OFFICIEELE KERKLIJST
S)e£eicbc/hx£0oti^ant
mm
VAN
Gi*riaiG^fe)i GM@;gy«rajgg^ia>t^isJtTOigt>r/3i etr/ai (^/sigi^TGt»Kigi»K)iGMTOTgf<TO
ÈÖS
MM
MM
MM
MM
MM
MM
HSM
£M
Septuagesima.
,ee uit den brief van den Heiligen Pau!u9
aan (lie van Corinthen. IX. 24—X. 5.
Iieve broeidercs! wedt gij niet, dait zij, die
<Ï0 aieajfeaaw loopen, wel allen loopen-,
naair ééri alleen den prijs behaaJft? Loopt
jan zoo, (diat (gij ftiem imoogit (behalen. Nu,
die ,oan den prijs strijden» onthouden
litfti /van alles: zij om eene vergankelijke
iDoomi te ontvangen; maar wij om e>en.e, on-
ergankelijke. lik Joop dan, niet gelijk in
dt wild: .ik sitrijid niet gelijk in de hidhlt
ohermemle, maar kastijd mijn lic'haam
n, "breng 'hei onder bedwang, opdat ik niet,
a .aimderen gepredikt te (hebben, zélf ver-
ïorpe worde. Wanlt broeders, dik will niet,
at ihat u onbekend zij, dat onze voonvade-
allm onder de wolk geweest zijn: dat
ij a/aten onder Mazes (gedoopt zijn geweest
wolk en in de aee: dat zij allen de-
alfde goddelijke spijs gegeten, en allen
dezelfde geestelijke steenrots gedran-
eo hebben, die hen volgde en die Qteen-
»ts was Ohir.iistus; maar Gad (had in (het
kearöndeel vam hen geen behagen.
vangelie uit den H. Mattheus. XX 1—16.
In dien tijd sprak Jezus deze gelijkenis
it zijne 'Discipelenr Het rijk der hemelen
gélijik aan ©enen huisvader, die 's mw-
ens vroeg uitging om werklieden fin zij-
wijngaard' ito huren. Nadat hij met de
eilkbaden oiv ereeng ékomen was voor
denaris .daags, zond (hij ce naar zij-
en wijngaard. En uitgegaan zijnde om-
tut. l)de derde ure, zag hij anderen op
markt ledig Staan, en zeide htm: gaat
ook naar mijnen wijngaard, en wat
Blijk .is, zal dik u geven. En zij gingen.
- Veïerom ging hij uit omtrent 2) de zesde
S) de negende ure, en deed insgelijks,
rotvent 4) de elfde ure wederom uMgev-
ffljhde, vond hij nog anderen, slaan',
«dde tot hen: wat staat gij hier den
welen dag ledig? Zij antwoordden hem:
Jat >cffis niemand gehuumd fheeft. Hij
tot hen>: gaat gij ook naar mijnen
jngaard. Toen het nu avond was, zend©
hear -van den wijngaard tot zijnen hof-
•roeipf de werik bidden en geef ze
a loon, beginnende van de illaateten tot
eersten. En als zij kwamen, die om-
mi de elfde ure in den wijngaard' geko-
waren, onifivlnigen zij elk eenien denia-
Dodh toen de eersten kwamen, meen-
deze, dat zij meer ontvangen zouden,
tar zij kregen ook elk oenen denaris. En
n ontvangende, morden zij tegen den
Kvader, zeggende, deze laatisten hebben
aar één uur gearbeid', en gij hebt hen ge-
gesteld met ons, die den last van den
en de hitte gedragen hebben. Maar
antwoordde, en zeiide tot een hunner:
lead,, ik doe u geen ongelijk: zijt gij niet
or eenen denaris met mij ovareengekio-
ni? Neem, hetgeen u toekomt, e-n ga
en. Wamt .ik wil ook aan de&e laatsteen
wn geflijtk aan u. Gf is het mij niet ge-
rtoofd te doen, hetgeen :1k wail? Is .uw
c kwaad, omdat ik goed ben? Alzoo zul-
de laatsten de eersten zijn, en de eeir-
m de laatster.. Want velen zijn er geroe-
inaar weinigen, Uitverkoren.
as maar onze rekening te negen
en 's morgens. 2) Ton twaalf uren
ptiddags. 3) Ten drie uren namiddags.
Tea zes uren 's avonds.
erklaring van het Epistel.
Rij zijn op aarde, om God te dienen en
ttdoor in den hemel te komen, 's Men-
Wn leven hier aai'de is een proef-
l| gelukkig te noemen is alleen hij,
dezen tocht goed volbrengt. En wie is
gezegende? Degene, die, terwijl hij de
Gods had kunnen overtreden, deze
overtreden heeft, die het kwaad had
'Uteü doen, en niet gedaan heeft." Hem
tëen wij zalig prijzen, want als hjj be-
*s.' zal hij de kroon des levens ont-
die God heeft toegezegd aan
p uie Hem beminnen,
et leven, zoo beschouwd, wordit door
Puulus vergeleken met een ren-
Wanneer er een wedstrijd is uitge-
wven, zoo zegt hij, dan komen er van
Kanten deelnemers, om te beproeven
■J misschien den ©ereprijs kunnen be-
Slechts aan één zal die prijs ten
vallen, maar allen doen hun best, en
oosten zich moeite en opoffering. Reeds
11 vah. voren hebben zij zich ge-
hebben matig geleefd en zich
uden van alles, wat misschien de
beweging van het lichaam zou
K lommeren en bij den wedstrijd
I zij al hun krachten in. Waar-
ton,.111 vsrgankelijken prijs, een
prkrans te behalen.
i ?(fU Z1J' die. in ^ien renbaan loopen,
°yeel moeite geven,, zouden dan wij,
lau-rf ,v<ms. ren^aan loopen moeten,
u afschrikken door moeilijkheden.
Ook hier is een ©ereprijs te behalen, maar
hier is 't een onvergankelijke, namelijk:
de kroon der eeuwige zaligheicL En meer
nog: niet slechte één, maar allen kunnen
die kroon verwerven, want overwinnaar
zal zijn ieder, die den löopbaan des levens
goed voleind heeft. Ieder, die God gediend
heeft, zooals het behoort, zal zalig worden.
Maar misschien ontbreekt daartoe de
noodige moed, misschien valt de dienst van
God te zwaar.
Om de Corinthiërs met moed te bezielen,
wijst de H. Paulus op zichzelf. Ook hij ging
doop dift leven, maar niet onzeker als niet
wetend, werwaarts hij zijn schreden zetten
moest, steeds hield hij het oog gericht op
h©t cloel, dat hij wilde bereiken: de eeuwige
zaligheid. Het bereiken van dat doel vroeg
offers van hem en veel offers, maar hij
bracht ze. „Ik vecht, zoo vervolgt hij, niet
al9 in de lucht slaande", alsof ik niet weet,
wie of waar mijn tegenstanders zijn, maar
mijn vijanden overwin ik. „Ik kastijd mijn
lichaam en breng het tot dienstbaarheid",
mijn zondige driften £n neigingen, die mij
zouden willen afbrengen van den juisten
weg, weet ik te bedwingen en te beheer-
schen. En gaarne streed Paulus tegen zijn
hartstochten, opdat hij zelf toch niet de
zaligheid des hemels zou moeten derven, hij,
die aan zooveel anderen geleerd had, hoe
den hemel te bereiken.
Naast zijn eigen voorbeeld, dat de Co
rinthiërs tot geloofsijver en offervaardig
heid opwekte, stelt de H. Paulus hun ook
voor oogen een voorbeeld, waardoor zij
een afschrik moesten krijgen van alle
onverschilligheid en lafheid.
Wat had God de Joden overladen met
weldaden! Op hun tocht van uit Egypte
n&ar het beloofde land, waren zij allen
wonderbaar door de Roode Zee gegaan,
hadden zij als onfeilbaren gids een kolom,
die. zich des daags als een duistere wolk en
's nachts ais een lichtende vuurzuil ver
toonde. ('t Was eenö voorafbeelding van het
H. Doopsel. Gelijk de Joden aldus bevrijd
werden van Pharao's tirannie en geleid
door de wolkzuil konden opgaan naar het
beloof de land, zoo zou het H. Doopsel den
mensch. bevrijden van satans macht zoodat
die mensch, geleid door het geloof, kon
gaan den weg ten hemeL) En allen ook
hadden zij, toen zij hongerden, liet manna
uit de hemel tot spijs, toen zij dorstten het
water, door Gods Almacht vloeiend uit de
steenrots, tot drank ontvangen. (Die hen
■toen zoo begunstigde was de Zoon Gods,
die later, als God-mensch aan het kruis
vastgenageld, geworden is_ de geestelijke
Steenrots, waaruit stroomen van genade
voortkwamen.) Maar „in het meerendeel
der Joden had God geen welbehagen". Zij,
die zooveel weldaden van Hem hadden
genoten, wilden Hem toch niet dienen, en
maakten zich schuldig aan velerlei zon
den. Daarom heeft God hen gestraft, het
doel van hun uittocht: het beloofde land,
hebben zij niet bereikt; God heeft hen doen
sterven in de woestijn.
Zorgen wij, die, meer nog dan de Joden,
.weldaden van God hebben ontvangen, dat
wij het doel van ons leven, de zaligheid,
niet zullen moeten missen. Dienen wij
God uit geheel ons hart met al onze krach
ten, en in den hemel zal Hij ons overgroot
•loon zijn.
TH. A. VIS,
„Hageveld" Voorhout. R. K. Priester.
Verklaring van het Evangelie.
Met dezen Zondag Septuagesima begint
in de liturgie van het kerkelijk jaar de
Paasehkring, en begint de H. Kerk haar
verwijderde voorbereiding op de herden
king van het groot-© werk der verlossing
in Jezus smartelijk lijden en Zijn vreugde
volle opstanding. De herinnering aan die
overgroote genade wordt one vooral leven
dig voor oogen gesteld in het brevier
gebed, waar de H. Kerk achtereenvolgens
spreekt over de schepping en den zondeval
de beloften omtrent den Verlosser gedaan
aan de aartsvaders, de roeping en uitver
kiezing van het Joodsche volk, om daarna
te laten optreden de eerbiedwaardige ge
stalten der profeten, die het leven het lij
den en de verheerlijking van den Messias
nader hebben voorspeld en aangeduid. Met
deze beteekendg van de voorbereiding op
het Paaschfeest houdt ook nauw verband
het evangelie van dezen Zondag, waarin de
H. Kerk door een schoone gelijkenis van
den goddelijker* Zaligmaker ons er aan
herinnert, dat wij onze roeping en uitver
kiezing tot het genade-rijk van den Mes
sias enkel en alleen danken aan de on
eindige goedheid en liefde, aan de genade
Gods.
De goddelijke Zaligmaker vergelijkt hier
het rijk der hemelen met een wijngaard,
welks eigenaar op verschillende tijden
van den dag uitgaat om arbeiders té hu
ren. Het heilige Land was vroeger reeds
rijk aan vruchtbare wijnbergen, Waar
voor bijzonder tegen den oogsttijd veel
werkkrachten noodig waren. Reeds vroeg
in den morgen, om 6 uur waarschijnlijk,
gaait de heer des huizes er op uit om ar
beiders te huren. Hij trof er onkelen aan
op het plein bij de .stadspoort, en kwam
mot hun overeen, dat zij voor één tienling
daags, d. i. ongeveer 50 cent (in dien tijd
het gewon© dagloon) in zijn wijngaard
zouden arbeiden. Maar nog kwam hij ar
beidskrachten te kortj en daarom ging hij
andermaal uit op het derde uur, 's morgens
om 9 uur, om arbeiders te huren, aan
wien hij een billijk loon toezegde. En het
zelfde deed hij op het 6e en 9e uur, d. w. z.
'a middags om 12 uur en om 3 uur. Toen
hij bemerkte, dat het werk dien dag nog
niet klaar zou komen, ging hij voor de
vijfde maal arbeiders opzoeken, omstreeks
het Ho uur, n.l. om 5 uur irn den namid
dag, ~een uur vóór zonsondergang. Hij treft
wederom enkele werkloozen in de stad
aan en zegt tot hen: „Wat staat gij hier
den gelieelen dag ledig?" En ©enigszins
mismoedig geven zij hem ten ontwoord:
„Omdat niemand ons gehuurd heeft". Aan
stonds antwoordt hun de heer der huizes:
„Gaat ook gij in mijnen wijngaard"; want
al ia het maar voor een uur, toch mogen
zij dat niet in ledigheid doorbrengen, om
dat zij zich nuttig maken voor zijn wijn
gaard.
Toan de arbeidstijd was afgeloopen, gaf
de huisheer aan zijn .rentmeester in last,
om het werkloon uit te betalen en daar
mede te beginnen bij degenen, die het
laatst waren gehuurd. Dezen ontvingen
tot hun verrassing etn vreugde elk een tien
ling, het loon dus, hetwelk de heer be
paald had voor de arbeiders, die hij het
eerst had gehuurd. Oogenschijnlijk zou ons
dit onrechtvaardig lijken, en zoo dachten
er ook de eerst-gehuurde arbeiders over,
die, 'toon zij zagen, dat de laatsten elk een
tienling ontvingen, in de stellige meening
verkeerden, dat zij nu wal meer zouden
ontvangen. Doch ook dezen ontvingen niet
meer dan één tienling. Vol wrevel en spijt
gaven zij daarover hun misnoegen te ken
nen, als reden voorwendend, dat zij tech
heel wat meer on zwaarder arbeid had
den moeten verrichten bij de brandende
hitte van den dag en de verzengende zon
nestralen van den middag. Doch zeer te
recht wees hun de huisheer op het onrecht
matige van hum mokken en morren; want
hij deed hun toch geen onrecht, zij ontvin
gen immers het loon, waarin zij met hem
waren overeengekomen. En het ging hun
toch niet aan, dat hij de arbeiders even
veel wilde geven, terwijl hij hun op fijn
gevoelige wijze berispte om hun afgunst
op hun medearbeiders.
Het valt niet moeilijk om te weten, wat
Jezus bedoelt met de verschillende perso
nen en zaken waarover Hij in de gelijke
nis spreekt .De heer des huizes is God, de
wijngaard is het rijk Góds hier op aarde,
het loon is de genade Gods en ook de
eeuwige gelukzaligheid, do arbeiders zijn
wij menschen. Die van den vroegen mor
gen af in den wijngaard des Heeren arbei
den zijn degenen, di© van hun vroegste
jeugd af aan gelooven, de geboden onder
houden en Gods wil volbrengen. Die om
streeks het darde uur geroepen worden,
daaronder kunnen wij verstaan degenen,
die in hun jeugd lichtzinnig en zondig le
ven, maar dan tot inkeer komen en een
christelijk leven gaan ledden in den dienst
van God. Die op het zesde en negende uur
aan den arbeid gaan zijn zij, die eerst op
rijperen leeftijd het heil hunner ziel gaan
behartigen, en voor God gaan leven en
weaken'. Eindelijk moeten we onder hen,
die op het elfde uur in den wijngaard gaan
arbeiden, die menschen verstaan, welke
eerst in den avond huns levens beantwoor
den aan den roepstem van Gods genade,
zich bekeeren van hum zondig leven en dan
tot aan hun dood toe God getrouw dienen.
De tijd Van uitbetalen is het stervensuur,
wijl dan de tijd om te arbeiden voorbij is;
of ook wel de jomgstedag, wanneer de tijd
ctm te werken voor alle menschen voor
goed een einde neemt.
Dan zal Jezus Christus, als Rent
meester van God den Vader, als Rechter
over levenden en dooden a.an een ieder, die
in den wijngaard des Heeren, hetzij kort of
lang, maar getrouw en volhardend heeft
gearbeid, oenzelfde loon uitbetalen, n.l. de
eeuwige gelukzaligheid.
Jezus voegt echter aan deze parabel nog
enkele woorden tee, waarin Hij de betee-
kenis er van nader aanduidt: „Zoo zullen
de laatsten de eersten en de 'eersten de
laatsten zijn." Wat wil Jezus daarmede
zeggen? Dat de mate van het loon in het
rijk van Christus niet alleen zal afhangen
van de groote van het werk, hetwelk men
heeft verricht, noch van de moeite alleen
daarbij ondervonden, noch enkel van den
duur van den arbeid, maar vóór alles en
op de eerste plaats afhangt van den vrijen
wil en de goedheid Gods, Die aan een
ieder Zijn genaden uitdeelt, gelijk Hij goed
vindt. Zeker, God zal eenmaal in strenge
rechtvaai'digheid aan een ieder loon naar
werken geven (Rom. II, 6). Maar de be
slissende maatstaf voor een grooter of
kleiner loon is niet de uitwendige grootte
van het verrichtte werk op zich zelf, doch
de innerlijke genade en de medewerking
van deal kant der menschen. De mate ech
ter dezer genade is enkel en alleen afhan
kelijk van de vrije goedheid em liefde
Gods. En in verband hiermede hebben dan
ook de slotwoorden van het evangelie van
dezen Zondag: „Want velen zijn geroe
pen, maai- weinigen uitverkoren",, geen
andere beteekenis dan deze: Velen zijn ge
roepen tot een gewone mate van genade,
waarmede zij naar vermogen moeten me
dewerken; weinigen echter zijn uitverko
ren tot bijzondere en buitengewone gena
degaven, waardoor zij „volmaakt gewor
den in korten tijd, vele jaren voleinden."
(Wijsh. IV, 13). De hoofdgedachte
der gelijkenis is dus deze: de mate der
glorie in den hemel hangt af van de maat
der genade en 's menschen medewerking,
©n God is geheel vrij in de uitdeeling Zij-
nee genadegaven.
CHR. S. DESSING,
Heilo, Kapelaan.
Door lijden gelouterd.
Joseph van Linden was zijn naam; hij
was architect, had eijn vak goed geleerd
en zic/h een aanzienlijk vermogen verwor
ven'. Maar zijn geloof had schade geleden
gedurende zijn studietijd; slechte vrien
den hadden zijn geest in verwarring ge
bracht en zijn schreden op verboden, pa-
dien gelokt. God en Kerk beschouwde hij
aio geesteloos (kinderspel, niet geschikt
voor mannen van zijn soort, zoo als hij zich
uitdrukte. Wel had hij zich op dein bijzon-
deren wenech zijner vrouw anet haar on
der den zegen van een katholieken priester
in dien echt vertoonden, maar sedert dien
tijd- had hij geen voet meer lim een gods
huis gezet. Zijn brave, jonge vrouw zag
met diepe smart de afdwalingen van haar
man en zij bad voor zijn redding. Maar
jaar na jaar ging voorbij en nog sfioeg het
uur nóet voor haar echtgenoot.
Op zekeren dag Ihad een onverwacht
voorval plaats. De heer van Linden be
vond zich juist met zijne vrouw aan het
avondeten, toen plotseling de dienstknecht
tWee onbekende, zwart gekleed© heeren
aanmeldde, dié terstond' wonscHvten te
worden toegelaten. Op eien wenk van Van
Linden voerde dö dienstknecht hen bin
nen; zonder groeten kwamen zij in de
kamer en terwijl de een zich in de nabij
heid der deur plaatste, trad' de ander, een
grijsaard, maar met streng militgliir voor
komen, naderbij tot Van Linden en aaide
op hoffelijken en kalmen toon, terwijl hij
licht het hoofd boog:
Heb ik wellicht de eer met den heer
Josepfy van Linden te spreken?
Die bén .ik, antwoordde de architect,
niet zonder eene lichte opwelling van
angstige verwondering; kan ik u soms in
eenige aangelegenheid van dienst zijn?
Dank u; het doet mij leed, uw vrien
delijk aangeboden diensten niet te kim
men aannemen, daar ik een gewichtig en
ernstig ambt te vervullen# heb,. Ik ben na
melijk commissaris van pottliide van Ke
ring. Ik heb fin opdracht mij van uw per
soon te verzekeren en ik verklaar u hier
bij: in naam der wet, izijt gij mijn gevan
gene.
Met een door merg en been dringenden
gil zonk bij deze woorden de vrouw van
den architect (bewusteloos op den grond'.
Van Linden zelf was bleek als de dood en
(hij moest ziidh aan de tafel vasthouden om
miert, te vaülem; als een donderslag trof hem
deze verklaring van den commissaris.
Toch antwoordde hij met vaste stem als
een beleedigde:
Zijt gij dan ainnelbosl Ik gevangen?
Hoe komt gij er toe, een eerlijk -mensch,
diie niemand ©enig kwaad deed, te Willem
aanhouden?
Mijnheer, wees voorzichtig met uwe
woorden, hernam de politieagent koud', of
gij sdliuldiig zijl of niet, heb ik niet te on
derzoeken. Het gerecht heefit mij slechts
opgedragen u te vaitten, daar gij verdacht
wordt, gisteravond een moord....
Wat, eon moord? Ik een moordenaar.
Hemel, gietenavond! Wat zegt gij? Wie is
er vermoord?
De vermoorde os een goede bekende
van u; gij zult u wel een zekoreu Karei
van Ba mak herinneren. Dozen morgen
heeft men zijn lijk .in zijne warning ge
vonden.
Luid weenend zonk nu Van Linden op
zijn stoel neder en bedekte zijn gelaat met
beide handen:
Arme Karei, arme vriend! Gij ver
moord! Wie had dat godadit! Vermoord!
en ik zou uw moordenaar zijn! Neem,
nooit! Goed, mijnheer, mét deze woorden
sprong hij op, ik ben ter uwer beschik
king. Ik w3l den diieitoaren doode nog eens
zien, en dan aal ik bewijzen, dat ik ge
heel onschuldig toen, aan deze roekeloozö
daad! Tot wederaLens, NellyI
Met korte woorden beval hij nog zijne
bewustelooze vrouw aan de hoede harer
dienstmeid aan en volgde zwijgend de
mannen der wet naar het gereedstaande
rijtuig.
Maar het ging niet, zooalis Van Linden
gedacht had. Alle omstiandigheden bij
den moord waren bewijzen voor zijn
schuld, zonder dat hij door een toeken
zijn onschuld bewijzen kon. Daartoij had'
men hem kont voor de daad in. het huis
van Barnak zflon binnengaan. En zoo ge
beurde het, dat de deuren der gevangenüB
zich voor hem openden; en toen na eenige
pijnlijk© dagen de wachter meb een agent
verscheen moest hij de gerecMszaail bimr
mienltredan om tzijnio veroordeelimg aan te
hoomn,. Lang wend er beraadslaagd^ tot
dat eindelijk de rechter opstond en het
vonnis uitsprak, hat luide schuldig, den
dood voor de (bijl van den beul.
Van Linden bleef onbeweeglijk bij deze
gewichtige woorden, maar uit de schare
dier toehoorders weerklonk een angstkreet
Neuly's gewond hart had dien uitgestoo-
ten, m een onmacht beving de ongeluk-
Jsfige vrouw van den onschuldig veroor
deelde. Een smartelijk sidderen doortrok
het lichaam van den architect, zijn doffe
oogen. staarden weaenloos naar den grond
en zijn mond. fluisterde zacht:
Karei, gij weet dat ik onschuldig
ben. Vaarwel Nelly, vaarweV
Toen (bracht men hem naar de gevange
nis.
Morgen vroeg zal hij sterven! ginuwelijk
woord! Als eetn misdadiger zal hij zijn do
ven eindigen onder hot zwaard van den
scherprechter. Ontzettend! Een ijzige ril
ling doorliep zijne leden, zijn haren rezen
te berge, zijn oogen zagen met schrik hot
menpoel, omringd van duizenden duive-
God! maar voor hem was er immers geen
God. En na een schandelijken dood wat
was dan zijn lot? De hol? Maar er is im
mens geen hefl. Doch, daar staat het toch
voor hen», hij ziet zich zcüvei^'im don vlam-
menpoel, omringd' van duizenden duieve»-
len. Vreeselijk! Sidderend slaat hij zijn
handen voor zijn getaat, woelt hij vertwij
felend dn zijn haren. Dood, een schandelij
ke dood en dan de-hel. Een angstkreet
klinkt van zijne .lippen dioor de akelige
gevangenis en weerkaatst dof tegen de
duistere ondoordringbare muren: God. ja
er as een God, een vreeselijk, verschrikke
lijke God. Maar zijn vrouw Ihad hem ge
sproken en dikwijls verhaald van de barm
hartigheid Gods. Ja, hij-wil de h.et beproe
ven,- hij wilde zich bekeeren en weder een
christen worden zooaJls zijne edele, trou
we vrouw»
Breng mij een priester, zeide hij lot
den binnentredenden gevangenbewaarder.
Na diens vertrek wierp hij zich op de
knieën en trachtte te bidden, hij, do onge-
loovöge, de vrijgeest, die sedert jaren God
en het gebed gehaat had. liet smeek en
eijnare vrouw was vaitoocuxl, het uur van
terugkeer had' eindelijk geslagen.
Daar .rammelden plotseling daarbuiten
de zware sleutels van den cipier en met
luid krassen ging de deur opicn en daarna
stond Ne/Wy, de trouwe gade, gevolgd door
een comissaris van politie.
Nelly, een priester, zuchtte de ver
oordeelde, de armen tot haar uitstrek
kend.
Gode zij dank, Joseph, gij zijt vrij,
gij zijt onschuldig, zooais 'ik altijd ge
dacht heb, jubelde deze, en wierp zich
tegelijk in zijne armen
En nu trad de commissaris een schrede
vooruit en las een schrijven van het ge
rechtshof voor, waardoor de Iheor Van
Linden als onschuldig aan den moord,
terstond uit den kerker moest wonden vrij
gelaten. De werkelijke moordenaar had
zich, door gewetenswroeging gedreven, tij
het gerecht aangemeM.
Toen Van Linden de gevangenis ver
liet, was zijn -zwart haar grijs geworden
©n groeven waren in zijn ingevallen wan
gen, maar hij bekeerde citoh oprecht tn
v,erd een goed geloovig christen. Alls c-,li
ter in tater tijd iemand hem vroeg waar
om hij zijne godsdienstplichten, zoo stipt
vervulde, dan wees hij steeds op zijne
grijze haren en verhaalde, hoe hij door
Gods toelaten In de gevangenis was ge
weest-, hoe hij zich toen bekeerd had n
zoo door het vuur was getouiterd.
KERKBERICHTEN.
AARLANDERVEEN.
Parochie van de H.H. Apostelen Petrus
en Paulus.
Zondag: de H.H. Missen om 7.30 en 10 uur,
In de week alles volgens gewoonte.
ALPHEN.
Parochie van den H. Bonifacius.
Zondag: H.H. Missen 7, 8.30 (KapeJ), 10
uur Hoogmis; 1.30 uur Catechismus;
2.30 uur Vespers met Rozenhoedje; 4.30
uur Conferentie van het Juvenaat.
De geheele week de II. II. Missen
7 uur, 7 uur (Kapel); 8.15 uur.
BODEGRAVEN.
Parochie van den H. Wbllibrordus.
Zondag: 7 en 10 uur H.H. Missen; 7 uo*
Lof.
Maandag: 7.30 uur II. Mis.
Dinsdag: 7.30 on 8.30 uur II. MLa.
Woensdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis.
Donderdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis.
7 uur Lof ter eere van het H. Sacrament.
Vrijdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis.
Zaterdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Van 4
uur gelegenheid om te biechten.
Eiken ochtend 6.15 uur uitreiking der
II. Communie.
Eiken avond 7 uur Rozenhoedje om door
de voorspraak van Maria den vrede van
God af te smeek en.
BOSKOOP.
Parochie van den H. Joannes de Dooper.
Zondag: H. Mis 7.30 en 10 uur IIoogmA
2.30 Vespers met Rozenhoodjc.