hoe ook de weini ge Heden va® kruisveihonden éni Maria- vereeniiigtoge® er na&r gestreefd! hadden, er tot nu toe geen Katholiek, consultatie bureau was. „O, U is meen ik Jansman, U komt zeker over Uw vrouw?" „Jawel dokter." „Ja hoort U eenö ik héb haar onder zocht en een tijd in observatie genomen, én me vaste overtuiging is. dat ze beet te genezen is, maar ze moet dé steun héb ben va® Uw voorbeeld." ,.De® steun "van Uw voorbeeld," her- haa'lde Jansmaa bij zichzelf, en denken de aan zijn vroegere slechte voorbeelden, zuchtte bij: „ja dokter nu ga ik haar hét goeie wél voor, nu drink ik noodt geen drank meer „Beste man spréék daarover nu niet meer diat weet ik wél „Och maar het iis toch zoo. Toen Ik zoo veel dironk ils zij ook gaan drinken, ik ben er de schuld' van. „Maar alk zeg U; ze is nog te redden, doch ae 'aal eenigen tijd maar «een sanato rium voor drankzuchtigen moeten." Allerlei gedachten gingen Jon-sman door het hoofd, (maar eene was overbearschend:' „Dokter a.'s U dan. maar zorgt dat ze naar een Katholieke inrichting gaat „Ja afis die er maar was. Voor mannen Is er een, maar voor vrouwe® nog niet" „Hé een brief va® dien aalmoezenier van de gevangenis"; de kapelaan las: welnu zij heeft zridh to die gevan genis uitstekend gedragen, ©oodat de directeur zeer .tevreden over haar is, en ik niet minder „.Dat wil ik wel gelooven." sprak de kapalaan in zichzelf, „zoo silecht was ze toch naet. Als ze miaar geluisterd had, was ze nooit zoover giekom-en." En voor hem stond weer de (heéle geschiedenis, •hoe Riika Hars in der betrekking als winkeljuffronw te weelderig leefde; te veel uitgaf voor zichzelve, voor haar klee ding, om uit te gaan, en dat terwijl zij toch (haar oude moe-Ier moest onderhou den. /Hij had haar gewaarschuwd, dat het zoo niet gtog. Ze had beterschap béloof-d, maar was al spoedig weer hervallen. Was weer vermaand, en *.verd toen kwaad, ze •moest todh wat hebben, ze mocht gerust er eens uritgaan „of iis dat zoo epg allis ik eens met me aanstaande of met me vrien dinnen een advocaatje of wat anders ga drinken Toe® was het vree6élijke gebeurd, de huisbaas wou niet Sanger wachten. En R.ikia had betaald Bebaald met geld uit de® winked. O, ze zou het als zé traktement kreeg wed weer aanzuiveren. Het kwam utt; het fedit dat ze gestellen had', e® niet het feit d-at ze het stil terug wou geve®, misschien gaf het nog wat verzachting, maar gevonn-lad (werd ze. De kapelaan lias verdien: „•Nu wordt ze over vier weken ontsla gen, [2® dik heb affle redenen om te gétoo- vem, dat ze een nieuw leven zal beginnen. Doch de giroote moeilijkheid zal wezen, een betrekking voor haar te vonden „Nou diat is toch wel wat zwart grie®, me d/unk-t dat Jukt well." En hij stelde zich in verbinding met ver schillende vereenigingen in de naburige stad. Doch ®a eenigen tijd kwame® de ant woorden, diat er rui ets voor haar te vimd'en was. Toe® geadverteerd! S® verschillende couranten. Maar geen succes. Zelf er op uit, doch niet geslaagd. Wél had hij op zijn advertentie Rn op zijn vragen van verschillenden geld ont vangen, om haar te helpen. De tijd naderde, en hij zocht in de Pius-almanak naar een gesticht, waar ze d-a® tijde/lijk ©ou kunne® geplaast wor den, d-ooh vond het niet. Schreef aa® ee® vriend, dié van zulk soort zaken op d'e hoogte was, en kreeg als antwoord: „Een Kaïtholiek gestróM, waardin' vrouwen, die in de gevangenis geweest zijn tijdelijk lcunne® wonden op genomen, bestaat nog niet. En juffrouw Mole® las h'et; fe® kocht een bf.oem.pje. Méheer, dié niets van drankbestrijding •moest (hébben, las het; en betaaMe zijn bloempje met ee® groot stuk' zijlver. Het kVne miris'-e ln.s het: «n vroeg aan moe een dubbeltje uit 'r spaarpot om voor broertje ook een bloempje te kunnen koop:en. B. VAN LEEUWEN, Pr. Gemengde berichten. Van 'n nachtelijke patrouille en 'n bok- kestaart. Men schrijft uit de Oengerbeuk aan „Het Zuiden": 't Was avond. Toon en zijn collega, de ijverigsten onder Hermandads dienaren in ijver evenarend, op surveillance aan de grenst Hun weg was duister: Geen enkel manestraaltje vermocht door den zwaar be wolkten hemel heen te dringen. „Hun weg was smal", Smokkelpaadjes waren de meest geliefkoosde plekken, wel ke hun voet betrad. Maar geen ir^enschelijk wezen konden hun Argus-oogen bespieden. Geen smokkelaars waren op 't pad. De dorpstorenklok kondigde in twaalf doffe slagen 't einde aan van den afgeloo- pen dag. Ook de dienst van ons surveillee- rend tweetal liep teq einde en beidden spoedden zich huiswaarts. Stil fluisterend, dan weer even luisterend, naderde® zij ons dorpje, verzonken in rus tige rust. Wat was dat voor een geheim zinnig licht achter een nabijzijnde boeren woning? Weer even geluisterd! Stemmen klonken zacht e® 't licht verdween in de richting van het huis. Geen twijfel! Een bende smokkelaare, dadelijk ditr huis ver latend. zou dien nacht nog haar slag slaan Ons tweetal heel vlug achter het huis ge- 6lopenl Toon achter 't schuurtje ©n zij® col lega in een aangrenzende wei onder een heg. In ademlooze stilte zaten ze daar, de ijverige politiemannen, wachtend op hen, die komen zouden, de ooren spitsend naar alle kanten! Maar ze hoorden niets en er 1 kwam niemand. De boer, welke door de drukke werk zaamheden op 't veld, dien avond had moe ten bakken en daarom nog zoo laat in de weer was, was onderwijl naar bed gegaan.. Onze twee vrienden wachtten en wacht ten en werden door het lange wachten on geduldig. „Toon!" klonk op eens een stem onder de heg uit. „Ik ga naar huis". Een oogenblik nog, zei Toon, nog altijd reke nend op een flinke vangst, het zoete loo® voor al zijn wachten. Eén duw eii het poortje der schuur opent zich. Toons alles- ziende blik waart rond in het duistere schuurtje. Daar in een hoek op wat stroo schemert iets wits. Hij treedt nader. Het moet een zak meel zijn, die de smokkelaar© welke zeker reeds vertrokken zijn, mis schien hebben achter gelaten. Groot is mijn vangst wel niet, maar toch de moeite waard om mee te neme®," zoo zei Toon bij zich zelf. En de daad bij het woord voegende* wil hij het gevondene op zijn schouders til len Wat onheil! Het ding geeft een schreeuw, dat Toon er van door gaat, het schuurtje uit, door de heg heen en bewusteloos neer valt in de armen van zijn collega, welke een der smokkelaars reeds meende te heb ben gearresteerd. In plaats van een zak meel had Toon bij den staart gevateen geitebok. Het durè papier. De Delftsche winke liers zijn blijkbaar nog slimmer dan die van Haarem en Leiden. Want niet alleen, dat de banketbakkers reeds lang voor klei ne vouwbakjes voor taartjes 2 cent e® voor groote 5 cent berekenen, de gewone bak kers hebben zelfs in hun winkel een kaart hangen, met verzoek aan de cliënteele voor het inpakken van het brood papier te wil le® meebrengen. De kruideniers hebben ar voor de suiker weer wat anders op bedacht. Voor verpakking en thuisbezorgen rekene® zij 1 cent per pond meer. De vischhandela- ren, dat men voor het bekomen van een niet-schoongemaakt© regeertngsharing zelf bordje of papier ,bïj zich heeft. De maat regel, dien de Haarlemsche slagers namen om aan het publiek te verzoeken bij het la ten halen van vleesch of vleeschwaren schaal of bord te willen meebrengen, ia hier reeds lang genomen. Het effect van een boterham. Het effeat van een diilkken Ho-llliandselhen bol-er- ham met „séhiiwk" bleek uit het volgende: Een Rus kwam in Nieiuwéhagen (L.) over de grens* dioch toen hij onze solda ten zag, was aan hulden geen. gebrék. Mi) meende nog In Dultsdhland te ©ijn en weer tereciht gefkomen- te ©ijn i-n ha® den vajn BuifoscGie soldaten. Naiets kon den Ru® overtuigen, dat hij i-n Nederland' was en het huilen bleef maar aanhoudenToen kwam ee® vrouw op een lumineus Idee. Zij kwaon pOots met ee® stenigen boter ham met ham bij den. Rus. Toen was all ©ij® twijifefl verdwenen en bij sloeg Ren k-uitenfliikker van vreugde. Doodetijk ongeluk. Terwijl dé werk man Te® Wiinkel Maandagavond bij het station te Hoorn, achter een goederenwa gen Mep »:<m lichten «langs de spoorlijn -te d-oove/i, bracht de machinnist dezen wagen in beweging. Ten W. geraakte on der d'e wiel.en, waardoor hem beide ben nen werden afgereden. Güstermorge® ia hij o-verleden. Lijk opgevischt. Te Maastricht ié Woensdag uiit dé Maas het lijk opge«- vischit van ee® jonge® man van ongeveer 20 jaar, gelkleed in een blauw werkmans pak. Lijk aangespoeld. Men meldit van Texel, dat nabij stnandipaal 14 op het strand het lijk van een man is aange spoeld-, naar.de k-leecKing te oondeelen een Fransehen vlieger. Het lijk was gekleed to een jekker va® m-arilnebil'auw, met ge ruite, gele voering; op de omgeslagen mouwen een in gouddraad gestikte vo gel, voort® 2 liggende strepen van goudr FEUILLETON. Een gevangene. Buiten hoorde me®- het géhiinnik diör on, geduldige paarde®, de kreten, de vlo-eken keil van hun Jcoétsd-era, liet .gonzend ge- jraat eemer aangroeiende menigte, en ein delijk van tijd tot tijd het rijden van- een zwaren wagen, welke langzaam heen trok. Weder verstomd e diet geraas en ik vroeg mij. af, of lik dlien diag Soms vergeten ^erd, toen men plotseling mijn cel binnen trad en mij beival, d» voorwerpen dtie'mij tekoordlen te nemen en den gevangenbe waarder te volgen. Dit was spoedig ge daan, Q-aiar ik niiiets beaat, dan de kleede- rsrb welke ik -op den dag mijner gevan- g^uemmg droeg. Wat die eeniige. taak, welke voor mij gewicht had en- mij dier baar was, betrof, namelijk mij® h-andr "schrfift, dat had ik reed® vóór mij ge- Plaatst, daar ik élk oogenlblSk verwachtte Wegjgevoerdi te wiord-en. bk bevond mij met eenfige gevangene®, met wié ik dé verandering van plaats zou ondergaan, <ten griffier, en Haar ver- Damen wij, diat wij naar -Ia R-oqu-ette aooi- oen gevoerd w-orden, de gevangenis der •tor dood veroordeelden e® men verborg ons Jitot, dat wij onder dién naam overge bracht werden. Onize gevangénbewaarders hielden niet °P de rechters te vervloeken en zeilden ,r luid, dat zij ee® goede straf ver- u611 611 ^,&ze hu-n te wachten stond. M^q dééd o®s bij twaalf- r>f vijifttemtal- etappe® to bestelwagen® van den spoorweg: er sc-henen te weiniig gevan genen wag ens «te zijn voor de woede tier r eg eeringsmannen Hef was een vreemd schouw-spel. Daar waren in di-e wagens menschen van aller lei stand;: ,priacltero, leeken^ nuilf.'taiilren, en iedereen beschouwde de zake® -van zijn standpunt. De militairen, die geen persoonlijke ontroering gevoelde®., verwenschtem ie schurken, di-e Frankrijk o>nteerden; het was hun onverschillig gefu&ileerd te wor den, zoo zeiden zij; als zij maar van te veren wisten-, dat die lafaards verwon nen werden door onze troepen. De pries ters, alle® k-a1m en waardig, pommigen mot eon merkbare verhevenheid van blik on taal, d-rukten de hoop uit. tïat., indien wij gedood' wende®, zooals voorspeld v- as, en zooals de dronken garde i>ns voortdu rend in grove bei-eedigtogen toeriepen, het offer van zoovele onschuldtgen van God de overwinning zou verkrijgen vah de reéhtvaardiigdieiiid. De leekm spraken weina-g en sdhenen somber en terneerge slagen tussdhen die beide soorten vami heü- dendi-e toch zoo verschiill-ernid waren,, maar wnér edelmoedigheid' zich op 'dat uur schee® te vereenigen. Voor die eerste maal Ana® mijn leve®, had ik ee® gevóél va® innige® spijt, ooi' dat ik n-M dat nederige kleed droeg, dat imij todh zoo roemvol toescheen. Ik hteud er spijt over, dat. Haar ik was geroepen om onschuldig te steawc®, het niet was in dé hooge waardtghéid van dienaar Gotdls. Ik dacht er ech'ter met vreugdé aan-, dat ik i® ee® hiuiDs Gods gé- varagie® genome® wias, en dk besloiot te sterven, dde eer waardig. Het was reeds volsilagen donker, toen wij te Roquette aankwamen. Me® wtberp ons in de oellen to plaats dat men er ons uit eigen beweging deed ingaan. Daar zate® wij zonder lidht, zoodat wij niet eens ee® onderzoek k-onde® instellen naar onze verblijfplaats. Wij mo-esten rondtasten. Dat het «donker in mij® oeil was, kwam, omdat het dagltiéht geweken was, maar ik had ee® tamelijk groot venster be merkt en de muien ware® .vrij helder, maar geheel naakt. Eindelijk vond ak na ©enige mtouten zo ekens ?-'et3, dat mijn bed moest zijn, en ik legde mij neder daar ik niets anders te doen had. Zo® die nacht de laatste va® mijn leven zijn? Zouden wij bewaard zijnv tot ee® groote slachting, welke den volgenden dag zou plaats hébhen? Dat waren de eerste gedachten, die mij 5n d-en geest opkwamen. In aflle geval scheen de dood mij zeer nabij te zij®-: ik verhief dus mij® ziel tot God, en wierp mij in ee® van die oceaan® van oneindige verlangens naar grootheid en zedelijke schoonheid', waari® ik zoo dikwijls verzonken was. Meer dan ooit gevoelde «ik mij aangetrokken naar de toppen, die den hem él naderen en voor de eerste maal na de® da®, waarop ik o.p het plag véld.1 viel, hoorde ck de stem ■Gods, dde mij tot Zteh, riep. Ik sto®d' dadelijk op, e® op, Ge knieën vallend, gaf ik mij geheel over aa® den stroom, die mij medevoerde. Ik aarzelde niiiet m-eer; te® spijt van de diepe d/u/as/teirmils va® de® nacht, gevoélde omgeven door ee® zuiver llidht, dat mij dén geest e® het hart verlichtte e® koesterde. Ik izag mij i® het aanschijn van- den dood, maar was kalm, gelukkig em trotsch. Mijn vader, mij® moeder... e® Berh-a ook, waren voor mij ©oiovete offers welke J'k aan God opdroeg m-et een vol maakte vreugde, hen deelachtig makend aan mijn martelaarschap maar ook aan mij® roem. Ik was in ee® soort vervoering en geestverrukking, ten volfle er van ge nietend. mij® weg gekozen te hébben. Noodt in mijn leven, h-eb ik ee® vreugde, gelijk aan dde va® dat oogenlbltik, go- smaakt. Maar waarom schenen dat geluk en die vreugxte reeds bevlekt m-et eenige scha duw... De géhenmzmnige stem roept mij nog en -sohijnt mij Xe zeggen: Ga toch, hoogor. verdier!.... Verder! hooger!maar waarheen dan?Wat writ Gij da® Heer, wat ka® ik nog meer doe®, wat kan ik U geven? Ik héb niets meer da® mij® Lieven, e® het léven va® mijn hort! ,.Uw wil, uw Have® in het leve®", zend-e de ihwendiiige stem.. Daar kwam een iicht op in In ijn geest... Werkelijk, i'k kon nog ee® offer brenge®, en het scheen mij zeer groot toe, want een kond zweet kwam mij op de sf.apeu. Ja., het heeft niet veel te beteekenen, mijn leven op te offeren, wanneer de dood onvermijdelijk iö, liet ds hjïeits mij® liefdé an genoegens aa® God op te diragen, ter wijl ik op het punt sta, va® deze aarde weggenomen te worden; maar het was iets onnieteCijk groots, wanneer die mogelijk heid mij gegeven was, hen te beh'o-uden. Daartoe riep mij dus de sjjem, welke mij reeds zoo dikwijls i® de war had ge* hracht. Ik had Kcht gevraagd'.... het was aann gebroken... mi moest ik voldaan zijn. Neen, ik was wiet voldaan, wan-t het scheen mij toe', dat de bro® der edelmoe dige verlangens, wellke ik zoo trotséh I® mij gevoelde, in mij gesteld1 was.... i® één woord, de moed bntbrak mij.' Hoe! afzien van zulke wettige, zulke zuivere, zulke heilige genoegens gelijk ik a® bet verschiet had? Verzak-e® aan het 'leven, dat reeds wa<s toegewijd' aa® het goede, aan dé verheerlijking von den H. Naam Gods, aa® de unflbreiding v-an Zijw- rijk onder de ©feilen, rieden, welke ik va® de mijne gemaakt zou hebben? Was dit reeds niet Schoon? En toch meende ik dit alles opgeofferd te hebben, door aa® Bertha haar woord terug te geven, maar ik zie nu, datik. terwijl 5k zoo handeldei, in den grond, mijns harten de hoop overhield, dot het offer tooh nooit geheel en al werkelij-k'hedld zou worden. Maar ik had God willle® begrijpen,: Uk) had Hem verplicht mij te antwoorden, op Zijn beurt wensdhte Hij va® mij een bo- -slu-it. Bijna de géhéelle nacht verliep in ceö koortsachtige 12® wreedé opgeiwondénheditL Eindelijk strekte ik mij, uitgeput van ver moeienis, op de® grond uilt. herhaaldelijk prevelend: „Mijn God, Gij wéét, dat ik U beminr1 (Wordt vervolgd.!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1