Weede Blad.
BUITENLAND.
De Oorlog.
BINNENLAND.
lAARGANÖ
No. 19 90
aterdag 22 April ISI8
s=
Een ernstig woord.
■(Ingezonden.)
VII.
tie an propaganda. De ach-
nJ, die er bestaat in onze arbeidars-
ing, is voor een groot deel te wijten,
gebrek aan voldoende propagan-
en aan het gebrek van saamhong-
ussclien onze vakorganisaties onder-
toch is het geval?
irop. club ,,St. Bonifacius" van ae®
K. Volksbond heeft reeds veel werk
Op het terrein der vakorganisatie
haar sporein reeds vetrdiend. Ook
lec luurverspreidtng betreft, Ik an zij
dag komenl Duizenden Chr. acties
Illustraties enz. heeft zij verspreid
orgcL Door deze lectuurpropaganda,
wegens het missen van voldoenden
leelen steun, is reeds voor een groot
fslag op de propagandisten gelegd,
ir de intensieve propaganda
vakbeweging het huisbezoek
ler is geraakt,
voor willen wij de propagandisten
H. Bonifadius" geen verwijt maken
is de vereéniging er financieel
gen en ten. tweede zijn er ver-
ine harer leden in militairen dienst,
het Mt is en blijft: er is een „te-
aan propagandisten,
noet aangevuld worden!
;i aangevuld uit de ieden dar var-
ide vakverecnigingen.
:e propaganda is geen eenheid,
tiding. Ieder werkt te veel op zich
De meesten begrijpen blijkbaar
t Kathoflbek georganiseerd zijn van
tholiek Metaalbewerker van even-
belang is voor de Katholiek georga-
typografen als voor de overige
ek georganiseerde metaalbewer-
juiste inzicht in de beteekenis der
iatie mankeert bij sommigen rog-
Immers, onze vakbeweging heeft
ien een stoffelijk doel, haar doel is
«lelijke en het stoffelijke welzijn
eden te behartigen. Dat wil nu niet
fdat de stoffelijke belangen
sd worden. Integendeel!
ïeer de eene Kath. georganiseerde
iDg zou hebben bij het principieel
iron van de overige arbeiders,
zou dan onze vakbeweging K a-
k moeten zijn? Immers, de strijd
oerd wordt op deze wereld, gaat om
listelijke wereldbeschouwing. De
het terrein der vakorganisatie is
een onderdeel, en wel een zeer
nu de vakorganisatie in zich
de kiem voor de denkwijze van deo.
over de economische en politieke
ukken, daar is het duidelijk van
belang, èn voor de economische èn
politieke vraagstukken, het prin-
diiKatholiek organiseer en der arbei-
om moeten onze Katholiek georga-
ri; lm eens wat meer om zich heen
ïak-egoïsme moet wat temperen!
i moeten onze bijna 500 g.eorgani-
arboidcrs eens wat meer daadwer-
propaganda voeren, en niet alles
En aan het bestuur of aan de pro-
,el aclub, met de gedachte „het komt
orde."
hE elke wijze kunnen de vakvereeaai-
tnwji het beste de propaganda
En op wélke wijze kan de Prop.
club de propaganda voeren èn voor de
Pens èn voor de vakorganisatie?
Hoe denken wij ons in, dat de propa
ganda zoo doeltreffend mogelijk gevoerd
zal kunnen worden?
lo. Dat een groot aantal lid wordt van
de prop.club St. Bonifacius.
2o. Dat iedere vakvereeniging een of twee
vertegenwoordigers an de prop.club be
noemt, waardoor er contact is en blijft
tussehen de prop.club en de vakbeweging.
3e. Ieder vakvereeniging richt een eigen
prop.club op.
4o. De prop.club wordt verdeeld in
twee afdeelingen één voor de leotuurver-
spreiding e>n de andere afdeeling voor de
vakbeweging en wat daarbij korrrt.
Om uit bovenstaande een keuze te doen
is niet gemakkelijk.
Willen enkelen onzer propagandisten ons
daarbij helpen?
Alvorens dan onze eigen meening daar
over te verkondigen, zullen wij eerst af
wachten in hoeverre er belangstelling is,
in deze zoo voorname en ingrijpende
kwestie.
De geachte Redactie wil waarschijnlijk
wefl voor de doorzandrmisr der eventueel
binnenkom en-de correspondentie zorgen.
LEIDENAAR.
Van het Westelijk oertogsterrein.
Van het slagveld.
In de „Voasische Zeitung" vertelt dr.
Max Osborn van den strijd om „la Wavril-
le", een begroeide heuvel ten noordoosten
van Beaumont, ten zuidoosten van het
groote Cauresbosch gelegen, een plek, dien
men op de stafkaarten te vergeefs zal zoe
kerl en waaraan toch voor wie haar ken
nen vreeselijke herinneringen verbonden
zullen blijven.
We zijn op onzen tocht don zuidelijken
rand van het bosch genaderd. Nog spreekt
aiLeo van den woosten geweldigen oorlog.
Een Fransch kerkhof duikt op. 't ls als in
zoo vele dorpen en kleine steden, kran
sen van ijzerdraad, porseleinen bloemen
in ronde doozen, Een marmeren gedenk
zuil trekt de aandacht. „Ice repoue mon
fits chAri"' staat er in goudan leuaron. op
te lezen; op een verweerd kruis ontdek ik
de woorden „Sépulturne allemande".
Waarschijnlijk is wie daar sluimert
reeds in heit najaar van 1914 gevallen toen
de loopgraven nog niet gelegd waren. Een
eindje verder is een nieuw graf gegraven.
Tijd om het klaar te maken was er nog
niet. Vandaar dat slechts één enkele ont
kiemende tak in het hoopje aarde werd
gestoken. Een Duitech soldaat ontschorste
een gedeelte vaji de twijg en schreef met
potlood de woorden die mij wonderlijk doen
ontroeren: „Hier ruht in Goitt ein tapferer
Ftranzosz".
Voortdurend zien we onder de puinhoo-
pen lijken van vijanden. Heel wat men-
schenlévens zijn hier te loor gegaan. Wij
komen, langs een uit beton opgetrokken
huis dat door de Duitschers beschoten
werd. Een granaat heeft de muren doen
instorten. Thans zijn onze jongens bezig
den boel op te ruimen en daarbij vinden
ze niet minder dan twaalf lijken. Een eind
je verder schijnt in een half platgeschoten
huis een officier zich ingekwartierd te heb
ben. Ik wil hem opzoeken, maar hij is niet
thuis. Even een kijkje in zijn „huiskamer"
genomen. Aan den houten muur boven de
ruwe tafel prijken de portretten van drie
kinderen en hun moeder, daarboven hangt
met potlood geschreven de aloude spreuk:
„Wees getrouw tot in den dood, zoo zal
ik U de kroon des levens schenken". Tot
in den doodl
We hebben het bosch verlaten. Scherp
zijn thans de boomen begrenst. En voor
one ligt een kale heuvel. We loopen verder
en dan plotseling genieten we van een
schitterend panorama. Voor ons, een wei
nig in de diepte, ligt Beaumont, daarachter
een donkergroene bergmuur, meer naar
het midden de heuvelenirij van Louvemont
met duidelijk omlijnd het dorp van dien
naam. Rechts meer westelijk de „Cóte du
Poivre" en lings de scherpe omtrekken van
den Douaumont. De geheele streek ligt on
der zwaar artillerievuur. Van allo kanten
dondert en huilt het.
En midden in het oorverdoovend lawaai
hoor ik nu en dan he® tak-tak van machi
negeweren. 't Klinkt alsof het vlak boven
ons is. En inderdaad moeten we het daar
zoeken. Duitsche en Fransche vliegers be
vechten elkander hoog in de lucht zonder
dat er van hunne vliegtuigen met het bLoo-
te oog iets te ontdekken is.
Rechts en links van den kalen heuvelrug
die zich in Zuidoostelijke richting aansluit
aan hat Cauvre-bosch zijn twee kleinere
dat van Fay, het oostelijke heet „La Wa-
vrilla". "'Toen de troepen dia hier moesten
aanvallen tegen half twee in den middag
naderden, scheen het alsof de Franschen in
den aanvang hunne bedoelingen absoluut
niet begrepen. Geen enkel schot werd ge
hoord. Voorzichtig slopen de Duitschers
verder, maar toen ze een paar honderd
meter gevorderd waren, bars Ma de hei los.
In het lage kreupelhout zajten massa's
Franschen. De zoom van het bosch was
„doorspekt" met machinegeweren, 't Was
of er een hellevuur ontbrandde, en meer
naar het zuiden tussehen Beaumont en
heit Forêt de Fosse stond een batterij, die
als waanzinnig op de Hessische jongens
losbrandde, 't Werd een kruip en en slui
pen zonder meer. Dekking was er niet te
vinden. En toch moesten de jongens blij
ven schieten; moesten ze trachten de
draadversperringen door te snijden.
Gelukkig dat we onze „granaatgaten"
hadden. In een zoo'n gat vonden zeötien
kerels bescherming.
Een kapitein, die verleden jaar den slag
bij Arras meemaakte, zeide mij, dat Wa-
vrille véél, veed erger geweest was. Dat
floot en gierde en kermde en huilde dat
hooaen en zien je verging. Kranig hebben
de Fransche zich geweerd; maar 't mocht
niet baten. ODze ker©lo wisten aiUe hinder
nissen ten spijt door te dringen. Negen
machinegeweren hebben we buitgemaakt
en eenige honderden gevangenen, 't Scheen
of de Franschen plotseling al hun weer
standsvermogen verloren hadden; om half
vijf des middags was hat bloedige werk
verricht. Wavrille bevond zich in onze
handen...
Op Zee.
Do duikbootoorlog.
De xn ar Lne-me do werker van de „Times"
wijdt een beschouwing aan de verscherping
van den duikbootenoorlog. De lijst der
slachtoffers, zegt hij, wijst duidelijk uit,
dat de verscherping met volle kracht voort
duurt. Gedurende Maart werden 30 Briit-
sche stoomschepen tot zinken gebracht met
een laadruimte van ruun 60,000 ton; een
darde van het verkies was aan mijnen te
wijten, maar verreweg het grootste deel
aan torpedéering. Het is te vreezen, dat
deze maand de verliezen nog grooter zul-
iLerni zijn. De aangewende middelen en die
doeleinden zijn dezefJde gebleven als vroe
ger. Het aftreden van Tirpatz heeft niet de
minste verandering daarin gebracht. De
duokbootenbiokkade van 1915 was hoewel
zij eemri« succes had. van geringe uitwer
king voor zoover het haair oorspronkelijk
doel betrof: het afsnijden der verbindingen
van Engeland.
Bovendien leidden zij tot moeilijkheden
met onzijdige landen, waarmee de ontwer
per geen rekening had gehouden en waar
voor hij wellicht ook onverschillig is ge
weest. Het is mogelijk, dat de rijkskanse
lier een vernieuwing van de duikbooten-
actie wenschte te voorkomen of althans een
verzachting der methoden verlangde, wil
de Britse he schrijver het bewijs hebben
gevonden in zisn laatste rede dat hij geen
rem heeft kunnen aanzetten maar de po
litiek van den ontslagen admiraal heeft
moeten aanvaarden. Slechts door tegen
vijanden en onzijdige® zonder genade te
werk te gaan, kan Duitschland er in sla
gen den transp otrthandel en het vraagstuk
der laadruimte werketlijk moeilijker te
maken.
Hat zou onlogisch wezen om te veroorlo
ven, dat de iegcnwooridige hevigheid der
actie het werkelijk» perspectief der om
standigheden en dar waarschijnlijke resul
taten voor den beschouwer verduistert.
Men. moet verder zien dan de dagelijksche
feiten en zich in herinnering brengen, dat
atle ervaringen tot nu toe hebben aange
toond, dat alle verrichtingen der duikboo-
tem stijgen en dalen binnen wel begrensde
lijnen. Indien de verscherping der actie
blijft voortduren, is dit ongetwijfeld te wij
ten aan een verbetering van de duikboo-
tan. Deze schijnen thans zelfs in staat te
zijn om niet alleen torpedo's af te schieten
maar ook om mijnen te leggen. Waar
schijnlijk is dit de oorzaak van anders
niet te verklaren ongevallen.
Nochtans blijven voor de aertae nog steeds
dezelfde moeilijkheden bestaan, die door
den aard dar schepen wordt veroorzaakt,
als vroeger. Deze moeilijkheden kunnen
niet uit den weg worden geruimd. De
schrijver tracht dit aan te foooem, nam, de
hand van een varslag van den bevelheb
ber der Amerikaansche duikbootemvloot,
schout-bij-nacht Grant. Aan den anderen
kant erkent hij, dat het thans ook noodza
kelijk is geworden met veel meer kracht
dan ooit te voren tegen de duikbooten op
te treden. Tevens hoopt hij dat het onge
duld der onzijdigen spoedig een ad ie van
deze ten gevolg» zal hebben tegen het roe
keloos ontreden der Duitschers.
Frankrijk.
De oorlogsindustrie.
De Engelsche oorlogscorrespondent Wanner
Allen spreekt met groote bewondering en
waardeering in de „Daily News" over de
wijie, waarop Frankrijk zijn door den oorlog
in 1914 met lamheid geslagen industrie weer
overeind zette.
Toen, schrijft hij, de Duitschers in Augustus
1914 de rijkste industrieprovincies van Frank
rijk bezetten, was Frankrijk op eens een van
zijn rijkste hulpbronnen afgesneden en wel
van zijn kolenvoorraden voor 70 pCt., van zijn
ijzererts voor 90 pCt., van zijn gietijzerpro
ductie voor 85 pCt. en van zijn staalproductie
voor 75 pCt.
Bij die ellende kwam nog de noodzakelijk
heid zich een geheel nieuwe oorloge machi
nerie aan te schaffen en zich als het ware
onder het oog van den vijand nieuwe strijd
middelen te vervaardigen. Het werk dat
daartoe gedaan moest worden, kan men,
zegt Allen, het best uit de volgende betrouw
bare ciifera opmaken. Sedert 1 Aug. 1914
bedraagt de projectielproductie in verhouding
tot de normale cijfers: zware granaten 44
maal zooveel, zware kanonnen 33 maal zooveel,
veldartillerie (75 cM.) 23 maal zooveel!
De ataatskruitfabrieken, die feitelijk voor
geen groote uitbreiding vatbaar zijn, produ-
ceeren thans het dubbele. De productie van
de andere fabrieken in Frankrijk verzeven-
voudigde sinds 15 Mei 1915 en bedraagt thans
het 23-voudige van de eerste oorlogsmaand.
Engeland.
Hot leger.
De mjilüaóra medewerker van de Man
chester Guardian" vindt, dat bet Engel-
6che lesrer tot dusver ee® droevig figuur
maakt en. hij spoort de oorzaken daarvan
ca. Hij zat uiteen, ctet het offensief in Ar-
tois totaal mislukte hoofdzakelijk door de
fout van French, die zijn hoofd reserves
achter den linkervleugel opstelde, waar.
door deze te laat kwamen, om het succes
op den, rechtervleugel uit te buiten. Frmch
werd a&reze»t on door Douglas Ilaig ver
vangen, dóe het met French cleans gewoesl
moet zijn. Wij haarden, vervolgt schrij
ver. in dezen oorlog veel van Iroepcnma»-
sa's en munitie, doch weinig van onzen
gemena-kan staf. die zeer zwak bleek.
Rantsoenen voor hett heef a land.
Wegens don groote® nood in do gezin
nen der gehuwde gemobiliseerdcn, doel
de ..Globe" ón allee ernst het voorstel, naei
aMeen een moratorium dn te voeren, maar
een „Stop everything". Er zijn huizen en
voedingsmiddelen genoeg, meent de schrij
ver, alleen geld ontbreekt. Tijdelijk moei
het geld geheeC uit het verkeer gebannen
worden en alle betalingen ophouden tot
ongeveer zes maanden na het sluiten van
den vrede. In den tusschemitijd moet da
Staat ad'le inwoner» naar de mate van
hunne behoeften en overeenkomstig de
voorhanden voorraden voeden. Als ver
goeding zullen de inwoners moeten wer
ken en als ze dat wtógerem, moeten hun
eanvoudrie dei rantsoenen worden onthou
den.
Hot blad meent, djat deo» toestand beat
eenige maanden is uit te houden. Na he*
eind» zal aJles weer in hot oude gareel ko
men en er zullen enkel eenige maanden
•voor geddophooping verloren zijn gogaaav
Een proefneming lijkt ons vooral ia
andermans land niet waardig.
Hoelang zal de oorlog nog duren?
Tot Febr. 1918?
Volgms den proleet Daniël tal de oorlog
bij 't eind der wereld duren, één tijdperk,
twee tijdperken en de helft van een tijd
perk (VII—25). De H. Hieronymus houdt
bet er voor dat door één tijdperk hie*
bedoeld is één jaar, dus één jaar, twes
jaar en de helft van één jaar, dat ia te
zamen 3% jaar. En St. Joannes schrijft;
De H. Stad zal gedurende 42 maanden met
voeten getreden worden (Openb. XI2;
XIV5.) dus 3*6 jaar. De groote geloofa-
vervolger Antiochus Epiphanes, een anti»
christ in 9chets, woedde ook 3V6 jaar. De
laatste strijd der Joden tegen Vespasianua
en Titus, waarbij Jeruzalem ten onder
ging, door Christus zelf aangewezen als
een beeld van de strijd der laatste tijden
bij den ondergang der wereld, duurde ook
3% jaar. En nog meer vervolgingen en oor
logen van beteekeuis zijn in de geschiede
nis aan te wijzen, die omtrent 3V4 jaar
vulden. Deze bevindingen kunnen wellicht
ons versterken in de meening dat de eind-
vervolging 3^£ jaar zal duren. En de te
genwoordige oorlog ook 3V£ jaar? God weet
het. 't Zou wel merkwaardig zijn als 't 3V4
jaar zou wezen.
Uit „'t H. Land" uitgave des H.
Landstichting 3de Jaargang 1916»
laatste aflevering.
Nederland en de Oorlog.
Er is meer Teedanvroeg^r.
Uit alagerskanngen schrijft men aan A
..Msbd.":
Deae meaning ward vorige week zoo be
slist mogelijk door hot Correspondentie-
Bureau verkondigd, oender mededeeling,
dat de rundveestapel hier te lande buiten
gewoon groot is en de itot dusver plaat»
gehad hebbende uitvoer van rundvee ca
rundvleesch onzen veestapel allerminst
heeft cloesi afnamen.
Om dit te-bewijzen werden eenige cijfers
van uitvoer genoemd loopende over e tijd
vakken 1 Januari 1913 tot 1 Maart 1914 ca
1 Januari 1915 tot 1 Maart 1916.
FEUILLETON.
Beproevingen.
rende de terugreis wisselde men
eani^e onbeduidende opmerkhv
osamenhangend gesprek "wilde zich
Hfcinaen. Denkende naturen ver-
de ontvangen indrukken en ma-
lich daardoor eigen. Is dit niet hot
V* din
treden verstand en kunstgevoel
achtergrond, en b'ijft slechte be-
ng van nieuwsgierigheid over. Men
Sp an van het een naar het andere om
te vergeten.
M ruwe weer, dat de laatste herfslda-
overgang itiot idteai winter mef
«brachten, hielden mevrouw Sterns
•.vjtteer on meer aan huis, en nog
kon zij top den namiddag
d arm van haar zoom een wande-
"P1 door de lanen van den Thier-
Oöliïk-en omgang had mevrouw
tf ^hts weinig, maar Ernst was,
tai-.icv ate in zijne zaken, reeds
- kei i Hij werd dikwijds gegroet en
-r ^nn il® het voorbijgaan zijn moe-
nieuwsgierig op. Het rustig
uiterlijk der moeder naast de
frisscbe jeuigd van Roberta be-
f^erri?sn en, zonder het te vermoe-
*jl de dames hel. humme bij tot
jtöi' zaak. Hülisdorf h.od goed ge-
oen menschenk-enner te zijn.
iÜL besteedde haar tijd
gedeelte aan het vervaar
digen van warme ktee&imgstukken voor d»
armen van Grooi-Heimsdorf, zij ward hier
bij door Roberta geholpen. Toen zij nog
in hunne vroegere woonplaats waren, had
den zij jaarlijks met Kerstmis voor de be-
hoeftigen gezorgd, zij wildon dit ook nu
nog blijven doen.
Grunert. die daar bleef, zoolang het
voor de belangen van mevrouw Stern tb al
wan schel ijk was, zorgde voor de verdoe-
liner.
Th<%esLa «in haar broeder brachten den
Kerst-avond bij de Stem that's door; hier
door wilde Ernst zijne moedor het onder
scheid met de vroegere Kerstfeesten min
der doen gevoelen. Hij gaf moeder en zus
ter talrijke aardige kla in ugh aden ten ge
schenken, die vooral de jeugd zeer beval
len. Hül-adorf legde met juist tact uitgele
zen bloemen op de Kersttafel en Theresia
overhandigde Roberta een portefeuille,
waarop zij op meesterlijke wijze een bloem
ruiker had geschilderd. De portefeuille zelf
bevatte verschillende fijn bewerkte land
schappen aan den Rijn.
Dit geschenk van Theresia scheen Ro
berta miesar te verheugen dan alle andere
geschemken. dc'e zij gekregen had; zij kon
zich maar niidt van de teekeningen schei
den.
,,Zoo vendiept in beschouwing?" vroeg
Hülsdorf, die onbemerkt naast haar was
komen staan. „Het zlfl mijne zuster ver
heugen tie zi-em, (dat deze kleinigheid u zoo
zeer bevait.
„Theresia had' mij miert, moer genoegen
kannen doen; zij bezit de gelukkige gave,
overal het imiste te treffen."
„Eene eigenschap, die aèker niet ieder
een bezit. Maar dit geval was niet moei
lijk: wij kennen alHien uwe voorliefde voor
die schoon» streken en gij behoort noet tot
die naturen, die ontvangen ómdrulkkem ge
makkelijk vergeten."
,.De bewoner der Rijnprovincie hangt
zijn vaderland aan en houdt onder een
lichtzinnig en vrootlijk uiterlijk een warm
hart verborgen.
„Ja, ja, het voik heeft diaar nog veel van
zijn eigenaardigheden bewaard. Dat rusto-
looze jagen, de koortsachtige spanning
naar fortuin, waarin wij leven, is daar
nog niet bekend. Gelukkige manschen! Zij
kunnen het leve®, nog licht opnemen en
zijn met •eenvoudige ontspaaningen tevre
den. Hoe lang echter zal dit duren?"
„Wat ee® vraag, Hülsdorf 1" riep Ernst,
op ben toekomend. „In de maatschappij
dringt allies naar voren, voor verdere ont-
wikkdltng. Wat blijft staan, gaat achter
uit, wordt miinder. Hebt gij mij dit móet
dikwijls gezegd? Maar, laat eens zien, Ro
berta.... Gezicht op "de® Rijn van den
Drachenfels. Goed geslaagd, treedt prach
tig in het licht juist als dien avond
verleden zomer, toen wij daar waren.
Hoe kwam vader er eigenlijk toe, om zich
bij eken vreemdeliing aan te sQuiten? Ik
heb dat nooit juist gewalen.... Overigens
een net man. Heb je later nog wel eens
iets van hem gehoord?"
„Neen, nooit", hernam Roberta met. in
spanning. Zij wiLdie onverschillig schijnen,
maar gevoelde, 'hoe haar onder den door
dringenden blik van Hülsdorf, dóe onafge
wend op haar bleef rusten, het bloed naar
hert hoofd steeg en haar voorhoofd en sla
pen met een verradenüijk donkerrood be
dekte.
Huer was een plaats in haar hart, die
bij die minste aanraking smartelijk word
aangedaan. Zou dat ooit andara worden?
Zou zii ADfired vo® WüMarn ooit terug
zien? Of zou hij baar, als dit ooit gebeur
de. misschien onverschillig' tegemoet tra
dien? Hoe dikwijte had zij dn gedachten
dien dag nogmaals beleefd en getracht
een antwoord op deae vragen te vinden,
zonder dat hoofd «n hart hierbij in over
eenstemming konden komen. Wten vasn
bedden zou zij geloovan? De zware beproe
vingen va® dan latere® tijd drongen doz©
gedachten een weinig terug, maar het ga-
zicht eener teekendng was voldoende om
ze te doe® wedericeeran. Daarbij kwanten
de vragen van haar broeder en da eigen
aardige blik van Hülsdorf e® om hare
verwanring te kunnen verbergen in de
zorg voor hare gaste®, spoedde Roberta
zich naar de theetafel
Do volgend» dage® brachten voor de
compagnons ernstig» werkzaamheden
mede; bij het einde des jaars maakten zij
hunne eerste balans op. De berekening
kwam gunstiger uit, dan zij gedacht had
den en dat, niettegenstaande Hülsdorf
eenige twijfelachtige posten schrapte. Hij
verklaarde, dat dm dit boek. dat slechts
voor he® beide® bestemd was, alles hel
dor en zeker moest zij®.
Stemt hal deelde deze meaning niet .ga-
heel en al. maar Hü'sdorf vf/zelcerde, dat,
als do zaak later oen gunstiger verloop
had, het beter was eon voordeeltje te heb
ben, daal in hot omgekeerde geval zich te
ilen r gesteld te 7tien.
Daar werd aan. do dour gak'opt, die be
diende trad binnen.
..Wat lis er, Bühmert?" zeide Hülsdorf,
„•k-heb toch gezegd, dat wij niet geboord
mochten word*®, en wij heden rrémand
wPinschte® te ontrvamgoo."
„Zeker, mijnhear flilisdorf dat heb ik
dezen heer ook TOoemutiTen gezegd, maar
hii verzekert mijnheer Stem thai noodza»-
fcelijik te moeten ep reken. Hier Ls zijn
kaartje."
..Todh zekor genu *an enzst klonten bei-
ten de stad dan mownen we al een
uitzondering maken. Wie is het, Stem-
ttialT
Grunert. on®e oude, trouwe Grurw-rtT
riep Eraet uit „Laat hem gauw binnen.*
Hij ging den binnentredende zelf tege
moet.
..Welkom 1® Berlijn, oudle vriend!" rfep
hij en drukte hem warm de hand. „Wat
voert u och naar hier, in zulk een slecht
jaargetijde?"
„Hm, voor iemand zooala ik is dit d#
besta tild om te reizrm. mijnheer Ste-tHhad,
dk heb nu mijn handen tamelijk vrij", ver
zekerde Grunert. „Maar toch had ik ver
schillende redenen voor mijne reis. Voor
aJIes: hoe maakt hort mevrouw uwe moeder
en juffrouw Roberta?"
„Heel goed, zooala gij zrtf zien ztrtt
Heeft misschien alflee® de wemech, u daar
van te overtuigen, u naar hdex gavoerdP
schertste Ernst
„De hoop, beide dames te zien, lieett
werkelijk tot mijn besluit bijgedragen, dM
loochen ik niet. Maar is dat indet heel na
tuurlijk? Juffrouw Roberta heb ik als kind
op de armen gedragen., en mevrouw uwe
mwdjar.de stam stokte Grunert j® da
keel. „Overigens breng rik trvré moeder da
rest van die koopsom voor Grocè-HalrnofW
dorf", ging hij na eenige oogenbtktum
voort. (Wordt vervolgd.)