OFFICIEELE KERKLIJST tw/s-; gc^-si siw/s: c^r/s;gy>»fó;gi<^3;sv>r/3 flY/atoWflr/aliar/sm/aW/BK^/aiftWftWavfliiam^ VAN EM 4e ZONDAG NA DRIEKONINGEN. Lea uit den Brief van den .H. Paulus aan de Romeinen XIII 810. Lieve Broeders! W-eest niemand iets chuldig, tenzij dat gij elkander te lief want die zijn evennaastebemint, ïeeft de wet vervuld. Immers: gij zult jeen overspel doen ;gij zult niet dood- laan ;gij zult niet stelen; en gij zult geen •alsche getuigenis geven; gij zult niets be geren; elk ander gebod ia hierin he rat: gij zult uwen evennaaste beminnen gelijk u zeiven. De liefde tot den even- ïaaste doet geen" kwaad. De liefde dus is ie vervulling der wet. ïvangelve uit den H. Mattheus VIII 23—27. In dien tijd ging Jezus in een scheepje, jn zijn Discipelen volgden hem. En ziet laar ontstond een groot onweder op zee, loo dat het scheepje door de baren over- lekt werd. Hij echter sliep. De Discipelen lan tot Hem komende, wekten Hem, zeg- Heer, help ons, wij vergaan. Je ws zeide hun: wat zijt gij bevreesd, gij rfeingeloovigen !Dan stond Hij op, en ge- )ood aan de winden en de zee: en het we- Ier werd zeer stil. En de menschen wa ren verwonderd, en zeiden: wie is deze, dat Hem de winden en de zee gehoorza men? jVerkiaring van het Epistel. Toen de H. Evangelist Joannes om zijn hoogen leeftijd niet meer in staat was een langdurige predicati© te houden, was hij gewoon, bij iedere bijeenkomst der Chris tenen, dit, ééne woord hun toe te voegen: Mijn kindertjes, bemint elkander." Zijn leerlingen vonden het vervelend, en vroe- ;en hem, waarom hij hun altijd hetzelf- le voorhield. En het. antwoord van den p-biedwaardigen grijsaard was: Omdat, iet een gebod des Heeren is en" alls dat jebod onderhouden wordt, is het vol- Ioen.de. Hetzelfde leert ons de H. Paulus in het pistol van dezen Zondag. Broeders, zoo vangt het Epistel heden Elan, weest aan niemand iets schuldig, San dat gij elkander liefhebt: want een schuld der liefde hebben wi] aan onzen evennaaste te betalen. Doch dit is juist het eigenaardige van deze schuld, dat .zij nimmer geheel kan worden afgedaan: want or is geen tijd, waarop men niet ge houden is, zijn evenmensch te beminnen. Geen vrees echter behoeft er te ontstaan, men daardoor zal te kort schieten in zijne liefde tot God: neen, die zijn naaste liefheeft op de rechte wijze, heeft God lief, Die liet. bevolen heeft: en naar het iwoord. van Jezus Christus hangt aan deze itwee geboden de geheele wet. De Apostel bomt hier eenige geboden op: en het is duidelijk, dat, wie deze zes geboden na leeft, de liefde tot den naaste in menig opzicht onderhoudt. Het is waar, de ge boden, die de II. Paulus hier opnoemt, stonden geschreven op de tweede der steen en tafelen, maar hij laat er onmid dellijk op volgen: „en wat ander gebod er ook moge zijn, het wordt samengevat in 'dit woord: gij zult uwen naaste liefhebben kis u .zeiven", en wij mogen daarom met den H. Joannes de vraag stellen; Wanneer 'iemand zijnen naaste, dien hij ziet, Biet leefheeft, hoe zal hij dan God, Dien hij niet ziet, liefhebben? Zijnen naaste liefhebben als zich zeiven, is het voor naamste gebod der Christenen, ja. moet het kenmerkend onderscheid zijn, waar door wij ons als ware leerlingen van Christus doen kennen. En wat dit gebod inhoudt? De liefde doet niet, wat den naaste kwaad is: meer nog en zeker heeft, de Apostel ook dit er onder begre pen t de liefde doet, wat. den naaste foed is: Heeft Jezus Christus niet het zelfde geleerd, waar Hij zegt: Alles, wat £i.i verlangt, dat de menschen u doen zullen, doet het ook hun." Die liefde is de Vervulling der wet en mocht de beoefening «wr deugd som9 offers kosten, zoo moe ten wij opzien naar den Heer Jezus Chris- Us, Die Zelf ons zulk een voortreffelijk ■voorbeeld daarvan heeft gegeven. Zoo JJoeten wij vooral bidden tot Hem, dat '«ij door Zijne genade aanvulle, wat wij iUlt on3 zeiven niet vermogen. H. N. P. J. BERKHOUT» Geinluiden. Kapelaan Verklaring van het Evangelie. Het grootsche en indrukwekkende won- - w^arvan het evangelie van dezen zondag preekt, had plaats op het meer Genesareth. Geheel den dag had Je- s aan den westelijken oever onvermoeid gearbeid, gepred\t, de ongelukkigen en y*1 göholpen, getroost en genezen. Om aan d^ groote, teteeds meer opdrin gende volksmenigte te onttrekken, ver zocht Jezus tegen het vallen van den avond Zijn leerlingen, om Hem met een hunner scheepjes naar de overzijde van het meer te brengen, naar de landstreek Gergesa. En zelfs toen nog, zoo deelt de H. Marcus ons mede, volgde Hem daar heen een groote menigte volks in andere scheepjes. Het was een mooie avond, stil en kalm lag daar de wijde watervlakte, en door den wind licht voortbewogen doorkliefden de ranke scheepjes de blauwe golfjes van het |3childerachtige meer. De leerlingen hadden voor hun goddelijken Meester een afzonderlijke plaats in gereedheid ge bracht op het achterdek dicht bij het roer. Al spoedig had Jezus, afgemat door den vermoeiende® arbeid van den zorgvol- len dag, zich daar ter ruste neclergevleid, om gedurende den overtocht, welke in gewone omst-andighöden ongeveer drie uur duurde, Zijn afgematte ledematen door den slaap te verkwikken. Het ranke vaartuigje roet Zijn godde lijken last was nog maar nauwelijks ge komen in het diepste gedeelte van het meer, of daar stak op eens 'n geweldige storm op, een dier verradelijke stormen, waardoor het meer van Genesareth zoo be- pruchfj was en gevreesd docjr de schip pers. De straks nog zoo vredige, vlakke waterspiegel raakt in geweldige beroe ring, -huizen hoog rijzen de golven, rollen wiM en woes/t vervaarlijk bruisend en schuimend op en over elkaar, beuken on stuimig het lichte scheepje, nemen het op als een notendop en weerloos, om het dan weer met geweld neer te smakken in het ziendende en dolzinnig razende wa ter. De leerlingen spannen al hun krach ten in om het scheepje in zijn koers te houden, met bovenmenschelijke inspan ning trachten zij het te verdedigen tegen de woedende elementen. En Jezus blijft rustig slapen. Ai dreigender wordt de 'toestand van het ranke vaartuigje, waar de golven woest over heen rollen, het al meer met water vullen, zoodat het weldra dreigt 'te zinken. De leerlingen zijn uitge put van vermoeienis en vol angst wanneer zij zien, dat zij niet opgewassen zijn te gen de»n woedenden storm, welke hun scheepje met den ondergang bedreigt. In plaats nu van al hun vertrouwen te stel len op hun goddelijken Meester, Die al sliep Hij, toch bij hen was, en zich door die gedachte veilig en in Godls hand to weten, meenden zij dat Jezus in zijn slaap het gevaar niet kende, waarin zij ver keerden. In hun doodsangst wekken zij nu Jezus uit Zijn rust en roepen Hem angstig toe: ,,Heer red ons wij vergaan.' Nu wilde Jezus Zijn leerlingen niet lan ger op den proef stellen. Doch eerst wilde Hij hen berispen om hun gebrek aan vertrouwen op Zijn goddelijke almachtige hulp, welke zij 'toch reeds meermalen liadden gezien en ondervonden. Nu is het oogenblik gekomen, waarop Hij aan Zijn kleingeloovige leerlingen zal toonen Zijn onbeperkte, geweldige macht als Heer en Meester der natuur. Langzaam verheft zich Jezus van Zijn rufstplaats; daar staat Hij in de volle lengte Zijner goddelijke gestalte, welke zich indrukwek kend scherp afteek ent tegen de donkere stormlucht, recht op in het dobberende scheepje. Dan strekt Jezus langzaam de hand ui't over de woeste baren, en door 'het bulderen der stormvlagen klinkt krachtig Zijn goddelijk machtwoord: „Zwijg en wees stil." (Marc. IV 39). En 'ornmiddieLljjk bedaart de stormwind, de golven staken hun dood en verderf drei gend spel en het watervlak wordt kalm en effen als bij het begin van den over tocht. Wie zal in istaat zijn te beschrijven, wel ken. geweldigen indruk dit wonder maak te op Jezus' leerlingen en op de menschen, die in de andere scheepjes waren? Een dubbel wonder had Jezus gewrocht; want niet alleen had Hij de storm plotseling doen bedaren, maar tevens was er, want anders na een storm nooit onmiddellijk geschiedt, een volkomen kalmte en rust (gekomen over het woelijge watervlak. ,-,Wie is deze" zoo riepen zij verbaasd uit. Inderdaad, Hij Die zoo groote macht had „dat de winden on het meer aan Hem ge hoorzamen" kon niemand andeils zijn dan God zelf. Wat een heerlijke rjsden biedt dit won der ons om steeds «n groot vertrouwen te hebben op Jezus' hulp. Als Hij bij ons is, door de genade in ons hart woont, dan zijn wij altijd en overal eu in alle omstandig heden veilig., ook al meenen wij soms, dat Jezus slaapt en aan onze eigen zwakke krachten ons overlaat. Wanneer gevaren naar ziel of lichaam ons bedreigen, dan moeten ook wij even5W<Se apostelen, doch met meer geloof en vertrouwen, onze toe vlucht nemen tot Jezuls: Hij zal ons altijd helpen ter rechter tijd. ,,Op U, Heer, ver trouw ik, ik zal niet beschaamd worden in eeuwigheid 1" Heilo, CHR. S. DESSING, Liturgische beschouwingen. LITURGISCHE GEWADEN. XXIII. C. Pontificale eereteekenen. 4. Staf. De staf iis een, meesltal Ikunsbig-bewerkte stok, diie in een kromming eindigt, era waarop de Bisschop bij pontificale plech tigheden onder helt gaan steunt ails'op een herdersstaf. De ,sltaf is een zeer oud symbool voor de rechtsmacht., die men bezit over anderen; Reedis bij de oude voftkere® droegen de koningen, die „herders der vo'Jken" ge noemd1 werden, een scepter of st-a-f als ken- teeken hunner macht. Zoo kunnen we dan ook gemakkelijk verklaren, hoe het komt-, dat de Bisschoppen, die bij voorkeur zijn de Herders der hun toevertrouwde kud den, een herdersstaf dragen. 1) Oorspronkelijk was de bisschopsstaf een rechte stok, die eindigde in een dwars- s fokje of een T-vorm, en eerst ilater boven aan een kromming kreeg. Ook nu nog heeft de bisschopsstaf in de Oos-tersche Kerken den oorspronkelijken kruisvorm. Welke zinnebeeldige bebeefcenisse® de verschillende onderdeden van den bis schopsstaf hebben, daarover ioopen de meeningen, uiilteeai. Meestal geeft men de volgende ainnebeeldige voorstelling: de kromming wijst op de zachtmoedigheid,, het irechlte deel op de beslistheid, de punt, onderaan op de gestrengheid. Anderen geven, de volgende verklaring, volgens het vers: „Alttrahe per prinumo, medio rage, punge per imum", d. x trek aan door het hcoge uiteinde ml. de afgedwaalden moet men tot zich trekken, regeer door het midden, m. a. w. de goeden moet men wijs besturen, verbeter door den, punt, d.w.z. spoor de zondaars aan tot bekeering. Nog is 'het van bef.ang op te merken, dat de Paus geen kromstaf draagt, maar als o ndersdheiidiings teek en bezit een rech ten herdersstaf (in een drievoudig kruis uitloopend). We kunnen voor dlit vers-cMl meerdereredenen aangewen,. Vooreerst steunt dit onderscheid cxp dc vrome legen de, dat de H. Petrus zijn kromstaf zou gezonden hebben aan zijn leerling Eucha- tus, den eersten bisschop van Trier. Ver volgens de Bisschop steunt op den staf, d i. op de macht die hij van den Paus ontvangen heeft, de Pa,us daarentegen, die een onbeperkte macht bezit, welke hij niet van menschen ontving, heeft den kromstaf niet noodig. Eindelijk, de krom ming van den staf wijst er op, dat de bis schoppelijke macht beperkt is en zich moet buigen voor de onbeperkte macht des Pausen. N. B. De bisschopsstaf (is soms een pracht stuk van kiunslt. We herinneren onze lezers slechts aan den ziefidzaam-kostibareni staf, dien onze Doorluchtige Kerkvoogd draagt bij hoog-plechtige pontificalia in zijn Kat'hedraal-Kerk. J. P. VERHAAR, Seminarie „Hageveld". Pr. 1; Dc Bisschoppen koeren de kromming of krul naar buiiltcm 'ten teekemf, dat zij rechtsmacht hebben naar buiten, dut over het volk; de religieus© Prelaten daaren tegen dragen de kromming naar binnen, omdat hun rechtsmacht zich naar binnen o. i. over de kloosterlingen, uitstrekt. De brief aan de H. Maagd. Een Dujtsche dSichtor heel?!; eens hcj schoone woord geschreven: „Wat soms geen wijze vindt, Doet in zijn eenvoud 't kind." Zulk een vroom, eenvoudig kinderlijk gemoed bezat de kleine Louis. Hij was pas zes jaar en kon lezen noch schrijven; 'toen hij het besluit maakte aan de Moeder Gods een brief te sturen. Hoe is hij op het denkbeeld gekomen en wa,t heeft hem daartoe bewogen? Hij heeft eens höoren vertellen, dat een arm kind in zijn nood een briefgezonden had aan God den Va der in den hemel en dat hem daardoor goeds is wedervaren, hij werd uit zijn groeten nood verlost. Een ook de kleine Louis bevond zich in grooten nood. Louis had weelderig blond haar als zijde zoo zacht; een paar groote blauwe oogen, die vaak rood van 't schreien_wa- ren; zijn aangezicht bezat iets edels en hij was zoo blank en fijn van vel, als kinderen van armoedige ouders zelden zijn. Hij droeg een broekje, dat op de knieën was doorgesleten; een buisje van fijne snede, maar waarvan boven heele lappen naar beneden hingen; aan zijn lin ker voet had hij een laarsje en aan zijn rechtervoet een schoentje, aan beiden ont-_ brak de hiel; het, schoeisel was veel te lang en te wijd en het van voren de tee- nen zien) terwijl er overal gaten in waren. Hij was zeer koud ©n had grooten honger, want het was winteravond en Louis had in langen tijd niet gegeten, toon het denk beeld in hem opkwam, een brief naar Onze Lieve Vrouw te zenden. Maar hoe zou hij 'm dat leveren, daar hij geen let ter kon schrijven? de nabijheid van het huis, waar Louis zijn kamer had, woonde een „schrijver." Het was een oude, knorrige soldaat; vroom kon hij nu juist niet ge noemd worden, maar toch ook slecht was hij niet. Hij was uit den oorlog niet zoo verminkt thuis gekomen, dat hij onder de invaliden kon opgenomen worden. Daar hij arm was en zijn pensioen niet groot genoeg, om van te leven, verdiende hij den kost met voor anderen te schrijven: ïbrieive®, verzoekschriften, soliülcLtaties, aangiften en dergelijken. Louis had dezen man dikwijls genoeg van de straat af door de verweerde rui ten zien zitten en vernomen wat hij deed Hij wendde zich derhalve tot den oud-ge diende, om zijn brief te laten schrijven. Hij trad binnen en zei: „Goeden dag! Ik kom om voor mij een brief te laten schrij ven." „Twee sous," gaf „Pèr© Frangois" kort en bondig ten antwoord. De oud gediende noemde zich met fierheid „Va der Frans". Toen de klein© Louis dat „twee sous" hoorde, zei hij: „O néem het mij niet kwalijk!" trad bescheiden terug en begaf zich naar de deur. Vader Frans had het aardige voorko men van den kleuter opgemerkt en vroeg: „Zeg, kleine, zijt ge een soldatenkind?" „Neen," antwoordde Louis, „ik ben het kind van mijn mama, die heelemaal* al leen is."' „Jawel, dat kunnen we", zei de schrij ver. „En hebt ge geen twee sous?" „Zelf niet e^n centiem." „,'En uw moeder natuurlijk ook niet, he? Nu ja, Ik begrijp het. Het moet zeker een brief zijn om wat eten te krijgen, he?" „Ja precies", gaf Louis ten antwoord. „Nu welaan!, om 'n regel of tien schrift ©n een velletje postpapier zal ik niet armer worden. Kom maar binnen!" Louis trad weer binnen. Vader Frans neemt een blad papier, doopt zijn pen in den inkt en schrijft met sierlijke letters aan het hoofd van 'i vel: Parijs, 17 Januari 1857. En vervolgens iets meer naar onder: Zeer geachte „Hoe wordt hij betiteld?" „Wie?" vroeg Louis. „Wel, die mijnheer, sapristi!" „Het is geen mijnheer." „Ha, zoo! Dus een dame?" „Ja neen hoe moet ik dat uit drukken?" „Duizend bommen en granaten!" foeter de de soldaat, „ge weet dus niet eens, aan wien ge schrijven wilt?" „O ja, dat weet ik zeer goed!" zegt het Ikind. „Welnu, zeg dan op, gauw wat!" Louis kreeg een kleur tot over z'n ooren. „Ik wil aan de H. Maagd schrijven." Vader Frans lacht niet. Hij legt de pen neer„ neemt de pijp uit den mond en zegt ernstig en streng: „Kleine, ik hoop niet, dat ge met een oud-soldaat, als ik ben, den spot wilt drijven. Gij zijt te klein om u een oorvijg te geven. Links-omt Marsch!" De kleine Louis gehoorzaamt en keert zich bedaard, doch verdrietig naar de deur. Het zien van die beweging doet den ouden ijzervreter toch leed; hij oogt hem na en mompelt: „Voor den d...der! overal niets dan ellende in dat Parijs! „En luide: „Kleine, hoe heet ge?" „Louis." „Hoe nog meer?" „Niet" anders als Louis." „,En wat wildt gij nu aan de H. Maagd „Ik wilde haar zeggen, dat mama sedert gisterennamiddag vier uur slaapt, en of zij zoo goed wil zijn haar wakker te ma ken, daar ik het niet kan." De oude soldaat voelt, dat het klamme zweet hem. uitbreekt, want hij vreest, den klein© maar al te goed te begrijpen. Hij vraagt derhalve: „Maai- wat spraakt ge dan zooeven van eten?" „Natuurlijk, want ik heb honger. Alvo rens te gaan slapen, heeft mama mij 't laatste stukje brood gegeven." „En zij, wat heeft zij gegeten?" „Zij heeft reeds twee dagen geleden ge zegd: Ik heb geen honger!" „En wat hebt ge gedaan, om haar wak- leer te krijgen?" „Ik deed zooals altijd, ik heb haar ge kust." „Ademde ze toen?" Louis glimlachte kinderlijk en zeide: „Dat weet ik niet, maar kan men dan nog iets anders doen dan adem halen?" Vader Frans wendde zijn gezicht af; twee groote -tranen welden uit zijn oogen en biggelden over zijn wangen. Hij beant woordde de vraag van het kind niet, maar wenschte met trillende stem t© weten: „En toen gij uw moeder kustet, hebt ge toen niets bespeurd?" „Ja wel, ze was zoo ijskoud. Ziet ge, het is bij ons altijd erg koud." „En r\ld© zij?" „O neen, ze was zoo schoon, o zoo schoon! Haar handen bewogen zich niet, zij lagen kruiselings op haar borst en waren marmerbleek. Haar hoofd lag achterover in het- kussen, zoodat zij tus- schen haar oogleden heen rechtuit naar den hemel kon opzien." Vader Frans dacht; „Ik benijd de rij ken ©n ik heb toch genoeg te ©ten en te drinken. Maar hier is iemand gestorven van honger ja, van honger! Hij riep den kleinen Louis dicht bij zich. Deze kwam, de oud-gediende nam hem op z'n knie en zei minzaam tot hem: „Kindlief, uw brief is geschreven, ver zonden ®n in ontvangst genomen. Breng me naar uw moeder." „O, zeer gaarne; maar waarom schreit ge zoo?" vroeg Louis verwonderd. fr.lk schrei niet, jongen", zcii de oude snoruebaard, terwijl hij den kleine aan zijn borst drukte en hem als overgoot met tranen. „Noemen de menschen dat schreien? Maar gij, kleine Louis, dierbaar, arm kind,, gij zult vyeenen... Gij her innert me aan mijn moeder. O, ik had ook 'n moeder; het is al lang, zeer lang geleden. Ik denk er nu aan, hoe ze daar lag op 't bed. „Frans", zei ze„ „Frans, word een rechtschapen man en wees een goed christen!„Er hing naast haar aan den muur een Mariabeeld; het was niets bijzonders; het glimlachte en ik zag het gaarne. Die woorden mijner moeder troffen mij... Nu, een rechtschapen man ben ik geweest, maar een goed christen... hm De oud-gediende stond op, drukte het jongske aan zijn borst en vervolgde, als of hij tegen een afwezige sprak: „Zie, oude -moeder, zie hier en wees te- (vredein. Mfï vrienden mogen mij uit lachen,, als ze willen. Waar gij zijt, wil ik ook heengaan' en ik zal u dezen kleine, dit arm kind, meebrengen. Het zal mij niet meer verlaten. Zijn kinderlijke inval van dien brief, die nooit geschreven werd, Tteeft toch een dubbel gevolg gehad: hij heeft hem een vader en mij een goed hart gebracht." De arme, van honger gestorven moe der, kon niet meer ten leven wordeh op gewekt. Wie was zij? Welk lijden heeft zij doorstaan? Hoe geraakte zij in zulke bittere ellende? Men weet het niet. Maar in Parijs woont een jonge man, een /schrijver", die echter geen verroek- schriften, brieven en sollicitaties schrijft, maar hooggeleerde, schoone werken. Va der Frans, die inmiddels oud geworden is, noemt hem schertsend dikwijls „m'n lieven, kleinen Louis". Ja, het is Louis, die door vader Frans als kind werd aan genomen en nu een beroemd auter is. („Hsgz.") KERKBERICHTEN. AARLANDERVEEN. Parochie van de H.H. Apostelen Petrus en Paulus. Zondag: de H.H. Missen om 7.30 ein 10 uur„ In de week al'les volgens gewoonte. ALPHEN. Paractile van den H, Bonifacius. Zondag: H.H. Missen 7, 8.30 (Kapel), 10 uur Hoogmis; 1.30 uur Catechismus; 2.30 uur Vespers met Rozenhoedje; 4.30 uur Conferentie van het Juvenaat. Geheel d© week de H.H. Missen 7 uur, 7 uur (Kapel); 8.15 uur. Woensdag: Feestdag van Maria Lichtmis»: 9 uur Wijding der kaarsen, waarna ge zongen Hoogmis; 7 uur Lo-f met Rozen hoed, je. Donderdag: 45 .uur bietchitihoone®. Vrijdag: 1ste Vrijdag, toegewijd aan het H. Hart; 8.15 uur gezongen H. Mis; 7 il Lof met Rooanhoed'je. BODEGRAVEN. Parochie van den H. Wiiliibrordus. Zondag: 7 en 10 uur H.H. Missen; 7 uur Lof. Maandag; 7.30 uur H. Mis. Dinsdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Woensdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis. Donderdag: 7.30 en 8.30 uur II. Mis. 7 uur Lof ter eere van het II. Sacrament. Vrijdag: 7.30 en 8.30 uur H. Mis; 7 uur lof ter eere van het H. Hart. Zaterdag: 7.30 en 8.30 uur II. Mis. Van 4 uur gelegenheid om te biechten. Eiken ochtend 6.15 uur uitreiking dep H. Communie. Eiken avond 7 uur Rozenhoedje om door de voorspraak van Maria den vrede van God af te smeeken. BOSKOOP. Parochie van den H. Joannes de Dooper, Zondag: H. Mis 7.30 en 10 uur Hoogmis, 2.30 Vespers met Rozenhoedje. Deze week Catechismus volgens ge woon/te behalve Donderdag,. Dinsdag: 's avonds van 57 uur geoagehr hekl om te biechten. Woensdag: 8 uur geaoengea H. Mis. Donderdag: van 68 uur gelegenheid om 'te biechten en des avonds te 7 uur Lof. Vrijdag: te 8 uur ge-rongen II. Mis. Zaterdag: vanaf 3.30,uur gedegenheid om te biechten en te 7 uur Lof met Rozen hoedje HAZERSWOUDE. Parochie van de H.H. Engelbewaarders. Zondag: 7 uur H. Gommuwie; 7.30 uur

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 3