weede Blad. De Oorlog. JAARGANG No. 1969 vq, s^icbeli^sou^mt 29 Maart I9I6 Een ernstig woord. (Ingezonden;.) IV. i»Ia]i kers, Chocolade- en oii i e r b e w, e<r k e r sl Een organisa- !et een mooien staat van dienst. De tentoonstelling, die zij indertijd in iondsgebouw georganiseerd heeft, ligt toog goed in het geheugen, 't Is ech- [Linrner, dat er ftnder de R. K. Bak- ezeJlen nog zoo weinig principieel ge wordt. Verschillenden zijn nog hd jlaatselijke ziekenpot, terwijl er ook ,revonden worden, die zich onder de Ivaan geschaard hebben. Het bestuur iders wel actief genoeg. Het huisbe- wordt flink ter hand genomen door stuinsleden en propagandisten. Wat K men nog meer doen? In het Chocolade- Suikerbewerkersbedrijf kunnen nog Katholieken voor de organisatie ge ien warden. K. Bakkersgezellen, wordt toch eens Ps ge wakker! Het is mèer dan tijd. Uwe •te belangen staan 'toch op het spel. uwen plicht als arbeiderl a an k b e|r e i d -e ir s. Niet te ver en met de drankbestrijders. In Leiden e Katholieke organisatie onbekend, odeme organisatie is ook pas op ge- Veel Katholieken zullen er in dit wel niet werkzaam zijn. lil ers enz. Eveneens niet be- Op 't oogenblik worden pogingen wend om een afd. vau de Katholieke usati© op te richten. Of zij zullen i? Wij hopen het van harte. Dat wij ropagandisten veel succes toewen- behoeft zeker wel geen betoog, ekers enz. Ook al niet thuis! er zijn genoeg Katholieken in dit werkzaam, om een flinke vak ver eg te kunnen oprichten, ndels-, Kantoor- en Win- bedienden. Een organisatie ien hoogen vlucht kan nemen, wan- alle Katholieken omvatten zal. üt de mobilisatie was ongeveer het ge- bestuur onder de wapenen geroepen. 'iorgajnisojti-Og&ost i» or «ch- et. Luister maar! jEr is een afdeeling Lea neutralen Bond Mercurius, een an den Algemeenen of rooden bond, ifd. van den Christelijken Bond, een 'an den Katholieken Bond, benevens fd. van den Bond van Confectiebe- 'p, Geen gebrék dus. De Katholieke isatie kan hier nog veel winst beha-, (oor deze organisaties is reusachtig edaan voor de invoering van de ver- 9 uur winkelsluiting. Alleen dit aat is al iets waarop een vakvereeni- rotsch kan zijn. lalholieken zijn echter nog lang niet doordrongen van de noodzakelijk- »an prkicipieele organisatie. vrouwenorganisatie dient hieir flink te worden aangepakt, meer de Katholieke organisatie alle ken omvat, dan zal zij waarschijn- en sterke, zoo niet de sterkste orgar «in dit bedrijf worden, ermakers enz. Deze orgaril» heeft er vroeger goed voor gestaan, door vertrek van een der beste ten, hoeft zij een gevoelig verlies ge>- Een ieder zal zich de actie nog wel lieren die door de ridders van de iiidï1 twee jaar geleden» gevoerd is lieerschte er een goede organisatie- geest. Er bestond' toen oen jeugdorganisa tie en een vrouwelijke afdeeling. -Den .1 aat sten tijd laat zij echter weer op gewekte klanken hooren. Binnenkort viert zij haar 10-jarig 'bestaan. Vergissen we ons niet, dan zal zij spoedig (haar oude sterkte weer bereikt hebben. Land- en tuin bouwarbei ders. De oprichting dezer organisatie heeft indertijd 'heel wat voeten in de aarde gehad. Of daaraan nu (haar gebrekkige groei te wijten is, weten wij niet. Maar wel weten wij, dat zij er beter voorgestaan heeft, dan nu. Laten^we (hopen dat zij spoedig weer op dreef zal wezen, want er is hier in Leiden nog een groot arbeids veld'. Dén imoed niet opgeven, vrienden! Volhouden is het parool. LEIDENAAR. BUITENLAND. Op Zee. De Möwe. Een medewerker van den „Berliner Lo- kal-anzeiger" heeft een onderhoud gehad met kapitein graaf Dohna Schiobten, com mandant van de „Möwe." De kapitein vertelde: In het begin van Januari voer de „Möwe op den Atlantischen Oceaan. Ons schip was m zoo'n goeden toestand, en de ge zondheid van de bemanning was zoo voor treffelijk, da.t ik het besluit kon nemen tot een giroot-e onderneming. Tegen den middag van den eersten dag kregen wij een rookwolk in zicht. Toen ik Lnarkta, da.f} de stoomboot,, waarvan de rook afkomstig was, minder tnel liep dan wij, begonnen wij onmiddellijk de vervol ging.' Na eenige uren, toen wij reeds een iheel stuk dichterbij gekomen waren, kwam recht voor ons een tweede schip aan, dat rechtstreeks op ons aanhield. Ik wachtte af, tot wij midden tusschen beide in waren. Toen heesch ik de oorlogsvlag en het internationalen vlaggenbevel: on middellijk stoppen. Als bewijs, dat het ernstig geméend wa9, losten wij een scherp schot voor den boeg van beide schepen. De bemanning was blijkbaar on- acuig&naam verrast plotseling--bij ons ka nonnen te zien verschijnen. Als kippén zonder koppen liep alles door elkaar. Kof fers en kisten werden rond gesleept. Ik hiedd mij nu bezig mot de eerste stoom boot, waarvan ik d& bemanning bij ons aan boord het komen. De tweede gebruik te deze gelegenheid en een plotseling op komenden regenbui om zich uit. de voeten te maken, ofschoon ze ireeds bijgedraaid gelegen had. Ze kwam uit het gezicht, maar nadat wij de vervolging hadden voortgezet, moest zij stoppen en zich over geven, nadat een granaat vlak bij haar was neergevallen. De eerste dag had ons dus twee Eragel- sche stoombooten opgeleverd, die beide een vrij kostbare lading aan boord hadden. Beiden liggen nu op den bodem van de zee. Den volgenden dag kregen wij drie stoom schepen 's Morgens om zeven uur ging het eerste naar den kelder. De golven had den zich nog niet daar boven gesloten, toen de tweede in het gezicht kwam. Ter wijl deze het zelfde lot onderging, kwam /mei een derde aangestoomd. Om zeven uur 's avonds dreven de wrakstukken van alle drie vreedzaam op één plek bij elkaar. Wij waren in het gezicht van Madeira, 's Morgens hadden wij een boot laten zin ken. Eenige uren latex kwam de „Apparn" in het gezicht. Nu kwam het er op aan te overleggen of wij haar zouden nemen. Het'schip was met draadlooze telegrafie voorzien en kon van onze aanwezigheid mededeelmg doen. Bovendien waren pas sagiers aan boord. Weer werd do oorlogs vlag met het signaal: onmiddellijk stop pen, opgeheschen. En weer moest oen Waarschuwingsschot afgegeten worden, vóór de kapitein bijdraaide. Toen ik ach ter het dek van het schip omvoer, merkten wij een kanon, dat Engelse he marinema trozen juist op ons aan 't richten waren. Geweervuur hield hen weg. De paniek aan boord scheen in den beginn© zeer .groot. De passagiers, onder wie blijkbaar vele vrouwen, liepen verward op het dek door elkaar, deden zwemvesten aan of zochten hun hebben en houclen bij elkaar. Eerst langzamerhand gelukt het het prijscommando, dat ik er heen gezonden had, eenige kalmte 'te verkrijgen. Het werd nog beter, toen den passagiers was medegedeeld, dat hun particuliere eigen dom zooveel mogelijk zou worden ontzien. Een bijzonder mooo. oog-eribli'kwas het, toen de Duitsche krijgsgevangenen, die zich aan boord bevonden, werden verlost. De arme kerels geloofden Qmm oog en niet, •toen hun hutten geopend werden en zij op het dek werden gebracht. Stom en ge roerd stonden zij daar bij elkaar. Ik Sieft hen op de „Möwe" brengen Op de „Appam" bevonden zich vier En- gelsche officieren en 30 matrozen, die als krijgsgevangenen werden meegenomen. In een brandkast vonden wij staven goud. Zij waren netjes in kisten gepakt en uit het Kaapland en van de Goudkust afkomstig. Zij kwamen onder mijn schrijftafel te land an zijn get.ukkig in Duitschland aangeko men. Ik was met oipze't zoo Gang in deze vaar wateren gebleven om een schip te vinden, waarop ik de bemanning van de ge-zonken schepen kon onderbrengen, Do ,,Appam" scheen mij als passagiersschip bijzonder daarvoor geschikt Wij hielden haar- voor- •loopig bij ons. Wij mosten weten hoeveel kolen, en proviand het ©chip aan boord had, daar men eerst daarna kon uitmaken, naar welke haven het gezonden moest worden». Den vof.gende.ra dag bracht ons de .,01 an Mactavish". 's Morgens om half vijf kwam zijn rookwolk in het gezicht. Het was een snol, met draadlooze telegrafie ui'tgerust acth:£V De vervolging begon onmiddellijk, maar eerst na heit donker worden kwam .de „Möwe" in, de-buurt. „What slhip?" Het ik seinen. Een pij.nüijlce tegenvraag kwam ■terug. „Who are you?" Ik voer voor zijn boeg om het vluchten te beletten. Het schip draaide bij. „Haer Duitsche kruiser, on middellijk stoppen!" We liggen parallel naast elkaar. Aan het geweldig werken van zijn schroeven zie ■ik, dat het ©chip volle vaart loopt. Desniet temin seint het terug: c,ik heb gestopt." Tegelijkertijd wordt mij uit de hut van den telegrafist medegedeeld, dat de Engelsch- nran van zijn draadlooze telegrafie gebruik maakt. Een waarschuwingsschot gaat voor zijn boeg. Dit helpt niet Nu wordt het ernst. Een tweede granaat treft in de brug. De draadlooze telegraaf zwijgt nu, ■maar hij beantwoordt ons vuur Op korten afstand van eilkaar varen» wij~kn volle vaart, terwijl wij elkaar beschieten. Nu opent de „Möwe" snelvuur Wij zien eenige treffers. Spoedig schijnt (hij er genoeg van te hebben. Hij seint: „we stop at all". En nu zwijgen ook de dekkaraonraem van de „Möwe". Allee speelt zich als gewoonlijk af. Er gaat een prijsbemanning aan boord. Wij nemen de bemanning van het schip over. Do kapitein, en twee matrozen van de Era- gelsche marine worden krijgsgevangenen. Onder de bemanning van de „Clan Mac tavish" waren eenige dooden en gewon den, Dit schip had ongeveer tweehonderd Engelschen en honderd Indiërs aan boqrd. In het geheel waren vijfhonderd mera- ©cJhen aanboord. Het werd hoog tijd de ge vangenen kwijt ,te raken. Ze werden op de „Appam" gobra-cht en luitenant Berg kreeg beve'l dit schip als Duitsche prijs naar Newport-News te brengen. Ongeveer een maand later kruisten wij weer in de *zalftle buurt, steeds er mee bezig "zooveel vijandelijke schepen als mo gelijk Was dn den grond te.boren. Op oen avond, toen het reeds zoo donker was dat de nationaliteit .niet meer bepaald kon worden, kwam ons een stoomboot in den .weg. De kapitein, die bijzonder slim willde zijn, gaf op onze vraag wie hij was eerst een naam op, die in geen scheepsregister voorkomt. Ik vroeg nog eens. Toen heette hij weer anders. Hij vea*te:de later, dat hij in zijn verwarring werkelijk vergeten had, welken naam hij het'eexsit had genoemd. Wij vonden het bijzonder treurig dat wij een schip met duizend flesschen Pommery moesten laten zinken, te meer daar de onze opgegaan was. Hoe en waar wij (thuis kwamen blijft nog een geheim. Het laatste gedeelte van de reis werd onder bescherming van de Duitsche vloot afgelegd. Rusland. Vrouwen aan het Russische front. 't Gebeurde bij Novastolky, aldus een frontcorrespondenfl m d.e „Daily Tele graph". De Russische troepen hadden juist een schitterende overwinning be haald. D© verslagen Duitschers bombar deerden het dorp, dat weldra in vlammen stond. Voor ons was het zaak te houden wat we eenmaal hadden en zooveel moge lijk de bosschen te bezetten, ten einde het den vijand onmogelijk te maken, om zich daarin terug te trekken. Dus werden onze reservetroepen in die bosschen gestation- neerd. De mannen zaten om de kampvu ren en keken met een onverschillig gezicht naar den voorbijtrekkenden stoet van vluchtelingen en gewonden. Langzaam aan marcheerden de nieuwe regimenten in de richting van den vijand. Zij moesten den aanval voortzetten en de uitgeputte troepenmachten vervangen. Met mijn camera in de hand sla ik in gezelschap van een paar officieren, die mij tot gids strekken, de troepenbeweging gade. Ik ben op zoek naar nieuwe indruk ken die niet zoo gemakkelijk meer worden opgedaan, wanneer men den oorlog aan beide fronten heeft gevolgd en tot de con clusie is gekomen dut het hier als het ware een eindelooze herhaling geldt. Plotseling ontdek ik een soldaat die, wanneer hij ons ziet, onmiddellijk achter uit wijkt en zich bij de anderen weer in de achterhoede voegt. Deze beweging al leen is voldoende om mijn aandacht te trekken; en ik zie met verbazing dat die soldaat lang haar heeft en de oogen van een vrouw. Als ik mijn metgezellen er naar vraag, antwoorden zij: „Ja zeken-, dat is een vrouw. Hebt tl nooit gehoord van een ze kere Veraeen goed, dapper soldaat die reeds een decoratie heeft verdiend?" Ik uit mijn verbazing over dit alles, waarop de anderen zeggen; „Natuurlijk geldt ook bij ons als regel dat vrouwen niet bij de troepen worden ingelijfd, maar de autoriteitep zien een enkele uitzonde ring die zij beschouwen als van onschuldi- gen aard te zijn, wel eens door de vingers. Bij den aanvang van den oorlog hebben enkele vrouwen getracht onder een manne- lijken naam dienst te nemen. Zij wilden hun echtgenoot, hun verloofde, hun vader volgen, en daar er op hun gedrag absoluut niets aan te merken viel. meende men dat er geen enkele reden bestond qm een goed soldaat het gezelschap van zijn vrouw of meisje, wanneer onder dat gezelschap dft dienst niet het minst leed, te misgunnen. „Vrouwen die alleen door een krijgszuch tig idealisme en door vaderlandslievend* gevoelens gedreven worden tot dienst ne men behooren tot de uitzonderingen. Vera is echter een van dit witte raven." Hoewel Vera zeer handig mijn camera wist te ontwijken heb ik haar toch even kunnen opnemen. Ze is krachtig gebouwd, heeft een gezonde kleur en oogen waaruit noch verlegenheid, noch behaagzucht spre ken. Ze draagt precies dezelfde uniform als haar kameraden met wie zij alle wederwja righeden van den veldtocht trouw deelt. Doordat ze gewond werd, heeft men ontdekt tot welke sekse zij behoorde. De soldaten die wisten wie hun kameraad was, hadden heit feit steeds angstvallig voor hunne superieuren verborgen gehou den. Ondanks alle glimlachjes en gefronste wenkbrauwen waartoe het bovenstaande allicht aanleiding zal geven, aldus de cor respondent, ben ik er van overtuigd, dat Vera's optreden als actief soldaat noch ironische opmerkingen, noch verwonde ring, noch vrees behoeft te wekken. Gedurende mijn talrijke reizen heb i|| meer dan eens gelegenheid gehad op te merken dat het den Russischen soldaten volmaakt onverschillig laat of ze zich al dan niet in heit gezelschap van vrouwen bevinden. Bij een van de regimenten die in Gallciö vechten heb ik een tweedevrouwelijke sol daat ontmoet.. Een officier vertelde me da* ook hier de kameraden het feit voor hunne superieuren verborgen hadden gehouden. De officier zelf kwam er bij toeval achte». „Hij wou den soldaat wegens zijn goed gedrag tot ordonnance bevorderen en Ue* hem daarom bij zich komen. Het gezich* van den jongen man, meer speciaal d* oogen, trokken zijn aandacht. Hij begon t« vragen; eerst volgden ontkennende ant woorden, maar ten slotte, toen het meaaj© min of meer in het nauw gedreven werd, begon ze te huilen en bekende alles. Ze had in de maand Mei onder d»eo naam Tanja Kakourine dienst genomen. Ze was 16 jaar en slaagde er door het dra gen van een langen mantel in haar meis jesfiguur te verbergen. Al de moeilijkheden van den dienst, al de gevaren van het slagveld werden haar deel. Ze is dapper, aldus verklaarde de of ficier; en ze voelt zich volmaakt gelukkig onder ona. Trouwens de dapperheid schijnt haar in het bloed te zitten. In den oorlog tegen Turkije heeft Tanja's moeder in 1877 op dezelfde wijze als haar dochter dat deed, dienst genomen in het Russische leger Tanja's gedrag is onberispelijk. Ze ziefc er aardig, frisch en gezond uit De uniform kleedt haar uitmuntend. Ze gaat kame raadschappelijk met de soldaten om doch geeft aan niemand hunner de voorkeur De jongens op hun beurt zouden voor Tanja door het vuur gaan, en toen zij onlangs hoorden dat het meisje voorgedragen zou worden voor het kruis en de .medaille van de orde van St. George was de vreugde al gemeen. Onze klein© Jeanne d'Arc babbelt en lacht als een kind. en toch is zij au fond ernstig; .en bezit een gepast gevoel van eigenwaarde Deze beide laatste hoedanig heden werken als een onzichtbaar schild. Ik ben er van overtuigd dat de soldaat dia Tanja zou durven aanraken geen leven meeir zou hebben Een altaar of een vlag worden niet ongestraft geschonden Ten slotte kan ik nog een vrouwelijke sol daat vermelden die eerder dan Tanja met de maagd van Domrémy vergeleken kan worden. FEUILLETON. Een beter begin. lastiscli en zwijgend als een bekoor- Groom, omringd door eeai lichtend, •liijneaic! waas van sterren-goud en i"ligt de schepping in de rust 'is ©a Kersrtjnis; 'het oude jaar ried- daken en straten, de velden en dalen,, is met een zware sneeuwlaag over vaar langs. de zilveren gloed der web ie sterren speelt en dartelt. e® karig gemeubileerde kamer zit 'ngeiing wi-esas oogen den. slaap miet i vatten en op wiens gel aait een die- ^tosd. speelt, aan 't venster te tt©, ziel is geweldig bewogen en een tyke storm jaagt door bert hart. p." mompelt hij... „arm. arm en eu van allen,, beroofd van alles door roekeloos en krankznmig spel. Mijn aii& God..." half waanzinnig springt hij op, loopt 105 Ge kamer op en meer. en de wan- w&araan hij iter prooi is, doet een door zijn hoofd bliksemen, die lijk is. kevende hand grijpt !hij in zijn pocr- i.e. ■portret.Het portre«t van een eenigs- ©n» droomeirig maar mooi meisje, ortiret van haar die ihtj lang, lang voor 't laatst zag, .toen hij zijn 'Ps en slingerend leven begon, is (hij' weer in deze'-fde stad. waar VV00nfc. de stad, die hij in geen j-a- 'gezien of bekocht had,, maar d-i-e ■wnaal gekend had' ais den ge-tu-k- er •ttenschom. VerP't een» langen weemoedig en blik op dat schoon en» vriendelijk gelaat, -in die oogen. waaruit hem stieeds een» homed van zaligheid tegeinilachte Hoe langer hij haar beschouwt, hoe levendiger de herinnering voor zijn» geest oprijst era hoe dieper en wreeder hij gevoelt, dat hij gespeeld heeft met de schoonste geschenken van God. Zou zij me nog kunnen vergeven. Nelly, de -laatste hoop; die me nog aan t 3even bindt, de laatste zonnestraal, die nog aan den somberen horizon mijmer toekomst gloort.? O. als ik eens aan haar voeten -mijn belofte meerlegd-e en hij haar smeekte om vergeving. Immers zij was zoo goed, zoo teedar, misschien. En» weer flikkert de zoete hoop een wijle zaïchtjens in zijn stormend gemoed. Het its hem of haar lippen reeds de woor den spreken, die hem nog gelukkig kun nen maken». O, wat was hij «to-en gedukkag; een hemel was zijn teven, en thans, hoe drukt de last der vreeselijk-e eenzaamheid lood zwaar op zijn hart. Hij voedt zkh oud als het stervende jaar. Hartstochtelijk kust (hij het portret, het beeld van haar, die hij zoo «nemdig veel verdriet deed verduren. Maar meen, neen, hij voelt hoe ze hem afweert, en hij hoort haar stem, die hem minzaam, maar vast beraden verwijt: „Jean, ik ken u niet meer, uwe ried is koud. gij eijt mijn gen negenheid niet meer waardig, ga heen, en vergeeft mij voor eeuwig, gelijk gij mij sinds lang vergeten hebt". En weer stijgt de smart met verdubbel de kracht au zijai boeczein. Ook gij veracht mij dus nu de geheeld wereld mij verlaat, de koude, wijde, ledige wereld? Er (brijft, mij niets dan de dood. Het portret ontglipt zijn hand, hij grijpt ieis uit zijn schamele reiskoffer, ,hergt het in zijn zak, sluit de deur meit eein forschen ruk en verdwijnt in de stikte van den nacht. Nog twee lange straten, nog een steeg, nog een» breede eenzame landsti-aat, dan is hij buiten» de stad; en daarachter -ligt het stifll© eenzame woud', waar hij in vroe ger tijden zoo menig gelukkig en zorge loos uurtje mocht ©lijten, en dat aanstonds getuige zal wezen van» hert schrikwekkend uiteinde van een ongelukkige jongeling, die zijn leven opofferde aan de grillen, van een eft'lendigenhartistocht... zucht naar het spel... Wat is 't stil daarbuiten, nu het ijaax ten einde naakt. Zwijgend blikt de maan over de aarde en de heldere sneeuw weerkaatst hét gou den licht der sterren. Met haastig koortsigen tred, sluipt de ongelukkige voort, naar <te plaats weer hij de maat zijner misdaden zal voil sna ken Zijn hoofd gloeit, zijn wangen, bran den, in zijn ziel bruist de orkaan der wan hoop, zijn hart weet; raieit© meer. hij voelt niets meer. Krampachtig houdt hij de rechterhand in die wijde zak van zijn jas, 't wapen om klemd, dat straks rijn 'treurige taak zal vervurien,. De Langstraat is reeds achter den rug. Werktuigelijk erl instinctmatig ails een witloos voortgedrervene slaat de ongeluk kige den hoek om. 't Is middennacht. Wab ia 't doodsch in de .straten. Geen 'levend wezm beweegt zich. Geen lamp werpt (haar vriendelijk licht naar buiten^ alles slaapt, alAes rust. alles zwijgt. AMeera de maan blikt zwijgend over de eerde en de heldere sneeuw weerkaatst het gouden licht der sterren. Doch hoor... Wat is d<at?„. Is 't een droom? Van waar plotseling dat volle le ven? Hij staat ©til en luistert met gespannen aandacht. Hoort... orgelspel, zoo schoon, zoo zacht, zoo meiodieus den stKlleii nacht beziel en, en muziek van mannen, en» knapenstem men, zoo g.rootsch en begeesterend, alsof de hemel zich opende. Stom van verbazing, peinst de jongeling wat het toch kan zijn in dit uur. 't Is hem als ontwaakt hij .plotseling uit, een langen da-oom Hij zrj&t o,p een afstand een kloos terkerk. Langzaam schrijdt hij voort en luistert met ingehouden adem. Hij nadert ad dichter en dóchter en ein delijk staat hij stil aan voorportaal eerier kapel Door do geschilderde ramen dringt een heldere lichtstroom naar bui ten. terwijl de wegsleepende gevoelvoHe en verheffende muziek ter eere van den Koning der Eeuwen in weeldenge tonen door de lucht trilt. Monniken zingen de noot urnen voor den vplgendon dag. heit feest van 's Heer en ■Besnijdenis, het Nieuwe jaar Als aan don grond genageld staat hij daar Duizenden bermnermgen uit vroe ger dagen vliegen ade lichtende bliksem stralen door den nacht zijner zlefl en heel 'i verleden zijner jonkheid rijst voor hem ails een droomgezicht Hij slingert het wapen, dat rijn sidde rende hand nog steeds omklemd hiefld van zich weg en uitgeput, door ai de schokken die zijn hart beroerden, zinkt (hij we en end op den kouden drempel der kapel op de knieën era... bidt om vergevang. Gesterkt en verkwikt richt (hij zich na eenige oogemblikken op, en treedt de kerk binnen. De dienst was juist geëindigd en de ge loovigen, die in den .schaduw der klooster kerk wonera, verwijderen zich. En toen de tempel was leeggestroomd knielde de jongeling neer om kraobt en t-roosrt. te vragen aan Hem, die arm era ver- latera was geweest op aarde gelijk hij tb ara© za.f arm en verlaten was Maar voor datzelfde kribbeke m de schaduw der pilaren lag op datzelfde oogenblik een slank meisje in gebed ver zonken. Haar schoone era weemoedige oogen wa ren vochtig era uit haar.lijdend hart steeg een bede zoo innig en vurig, vol vertrou wen era geloof era hoop. De jongeling zag haar niet want hij sloeg geen acht op hetgeen er om hem heen gebeurde Alleen de vreeselijke mis dadige nacht, dtem hij doorieefd had rees onophoudelijk door rijn geschokte ziel eo in rijn gedachten verscheen het beeld van dat bleeke. droom enge beeldscboone me» Je, met dein glim,.ach vara vergeving en liefde op de dpnera. Ach waar zou zij zijn; mocht zij nog leven en toch weten wat er op dit oogera- bfck in hem omgang. En hij geloofde weer era hoopte era bad. Het böeeke meisje voor de kribbe had haar lang era vurig gebed geëindigd, wischte een traan van haar wangen, wierp nog eera smeekenden HHk op 't Kindje en richtte zich op om de kerk te verlaten. In het voorbijgaan viel haar oog op des» jongeling, die nog steeds met t hoofd ge bogen ira dezelfde houding lag te bidden, maar een kreet van ontroering ontsnapte aan haar borst- Jean... NeLly.. waren die eenige woordeo die hun over de bevende lippen roldea. Hun zieden hadden elkaar in diera aacW sinds riar.j reeds ontmoet en begrepen... Hij begon een nieuw deven. „H-sgz.H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1