EELE KERKLIJST S)e£öicbcHe(Boti/tant ra ra ra ra ra ra ra ra )erde Blad. VAN BOB üra aterdag I April 1916 ZONDAG VAN DE VASTEN. uit den &rïef v&n 1,6,11 H- Paulua aan de Galaten. IV. 22—31. 0 Broeders! tiaar staat geschreven,' traham twee zonen gehad heeft; bij de slavin eai eenen bij de huis- Maar die van de slavin is naar ;esch geboren; die van de huisvrouw de belofte. Dit nu is zinnebeeldig Want dit\beteek ent de twee Tes ten: het ©ene op den berg Sina, tot nij barende, en dit is Agar. Want een berg in Arabië, die in verband met het tegenwoordige Jeruzalem, ik in slavernij is met. .zijn kinderen. het Jeruzalem van hier boven is vrij is onze moeder. Want daar staat >ven: verblijd p, onvruchtbare, die aart; spring op van blijdschap, gij, .«en moeder wordt; want die verlaten |i heeft meer kinderen gekregen, dan enen man had. Doch wij, Broeders, lideren der belofte, gelijk Izaak. gelijk toen hij, die naar het vleesch n was, vervolgde, al zoo gaat het nu wat zegt de Schriftuur? jaag vin weg met haren zoon: want de" Ier slavin zal geen erfgenaam zijn in zoon der vrije huisvrouw. Aldus «rs, zijn wij geen kinderen van de maar van de vrije huisvrouw: door ijheid, waardoor Christus ons vrij Ét heeft. ig&Me uit den H. Joannes V. 1—15. ien tijd ging Jezus over _dé zee van dat is van Tiberias. En Hem volg- igroot© menigte, omdat .zij de mira- iagen, die Hij -over de zieken deed. ging dan op een berg, en zat daar met Zijne Discipelen. En Paschen, ogUjd der Joden; was nabij. Toen zeer groote menigte tot Hem kwam, Hij tot Philippus: van waar zullen ■ood koopen, opdat di;t volk ete? Dit v ide Hij om hen te beproeven: want I St wel, wat-Hij doen zou. Philippus >rdde: voor tweehonderd denarissen iis voor hen niet genoeg, opdat elk :in stukje krijge. Een zijner Disci- Andreas, de broeder van Simon Pc- tot Hem: hier is een knaap^ die astebrooden en twee vischjes heeft; 'IJ wat is dit onder zoovelen? Jezus zei- |iir n: doe de menschen nederzitten. Nu 1 veel gras op die plaats. Zij zaten der, omtrent vijfduizend mannen in Jezus nam de brooden, en de gging gedaan hebbende, deelde Hij aan de nederzittenden; insgelijks ook vischjes, zoo veel als zij wilden, lat zij verzadigd waren, .zeide Hij tot iscipelen: vergadert de overgescho- rtokken, opdat, er niets verloren ga. Zij lelden 'ze dan en vulden twaalf nl met brokken, die van vijf gerste- q overgeschoten waren, van hen geten hadden. Die menschen dan, rakel ziende, dat Jezus gedaan had, deze is waarlijk de Profeet, die in reld moest komen. Doch Jezus, we- dat zij zouden komen om Hem mede ren en Koning te maken, vluchtte .alleen naar den berg. taring van hei Epistel. de ,H\ Pauilu9 aan da Galatiërs vangeli© had verkondigd, waren er Jieni ©enig© dwaalleeraars opgetre- 'eze, ijveraars voor de wet van Mo ge adden den Galatiërs gepredikt, dat Zaligheid noodzakelijk - was, alle -|scihe wetten te onderhouden. D.it was d met de zoo uitdrukkelijke bepalin- de kerkvergadering te Jeruza- Maar het gevolg van het optreden iidwaalleeraars was geweest, dat sam- 41 Galatiërs die verkeerd er leer reeds 11 aangenomen, en aldus van het Christendom afvallig waren giewor- v 'aulus nu waarschuwt in zijn brief die verleiders, en tracht de afge ven tot de waarheid terug te bren- oor te bewijzen dat met de komst M'St'Us. de wat van Mozes ha-d op- tan van kracht te zijn. Op verschiil- manieren maakt hij hun dit duide- rien slotte wijst hij op een tweavou- 'uwelijk van Abraham, waardoor Werd voor afgebeeld, dat hat Chris- n ver boven de oude Wet zou verk wijn, zóózeer, dat er dan ook in' het fcnnorn geen plaats meer zou zijn dozaische bepalingen, iham, zoo staat er géschreven in A *k der Schepping, had twee zonen. U 1 &n Isaac. Ismaël werd hem gabo- Bt Agar, die een slavin was; en deze e Was geschied volgens den gewo ld nin,^61' na^uuir' Isaac echter gewerd ili van Gods belofte en huitan Ti gg^ettem om. God 'immers had tót ë®&gd: „Sara, uw huisvrouw I 11 7(00151 baren, hem zaïl dk .zegenen en mijn verbond met hem vaststellen." Volgens deze belofte, had de negentig jarige Sara aan Abraham een zoon,, Isaac, Deze twee wouwen met haar kinderen heteekenen de twee verbonden die God met de menschen gesloten heeft. Agar met haar zoon Ismaël verbeeldt he,t Oud-, Sara met Isaac het Nieuw-Verbond. Agar was met Ismaël gaan wonen in Arabië, en zij, vd© slavin, is geworden de stammoeder' dor Arabieren,, een Later in onderworpenheid levend volk. Het Oud-Verbond nu is gesloten op, den berg SLnai, een berg, gelegen in dat Ara bië. Gelijk Agar, de slavin, baarde tot slavernij, zoo heeft het Oud-Verbond, ge stoten in de landstreek waar de slavin haar woonplaats had gekozen, ook .slaven voortgebracht: het maakte namelijk de Joden .onderworpen aan de strenge en onderhouden wetten van Mozes. Later is de zetel van dat Verbond Jeruzalem ge werden, maar het slaafsche karakter er van, aangeduid door de plaats waar het tot stand is gekomen, i9 daardoor,niet ver loren gegaan. Ook het Jeruzalem uit Pau- lus' tijd leefde in eenzelfde slaafsche on derdanigheid aan Mozes' wet. Sara, geen slavin, maai' een vrije vrouw, ■die volgens Gods belofte Isaac voort bracht, beteekent het Nieuw-Verbond. Het Jeruzalem dat cmhoog is: het Nieuw- Verbond, waartoe ook de strijdende kerk op aarde" behoort, is, gelijk Sara, vrij en brengt vrije kinderen, voort, kinderen die niet onderworpen zijn aan de bepalingen van het Oud-Veirbond, die niet in slaafsche vrees -voor straf Mozes' wetten onderhou- dena maar kinderen die uit liefde en hoop op eeuwige belooning Gods wil volbren gen. En talrijk zijn ze, deze kinderen. Isaias had het reeds voorspeld dat de kin deren van het hemeLsch Jeruzalem in aan tal ver overtroffen zouden de kinderen van 'het aardsch Jeruzalem, van het Joden dom. (Deze woorden, van Isaias: „Ver heug u,, gij onvruchtbare" enz,hebben in letterlijk én zin betrekking op Jeruzalem, dat tijdens-- de Babylonisch© gevangen schap der Joden, verlaten \va.s; toen deze herkregen, is Jeruzalem weder opgebouwd en rijkelijk, bevolkt.) •„Wij nu, broeders, zijn, evenals Isaac 'kinderen der belofte". Wij zijn kinderen der- kerk, 'en dit niet natuurlijkerwijze, maar door de bovennatuurlijke genade God. Ismaël, de zoon der slavin,, vervolgde Isaac, door Gods wondere macht uit Sara geboren; hij behandelde, hem met min achting en dreef den spet met hem. Even zoo waren de kinderen van het Oud-Ver- b»:nd, de Joden, ten tijde van Paulus, de vervolgens van dei vrije kinderen Gods, de Christenen. Maar, wat staat er geschreven van Agar met haar kind? Sara sprak tot Abraham: „Verdrijf deze slavin met haren zoon, want de zoon der slavin zal niet erfgenaam zijn met mijn zoon Isaas." Aldus was ook de wil van God, en zoo is het ook geschied: Abraham zond Agar met haar zoon weg. Hoe zou het gaan met de omgelooviige Joden die de Christenen vervolgden? Ook zij zouden uitgedreven worden. -Na den val van Jeruzalem zijn zij wijd en zijd over de wereld verstrooid, en wie van hen •hatetarrig bleef in liet ongeloof, kreeg geen deel dn het heil, doo.r Christus ons verworven, bleef buiten de gemeenschap der Kerk en zou ook ge.en deel hebben In de hemelische erfenis. Wij echter, zoo besluit de Apostel, zijn de zonen der vrije vrouw, wij zijn kinde>- ren van Christus' Kerk; derhalve niet on derworpen aan de Wet van Mozes; van •deze -slavernij, h'eetft Christus ons bevrijd, toen Hij, stervend aan het kruis, het Nieuw-Verbond tussche-n 'God en den mensch bevestigde. „Die vrijheid, waarmede Christus ons ■heieft vrijgemaakt" zij echter geen aanlei ding om zich' vrij te wanen van alle ver plichting. Heeft Christus ons vrij ge maakt, dan beboeren wij ook Hem toe, dan moeten wij Hem beminnen, Dóe liefde voor den Verlasser moeten wij toonen door een deugdzaam leven, volgens Pau lus' woorden: „Zij die Christus toebehoo- ren, hebben hun vleesch met ondeugden en begeerlijkheden gekruisigd."- TH. A. VIS, „Hageveld" Voorhout. R. K. Priester. Verklaring van het Evangelie. Het ontzaggelijk wonder hetwelk het évangelie van Zondag „Lactare" ons ver haalt is medegedeeld door allo vier de evangelisten, doch wel het meest uitvoe rig door den apostel der liefde, den H. Joanne-s. Een zeer groote menigte volles, naar Jeruzalem gekomen ter viering van het Paaschfeest, was Jazus gevolgd naai den tamelijk afgelegen streek bij het stad je Beihsaida, dicht bij het meer 'Genesa- reth. In hun ijver en vurig verlangen, om naar Jezus' heerlijke onderrichtingen te luisteren en getuigen te zijn van Zijn Schitterende wonderdaden, waren zij den profeet vaii Nazareth zoo ver en zoo lang reeds, gevolgd, zonder te letten op ver- 4 moeienissen ©n ontberingen, zonder te den ken aan eten of drinken. Ofschoon Jezus heel goed wist, wat heer lijk wonder hij werken zou, om den ijver en de liefde van het volk te beloonen, toch wilde Hij eerst zijn apostelen op de proef stellen met de vraag aan Philippus: „Van waar zullen wij brood koopen, opdat zij te eten hebben?" Doch uit het nuchtere ant woord van Philippus en de mismoedige op merking van Andreas bleek helaas, hoe klein hun geloof was, hoe zwak hun ver trouwen in Jezus' almacht. Daartoe nu zal ook dit indrukwekkende wonder die nen, om het geloof der apostelen te ver meerderen, hun vertrouwen te versterken. De goddelijke Heiland laat de men schen eerst nederzitten op den grond in groepen van 50 en 100 (Marc. VI, 40) en gelast dan de vijf gerstebrooden en de twee visschen bij zich te brengen. De apostelen scharen zich rondom hun geliefden Mees ter, in gespannen verwachting, wat Deze zal doen. Jezus legt dan de brooden en de visschen vóór zich neder, strekt er Zijn goddelijke handen zegenend over uit, ter- wijk Hij Zijn oogen ten hemel heft eh een innig dankgebed uitspreekt. Dan gaat Je zus van die kleine hoeveelheid uitdeelen aan de apostelen, die het onder de men schen moeten verdoelen. En ziet, in Jezus' almachtige handen vermenigvuldigt zich op wonderbare wijze die geringe voorraad' voedsel, zoiodat allen zooveel ontvingen „als zij beliefden", zoodat allen werden verzadigd en er na de spijziging zelfs nog twaalf manden met brokken overbleven. Want Jezus liet het overblijvende bijeen zamelen, om daardoor de grootte van Zijn wonderwerk nog meer. te doen uitko men, en daarmede tevens aan de aposte len zoowel als aan het volk in te prenten hoogachting en waardeering van Gods ga ven. Geweldig in één woord was de indruk, welken dit wonder maakt op het volk. Ja, nu was er geen twijfel meer mogelijk Jezus de profeet van Nazareth, Die zulk een nooit-g.ezien en nooit-gehoord wónder had verricht, moest wel de door God aan tev Béte keerde én voor Jezus zelfs bedenkelijke ge volgtrekking. Hij is de beloofde Messias; derhalve moet Hij onze Koning zijn, in Je ruzalem Zijn troon opslaan, op Sion Zijn koninkrijk grondvesten, om van daaruit de oppermachtige Romeinen te verdrijven uit het land en het Joodsche volk weer vrij te maken en onafhankelijk, .zooals in. de dagen van David en Salomon. Zoo dachten zij ongetwijfeld in hun werel$- sche'opvatting over den Messias, Zijn ambt en Zijn rijk. En met geweld wilden zij hun uitbundige maar ondoordachte geestdrift in daden omzetten, den Profeet van Nazareth in triomf naar Jerusalem voeren, en Hem uitroepen tot koning der Joden. Doch- Jezus onttrok zich heimelijk aan de menigte, om in de eenzaamheid van het gebergte alleen te zijn, in vurig gebed te spreken met God Zijnen Vader. Zijn groote beteekenis ontleent dit won der aan de gebeurtenis, welken den vol genden dag plaats had, toen Jezus aan het volk beloofde, dat Hij eenmaal door een veel grooter wonder Zijner almacht en liefde Zijn eigen Vleesch en Bloed aan het menschdom zou geven als spijs en drank der zielen. Daaraan wil de H. Kerk ons vandaag ook herinneren opdat de overwe ging van dit heerlijke wonder ons geloof in Jezus, vermeerderen, onze liefde voor Jezus verlevendigen zal, opdat wij daar door ons nu reeds des te waardiger voor bereiden op onze Paaschcommunie, op het nuttigen, van „het Brood uit den hemel" hetwelk Hij ons heeft gegeven en dat „alle geneugten in zich bevat". CHR. S. DESSING, Heilo, Kapelaan. Liturgische beschouwingen. De Kelk met toebehooren. Reeds bespraken wij liet altaar met het tabernakel en verdere toebehooren, en verbonden daaraan een bespreking der li turgische Misgewaden en overige litur- gsche kleedingstukken. Wij willen nog een oogenblik uw aandacht vragen voor het liturgische vaatwerk, dat vooral bij de H. Mis gebruikt wordt en dat we hebben samengevat onder den naam: „de kelk met toebehooren." i. Kelk en Pateen. Op de eerstie plaats vragen kelk en pa teen onze aandacht, omdat de kelk dient om het eindeloos-kostbare Bloed van Je zus Christus tè bevatten, en omdat op de pateen rusten moet Zijn aanbiddelijk- heilig Lichaam. Het woord „kelk" beteekent eigenlijk drinkbeker en heriimertt onsaan den drinkbeker, welken de goddelijke Zalig maker gébruikte bij het laatste Avond maal, zooals wij lezen bij den H. Mattheus: „En den kelk nemend, dankte Hij en gaf hun (n.l. de Apostelen) dien, zeggende: Drinkt allen hieruit; want dit is mijn Bloed van het Nieuwe Verbond." Het woord „pateen" beteekent schotel en herinnert ons eveneens aan den scho tel, die stond op de tafel van het laatste Avondmaal en waarop wellicht het brood lag, dat Christus in Zijn heilig lichaam veranderde. Het mysterie van Witten Donderdag hor-, haalde zich. Want Christus had gezegd: „Doet dit tot Mijne gedachtenis." En de Apostelen, met goddelijke macht omhan gen, hernieuwden het groote liefdeoffer van het laatste Avondmaal in de H. Mis. En evenals hun goddelijke Meester gebruik ten ook .zij, en al hunne opvolgers, den drinkbeker en den schotel bij de vernieu wing van de goddelijke offerande. Terugdenkend aan dien historischen oor sprong en aan het verheven doel, waar- vooe zij dienst moeten doen, kunnen wij het zoo best begrijpen, dat de H. Kerk voorgeschreven heeft, dat deze gewijde of- fervaten vervaardigd moeten zijn van het beste, edelste en waardevolste metaal:* VanT daar dat de kelk, tenminste het bovenge deelte (suppa) en ook de pateen van goud of zilver moeten zijn, en altijd van binnen minstens verguld. Vandaar dat zij altijd rein en glanzend moeten bewaard worden en na het gebruik met zorg weggeborgen. Vandaar dat de kelk, reeds in de eerste tijden der Kerk, met allerlei kostbare edelsteenen, afbeeldingen, enz. prachtig versierd werd. Maar de H. Kerk ging nog verder. Kost baarheid en kunst waren niet voldoende. Door een goddelijke wijding moesten kelk en pateen op een heel bizondere wijze voor het heilig offergebruik geschikt worden gemaakt. Met chrisma, een mengsel van balsem en olijvenolie, moeten zij eerst wor den geconsacreerd, alvorens in den kelk neervloeien mag het goddelijk offerbloed en op de pateen mag rusten het heilig lichaam van Jezus Christus, .die, volgens het schoon© woord van den Psalmist, „door God gezalfd is met vreugde-olie boven zijn genooten". Uit. de wonden van dat eucha ristische Offer-Lam wellen op alle verkwik kende, door het chrisma aangeduide, ge- nadestroomen; verzoening en barmhartig- héér bizonder karakter gegeven, waardoor het aan het profane.gebruik onttrokken en alleen geëigend is voor den dienst des Al- lerhoogsten. -Vandaar dat het zelfs aan de leeken verboden is kelk en pateen met de bloot© hand aan te raken, wijl deze heilige vaten in onmiddellijke aanraking zijn ge weest met het H. Lichaam en Bloed des Heeren. J. P. VERHAAR. Seminarie „Hageveld1". Pr. De priester als vriend. Pierre l'Ermite solirijft in de „Croix": Het verhaal is niet nieuw... pas gebeurd, verleden week, hij Verdun. De Duit-sobers bombardeerden met he vig© woede al de omstreken van de ves ting. Heb dorpje T. werd gespaard. W aarom? Omdat er spionnen woonden, zei men. Enfin, het werd gespaard. Het dagelij k- sch© leven rolde er gewoon voort-, men haalde er brood bij den bakker, plantte zijn peentjes, erwtjes en aardappelen, en bracht er des avonds de koonaar de dorps pomp. En toch... verleden Maandag krik-kraik, midden in den nacht, een bom... -twee, tdrie, tien, twintig bommen. En kanjers van bommen. Zij sloegen aan alle kanten dn scheurden grond of muren open. Den volgenden morgen ontmoet de ge neraal L. den pastoor van het dorp en houdt hem aan. Mijnheer Pastoor. Generaal. Be,rebel 'de inwon eis voor het dorp te verlaten. Ik zal het deur volgenden nacht dioan antiriiimein. Maar generaal, dat gaat niet. liet moet. Maar het kan niet. Het kali. best. Waartoe zou het dienen vrouwen en kinderen en. grijs aards te la ten dooden door bommen? U hebt gelijk. Dus dk reken op u... Doe hen begrij pen, dat het noodzakelijk is heen te gaan. Afgesproken? Ja generaal. Dan trekt de pastoor door de vallende 'sneeuw, tegen de Maart.schebu.ien in, van huis tot huis, of haver van kelder tot kelder. Er zijn kinderen, vrouwen, zieken, maar vooral grijsaards, die zich verzetten tegen het denkbeeld van te vertrekken. De Pruisen komen er toch niet door. Maar de bommen wel. O, voor de bommen zijn wij niet bang. Wij kruipen in onze kelders. Maar aie houdeai het niet uit. Daar zijn ze niet tegen bestand. Blokken beton barsten van die schrikkelijke gevaarten. Maar onze zaken"! Onze kostbaar heden! Onze papieren! Neemt het meest kostbare mee.' Plots' onderbreekt een schelLo stem het onderhoud. Een oude papenhater vat het woord. Heel z'n levein heeft hij geschol den op de Kerk, de nonnen, maar voor al... op den pastoor. En nu... Wij moesten ons hebben en houen naar de pastorie brengen. Zooals ge wiilfc. Gij begrijpt fhet goecl., mijnheer pastoor? Wij brengen, op de pastorie ons goud en zilverwerk, onze familiestukken... - En als er eeai bom dn slaat...? Als er efen bom ,itn slaat, dan slaat hij er in...; Maar dat er niets anders gebeur©.. Ik meen het te raden. Gij moet aan den generaal L. wagen om een schildwacht. Ik zal meer doen, antwoorde do pastoor en ging heein. Om 10 uur komt de pastoor terug. Hij' heeft met den generaal gesproken en het volgende is besloten. De anwonerrs zullen op de pastorie do meest kostbare dingen brengen; maar bo vendien zullen zij hun beste meubeltjes in een kamer van hun huis stapelen, deze af sluiten en met krijt er op schrijven» Ver boden toegang op straf van de krijgswet. Zoo gezegd, zoo gedaan. Zonder een minuut'te verliezen, gaat elk gezin aan 't opstapelen,; vervolgens trekt men naar de pastorie, vlug want er is geen tijd te verliezen. Mijnheer pastoor, hier is mijn pakje. Mijnheer pastoor, sluit dit goed weg. Mijnheer pastoor, ik heb er mijn naam op gezet. Dat God ze voor u beware, mijne vrienden. Het lijkt een volksverhuizing af.s in do dagen van Attila. Op hetzelfde uur heeft de aalmoezenier der brigade zijn jagers verzameld. Zij stiaan in de open iuoht, van modder bespat, met do voeten 'in de'sneeuw, een snijdende oostenwind waait hun in het gelaat en doet do oogen tranen. De aalmoezenier, klimt op een bank. ,en. rii zult straks ieté h oe bewonersvairnrr- dorp, met wie wij in zoo'h goede vriend schap leven, zullen worden uitgezet. Gij begrijpt, met welk Oen bang nart u*r/,«3 arme tobbers hun woningen, en allee, wat er in is veriaten... Als het uw eigen ouder» eens waren!... Welinu, een enkel woord kan htan troosten, het uwe... Ik zal mij mader verklaren-. Gij zijt. goed gekleed -en gevoed, het kan •niet ontkend. D© intendance zorgt voor jullie als vader en (moeder tegelijk. Maar in de verschrikkelijke omstandig- heden., waarin wij de laatste weken lever^ kan niemand .u euvel duiden, dat gij neemt, wat gij werkelijk n.oodig hebt, maar en dat -is het woord, wat ik u vraag de arme menschen van dit dorp zouden zeker willen zijn, dat gij buiten elk noodzakelijk geval wilskrachtig zult werst aan aan de militaire bekoring van te „gappen". Begrepen. Als zijn huis onderstboven wordt ge worpen door een bom, de boer verdraagt het en richt zich op met de fierheid van een gewonde... dp bom heeft zijn dommen plicht gedaan.. Maai* a's "heli zonder noodzakelijkheid geschiedt door Franse,he soldaten, dam schreit het hart van den hoer, want hij weet, dat zulks ni'et gebeuren moest. Jagers, belooft aan al deze ouden van •dagen, di© straks de kou en het onbekend© worden ingejaagd, dat gij geen hand zult slaan aan de pastorie, nodh zult raken aan de gesloten kamers, waarin zij hun liefste meubelen hebben opgeborgen. Dat zij'mogen heengaan met een gerust hart... De Bodies zullen niet doorbreken en gij zult aan niets raken... Belooft gij dat, j agens? Allé handen gingen omhoog. En de boeren, die zich tijdens deze toe spraak om de jagers hadden verzameld, drukten de soldaten de hand... vrouwen schreiden. Dank jagers; ik vertrouw u. De aalmoezenier gaat heen; hij is zeker van zijn maaunen, want een jager breekt zijn woord niet. Maar hoort hij iemand achter zich aan- loopen?... Eerwaarde,... Wat is er? De jager werpt een blik om zich heen..„ zou niemand hem hooren? Ik heb al gegapt... Drommels, dat is piet te laat. Em wat hebt gij gestolen? Een vaatje... Gij weet den weg.... O, 't was maai* een heel kleintje. Een van 25 liter. Een vaatje wijm, natuurlijk. Neem..., men heeft nyj bedrogen, het was azijn. Waar hebt gij dat weggehaald? Bij den kruidenier. Enne?... Moet ik het terugbrengen? De aalmoezenier dacht na. Hij had al vele gewetenszaken moeten berechten, maar dit was 'n beetje ongo» jyöoife

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 5