Tweede Blad.
7e JAAROANO.
No. 2114
3)e £eidóo\vz Sou^ant
Woensdag 20 Sept. 1916
Uit de Pers.
De Pers over de Troonrede.
De T ij d wil niet veah-ete®, dat deze
Troonrede voor vélen een teleurstelling
zal zij®. Wij behiooren niet tot hen,, die
at de Troonrede het „beschrijvend ge
deelte" zouden willen misse®, zeker niet
in dezen rampzaligen tijid, nu die toestand
van land- en tuitolbcxuw, van handel en
nijverheid auJk een buitengewone periode
maakt; doch men bloede -zich dan
voor zekere sleur en voor het gevaar van
31 eendreden, waardoor juist over het
belangrijkste wordt gezwegen; de Troon
rede bevat geen woord over de onlusten
in Djairibil
Het ie verklaarbaar, dat de Troonrede
geen andere wetsontwerpen opsomt. De
Regeering toch zall baar tijd kunnen ge
bruiken. Todh welkt het bevreemding, dat
zelfs met geen woord gerept wordt
over 'het groote staatkundige probleem,
deze Regeering in dit Zittingsjaar
wenséht op be lossen: het groote werk der
(hondweteherrientog d/s verborgen onder
dit telken jare terugk eerend zinnetje: „be
langrijke wetsontwerpen zullen ook in dit
zittingsjaar Uwe aandacht vorderen."
Geen wwond vender over do drooglegging
der Zuiderzee, geen woord overhet
1
Do Maasbode zegt o. m.
Waarom mag in deze Troonrede de
poüftiék inliet worden genoemd., terwijl zij
in hot thans hegitonetnde i-a-ar een rol zal
spelen als maar hoogst zelden voorkomt?
Zou (vermelding van gramdwe tsh erzie-
ning en dergélijke politiek het huoge
staatsstuk bederven, dan brengt toch die
politiek zelf onze miatüe veel verder af van
het juist besef in deze dag-en en neemt
die po'it&ek zelf «védl meer van de werk
kracht der Regeering in beslag dan voor
het landsbelang te verantwoorden is.
Ziedaar wat wij scherper dan ooit thans
door deze Troonrede gevóélen. Verleden
jaar toen „het bestand" verbroken weid.,
hebben wij aanstonds de disharmonie ge
voeld; thans komt die wanklank der po-
Mek m de huidige omstandigheden, nu
de gevaren voor ons land nog sterker zijn
uitgekomen, de Regeering zóó snijdend
voor, diat zij van de tpoOiitiek geen woord
rept.
Het Centrum noemt het licht
puntje in de Troonrede, dat zij rept van
de mogelijkheid om den druk dor mobili
satie be verminderen. Moge de „overwe
ging" daarvan bot practteéhe uibkom sten
leidon. Er «s geen neutraal land in Euro
pa, zegt het bftad, dat dde druk aoo lang
in zoo vol Lm omvang ondervonden
heeft aJte Nederland.
Voor 't overige is de Troonrede weinig
zeggend, besluit het blad.
De Nieuwe Rott, Crt. schrijft
o. tn.r
Geen mensch zal hebben verwacht, dat
Ja deze Troonrede nog iets verrassend
nieuws ©ou worden' aangekondigd. De"
regeering heeft haar joregrram in wetsont
werpen belichaamd, die bii die volksverte-
genwc40(rd'igclng liggen. Het komt dus
thans tnog slechts op het gemeen overleg
bij de afwerking aan. Toch is het, juist
hij tten opzet van deze Troonrede, eenigs-
I zins teleurstellend1, dat daarin met geen
woord1 ook zelfs uit de verte in betrekking
tot den oorlog eene toespeling gemaakt
wordt op dé groote aangéliegenhedendie
bij de Kamers aanhangig zijn. Dat de re
geering vast besloten dis, onze onafhanke
lijkheid1 te verdedigen en naar vermogen,
„tegenover wie® het ook zij" eene
waarschuwing voor wie het ter harte wdil
nemen! onze rechten te handhaven; dat
de mogeiijkheild om, met handhaving on
zer (weerbaarheid', den druk der mobiflb-
satie te .verlichten, opnieuw overwogen
wordt; en al wat er verder over de moei
lijkheden van ons oeconomiséh lieven, over
land- en tuinbouw, handel en nijverheid,
scheepvaart en vilascherij wordt verteld
wij hoeren «lat aliles met groote be
langstelling, maar het zijn .pier sTJot van
rekening toch geen nieuwe klanken, die
din die ©insneden op ons toekomen.
Het Handelsblad besluit een
beschouwing:
Over het geheel een Troonrede, die
haar belang- ontleent aan de gélukkige
feilt en, waairop in dezen zware® tijld ge
wezen kan worde®, niet aan ni-e
dedeeülingan, die gedaan konden worden.
De Nieuwe Courant ès. voor
zoover wij hébben nagegaan, het eenige
M'ad, hetwelk de soberheid In het politiek
gedeelte der Troonrede diets van zelf-spre
kends acht.
Is het wonder, vraagt Weit blad, dat bij
zoovéél re-geertogszorgen de Troonrede de
zorg voor Wet wetgevend werk. de uitvoe
ring van het staatkundig program voor
het laatste jaar van dii't parlementaire
tijdperk, dn hoofdzaak aa® de Staten-
Generaal toewijst? „Belangrijke wets-
ontwei-pen zullen ook d® dit zittingjaar
uwe .aandacht vragen" ziedaar de tien
woorden waarin de werméVling van de
Gronidwetóh'erziening verscholen Cligt.
Van "de departementen van algemeen
bestuur wordt enkel .aan dat van Finan
ciën een ooigenbTck het woord' gegund.
Een ontwerp tot nadere reiréling en ver
sterking «van üoet Leeningsfonids 1914 is te
verwachten het. is dat. welks indllendng
voor 1 Januari 1917 ark 38 der Leentog-
wet 1914 gei)iedt, i® verhand met het
feit dat d'e opc enten hief fineen op de tien
directe en imdmneote belastingen met het
einde van 1917 vervallen en dus in de®
looip van dat jaar de beslissing moet val
len of ze (zooaiis de wet ©egt) „bestendigd,-
herzien of dooj ee® heffing in eens o' op
andere wijze vervangen zullen worden."
Voor het aantal belastingontwerpen dat
ter versterking van de gewone middelen
nog bij de Kamer .aanhangt ijs (de na-
Ibatenscilaap van minister Treub) vraagt do
Regeering blijvende aandacht, evenals
voor de voarzi.en.tag to die gemeentefinan-
ciën, IH-et staat te vreezen dat men die
zto'snediv in de volgende Troonrede, wel
licht met eenige verscherping, herdrukt
zal vinden.
Andere persstemmen moeten wij tot een
volgend nummer uitstellen.
Waarom
„Wat zei u juffrouw Dealers, worde®
er Op v-ier-en-twintiig September weer
bloemetjes verkocht?" en juffrouw Molen
zette een gezicht alsof ze den tegemwoor-
digen tijd alleen daarom al onuitstaan
baar vond.
„Ja heeft uwes het dian niet gelezen in
de courant? En het staat ook al achter in
de kerk aangeplakt. Het zijn bloemetjes
voor de drankbestrijding."
Drankbestrijding, ja, wat ze daarover
dacht, was niet te (Zien, maar "weQ wat ze
o-ver de bfjoemetjes dacht „Me Jileive
mensdh, er komt geen einde aan. Dat ns
nu al geweest voor die vluohtelingen, voor
depi vrede, voor de tuberculose, en weet
ik het al. Het zall nog ©ooyer komen, dat
je niet buiten kunt kom en "of ie moet ee®
dubbeltje betalen. O, niet om dat dubbel
tje, diat weet u wel...."
„Dat is zeker vrouw,' ik koop geen
bloemetje."
„Maar man, hét -is toch voor een goéd
doel. Je hébt toch laatst een. (vredesspa'Jd
gekocht, je koopt todh al-tijd bloemetjes
voor de fruberculose-bestrijdang...."
„Dat (weet je wél, ik héb met dliie h-eede
drankbestrijidliing ndets op. Ik ©al geru/st
iedereen vrij laten, al zoude® ze niets
andiers wille® drinken da® water. Maar
laten ze mij da® ook vrii laten, en me
niet vrage® om hun beweging te steunen.
„Hè moe nu heb Ik negen centen, gééf
U er mij mi ee® bij, dan ka® elk morgen
een bloemetje kioo-pen?"
„Maar Mudje je denkt zeker diat er
bloempjes verkocht wonden voor de tuber
culose? Het is voor de drankbestrijding;
„Juist moe dat weet alle, e® daaom wou
ik zoo graag mee doen."
Het was op een oonsultatfle-bureau.
Na zijn werk had J aasman zich opge
knapt en was er met een soort va® schroom
heen gegaan. Sdhroom omdat het was
voor zijn eigen vrouw; schroom ook orn
aat hij zc'ch moest vervoegen bij een niiet-
katbokeke inrichting, want de Kathoöiie-
ke drankbestrijding in dEé stad' vond
weinig steun e® waard eertog bij de ge-
Hoofsgenooten, zoodat, hoe ook de weini
ge Heden va® kruisveihonden éni Maria-
vereeniiigtoge® er na&r gestreefd! hadden,
er tot nu toe geen Katholiek, consultatie
bureau was.
„O, U is meen ik Jansman, U komt
zeker over Uw vrouw?"
„Jawel dokter."
„Ja hoort U eenö ik héb haar onder
zocht en een tijd in observatie genomen,
én me vaste overtuiging is. dat ze beet
te genezen is, maar ze moet dé steun héb
ben va® Uw voorbeeld."
,.De® steun "van Uw voorbeeld," her-
haa'lde Jansmaa bij zichzelf, en denken
de aan zijn vroegere slechte voorbeelden,
zuchtte bij: „ja dokter nu ga ik haar hét
goeie wél voor, nu drink ik noodt geen
drank meer
„Beste man spréék daarover nu niet
meer diat weet ik wél
„Och maar het iis toch zoo. Toen Ik zoo
veel dironk ils zij ook gaan drinken, ik
ben er de schuld' van.
„Maar alk zeg U; ze is nog te redden,
doch ae 'aal eenigen tijd maar «een sanato
rium voor drankzuchtigen moeten."
Allerlei gedachten gingen Jon-sman door
het hoofd, (maar eene was overbearschend:'
„Dokter a.'s U dan. maar zorgt dat ze
naar een Katholieke inrichting gaat
„Ja afis die er maar was. Voor mannen
Is er een, maar voor vrouwe® nog niet"
„Hé een brief va® dien aalmoezenier
van de gevangenis"; de kapelaan las:
welnu zij heeft zridh to die gevan
genis uitstekend gedragen, ©oodat de
directeur zeer .tevreden over haar is, en
ik niet minder
„.Dat wil ik wel gelooven." sprak de
kapalaan in zichzelf, „zoo silecht was ze
toch naet. Als ze miaar geluisterd had,
was ze nooit zoover giekom-en." En voor
hem stond weer de (heéle geschiedenis,
•hoe Riika Hars in der betrekking als
winkeljuffronw te weelderig leefde; te
veel uitgaf voor zichzelve, voor haar klee
ding, om uit te gaan, en dat terwijl zij
toch (haar oude moe-Ier moest onderhou
den. /Hij had haar gewaarschuwd, dat het
zoo niet gtog. Ze had beterschap béloof-d,
maar was al spoedig weer hervallen. Was
weer vermaand, en *.verd toen kwaad, ze
•moest todh wat hebben, ze mocht gerust
er eens uritgaan „of iis dat zoo epg allis ik
eens met me aanstaande of met me vrien
dinnen een advocaatje of wat anders ga
drinken
Toe® was het vree6élijke gebeurd, de
huisbaas wou niet Sanger wachten.
En R.ikia had betaald
Bebaald met geld uit de® winked. O, ze
zou het als zé traktement kreeg wed weer
aanzuiveren.
Het kwam utt; het fedit dat ze gestellen
had', e® niet het feit d-at ze het stil terug
wou geve®, misschien gaf het nog wat
verzachting, maar gevonn-lad (werd ze.
De kapelaan lias verdien:
„•Nu wordt ze over vier weken ontsla
gen, [2® dik heb affle redenen om te gétoo-
vem, dat ze een nieuw leven zal beginnen.
Doch de giroote moeilijkheid zal wezen, een
betrekking voor haar te vonden
„Nou diat is toch wel wat zwart grie®,
me d/unk-t dat Jukt well."
En hij stelde zich in verbinding met ver
schillende vereenigingen in de naburige
stad.
Doch ®a eenigen tijd kwame® de ant
woorden, diat er rui ets voor haar te vimd'en
was.
Toe® geadverteerd! S® verschillende
couranten. Maar geen succes.
Zelf er op uit, doch niet geslaagd.
Wél had hij op zijn advertentie Rn op
zijn vragen van verschillenden geld ont
vangen, om haar te helpen.
De tijd naderde, en hij zocht in de
Pius-almanak naar een gesticht, waar ze
d-a® tijde/lijk ©ou kunne® geplaast wor
den, d-ooh vond het niet.
Schreef aa® ee® vriend, dié van zulk
soort zaken op d'e hoogte was, en kreeg
als antwoord: „Een Kaïtholiek gestróM,
waardin' vrouwen, die in de gevangenis
geweest zijn tijdelijk lcunne® wonden op
genomen, bestaat nog niet.
En juffrouw Mole® las h'et; fe® kocht
een bf.oem.pje.
Méheer, dié niets van drankbestrijding
•moest (hébben, las het; en betaaMe zijn
bloempje met ee® groot stuk' zijlver.
Het kVne miris'-e ln.s het: «n vroeg aan
moe een dubbeltje uit 'r spaarpot om
voor broertje ook een bloempje te kunnen
koop:en.
B. VAN LEEUWEN, Pr.
Gemengde berichten.
Van 'n nachtelijke patrouille en 'n bok-
kestaart. Men schrijft uit de Oengerbeuk
aan „Het Zuiden":
't Was avond. Toon en zijn collega, de
ijverigsten onder Hermandads dienaren in
ijver evenarend, op surveillance aan de
grenst Hun weg was duister: Geen enkel
manestraaltje vermocht door den zwaar be
wolkten hemel heen te dringen.
„Hun weg was smal", Smokkelpaadjes
waren de meest geliefkoosde plekken, wel
ke hun voet betrad. Maar geen ir^enschelijk
wezen konden hun Argus-oogen bespieden.
Geen smokkelaars waren op 't pad.
De dorpstorenklok kondigde in twaalf
doffe slagen 't einde aan van den afgeloo-
pen dag. Ook de dienst van ons surveillee-
rend tweetal liep teq einde en beidden
spoedden zich huiswaarts.
Stil fluisterend, dan weer even luisterend,
naderde® zij ons dorpje, verzonken in rus
tige rust. Wat was dat voor een geheim
zinnig licht achter een nabijzijnde boeren
woning? Weer even geluisterd! Stemmen
klonken zacht e® 't licht verdween in de
richting van het huis. Geen twijfel! Een
bende smokkelaare, dadelijk ditr huis ver
latend. zou dien nacht nog haar slag slaan
Ons tweetal heel vlug achter het huis ge-
6lopenl Toon achter 't schuurtje ©n zij® col
lega in een aangrenzende wei onder een
heg.
In ademlooze stilte zaten ze daar, de
ijverige politiemannen, wachtend op hen,
die komen zouden, de ooren spitsend naar
alle kanten! Maar ze hoorden niets en er
1 kwam niemand.
De boer, welke door de drukke werk
zaamheden op 't veld, dien avond had moe
ten bakken en daarom nog zoo laat in de
weer was, was onderwijl naar bed gegaan..
Onze twee vrienden wachtten en wacht
ten en werden door het lange wachten on
geduldig. „Toon!" klonk op eens een stem
onder de heg uit. „Ik ga naar huis". Een
oogenblik nog, zei Toon, nog altijd reke
nend op een flinke vangst, het zoete loo®
voor al zijn wachten. Eén duw eii het
poortje der schuur opent zich. Toons alles-
ziende blik waart rond in het duistere
schuurtje. Daar in een hoek op wat stroo
schemert iets wits. Hij treedt nader. Het
moet een zak meel zijn, die de smokkelaar©
welke zeker reeds vertrokken zijn, mis
schien hebben achter gelaten. Groot is mijn
vangst wel niet, maar toch de moeite waard
om mee te neme®," zoo zei Toon bij zich
zelf. En de daad bij het woord voegende*
wil hij het gevondene op zijn schouders til
len
Wat onheil! Het ding geeft een schreeuw,
dat Toon er van door gaat, het schuurtje
uit, door de heg heen en bewusteloos neer
valt in de armen van zijn collega, welke
een der smokkelaars reeds meende te heb
ben gearresteerd.
In plaats van een zak meel had Toon bij
den staart gevateen geitebok.
Het durè papier. De Delftsche winke
liers zijn blijkbaar nog slimmer dan die
van Haarem en Leiden. Want niet alleen,
dat de banketbakkers reeds lang voor klei
ne vouwbakjes voor taartjes 2 cent e® voor
groote 5 cent berekenen, de gewone bak
kers hebben zelfs in hun winkel een kaart
hangen, met verzoek aan de cliënteele voor
het inpakken van het brood papier te wil
le® meebrengen. De kruideniers hebben ar
voor de suiker weer wat anders op bedacht.
Voor verpakking en thuisbezorgen rekene®
zij 1 cent per pond meer. De vischhandela-
ren, dat men voor het bekomen van een
niet-schoongemaakt© regeertngsharing zelf
bordje of papier ,bïj zich heeft. De maat
regel, dien de Haarlemsche slagers namen
om aan het publiek te verzoeken bij het la
ten halen van vleesch of vleeschwaren
schaal of bord te willen meebrengen, ia
hier reeds lang genomen.
Het effect van een boterham. Het
effeat van een diilkken Ho-llliandselhen bol-er-
ham met „séhiiwk" bleek uit het volgende:
Een Rus kwam in Nieiuwéhagen (L.)
over de grens* dioch toen hij onze solda
ten zag, was aan hulden geen. gebrék. Mi)
meende nog In Dultsdhland te ©ijn en weer
tereciht gefkomen- te ©ijn i-n ha® den vajn
BuifoscGie soldaten. Naiets kon den Ru®
overtuigen, dat hij i-n Nederland' was en
het huilen bleef maar aanhoudenToen
kwam ee® vrouw op een lumineus Idee.
Zij kwaon pOots met ee® stenigen boter
ham met ham bij den. Rus. Toen was all
©ij® twijifefl verdwenen en bij sloeg Ren
k-uitenfliikker van vreugde.
Doodetijk ongeluk. Terwijl dé werk
man Te® Wiinkel Maandagavond bij het
station te Hoorn, achter een goederenwa
gen Mep »:<m lichten «langs de spoorlijn
-te d-oove/i, bracht de machinnist dezen
wagen in beweging. Ten W. geraakte on
der d'e wiel.en, waardoor hem beide ben
nen werden afgereden. Güstermorge® ia
hij o-verleden.
Lijk opgevischt. Te Maastricht ié
Woensdag uiit dé Maas het lijk opge«-
vischit van ee® jonge® man van ongeveer
20 jaar, gelkleed in een blauw werkmans
pak.
Lijk aangespoeld. Men meldit van
Texel, dat nabij stnandipaal 14 op het
strand het lijk van een man is aange
spoeld-, naar.de k-leecKing te oondeelen een
Fransehen vlieger. Het lijk was gekleed
to een jekker va® m-arilnebil'auw, met ge
ruite, gele voering; op de omgeslagen
mouwen een in gouddraad gestikte vo
gel, voort® 2 liggende strepen van goudr
FEUILLETON.
Een gevangene.
Buiten hoorde me®- het géhiinnik diör on,
geduldige paarde®, de kreten, de vlo-eken
keil van hun Jcoétsd-era, liet .gonzend ge-
jraat eemer aangroeiende menigte, en ein
delijk van tijd tot tijd het rijden van- een
zwaren wagen, welke langzaam heen
trok.
Weder verstomd e diet geraas en ik vroeg
mij. af, of lik dlien diag Soms vergeten
^erd, toen men plotseling mijn cel binnen
trad en mij beival, d» voorwerpen dtie'mij
tekoordlen te nemen en den gevangenbe
waarder te volgen. Dit was spoedig ge
daan, Q-aiar ik niiiets beaat, dan de kleede-
rsrb welke ik -op den dag mijner gevan-
g^uemmg droeg. Wat die eeniige. taak,
welke voor mij gewicht had en- mij dier
baar was, betrof, namelijk mij® h-andr
"schrfift, dat had ik reed® vóór mij ge-
Plaatst, daar ik élk oogenlblSk verwachtte
Wegjgevoerdi te wiord-en.
bk bevond mij met eenfige gevangene®,
met wié ik dé verandering van plaats zou
ondergaan, <ten griffier, en Haar ver-
Damen wij, diat wij naar -Ia R-oqu-ette aooi-
oen gevoerd w-orden, de gevangenis der
•tor dood veroordeelden e® men verborg ons
Jitot, dat wij onder dién naam overge
bracht werden.
Onize gevangénbewaarders hielden niet
°P de rechters te vervloeken en zeilden
,r luid, dat zij ee® goede straf ver-
u611 611 ^,&ze hu-n te wachten stond.
M^q dééd o®s bij twaalf- r>f vijifttemtal-
etappe® to bestelwagen® van den
spoorweg: er sc-henen te weiniig gevan
genen wag ens «te zijn voor de woede tier
r eg eeringsmannen
Hef was een vreemd schouw-spel. Daar
waren in di-e wagens menschen van aller
lei stand;: ,priacltero, leeken^ nuilf.'taiilren,
en iedereen beschouwde de zake® -van zijn
standpunt.
De militairen, die geen persoonlijke
ontroering gevoelde®., verwenschtem ie
schurken, di-e Frankrijk o>nteerden; het
was hun onverschillig gefu&ileerd te wor
den, zoo zeiden zij; als zij maar van te
veren wisten-, dat die lafaards verwon
nen werden door onze troepen. De pries
ters, alle® k-a1m en waardig, pommigen
mot eon merkbare verhevenheid van blik
on taal, d-rukten de hoop uit. tïat., indien
wij gedood' wende®, zooals voorspeld v- as,
en zooals de dronken garde i>ns voortdu
rend in grove bei-eedigtogen toeriepen,
het offer van zoovele onschuldtgen van
God de overwinning zou verkrijgen vah
de reéhtvaardiigdieiiid. De leekm spraken
weina-g en sdhenen somber en terneerge
slagen tussdhen die beide soorten vami heü-
dendi-e toch zoo verschiill-ernid waren,,
maar wnér edelmoedigheid' zich op 'dat
uur schee® te vereenigen.
Voor die eerste maal Ana® mijn leve®,
had ik ee® gevóél va® innige® spijt, ooi'
dat ik n-M dat nederige kleed droeg, dat
imij todh zoo roemvol toescheen.
Ik hteud er spijt over, dat. Haar ik was
geroepen om onschuldig te steawc®, het
niet was in dé hooge waardtghéid van
dienaar Gotdls. Ik dacht er ech'ter met
vreugdé aan-, dat ik i® ee® hiuiDs Gods gé-
varagie® genome® wias, en dk besloiot te
sterven, dde eer waardig.
Het was reeds volsilagen donker, toen
wij te Roquette aankwamen. Me® wtberp
ons in de oellen to plaats dat men er ons
uit eigen beweging deed ingaan. Daar
zate® wij zonder lidht, zoodat wij niet
eens ee® onderzoek k-onde® instellen naar
onze verblijfplaats.
Wij mo-esten rondtasten.
Dat het «donker in mij® oeil was, kwam,
omdat het dagltiéht geweken was, maar
ik had ee® tamelijk groot venster be
merkt en de muien ware® .vrij helder,
maar geheel naakt.
Eindelijk vond ak na ©enige mtouten
zo ekens ?-'et3, dat mijn bed moest zijn, en
ik legde mij neder daar ik niets anders te
doen had.
Zo® die nacht de laatste va® mijn leven
zijn? Zouden wij bewaard zijnv tot ee®
groote slachting, welke den volgenden dag
zou plaats hébhen?
Dat waren de eerste gedachten, die mij
5n d-en geest opkwamen.
In aflle geval scheen de dood mij zeer
nabij te zij®-: ik verhief dus mij® ziel tot
God, en wierp mij in ee® van die oceaan®
van oneindige verlangens naar grootheid
en zedelijke schoonheid', waari® ik zoo
dikwijls verzonken was. Meer dan ooit
gevoelde «ik mij aangetrokken naar de
toppen, die den hem él naderen en voor
de eerste maal na de® da®, waarop ik
o.p het plag véld.1 viel, hoorde ck de stem
■Gods, dde mij tot Zteh, riep.
Ik sto®d' dadelijk op, e® op, Ge knieën
vallend, gaf ik mij geheel over aa® den
stroom, die mij medevoerde.
Ik aarzelde niiiet m-eer; te® spijt van de
diepe d/u/as/teirmils va® de® nacht, gevoélde
omgeven door ee® zuiver llidht, dat
mij dén geest e® het hart verlichtte e®
koesterde.
Ik izag mij i® het aanschijn van- den
dood, maar was kalm, gelukkig em
trotsch. Mijn vader, mij® moeder... e®
Berh-a ook, waren voor mij ©oiovete offers
welke J'k aan God opdroeg m-et een vol
maakte vreugde, hen deelachtig makend
aan mijn martelaarschap maar ook aan
mij® roem. Ik was in ee® soort vervoering
en geestverrukking, ten volfle er van ge
nietend. mij® weg gekozen te hébben.
Noodt in mijn leven, h-eb ik ee® vreugde,
gelijk aan dde va® dat oogenlbltik, go-
smaakt.
Maar waarom schenen dat geluk en die
vreugxte reeds bevlekt m-et eenige scha
duw... De géhenmzmnige stem roept mij
nog en -sohijnt mij Xe zeggen: Ga toch,
hoogor. verdier!....
Verder! hooger!maar waarheen
dan?Wat writ Gij da® Heer, wat ka®
ik nog meer doe®, wat kan ik U geven?
Ik héb niets meer da® mij® Lieven, e® het
léven va® mijn hort!
,.Uw wil, uw Have® in het leve®", zend-e
de ihwendiiige stem..
Daar kwam een iicht op in In ijn geest...
Werkelijk, i'k kon nog ee® offer brenge®,
en het scheen mij zeer groot toe, want
een kond zweet kwam mij op de sf.apeu.
Ja., het heeft niet veel te beteekenen,
mijn leven op te offeren, wanneer de dood
onvermijdelijk iö, liet ds hjïeits mij® liefdé
an genoegens aa® God op te diragen, ter
wijl ik op het punt sta, va® deze aarde
weggenomen te worden; maar het was iets
onnieteCijk groots, wanneer die mogelijk
heid mij gegeven was, hen te beh'o-uden.
Daartoe riep mij dus de sjjem, welke
mij reeds zoo dikwijls i® de war had ge*
hracht.
Ik had Kcht gevraagd'.... het was aann
gebroken... mi moest ik voldaan zijn.
Neen, ik was wiet voldaan, wan-t het
scheen mij toe', dat de bro® der edelmoe
dige verlangens, wellke ik zoo trotséh I®
mij gevoelde, in mij gesteld1 was.... i® één
woord, de moed bntbrak mij.'
Hoe! afzien van zulke wettige, zulke
zuivere, zulke heilige genoegens gelijk ik
a® bet verschiet had? Verzak-e® aan het
'leven, dat reeds wa<s toegewijd' aa® het
goede, aan dé verheerlijking von den H.
Naam Gods, aa® de unflbreiding v-an Zijw-
rijk onder de ©feilen, rieden, welke ik va®
de mijne gemaakt zou hebben? Was dit
reeds niet Schoon?
En toch meende ik dit alles opgeofferd
te hebben, door aa® Bertha haar woord
terug te geven, maar ik zie nu, datik.
terwijl 5k zoo handeldei, in den grond,
mijns harten de hoop overhield, dot het
offer tooh nooit geheel en al werkelij-k'hedld
zou worden.
Maar ik had God willle® begrijpen,: Uk)
had Hem verplicht mij te antwoorden, op
Zijn beurt wensdhte Hij va® mij een bo-
-slu-it.
Bijna de géhéelle nacht verliep in ceö
koortsachtige 12® wreedé opgeiwondénheditL
Eindelijk strekte ik mij, uitgeput van ver
moeienis, op de® grond uilt. herhaaldelijk
prevelend:
„Mijn God, Gij wéét, dat ik U beminr1
(Wordt vervolgd.!