Weede Blad. BUITENLAND. De Oorlog. BINNENLAND. lAARGANÖ No. 19 90 aterdag 22 April ISI8 s= Een ernstig woord. ■(Ingezonden.) VII. tie an propaganda. De ach- nJ, die er bestaat in onze arbeidars- ing, is voor een groot deel te wijten, gebrek aan voldoende propagan- en aan het gebrek van saamhong- ussclien onze vakorganisaties onder- toch is het geval? irop. club ,,St. Bonifacius" van ae® K. Volksbond heeft reeds veel werk Op het terrein der vakorganisatie haar sporein reeds vetrdiend. Ook lec luurverspreidtng betreft, Ik an zij dag komenl Duizenden Chr. acties Illustraties enz. heeft zij verspreid orgcL Door deze lectuurpropaganda, wegens het missen van voldoenden leelen steun, is reeds voor een groot fslag op de propagandisten gelegd, ir de intensieve propaganda vakbeweging het huisbezoek ler is geraakt, voor willen wij de propagandisten H. Bonifadius" geen verwijt maken is de vereéniging er financieel gen en ten. tweede zijn er ver- ine harer leden in militairen dienst, het Mt is en blijft: er is een „te- aan propagandisten, noet aangevuld worden! ;i aangevuld uit de ieden dar var- ide vakverecnigingen. :e propaganda is geen eenheid, tiding. Ieder werkt te veel op zich De meesten begrijpen blijkbaar t Kathoflbek georganiseerd zijn van tholiek Metaalbewerker van even- belang is voor de Katholiek georga- typografen als voor de overige ek georganiseerde metaalbewer- juiste inzicht in de beteekenis der iatie mankeert bij sommigen rog- Immers, onze vakbeweging heeft ien een stoffelijk doel, haar doel is «lelijke en het stoffelijke welzijn eden te behartigen. Dat wil nu niet fdat de stoffelijke belangen sd worden. Integendeel! ïeer de eene Kath. georganiseerde iDg zou hebben bij het principieel iron van de overige arbeiders, zou dan onze vakbeweging K a- k moeten zijn? Immers, de strijd oerd wordt op deze wereld, gaat om listelijke wereldbeschouwing. De het terrein der vakorganisatie is een onderdeel, en wel een zeer nu de vakorganisatie in zich de kiem voor de denkwijze van deo. over de economische en politieke ukken, daar is het duidelijk van belang, èn voor de economische èn politieke vraagstukken, het prin- diiKatholiek organiseer en der arbei- om moeten onze Katholiek georga- ri; lm eens wat meer om zich heen ïak-egoïsme moet wat temperen! i moeten onze bijna 500 g.eorgani- arboidcrs eens wat meer daadwer- propaganda voeren, en niet alles En aan het bestuur of aan de pro- ,el aclub, met de gedachte „het komt orde." hE elke wijze kunnen de vakvereeaai- tnwji het beste de propaganda En op wélke wijze kan de Prop. club de propaganda voeren èn voor de Pens èn voor de vakorganisatie? Hoe denken wij ons in, dat de propa ganda zoo doeltreffend mogelijk gevoerd zal kunnen worden? lo. Dat een groot aantal lid wordt van de prop.club St. Bonifacius. 2o. Dat iedere vakvereeniging een of twee vertegenwoordigers an de prop.club be noemt, waardoor er contact is en blijft tussehen de prop.club en de vakbeweging. 3e. Ieder vakvereeniging richt een eigen prop.club op. 4o. De prop.club wordt verdeeld in twee afdeelingen één voor de leotuurver- spreiding e>n de andere afdeeling voor de vakbeweging en wat daarbij korrrt. Om uit bovenstaande een keuze te doen is niet gemakkelijk. Willen enkelen onzer propagandisten ons daarbij helpen? Alvorens dan onze eigen meening daar over te verkondigen, zullen wij eerst af wachten in hoeverre er belangstelling is, in deze zoo voorname en ingrijpende kwestie. De geachte Redactie wil waarschijnlijk wefl voor de doorzandrmisr der eventueel binnenkom en-de correspondentie zorgen. LEIDENAAR. Van het Westelijk oertogsterrein. Van het slagveld. In de „Voasische Zeitung" vertelt dr. Max Osborn van den strijd om „la Wavril- le", een begroeide heuvel ten noordoosten van Beaumont, ten zuidoosten van het groote Cauresbosch gelegen, een plek, dien men op de stafkaarten te vergeefs zal zoe kerl en waaraan toch voor wie haar ken nen vreeselijke herinneringen verbonden zullen blijven. We zijn op onzen tocht don zuidelijken rand van het bosch genaderd. Nog spreekt aiLeo van den woosten geweldigen oorlog. Een Fransch kerkhof duikt op. 't ls als in zoo vele dorpen en kleine steden, kran sen van ijzerdraad, porseleinen bloemen in ronde doozen, Een marmeren gedenk zuil trekt de aandacht. „Ice repoue mon fits chAri"' staat er in goudan leuaron. op te lezen; op een verweerd kruis ontdek ik de woorden „Sépulturne allemande". Waarschijnlijk is wie daar sluimert reeds in heit najaar van 1914 gevallen toen de loopgraven nog niet gelegd waren. Een eindje verder is een nieuw graf gegraven. Tijd om het klaar te maken was er nog niet. Vandaar dat slechts één enkele ont kiemende tak in het hoopje aarde werd gestoken. Een Duitech soldaat ontschorste een gedeelte vaji de twijg en schreef met potlood de woorden die mij wonderlijk doen ontroeren: „Hier ruht in Goitt ein tapferer Ftranzosz". Voortdurend zien we onder de puinhoo- pen lijken van vijanden. Heel wat men- schenlévens zijn hier te loor gegaan. Wij komen, langs een uit beton opgetrokken huis dat door de Duitschers beschoten werd. Een granaat heeft de muren doen instorten. Thans zijn onze jongens bezig den boel op te ruimen en daarbij vinden ze niet minder dan twaalf lijken. Een eind je verder schijnt in een half platgeschoten huis een officier zich ingekwartierd te heb ben. Ik wil hem opzoeken, maar hij is niet thuis. Even een kijkje in zijn „huiskamer" genomen. Aan den houten muur boven de ruwe tafel prijken de portretten van drie kinderen en hun moeder, daarboven hangt met potlood geschreven de aloude spreuk: „Wees getrouw tot in den dood, zoo zal ik U de kroon des levens schenken". Tot in den doodl We hebben het bosch verlaten. Scherp zijn thans de boomen begrenst. En voor one ligt een kale heuvel. We loopen verder en dan plotseling genieten we van een schitterend panorama. Voor ons, een wei nig in de diepte, ligt Beaumont, daarachter een donkergroene bergmuur, meer naar het midden de heuvelenirij van Louvemont met duidelijk omlijnd het dorp van dien naam. Rechts meer westelijk de „Cóte du Poivre" en lings de scherpe omtrekken van den Douaumont. De geheele streek ligt on der zwaar artillerievuur. Van allo kanten dondert en huilt het. En midden in het oorverdoovend lawaai hoor ik nu en dan he® tak-tak van machi negeweren. 't Klinkt alsof het vlak boven ons is. En inderdaad moeten we het daar zoeken. Duitsche en Fransche vliegers be vechten elkander hoog in de lucht zonder dat er van hunne vliegtuigen met het bLoo- te oog iets te ontdekken is. Rechts en links van den kalen heuvelrug die zich in Zuidoostelijke richting aansluit aan hat Cauvre-bosch zijn twee kleinere dat van Fay, het oostelijke heet „La Wa- vrilla". "'Toen de troepen dia hier moesten aanvallen tegen half twee in den middag naderden, scheen het alsof de Franschen in den aanvang hunne bedoelingen absoluut niet begrepen. Geen enkel schot werd ge hoord. Voorzichtig slopen de Duitschers verder, maar toen ze een paar honderd meter gevorderd waren, bars Ma de hei los. In het lage kreupelhout zajten massa's Franschen. De zoom van het bosch was „doorspekt" met machinegeweren, 't Was of er een hellevuur ontbrandde, en meer naar het zuiden tussehen Beaumont en heit Forêt de Fosse stond een batterij, die als waanzinnig op de Hessische jongens losbrandde, 't Werd een kruip en en slui pen zonder meer. Dekking was er niet te vinden. En toch moesten de jongens blij ven schieten; moesten ze trachten de draadversperringen door te snijden. Gelukkig dat we onze „granaatgaten" hadden. In een zoo'n gat vonden zeötien kerels bescherming. Een kapitein, die verleden jaar den slag bij Arras meemaakte, zeide mij, dat Wa- vrille véél, veed erger geweest was. Dat floot en gierde en kermde en huilde dat hooaen en zien je verging. Kranig hebben de Fransche zich geweerd; maar 't mocht niet baten. ODze ker©lo wisten aiUe hinder nissen ten spijt door te dringen. Negen machinegeweren hebben we buitgemaakt en eenige honderden gevangenen, 't Scheen of de Franschen plotseling al hun weer standsvermogen verloren hadden; om half vijf des middags was hat bloedige werk verricht. Wavrille bevond zich in onze handen... Op Zee. Do duikbootoorlog. De xn ar Lne-me do werker van de „Times" wijdt een beschouwing aan de verscherping van den duikbootenoorlog. De lijst der slachtoffers, zegt hij, wijst duidelijk uit, dat de verscherping met volle kracht voort duurt. Gedurende Maart werden 30 Briit- sche stoomschepen tot zinken gebracht met een laadruimte van ruun 60,000 ton; een darde van het verkies was aan mijnen te wijten, maar verreweg het grootste deel aan torpedéering. Het is te vreezen, dat deze maand de verliezen nog grooter zul- iLerni zijn. De aangewende middelen en die doeleinden zijn dezefJde gebleven als vroe ger. Het aftreden van Tirpatz heeft niet de minste verandering daarin gebracht. De duokbootenbiokkade van 1915 was hoewel zij eemri« succes had. van geringe uitwer king voor zoover het haair oorspronkelijk doel betrof: het afsnijden der verbindingen van Engeland. Bovendien leidden zij tot moeilijkheden met onzijdige landen, waarmee de ontwer per geen rekening had gehouden en waar voor hij wellicht ook onverschillig is ge weest. Het is mogelijk, dat de rijkskanse lier een vernieuwing van de duikbooten- actie wenschte te voorkomen of althans een verzachting der methoden verlangde, wil de Britse he schrijver het bewijs hebben gevonden in zisn laatste rede dat hij geen rem heeft kunnen aanzetten maar de po litiek van den ontslagen admiraal heeft moeten aanvaarden. Slechts door tegen vijanden en onzijdige® zonder genade te werk te gaan, kan Duitschland er in sla gen den transp otrthandel en het vraagstuk der laadruimte werketlijk moeilijker te maken. Hat zou onlogisch wezen om te veroorlo ven, dat de iegcnwooridige hevigheid der actie het werkelijk» perspectief der om standigheden en dar waarschijnlijke resul taten voor den beschouwer verduistert. Men. moet verder zien dan de dagelijksche feiten en zich in herinnering brengen, dat atle ervaringen tot nu toe hebben aange toond, dat alle verrichtingen der duikboo- tem stijgen en dalen binnen wel begrensde lijnen. Indien de verscherping der actie blijft voortduren, is dit ongetwijfeld te wij ten aan een verbetering van de duikboo- tan. Deze schijnen thans zelfs in staat te zijn om niet alleen torpedo's af te schieten maar ook om mijnen te leggen. Waar schijnlijk is dit de oorzaak van anders niet te verklaren ongevallen. Nochtans blijven voor de aertae nog steeds dezelfde moeilijkheden bestaan, die door den aard dar schepen wordt veroorzaakt, als vroeger. Deze moeilijkheden kunnen niet uit den weg worden geruimd. De schrijver tracht dit aan te foooem, nam, de hand van een varslag van den bevelheb ber der Amerikaansche duikbootemvloot, schout-bij-nacht Grant. Aan den anderen kant erkent hij, dat het thans ook noodza kelijk is geworden met veel meer kracht dan ooit te voren tegen de duikbooten op te treden. Tevens hoopt hij dat het onge duld der onzijdigen spoedig een ad ie van deze ten gevolg» zal hebben tegen het roe keloos ontreden der Duitschers. Frankrijk. De oorlogsindustrie. De Engelsche oorlogscorrespondent Wanner Allen spreekt met groote bewondering en waardeering in de „Daily News" over de wijie, waarop Frankrijk zijn door den oorlog in 1914 met lamheid geslagen industrie weer overeind zette. Toen, schrijft hij, de Duitschers in Augustus 1914 de rijkste industrieprovincies van Frank rijk bezetten, was Frankrijk op eens een van zijn rijkste hulpbronnen afgesneden en wel van zijn kolenvoorraden voor 70 pCt., van zijn ijzererts voor 90 pCt., van zijn gietijzerpro ductie voor 85 pCt. en van zijn staalproductie voor 75 pCt. Bij die ellende kwam nog de noodzakelijk heid zich een geheel nieuwe oorloge machi nerie aan te schaffen en zich als het ware onder het oog van den vijand nieuwe strijd middelen te vervaardigen. Het werk dat daartoe gedaan moest worden, kan men, zegt Allen, het best uit de volgende betrouw bare ciifera opmaken. Sedert 1 Aug. 1914 bedraagt de projectielproductie in verhouding tot de normale cijfers: zware granaten 44 maal zooveel, zware kanonnen 33 maal zooveel, veldartillerie (75 cM.) 23 maal zooveel! De ataatskruitfabrieken, die feitelijk voor geen groote uitbreiding vatbaar zijn, produ- ceeren thans het dubbele. De productie van de andere fabrieken in Frankrijk verzeven- voudigde sinds 15 Mei 1915 en bedraagt thans het 23-voudige van de eerste oorlogsmaand. Engeland. Hot leger. De mjilüaóra medewerker van de Man chester Guardian" vindt, dat bet Engel- 6che lesrer tot dusver ee® droevig figuur maakt en. hij spoort de oorzaken daarvan ca. Hij zat uiteen, ctet het offensief in Ar- tois totaal mislukte hoofdzakelijk door de fout van French, die zijn hoofd reserves achter den linkervleugel opstelde, waar. door deze te laat kwamen, om het succes op den, rechtervleugel uit te buiten. Frmch werd a&reze»t on door Douglas Ilaig ver vangen, dóe het met French cleans gewoesl moet zijn. Wij haarden, vervolgt schrij ver. in dezen oorlog veel van Iroepcnma»- sa's en munitie, doch weinig van onzen gemena-kan staf. die zeer zwak bleek. Rantsoenen voor hett heef a land. Wegens don groote® nood in do gezin nen der gehuwde gemobiliseerdcn, doel de ..Globe" ón allee ernst het voorstel, naei aMeen een moratorium dn te voeren, maar een „Stop everything". Er zijn huizen en voedingsmiddelen genoeg, meent de schrij ver, alleen geld ontbreekt. Tijdelijk moei het geld geheeC uit het verkeer gebannen worden en alle betalingen ophouden tot ongeveer zes maanden na het sluiten van den vrede. In den tusschemitijd moet da Staat ad'le inwoner» naar de mate van hunne behoeften en overeenkomstig de voorhanden voorraden voeden. Als ver goeding zullen de inwoners moeten wer ken en als ze dat wtógerem, moeten hun eanvoudrie dei rantsoenen worden onthou den. Hot blad meent, djat deo» toestand beat eenige maanden is uit te houden. Na he* eind» zal aJles weer in hot oude gareel ko men en er zullen enkel eenige maanden •voor geddophooping verloren zijn gogaaav Een proefneming lijkt ons vooral ia andermans land niet waardig. Hoelang zal de oorlog nog duren? Tot Febr. 1918? Volgms den proleet Daniël tal de oorlog bij 't eind der wereld duren, één tijdperk, twee tijdperken en de helft van een tijd perk (VII—25). De H. Hieronymus houdt bet er voor dat door één tijdperk hie* bedoeld is één jaar, dus één jaar, twes jaar en de helft van één jaar, dat ia te zamen 3% jaar. En St. Joannes schrijft; De H. Stad zal gedurende 42 maanden met voeten getreden worden (Openb. XI2; XIV5.) dus 3*6 jaar. De groote geloofa- vervolger Antiochus Epiphanes, een anti» christ in 9chets, woedde ook 3V6 jaar. De laatste strijd der Joden tegen Vespasianua en Titus, waarbij Jeruzalem ten onder ging, door Christus zelf aangewezen als een beeld van de strijd der laatste tijden bij den ondergang der wereld, duurde ook 3% jaar. En nog meer vervolgingen en oor logen van beteekeuis zijn in de geschiede nis aan te wijzen, die omtrent 3V4 jaar vulden. Deze bevindingen kunnen wellicht ons versterken in de meening dat de eind- vervolging 3^£ jaar zal duren. En de te genwoordige oorlog ook 3V£ jaar? God weet het. 't Zou wel merkwaardig zijn als 't 3V4 jaar zou wezen. Uit „'t H. Land" uitgave des H. Landstichting 3de Jaargang 1916» laatste aflevering. Nederland en de Oorlog. Er is meer Teedanvroeg^r. Uit alagerskanngen schrijft men aan A ..Msbd.": Deae meaning ward vorige week zoo be slist mogelijk door hot Correspondentie- Bureau verkondigd, oender mededeeling, dat de rundveestapel hier te lande buiten gewoon groot is en de itot dusver plaat» gehad hebbende uitvoer van rundvee ca rundvleesch onzen veestapel allerminst heeft cloesi afnamen. Om dit te-bewijzen werden eenige cijfers van uitvoer genoemd loopende over e tijd vakken 1 Januari 1913 tot 1 Maart 1914 ca 1 Januari 1915 tot 1 Maart 1916. FEUILLETON. Beproevingen. rende de terugreis wisselde men eani^e onbeduidende opmerkhv osamenhangend gesprek "wilde zich Hfcinaen. Denkende naturen ver- de ontvangen indrukken en ma- lich daardoor eigen. Is dit niet hot V* din treden verstand en kunstgevoel achtergrond, en b'ijft slechte be- ng van nieuwsgierigheid over. Men Sp an van het een naar het andere om te vergeten. M ruwe weer, dat de laatste herfslda- overgang itiot idteai winter mef «brachten, hielden mevrouw Sterns •.vjtteer on meer aan huis, en nog kon zij top den namiddag d arm van haar zoom een wande- "P1 door de lanen van den Thier- Oöliïk-en omgang had mevrouw tf ^hts weinig, maar Ernst was, tai-.icv ate in zijne zaken, reeds - kei i Hij werd dikwijds gegroet en -r ^nn il® het voorbijgaan zijn moe- nieuwsgierig op. Het rustig uiterlijk der moeder naast de frisscbe jeuigd van Roberta be- f^erri?sn en, zonder het te vermoe- *jl de dames hel. humme bij tot jtöi' zaak. Hülisdorf h.od goed ge- oen menschenk-enner te zijn. iÜL besteedde haar tijd gedeelte aan het vervaar digen van warme ktee&imgstukken voor d» armen van Grooi-Heimsdorf, zij ward hier bij door Roberta geholpen. Toen zij nog in hunne vroegere woonplaats waren, had den zij jaarlijks met Kerstmis voor de be- hoeftigen gezorgd, zij wildon dit ook nu nog blijven doen. Grunert. die daar bleef, zoolang het voor de belangen van mevrouw Stern tb al wan schel ijk was, zorgde voor de verdoe- liner. Th<%esLa «in haar broeder brachten den Kerst-avond bij de Stem that's door; hier door wilde Ernst zijne moedor het onder scheid met de vroegere Kerstfeesten min der doen gevoelen. Hij gaf moeder en zus ter talrijke aardige kla in ugh aden ten ge schenken, die vooral de jeugd zeer beval len. Hül-adorf legde met juist tact uitgele zen bloemen op de Kersttafel en Theresia overhandigde Roberta een portefeuille, waarop zij op meesterlijke wijze een bloem ruiker had geschilderd. De portefeuille zelf bevatte verschillende fijn bewerkte land schappen aan den Rijn. Dit geschenk van Theresia scheen Ro berta miesar te verheugen dan alle andere geschemken. dc'e zij gekregen had; zij kon zich maar niidt van de teekeningen schei den. ,,Zoo vendiept in beschouwing?" vroeg Hülsdorf, die onbemerkt naast haar was komen staan. „Het zlfl mijne zuster ver heugen tie zi-em, (dat deze kleinigheid u zoo zeer bevait. „Theresia had' mij miert, moer genoegen kannen doen; zij bezit de gelukkige gave, overal het imiste te treffen." „Eene eigenschap, die aèker niet ieder een bezit. Maar dit geval was niet moei lijk: wij kennen alHien uwe voorliefde voor die schoon» streken en gij behoort noet tot die naturen, die ontvangen ómdrulkkem ge makkelijk vergeten." ,.De bewoner der Rijnprovincie hangt zijn vaderland aan en houdt onder een lichtzinnig en vrootlijk uiterlijk een warm hart verborgen. „Ja, ja, het voik heeft diaar nog veel van zijn eigenaardigheden bewaard. Dat rusto- looze jagen, de koortsachtige spanning naar fortuin, waarin wij leven, is daar nog niet bekend. Gelukkige manschen! Zij kunnen het leve®, nog licht opnemen en zijn met •eenvoudige ontspaaningen tevre den. Hoe lang echter zal dit duren?" „Wat ee® vraag, Hülsdorf 1" riep Ernst, op ben toekomend. „In de maatschappij dringt allies naar voren, voor verdere ont- wikkdltng. Wat blijft staan, gaat achter uit, wordt miinder. Hebt gij mij dit móet dikwijls gezegd? Maar, laat eens zien, Ro berta.... Gezicht op "de® Rijn van den Drachenfels. Goed geslaagd, treedt prach tig in het licht juist als dien avond verleden zomer, toen wij daar waren. Hoe kwam vader er eigenlijk toe, om zich bij eken vreemdeliing aan te sQuiten? Ik heb dat nooit juist gewalen.... Overigens een net man. Heb je later nog wel eens iets van hem gehoord?" „Neen, nooit", hernam Roberta met. in spanning. Zij wiLdie onverschillig schijnen, maar gevoelde, 'hoe haar onder den door dringenden blik van Hülsdorf, dóe onafge wend op haar bleef rusten, het bloed naar hert hoofd steeg en haar voorhoofd en sla pen met een verradenüijk donkerrood be dekte. Huer was een plaats in haar hart, die bij die minste aanraking smartelijk word aangedaan. Zou dat ooit andara worden? Zou zii ADfired vo® WüMarn ooit terug zien? Of zou hij baar, als dit ooit gebeur de. misschien onverschillig' tegemoet tra dien? Hoe dikwijte had zij dn gedachten dien dag nogmaals beleefd en getracht een antwoord op deae vragen te vinden, zonder dat hoofd «n hart hierbij in over eenstemming konden komen. Wten vasn bedden zou zij geloovan? De zware beproe vingen va® dan latere® tijd drongen doz© gedachten een weinig terug, maar het ga- zicht eener teekendng was voldoende om ze te doe® wedericeeran. Daarbij kwanten de vragen van haar broeder en da eigen aardige blik van Hülsdorf e® om hare verwanring te kunnen verbergen in de zorg voor hare gaste®, spoedde Roberta zich naar de theetafel Do volgend» dage® brachten voor de compagnons ernstig» werkzaamheden mede; bij het einde des jaars maakten zij hunne eerste balans op. De berekening kwam gunstiger uit, dan zij gedacht had den en dat, niettegenstaande Hülsdorf eenige twijfelachtige posten schrapte. Hij verklaarde, dat dm dit boek. dat slechts voor he® beide® bestemd was, alles hel dor en zeker moest zij®. Stemt hal deelde deze meaning niet .ga- heel en al. maar Hü'sdorf vf/zelcerde, dat, als do zaak later oen gunstiger verloop had, het beter was eon voordeeltje te heb ben, daal in hot omgekeerde geval zich te ilen r gesteld te 7tien. Daar werd aan. do dour gak'opt, die be diende trad binnen. ..Wat lis er, Bühmert?" zeide Hülsdorf, „•k-heb toch gezegd, dat wij niet geboord mochten word*®, en wij heden rrémand wPinschte® te ontrvamgoo." „Zeker, mijnhear flilisdorf dat heb ik dezen heer ook TOoemutiTen gezegd, maar hii verzekert mijnheer Stem thai noodza»- fcelijik te moeten ep reken. Hier Ls zijn kaartje." ..Todh zekor genu *an enzst klonten bei- ten de stad dan mownen we al een uitzondering maken. Wie is het, Stem- ttialT Grunert. on®e oude, trouwe Grurw-rtT riep Eraet uit „Laat hem gauw binnen.* Hij ging den binnentredende zelf tege moet. ..Welkom 1® Berlijn, oudle vriend!" rfep hij en drukte hem warm de hand. „Wat voert u och naar hier, in zulk een slecht jaargetijde?" „Hm, voor iemand zooala ik is dit d# besta tild om te reizrm. mijnheer Ste-tHhad, dk heb nu mijn handen tamelijk vrij", ver zekerde Grunert. „Maar toch had ik ver schillende redenen voor mijne reis. Voor aJIes: hoe maakt hort mevrouw uwe moeder en juffrouw Roberta?" „Heel goed, zooala gij zrtf zien ztrtt Heeft misschien alflee® de wemech, u daar van te overtuigen, u naar hdex gavoerdP schertste Ernst „De hoop, beide dames te zien, lieett werkelijk tot mijn besluit bijgedragen, dM loochen ik niet. Maar is dat indet heel na tuurlijk? Juffrouw Roberta heb ik als kind op de armen gedragen., en mevrouw uwe mwdjar.de stam stokte Grunert j® da keel. „Overigens breng rik trvré moeder da rest van die koopsom voor Grocè-HalrnofW dorf", ging hij na eenige oogenbtktum voort. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1