OFFICIEELE KERKLIJST S)e£eicbc/hx£0oti^ant mm VAN Gi*riaiG^fe)i GM@;gy«rajgg^ia>t^isJtTOigt>r/3i etr/ai (^/sigi^TGt»Kigi»K)iGMTOTgf<TO ÈÖS MM MM MM MM MM MM HSM £M Septuagesima. ,ee uit den brief van den Heiligen Pau!u9 aan (lie van Corinthen. IX. 24—X. 5. Iieve broeidercs! wedt gij niet, dait zij, die <Ï0 aieajfeaaw loopen, wel allen loopen-, naair ééri alleen den prijs behaaJft? Loopt jan zoo, (diat (gij ftiem imoogit (behalen. Nu, die ,oan den prijs strijden» onthouden litfti /van alles: zij om eene vergankelijke iDoomi te ontvangen; maar wij om e>en.e, on- ergankelijke. lik Joop dan, niet gelijk in dt wild: .ik sitrijid niet gelijk in de hidhlt ohermemle, maar kastijd mijn lic'haam n, "breng 'hei onder bedwang, opdat ik niet, a .aimderen gepredikt te (hebben, zélf ver- ïorpe worde. Wanlt broeders, dik will niet, at ihat u onbekend zij, dat onze voonvade- allm onder de wolk geweest zijn: dat ij a/aten onder Mazes (gedoopt zijn geweest wolk en in de aee: dat zij allen de- alfde goddelijke spijs gegeten, en allen dezelfde geestelijke steenrots gedran- eo hebben, die hen volgde en die Qteen- »ts was Ohir.iistus; maar Gad (had in (het kearöndeel vam hen geen behagen. vangelie uit den H. Mattheus. XX 1—16. In dien tijd sprak Jezus deze gelijkenis it zijne 'Discipelenr Het rijk der hemelen gélijik aan ©enen huisvader, die 's mw- ens vroeg uitging om werklieden fin zij- wijngaard' ito huren. Nadat hij met de eilkbaden oiv ereeng ékomen was voor denaris .daags, zond (hij ce naar zij- en wijngaard. En uitgegaan zijnde om- tut. l)de derde ure, zag hij anderen op markt ledig Staan, en zeide htm: gaat ook naar mijnen wijngaard, en wat Blijk .is, zal dik u geven. En zij gingen. - Veïerom ging hij uit omtrent 2) de zesde S) de negende ure, en deed insgelijks, rotvent 4) de elfde ure wederom uMgev- ffljhde, vond hij nog anderen, slaan', «dde tot hen: wat staat gij hier den welen dag ledig? Zij antwoordden hem: Jat >cffis niemand gehuumd fheeft. Hij tot hen>: gaat gij ook naar mijnen jngaard. Toen het nu avond was, zend© hear -van den wijngaard tot zijnen hof- •roeipf de werik bidden en geef ze a loon, beginnende van de illaateten tot eersten. En als zij kwamen, die om- mi de elfde ure in den wijngaard' geko- waren, onifivlnigen zij elk eenien denia- Dodh toen de eersten kwamen, meen- deze, dat zij meer ontvangen zouden, tar zij kregen ook elk oenen denaris. En n ontvangende, morden zij tegen den Kvader, zeggende, deze laatisten hebben aar één uur gearbeid', en gij hebt hen ge- gesteld met ons, die den last van den en de hitte gedragen hebben. Maar antwoordde, en zeiide tot een hunner: lead,, ik doe u geen ongelijk: zijt gij niet or eenen denaris met mij ovareengekio- ni? Neem, hetgeen u toekomt, e-n ga en. Wamt .ik wil ook aan de&e laatsteen wn geflijtk aan u. Gf is het mij niet ge- rtoofd te doen, hetgeen :1k wail? Is .uw c kwaad, omdat ik goed ben? Alzoo zul- de laatsten de eersten zijn, en de eeir- m de laatster.. Want velen zijn er geroe- inaar weinigen, Uitverkoren. as maar onze rekening te negen en 's morgens. 2) Ton twaalf uren ptiddags. 3) Ten drie uren namiddags. Tea zes uren 's avonds. erklaring van het Epistel. Rij zijn op aarde, om God te dienen en ttdoor in den hemel te komen, 's Men- Wn leven hier aai'de is een proef- l| gelukkig te noemen is alleen hij, dezen tocht goed volbrengt. En wie is gezegende? Degene, die, terwijl hij de Gods had kunnen overtreden, deze overtreden heeft, die het kwaad had 'Uteü doen, en niet gedaan heeft." Hem tëen wij zalig prijzen, want als hjj be- *s.' zal hij de kroon des levens ont- die God heeft toegezegd aan p uie Hem beminnen, et leven, zoo beschouwd, wordit door Puulus vergeleken met een ren- Wanneer er een wedstrijd is uitge- wven, zoo zegt hij, dan komen er van Kanten deelnemers, om te beproeven ■J misschien den ©ereprijs kunnen be- Slechts aan één zal die prijs ten vallen, maar allen doen hun best, en oosten zich moeite en opoffering. Reeds 11 vah. voren hebben zij zich ge- hebben matig geleefd en zich uden van alles, wat misschien de beweging van het lichaam zou K lommeren en bij den wedstrijd I zij al hun krachten in. Waar- ton,.111 vsrgankelijken prijs, een prkrans te behalen. i ?(fU Z1J' die. in ^ien renbaan loopen, °yeel moeite geven,, zouden dan wij, lau-rf ,v<ms. ren^aan loopen moeten, u afschrikken door moeilijkheden. Ook hier is een ©ereprijs te behalen, maar hier is 't een onvergankelijke, namelijk: de kroon der eeuwige zaligheicL En meer nog: niet slechte één, maar allen kunnen die kroon verwerven, want overwinnaar zal zijn ieder, die den löopbaan des levens goed voleind heeft. Ieder, die God gediend heeft, zooals het behoort, zal zalig worden. Maar misschien ontbreekt daartoe de noodige moed, misschien valt de dienst van God te zwaar. Om de Corinthiërs met moed te bezielen, wijst de H. Paulus op zichzelf. Ook hij ging doop dift leven, maar niet onzeker als niet wetend, werwaarts hij zijn schreden zetten moest, steeds hield hij het oog gericht op h©t cloel, dat hij wilde bereiken: de eeuwige zaligheid. Het bereiken van dat doel vroeg offers van hem en veel offers, maar hij bracht ze. „Ik vecht, zoo vervolgt hij, niet al9 in de lucht slaande", alsof ik niet weet, wie of waar mijn tegenstanders zijn, maar mijn vijanden overwin ik. „Ik kastijd mijn lichaam en breng het tot dienstbaarheid", mijn zondige driften £n neigingen, die mij zouden willen afbrengen van den juisten weg, weet ik te bedwingen en te beheer- schen. En gaarne streed Paulus tegen zijn hartstochten, opdat hij zelf toch niet de zaligheid des hemels zou moeten derven, hij, die aan zooveel anderen geleerd had, hoe den hemel te bereiken. Naast zijn eigen voorbeeld, dat de Co rinthiërs tot geloofsijver en offervaardig heid opwekte, stelt de H. Paulus hun ook voor oogen een voorbeeld, waardoor zij een afschrik moesten krijgen van alle onverschilligheid en lafheid. Wat had God de Joden overladen met weldaden! Op hun tocht van uit Egypte n&ar het beloofde land, waren zij allen wonderbaar door de Roode Zee gegaan, hadden zij als onfeilbaren gids een kolom, die. zich des daags als een duistere wolk en 's nachts ais een lichtende vuurzuil ver toonde. ('t Was eenö voorafbeelding van het H. Doopsel. Gelijk de Joden aldus bevrijd werden van Pharao's tirannie en geleid door de wolkzuil konden opgaan naar het beloof de land, zoo zou het H. Doopsel den mensch. bevrijden van satans macht zoodat die mensch, geleid door het geloof, kon gaan den weg ten hemeL) En allen ook hadden zij, toen zij hongerden, liet manna uit de hemel tot spijs, toen zij dorstten het water, door Gods Almacht vloeiend uit de steenrots, tot drank ontvangen. (Die hen ■toen zoo begunstigde was de Zoon Gods, die later, als God-mensch aan het kruis vastgenageld, geworden is_ de geestelijke Steenrots, waaruit stroomen van genade voortkwamen.) Maar „in het meerendeel der Joden had God geen welbehagen". Zij, die zooveel weldaden van Hem hadden genoten, wilden Hem toch niet dienen, en maakten zich schuldig aan velerlei zon den. Daarom heeft God hen gestraft, het doel van hun uittocht: het beloofde land, hebben zij niet bereikt; God heeft hen doen sterven in de woestijn. Zorgen wij, die, meer nog dan de Joden, .weldaden van God hebben ontvangen, dat wij het doel van ons leven, de zaligheid, niet zullen moeten missen. Dienen wij God uit geheel ons hart met al onze krach ten, en in den hemel zal Hij ons overgroot •loon zijn. TH. A. VIS, „Hageveld" Voorhout. R. K. Priester. Verklaring van het Evangelie. Met dezen Zondag Septuagesima begint in de liturgie van het kerkelijk jaar de Paasehkring, en begint de H. Kerk haar verwijderde voorbereiding op de herden king van het groot-© werk der verlossing in Jezus smartelijk lijden en Zijn vreugde volle opstanding. De herinnering aan die overgroote genade wordt one vooral leven dig voor oogen gesteld in het brevier gebed, waar de H. Kerk achtereenvolgens spreekt over de schepping en den zondeval de beloften omtrent den Verlosser gedaan aan de aartsvaders, de roeping en uitver kiezing van het Joodsche volk, om daarna te laten optreden de eerbiedwaardige ge stalten der profeten, die het leven het lij den en de verheerlijking van den Messias nader hebben voorspeld en aangeduid. Met deze beteekendg van de voorbereiding op het Paaschfeest houdt ook nauw verband het evangelie van dezen Zondag, waarin de H. Kerk door een schoone gelijkenis van den goddelijker* Zaligmaker ons er aan herinnert, dat wij onze roeping en uitver kiezing tot het genade-rijk van den Mes sias enkel en alleen danken aan de on eindige goedheid en liefde, aan de genade Gods. De goddelijke Zaligmaker vergelijkt hier het rijk der hemelen met een wijngaard, welks eigenaar op verschillende tijden van den dag uitgaat om arbeiders té hu ren. Het heilige Land was vroeger reeds rijk aan vruchtbare wijnbergen, Waar voor bijzonder tegen den oogsttijd veel werkkrachten noodig waren. Reeds vroeg in den morgen, om 6 uur waarschijnlijk, gaait de heer des huizes er op uit om ar beiders te huren. Hij trof er onkelen aan op het plein bij de .stadspoort, en kwam mot hun overeen, dat zij voor één tienling daags, d. i. ongeveer 50 cent (in dien tijd het gewon© dagloon) in zijn wijngaard zouden arbeiden. Maar nog kwam hij ar beidskrachten te kortj en daarom ging hij andermaal uit op het derde uur, 's morgens om 9 uur, om arbeiders te huren, aan wien hij een billijk loon toezegde. En het zelfde deed hij op het 6e en 9e uur, d. w. z. 'a middags om 12 uur en om 3 uur. Toen hij bemerkte, dat het werk dien dag nog niet klaar zou komen, ging hij voor de vijfde maal arbeiders opzoeken, omstreeks het Ho uur, n.l. om 5 uur irn den namid dag, ~een uur vóór zonsondergang. Hij treft wederom enkele werkloozen in de stad aan en zegt tot hen: „Wat staat gij hier den gelieelen dag ledig?" En ©enigszins mismoedig geven zij hem ten ontwoord: „Omdat niemand ons gehuurd heeft". Aan stonds antwoordt hun de heer der huizes: „Gaat ook gij in mijnen wijngaard"; want al ia het maar voor een uur, toch mogen zij dat niet in ledigheid doorbrengen, om dat zij zich nuttig maken voor zijn wijn gaard. Toan de arbeidstijd was afgeloopen, gaf de huisheer aan zijn .rentmeester in last, om het werkloon uit te betalen en daar mede te beginnen bij degenen, die het laatst waren gehuurd. Dezen ontvingen tot hun verrassing etn vreugde elk een tien ling, het loon dus, hetwelk de heer be paald had voor de arbeiders, die hij het eerst had gehuurd. Oogenschijnlijk zou ons dit onrechtvaardig lijken, en zoo dachten er ook de eerst-gehuurde arbeiders over, die, 'toon zij zagen, dat de laatsten elk een tienling ontvingen, in de stellige meening verkeerden, dat zij nu wal meer zouden ontvangen. Doch ook dezen ontvingen niet meer dan één tienling. Vol wrevel en spijt gaven zij daarover hun misnoegen te ken nen, als reden voorwendend, dat zij tech heel wat meer on zwaarder arbeid had den moeten verrichten bij de brandende hitte van den dag en de verzengende zon nestralen van den middag. Doch zeer te recht wees hun de huisheer op het onrecht matige van hum mokken en morren; want hij deed hun toch geen onrecht, zij ontvin gen immers het loon, waarin zij met hem waren overeengekomen. En het ging hun toch niet aan, dat hij de arbeiders even veel wilde geven, terwijl hij hun op fijn gevoelige wijze berispte om hun afgunst op hun medearbeiders. Het valt niet moeilijk om te weten, wat Jezus bedoelt met de verschillende perso nen en zaken waarover Hij in de gelijke nis spreekt .De heer des huizes is God, de wijngaard is het rijk Góds hier op aarde, het loon is de genade Gods en ook de eeuwige gelukzaligheid, do arbeiders zijn wij menschen. Die van den vroegen mor gen af in den wijngaard des Heeren arbei den zijn degenen, di© van hun vroegste jeugd af aan gelooven, de geboden onder houden en Gods wil volbrengen. Die om streeks het darde uur geroepen worden, daaronder kunnen wij verstaan degenen, die in hun jeugd lichtzinnig en zondig le ven, maar dan tot inkeer komen en een christelijk leven gaan ledden in den dienst van God. Die op het zesde en negende uur aan den arbeid gaan zijn zij, die eerst op rijperen leeftijd het heil hunner ziel gaan behartigen, en voor God gaan leven en weaken'. Eindelijk moeten we onder hen, die op het elfde uur in den wijngaard gaan arbeiden, die menschen verstaan, welke eerst in den avond huns levens beantwoor den aan den roepstem van Gods genade, zich bekeeren van hum zondig leven en dan tot aan hun dood toe God getrouw dienen. De tijd Van uitbetalen is het stervensuur, wijl dan de tijd om te arbeiden voorbij is; of ook wel de jomgstedag, wanneer de tijd ctm te werken voor alle menschen voor goed een einde neemt. Dan zal Jezus Christus, als Rent meester van God den Vader, als Rechter over levenden en dooden a.an een ieder, die in den wijngaard des Heeren, hetzij kort of lang, maar getrouw en volhardend heeft gearbeid, oenzelfde loon uitbetalen, n.l. de eeuwige gelukzaligheid. Jezus voegt echter aan deze parabel nog enkele woorden tee, waarin Hij de betee- kenis er van nader aanduidt: „Zoo zullen de laatsten de eersten en de 'eersten de laatsten zijn." Wat wil Jezus daarmede zeggen? Dat de mate van het loon in het rijk van Christus niet alleen zal afhangen van de groote van het werk, hetwelk men heeft verricht, noch van de moeite alleen daarbij ondervonden, noch enkel van den duur van den arbeid, maar vóór alles en op de eerste plaats afhangt van den vrijen wil en de goedheid Gods, Die aan een ieder Zijn genaden uitdeelt, gelijk Hij goed vindt. Zeker, God zal eenmaal in strenge rechtvaai'digheid aan een ieder loon naar werken geven (Rom. II, 6). Maar de be slissende maatstaf voor een grooter of kleiner loon is niet de uitwendige grootte van het verrichtte werk op zich zelf, doch de innerlijke genade en de medewerking van deal kant der menschen. De mate ech ter dezer genade is enkel en alleen afhan kelijk van de vrije goedheid em liefde Gods. En in verband hiermede hebben dan ook de slotwoorden van het evangelie van dezen Zondag: „Want velen zijn geroe pen, maai- weinigen uitverkoren",, geen andere beteekenis dan deze: Velen zijn ge roepen tot een gewone mate van genade, waarmede zij naar vermogen moeten me dewerken; weinigen echter zijn uitverko ren tot bijzondere en buitengewone gena degaven, waardoor zij „volmaakt gewor den in korten tijd, vele jaren voleinden." (Wijsh. IV, 13). De hoofdgedachte der gelijkenis is dus deze: de mate der glorie in den hemel hangt af van de maat der genade en 's menschen medewerking, ©n God is geheel vrij in de uitdeeling Zij- nee genadegaven. CHR. S. DESSING, Heilo, Kapelaan. Door lijden gelouterd. Joseph van Linden was zijn naam; hij was architect, had eijn vak goed geleerd en zic/h een aanzienlijk vermogen verwor ven'. Maar zijn geloof had schade geleden gedurende zijn studietijd; slechte vrien den hadden zijn geest in verwarring ge bracht en zijn schreden op verboden, pa- dien gelokt. God en Kerk beschouwde hij aio geesteloos (kinderspel, niet geschikt voor mannen van zijn soort, zoo als hij zich uitdrukte. Wel had hij zich op dein bijzon- deren wenech zijner vrouw anet haar on der den zegen van een katholieken priester in dien echt vertoonden, maar sedert dien tijd- had hij geen voet meer lim een gods huis gezet. Zijn brave, jonge vrouw zag met diepe smart de afdwalingen van haar man en zij bad voor zijn redding. Maar jaar na jaar ging voorbij en nog sfioeg het uur nóet voor haar echtgenoot. Op zekeren dag Ihad een onverwacht voorval plaats. De heer van Linden be vond zich juist met zijne vrouw aan het avondeten, toen plotseling de dienstknecht tWee onbekende, zwart gekleed© heeren aanmeldde, dié terstond' wonscHvten te worden toegelaten. Op eien wenk van Van Linden voerde dö dienstknecht hen bin nen; zonder groeten kwamen zij in de kamer en terwijl de een zich in de nabij heid der deur plaatste, trad' de ander, een grijsaard, maar met streng militgliir voor komen, naderbij tot Van Linden en aaide op hoffelijken en kalmen toon, terwijl hij licht het hoofd boog: Heb ik wellicht de eer met den heer Josepfy van Linden te spreken? Die bén .ik, antwoordde de architect, niet zonder eene lichte opwelling van angstige verwondering; kan ik u soms in eenige aangelegenheid van dienst zijn? Dank u; het doet mij leed, uw vrien delijk aangeboden diensten niet te kim men aannemen, daar ik een gewichtig en ernstig ambt te vervullen# heb,. Ik ben na melijk commissaris van pottliide van Ke ring. Ik heb fin opdracht mij van uw per soon te verzekeren en ik verklaar u hier bij: in naam der wet, izijt gij mijn gevan gene. Met een door merg en been dringenden gil zonk bij deze woorden de vrouw van den architect (bewusteloos op den grond'. Van Linden zelf was bleek als de dood en (hij moest ziidh aan de tafel vasthouden om miert, te vaülem; als een donderslag trof hem deze verklaring van den commissaris. Toch antwoordde hij met vaste stem als een beleedigde: Zijt gij dan ainnelbosl Ik gevangen? Hoe komt gij er toe, een eerlijk -mensch, diie niemand ©enig kwaad deed, te Willem aanhouden? Mijnheer, wees voorzichtig met uwe woorden, hernam de politieagent koud', of gij sdliuldiig zijl of niet, heb ik niet te on derzoeken. Het gerecht heefit mij slechts opgedragen u te vaitten, daar gij verdacht wordt, gisteravond een moord.... Wat, eon moord? Ik een moordenaar. Hemel, gietenavond! Wat zegt gij? Wie is er vermoord? De vermoorde os een goede bekende van u; gij zult u wel een zekoreu Karei van Ba mak herinneren. Dozen morgen heeft men zijn lijk .in zijne warning ge vonden. Luid weenend zonk nu Van Linden op zijn stoel neder en bedekte zijn gelaat met beide handen: Arme Karei, arme vriend! Gij ver moord! Wie had dat godadit! Vermoord! en ik zou uw moordenaar zijn! Neem, nooit! Goed, mijnheer, mét deze woorden sprong hij op, ik ben ter uwer beschik king. Ik w3l den diieitoaren doode nog eens zien, en dan aal ik bewijzen, dat ik ge heel onschuldig toen, aan deze roekeloozö daad! Tot wederaLens, NellyI Met korte woorden beval hij nog zijne bewustelooze vrouw aan de hoede harer dienstmeid aan en volgde zwijgend de mannen der wet naar het gereedstaande rijtuig. Maar het ging niet, zooalis Van Linden gedacht had. Alle omstiandigheden bij den moord waren bewijzen voor zijn schuld, zonder dat hij door een toeken zijn onschuld bewijzen kon. Daartoij had' men hem kont voor de daad in. het huis van Barnak zflon binnengaan. En zoo ge beurde het, dat de deuren der gevangenüB zich voor hem openden; en toen na eenige pijnlijk© dagen de wachter meb een agent verscheen moest hij de gerecMszaail bimr mienltredan om tzijnio veroordeelimg aan te hoomn,. Lang wend er beraadslaagd^ tot dat eindelijk de rechter opstond en het vonnis uitsprak, hat luide schuldig, den dood voor de (bijl van den beul. Van Linden bleef onbeweeglijk bij deze gewichtige woorden, maar uit de schare dier toehoorders weerklonk een angstkreet Neuly's gewond hart had dien uitgestoo- ten, m een onmacht beving de ongeluk- Jsfige vrouw van den onschuldig veroor deelde. Een smartelijk sidderen doortrok het lichaam van den architect, zijn doffe oogen. staarden weaenloos naar den grond en zijn mond. fluisterde zacht: Karei, gij weet dat ik onschuldig ben. Vaarwel Nelly, vaarweV Toen (bracht men hem naar de gevange nis. Morgen vroeg zal hij sterven! ginuwelijk woord! Als eetn misdadiger zal hij zijn do ven eindigen onder hot zwaard van den scherprechter. Ontzettend! Een ijzige ril ling doorliep zijne leden, zijn haren rezen te berge, zijn oogen zagen met schrik hot menpoel, omringd van duizenden duive- God! maar voor hem was er immers geen God. En na een schandelijken dood wat was dan zijn lot? De hol? Maar er is im mens geen hefl. Doch, daar staat het toch voor hen», hij ziet zich zcüvei^'im don vlam- menpoel, omringd' van duizenden duieve»- len. Vreeselijk! Sidderend slaat hij zijn handen voor zijn getaat, woelt hij vertwij felend dn zijn haren. Dood, een schandelij ke dood en dan de-hel. Een angstkreet klinkt van zijne .lippen dioor de akelige gevangenis en weerkaatst dof tegen de duistere ondoordringbare muren: God. ja er as een God, een vreeselijk, verschrikke lijke God. Maar zijn vrouw Ihad hem ge sproken en dikwijls verhaald van de barm hartigheid Gods. Ja, hij-wil de h.et beproe ven,- hij wilde zich bekeeren en weder een christen worden zooaJls zijne edele, trou we vrouw» Breng mij een priester, zeide hij lot den binnentredenden gevangenbewaarder. Na diens vertrek wierp hij zich op de knieën en trachtte te bidden, hij, do onge- loovöge, de vrijgeest, die sedert jaren God en het gebed gehaat had. liet smeek en eijnare vrouw was vaitoocuxl, het uur van terugkeer had' eindelijk geslagen. Daar .rammelden plotseling daarbuiten de zware sleutels van den cipier en met luid krassen ging de deur opicn en daarna stond Ne/Wy, de trouwe gade, gevolgd door een comissaris van politie. Nelly, een priester, zuchtte de ver oordeelde, de armen tot haar uitstrek kend. Gode zij dank, Joseph, gij zijt vrij, gij zijt onschuldig, zooais 'ik altijd ge dacht heb, jubelde deze, en wierp zich tegelijk in zijne armen En nu trad de commissaris een schrede vooruit en las een schrijven van het ge rechtshof voor, waardoor de Iheor Van Linden als onschuldig aan den moord, terstond uit den kerker moest wonden vrij gelaten. De werkelijke moordenaar had zich, door gewetenswroeging gedreven, tij het gerecht aangemeM. Toen Van Linden de gevangenis ver liet, was zijn -zwart haar grijs geworden ©n groeven waren in zijn ingevallen wan gen, maar hij bekeerde citoh oprecht tn v,erd een goed geloovig christen. Alls c-,li ter in tater tijd iemand hem vroeg waar om hij zijne godsdienstplichten, zoo stipt vervulde, dan wees hij steeds op zijne grijze haren en verhaalde, hoe hij door Gods toelaten In de gevangenis was ge weest-, hoe hij zich toen bekeerd had n zoo door het vuur was getouiterd. KERKBERICHTEN. AARLANDERVEEN. Parochie van de H.H. Apostelen Petrus en Paulus. Zondag: de H.H. Missen om 7.30 en 10 uur, In de week alles volgens gewoonte. ALPHEN. Parochie van den H. Bonifacius. Zondag: H.H. Missen 7, 8.30 (KapeJ), 10 uur Hoogmis; 1.30 uur Catechismus; 2.30 uur Vespers met Rozenhoedje; 4.30 uur Conferentie van het Juvenaat. De geheele week de II. II. Missen 7 uur, 7 uur (Kapel); 8.15 uur. BODEGRAVEN. Parochie van den H. Wbllibrordus. Zondag: 7 en 10 uur H.H. Missen; 7 uo* Lof. Maandag: 7.30 uur II. Mis. Dinsdag: 7.30 on 8.30 uur II. MLa. Woensdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Donderdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. 7 uur Lof ter eere van het H. Sacrament. Vrijdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Zaterdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Van 4 uur gelegenheid om te biechten. Eiken ochtend 6.15 uur uitreiking der II. Communie. Eiken avond 7 uur Rozenhoedje om door de voorspraak van Maria den vrede van God af te smeek en. BOSKOOP. Parochie van den H. Joannes de Dooper. Zondag: H. Mis 7.30 en 10 uur IIoogmA 2.30 Vespers met Rozenhoodjc.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 5