Tweede Blad. De Oorlog. 7e JAAR JNO No. 1906 Sfe £cidóo\uz (Bou/tont iihmimimiwin ammrrmim a— Zaterdag !5 Januari 1916 BUITENLAND. Van het Westelijk ooriogsterrein. 0e gevechten op öen Hartmannswejferkopf Een ooggetuige -van d© jongste gevech ten 'om den H a rtm annsweiLerkopf .schrijft' aan de „Kölnische Zeiéung": D&t waren ©vare dagen, die wij achter ons ihebben. Dagen, die voor jaren tellen. En nog nooi't in dezen oorlog heeft het ge schut .in .den Boven-Elzas zoo stork ge donderd als m deze Kerstdagen. Wijt die den Boven-Elzas kennen en reeds menig moeilijk gevecht hier -te leveren hadden, wisten, dat .en nog warme dagen zouden komen, want wij kennen de Franschen en .zijn er vasrt. van overtuigd, dat zij alles er op zetten zullen lam hier voordeiel te be halen. En daarom vermoedden wij: dat de Franschen ons met Kers'fcmiis een bij zondere verrassing zouden bereiden. In •het vorige jaar was het net zoo gegaan. Weken lang reeds hadden onze posten op den -straatweg van Thann ieen leven dig wagen verkeer opgemerkt en weken te voren merkten wij uit verschillende teeke nen, wat ons .te waohten .ctond. Waarop de aanval 'gericht zou worden, op onze stellingen op de helling van denherg of op den top van den EI ar tm annsweilerko pf. dat wisten wij niet. Den 21en December 's morgens, vroeger dus -dan wij gedacht (hadden, begon het. De Franschen schoten dadelijk zoo hevig, als wij het in den Eïzas nooi't gehoord hadden. En aflle projectielen waren ge*- r.icht. optelen top van den berg. Wij wer den beschoten door kleinere projectielen en kregen het afval van de zware stuk ken, die van de topt af et rolden. Tot één uur 's middags kwamen de groote en ■grootste brommers echter ook naar ons toegevlogen en- nu moesten wij (boonen of wij in -de maanden -van stom en verbitterd wachten in onze loopgraven vuurvast ge worden warem. Wij ihtsbbem £le vTiU'rproef <Iooi-*>ta.a,nt want toen de Franschen om drie uur den stormaanval begonnen, vonden zij ons gereed hen te ontvangen. Niettegen-staan, -de onze loopgraven hèt heel erg te ver duren gehad hadden en er deerlijk geha vend uitzagen. Zoodra de posten het eer ste alarm gaven, renden uilen uit de schuilplaatsen, waarin zij uren lang ge wacht 'hadden en in ongelooflijk korten tijd was de stelling bezet. Het was hoog tijd, want de Franschen kwamen al heel dicht bij. Onze machinegeweren knetter den onze geweren knalden, handgrana ten. ontploften -in de gelederen van den vijand. De eerste vijandelijke gellederen wierpen zich op den (grond en de gelederen daarachter konden niet goed verder. Hoe veel moeite de Franschen ook dieden, pij kwamen niet over onze draadversperring. Zij moesten terug, achtervolgd door ons vuur. De eerste .aanval op onza stelling was gelukkig afgeslagen. Maar op den top -van den Hartmannswei'leikopt waar- FEUILLETON. Baas boven baas. Een Amerikaans che dievengeischiedena's. Een groot kantoor, geheel op moderne wijze gemeubeld. Een telefoon, een brand kast,. een schrijfmachine, een bureau mi nister, een aantal in 'leder gebonden boe ken. Aan de massief eikenhouten tafel zat een voorname, kleine -oude heer, met een gouden bril op den neus, ijverig te wer ken. Hij maakte den- indruk van het hoofd eener groote izaak te zijn, een man, due in alli-e o-pziohten sccliede en achtenswaar dig was. De .antieke marmeren pendule, die op 'n ebbenhouten tafeltje in een. hoek stond, sloeg twaalf maal; het was dus midder- macht. De deftige "heer legd&'de vulpenhouder ui-t de Brand) en drukte op de knop van de elektrische schel. Nu ka.'n ik ontvangen, zeide hij kortaf tot den knecht.. Wie ös de eerste van hen, die in de voorkamer wachten? Een vreemde heer, die zijn naam niet wilde-iopgeven. Maar hij schijnt bed wat te zijn! voegde de knecht er op zach ten toon bij. Ja, ja. Tk begrijp het al. Zij zijn a.lle-maa-l aan elkander gelijk met hun naïeve voorzichtigheid. Laat hem maar binnenkomen. De oude Sheer ging op zijn gemak zétten. Een grooté, sterkgebouwde man, mot vollen, zwarten baard, kwam op den drempel en zijn schitterende oogen gaven hem het -aanzien van een man van groot verstand en van buitengewone slimheid. Kom binnen en ga zitten, mijnheer, zei de oude lieer. Pardon, i'k. heb mij zeker vergist!... En het scheen wel of de bezoeker plot. selling zijn zelfvertrouwen, had verloren. Ik moet. hier niet wezen. Jaweil, zoo stolde de oude heer hem gerust. Alles .is in orde: om al 'ioo vaak gevochten is, zag het er heel kwaad ui't. Sedert het middaguur schoten de Franschen met een ongekende woede."De berg stond'in vuur en vlam en rook. Met reu-zenvuisten -trommelden de granaten ap «de rotsen van den berg, ver nielden de loopgraven en schuilplaatsen, verscheurden de enkele 'boomstompen, die nag op den tap stonden .en sftingerden rots blokken, hout eh aarde huizenhoog in de rockende, dampende lucht. Wij dachten met schrik en angst aan de mannen- daar boven. Daar was het een (hel en het moe9t niet mogelijk zijn het in dezen vulkaan uit te houden. Niettegenstaande -onze artillerie volko men haar plicht deed en -deFransc-he stel lingen behoorlijk beschoot, wisten %wij;, dat de -berg voor ons verloren was, want de vijand had zijn voorbereidingen te goed getroffen en slingerde te veel projec tielen. naar den tap. Maar even zeker wis ten we, dat deze vreugde van niet te lan gen duur -zou zijn, dat wij -den "top zouden terugkrijgen. En -terwijl bij ons de tegen- aanval reeds begon, -terwijl de Franschen reedis woedend renden tegen onze stellin- gen, woedde -daarboven nog steeds het wilde artilleriegevecht, trommelden de Fran.söherkanonnen nog steeds hun ver- schrikkelijken dbodsmarsch. Toen wij den vijand -teruggeslagen hadden en 'het ge weer uit de (hand legden om die ispade -te nemen, hield ook daarboven plotseling het vuren op. Wij hoorden schreeuwen en be grepen dat de Franschen nu hun 'hoofd aanval zouden doen op (den top. Wij ke ken naar den top, die bijna geheel in kruit damp gdhuld was, hoorden heb razende infanterievuur en het rol-lend1 kraken van de handgranaten. De on-zen boden tegen- -stand, leefden idus nog. -Dat was tenmin ste een -kleine troost. Doch langzamerhand merkten wij, dat «de vijand terrein won, -dat de onzen teruggingen, en dat de berg voor vandaag verloren was. Intusschen deden -de Franschen weer een aanval op onze stel Ling en. Tot dliep in den nacht werd er -gevochten. Doch wij sloegen de Franschen terug, d'ie dien d-ag niets an ders veroverd Ihaddien dan den top van den H artm anniswoi.lerkopif Hoeveel regimenten aan dezen aanval deelgenomen, hebben, kan ik niet zeggen. In elk gerval een heele reeks. Alleen tegen onze stelling tornden d-rie regimenten op. En niets dan jonge -troepen, mooie, krach tige kerels ,'die nu stil en stom voor onze -draadversperringen lagen. Zij hadden dapper. Den geheelen -nacht moeiten wij graven an versterken en toen de morgen aanbrak zagen onze -loopgraven er weer eenigszins ■als loopgraven uit. .En toen begon onze tegenaanval, de tegenaanval, waarop wij gerekend hadden en reeds uren. lang waoh'tlten. Weer donderde het geschut, maar nu -hadden de onzen het groote woord, ditmaal vielen wij aan. Weer hulde de berg zich in,vuur en rook en nog terwijl onze artillerie schoot, stormden de dappere -regimenten van een brigade naar den vijand. En wederom hadden .ook wij een hevig vuur te verduren, vielen onze loopgraven en schuilplaatsen tot puin, stormde de FransChe infanterie in wilde woede naar onze stellingen, om door een tegenoffensief onzen aanval te stuiten. En wederom werden zij afgeslagen, met groote verliezen. Met vreugde zien wij, dat de berg spoe dig weer dn onze handen zal zijn, want de Wat ie in orde? vroeg de bezoeker, en zijn stem klonk als die van iemand, die gereed' is weerstand te bieden. Hier is het internationale dieven agent schap van Chicago. Gij wenscht den di recteur te spieken. Ik ben directeur en gij zijt het hoofd van de dievenbende te Melbourne. Zoo is het toch immers? Hoe weet gij dat, voor den duivel De bezoeker was van zijn stoel op'gestaan. Ik verzoek -u rustig te blijven zittem Ik weet het, en dat is genoeg. Des te beter dan. De man met den vollen, zwarten baard', had zijn zelfver trouwen teruggekregen. -- Maar zijt gij werkelijk den directeur in eigen persoon? Dat heb ik u immers al. gezegd. Ge lóóft gij mij niet op mijn woord? Jawel, welzeker. De sterke man be gon te lachen. Maar ik had niet kun nen denken... hier een grijsaard aan te -troffen.... ....Zooals fik ben-! zeide de directeur, wieais heldere oogen vroolijk achter de brillenglazen fonkelden Hm, misschien het hoofd van- de dievenbende te Melbourne aarzelde, maar ik begrijp het. Gij werkt niet- zelf. Gij zijt alleen directeur? Ja, ate gij zoo wilt. Maar laten wij niet o-ver mij, maar over <u spreken. Gij liebt de reis hierheen gedaan, om ons te ontmoe-ten. -Ja, om u te zien en te leeren kennen. En ik moeit u verklaren, dat ze te Mek bcurne- een heel ander slag van men-schen zijn-. Wij hebben natuurlijk geen hulp bij onzen ailbeid. Gij kunt mij geloo-vem als ik u verzeker, dat wij o-ns hand-werk ver staan. Als -zakiken-roilers- bijvoorbeeld over treffen wij idebesto van uwe specialiteiten,. Het ie mogelijk. Kijk eens, -ik heb zoo even den chef •van politie, dde mij gepakt h-ad, beroofd en daarna ben ik ontsna.pt. Dat is niet kwaad, niet kwaad. De direfkteur scheen merkbaar^ ver strooid. Franschen weken overal terugi. En mm, terwijl ik dit schrijf, is de geheele stelling weer in ons bezit, zijn wij heer en meester van dep -berg. Van het Oostelijk oorlogsterrein. De groote smidse van liluxt. In de ,,Moskouer Roesskoje Slowo" ver scheen dezer dagen het volgende, door de Russische censuur toegelaten, artikel uit de pen van haar medewerker in het Rus sische hoofdkwartier, volgens een verta ling, opgenomen in het „Berliner Tage- blatt": ...Om te toonen, hoe hij de prestaties van de spoorwegambtenaren op dë lijn van Tukkum op prijs stelt, een werk, dat de zwaarste eischen stelt, heeft de Duitsche keizer gelast dat- een groot aantal van deze ambtenaren voorgesteld moeten wor den voor de onderscheiding van het ijze ren kruis. „Anderen", aldus wordt in het keizerlijk bevel gezegd, „helpen mee toe Duitschland's succes door hun dapper heid, gij helpt overwinnen door de snel heid en stiptheid van uw arbeid bij het vervoer van troepen en proviand." Trans porten, die in vredestijd tien of twaalf dagen duren, worden nu op de plaats van bestemming gebracht binnen vier maal 24 uur. De snelheid in het vervoer van ammunitie is bij deDuitschers num mer één. Behalve de spoorwegen van normaal spoor in de buurt van Tukkum, legden de Duisehers er een reeks van zijspdorlijnen aan, vaak met smal spoor.-Waar he-t aan leggen met moeilijkheden gepaard ging,, werden chausseés gebouwd. Ook de sneeuwploeg en de stoomwals werkten en maakten wegen voor stoeten van vracht auto's. Zoo ontstond er een spoorwegdrie hoek tusschen Murawjewo (Moscheiki), Schaulen en Mitau en in het midden van den driehoek liggen het bosch en het moeras. Waar liet noodig is, wordt het bosch uitgeroeid. De nieuwe spoorwegen brengen troepen en draad ter dikte van een vinger bijna. De Letten zijn verbaasd over zooveel treinen en auto's. „Zij gaan en gaan, zonder einde, deze vrachtwagens en vrachtauto's, 150, ja, zelfs 200 achter elkaar." Het grootste gedeelte van de vrachtauto's is tot manshoogte gepantserd. Elke wagen draagt 100 pond en neemt benzine mee voor een afstand van 60 werst. Overal ziet men wagennummers. Het vervoer van de lasten geschiedt met niinliikft nvrlo onderbete lciaiu.5 officier. Ammunitie, unifomm. De orde is voorbeeldig, de snelheid verba zingwekkend. Alles gaat naar het num mer, naai* den tijd en naar het vooraf bepaalde getal. Zijn de wegen niet breed genoeg voor de auto's, dan worden de lasten overge dragen op wagens en sleden. Voor alles komt echter de sr.eeuwschoen tot zijn recht. Bijna allesoldaten leeren skiën. Bij den etrugtgfecht uit Oost-Pruisen in Januari, toen de Russen vluchten moesten, drie dagen lang in een sneeuwstorm, joe gen de Duitschers hen na op sneeuw- sch oenen. ...,,De geheele buurt om Illuxt", aldus berichten Lettisché vluchtelingen, „heb ben de Duitschers veranderd in een enor me smidse. Het zal niet weinig moeite kosten deze smidse te vernielen." En nu, oim tot een besihnt te komen, zeide de zwartharige man, diie. boos werd, cm dat gebrek -aan •oplettendheid en be langstelling, iik zie, da-t ik u verveel. En -bovendien- denk ilc, dat wij elkander toc'h niet zullen begrijpen. Gij zijt nu een maal nfie-t geheel en al, wat wij ons van u hadden voorgesteld. Ik was gekomen-... Gij w'aart gekomen, Adel de direc teur heirn met altijd de-zelfde bedaarde en rustige stem in da rede, iom mij te verzoeken, tegen een zekere vergoeding de pap-ieren van- waarde, die gij in Mel bourne niet durf-t verkoo-pen, over te ne men en in het buitenland te verzilveren... De telefoon ging. Hallo! rieip de directeur. Halló, ik ben het. Wacht een oogenblik... en zich tot zijn. bezoeker wendend, zeide hij: Wij" zijn juist, aan- het werk. Neem jij den anderen hoorn en luister, het zal u misschien belang inboezemen. De-man met den zwarten baard deed dat hem A'erzocht werd. Toen hoorde hij: Mijnheer da directeur, wij boe„ Pot en fik, zijn bezig bij den juwelier Pick- land, zooails gij ons -hebt bevolen. Ik tele foneer met zijn toestel. Volgens uwe aan wijzing zijn wij uit den kelder door open breken van den vloer in den winke-l geko men. Piokland h'gt in de benedenkamer te bed, en doet, alsof hij -slaapt, maar ..zijn -tanden klap-pen tegen elkander van angst. Wij kunnen den diamanten halsketting van de hertogin, die hij in orde moet maken;, niet. vinden. Zulten wij- hem de voeten vei warmen, om hem aan het spreken te brengen? Neen, .probeer het eerst met avoot- dexi gedaan te krijgen. Een korte -pauze, en toen hoorde men weder dezel-fde stem. Wij hebben den ketting. Wij hebben Piokland gezegd, dat het- ons verdriet zou d'cën, ais wij hem pijn zouden moeten veroorzaken. Toen gaf hij ons den-ketting. j I' is lag -vlak bij hora o-p de AvasobtafóJ. Na- België. De Cavell-zaak. De militaire gouverneur van België, Von Bissing, en de burgerlijke gouver neur, Von Lancken, hebben zich over de bekende zaak tegenover mr. Karl K. Kit- hen, correspondent' van de- New-)York World", uitgelaten. Beiden ontkenden, volgens den corres pondent, dat or iets ongewoons of weer zinwekkends -bij de executie plaats had. Miss Cavell kreeg op weg naar haar dood geen flauwte en zij werd niet dood geschoten, toen zij bewusteloos op den grond lag. De berichten-, da-t de eerste laag haar niet doodde en dat de officier van het executiepeloton met een revolver schot er een einde aan maakte, zijn pure verzinsels. Hetzelfde geldt van het ver haal, dat de mannen van het peloton pro testeerden tegen hum taak. Baron Von Bissing kon geen genade schenken na miss CaveLl's bekentenis voor den krijgsraad, zonder buiten zijn mili taire bevoegdheid to gaan. Het eenig mogelijke beroep was een beroep op den keizer, doch deze vernam de zaak pas, nadat het vonnis voltrokken Avas. Verant woordelijk voor de executie is alleen ma joor-generaal Von Haeseler, de militai re gouverneur van het district, waarin het vergrijp gepleegd is. Baron Von Lanclceh, bij- Avien "de Arne- rikaansche gezant een beroep deed voor de redding van miss Cavell's leven, kon daarop niet ingaan. Daar het een, zuiver militaire aangelegenheid gold, voelde hij zich tot tusschenkoms-t riet geroepen. Feitelijk zou het een inbreuk op de eti- kette zijn geweest, indien hij dit gedaan had. Op eenige vragen van den correspon dent antwoordde Von Bissing nog: Miss Cavell was schuldig bevonden aan 't misdrijf Engelsche, Fransche en Bel gische soldaten geholpen te hebben bij het ontsnappen uit België. In oorlogstijd wordt dat in alle ten den. met den dood gestraft. Dienovereenkomstig werd miss Cavell terechtgesteld. Ik ltan hier bijvoegen, dat zij geen jonge vrouw avés, die niet. goed wist. Avat ze deed. Zij telde 50 jaar, had een krachti- gen wil en zij Avas besloten, haar gevaar lijk werk tot eiken prijs te volbrengen. Het was voor u niet noodig geweest, hee- lemaal naar Brussel te komen, om zulks *'p_veiv¥faren ne neeie Descnaaiae wereld stelt belang in de aangelegenheid, protes teerde mr. Kitchen. Ik lcau dat niet begrijpen tegenover de duizenden onschuldige menschen, die stierven in den oorlog. Waarom wordt men hysterisch om den dood a'an e-en schuldige vrouw? Wij hebben onlangs hier een over heel België vertakt spionnagestelsel ont dekt. Belangrijke, militaire zaken zijn eenigen tijd aa.n den vijand overgebracht.. Ik zal niet in bijzonderheden afdalen, maar ik Avil zeggen, dat miss Cavell hier van op de hoogtea\ras. Zulk een stelsel bedreigt, onze veiligheid en wij zijn bezig, dit uit te i'oeien. Miss Cavell was niet van spionnage beticht. De aanklacht, "mee- geholpen te hebhen bij het doen ontsnappen van vij andelijke soldaten was echter al ei;nstig genoeg. Haar doo<? was betreurenswaar dig, maar ik kan niet inzien, waarom deze in Amerika zoo'n-hysterie verwekte. In tuur,lijk 'zullen wij ook het. oA^erige' bren gen. .Natuurlijk, zeide de. directeur. Gij zijt toch gemaskerd? Ja„ mijnheer. Dan rhioat gij 'hem geen (kwaad doen, maar hem zeggen, dat hij moet zwijgen of sterven. Jawel, mijnheer. Ik dan-k u. De di-rëkteur -Tiling den hoorn weer op zijn plaats. Maar de ibel werd opnieuw gehoord. 'Weder dezelfde stem: Neem mij niet kwalijk, mijnheer, moeten- wij ook een kostbare pendule A'an Mi&zner porselein., d-le men Pickland ge geven heeft, om in. orde te makeni, mee- re.men? Is zij ech-t? Zij (behoort aan het. nationale mu seum. Dan zal zij Avel niiet echt zijn. Laat haar dan maar staan. E11 Aveder legde hij den hoorn op zijn plaats. Ik verzeker u, dat mijn- 'lieden hun werk verstaan, zeide hij tot zijn bezoeker. Dat waren mijn lieden, dezelfde, clïe ver leden jaar de juweelenverza-meliing uit de kunstgalerij gestolen hebben, dezelfden,, die A'erleden jaar de bruid van Jorcea Flinks hebben ontvoerd. En hij heeft honderdduizend' dollars moeten betalen als losgeld. En als ik tot hen zeide, dat zij mij den minister van Financiën, of het hoofd van.deh Staat moeten brengen, dan- zouden zij geen oogenblik aarzelen, maar mijne bevelen A'olbrengen. Daarop volgden eenige minuten sit-ik zwijgen, waarop de oude heer hervatte: En laten- wij nu eens praten, over wat u naar mij toe hee-f-t gebracht. Wan neer wij een nieuAve verbintenis met ons tot dusver onbekende lieden aangaan, dan moeten zij ons van zaken, die zij hut ten ons doen, 25 van de Avin-st afstaan, en 65 Avanneer wij het plan he-bben ge maakt De refis- en a'erblijfkosten moeten zij daarenboven betalen. Engeland, ja dat begrijp ik, want er zijn daar veel' hysterische menscheti en Enge land verkeert in oorlog met Duitschlanu. Ik zeide to<t Z.E. dat vele personen te Berlijn zelfs hooge officieel© de te rechtstelling als een politieke fout be- schouAven met het oog op den delicaten toestand in België. Zeer interessant, zeer interessant, ant woordde Von Bissing. Sommige menschen houden bergen voor molshoopen en op een anderen keer blijkt een molshoop een berg te worden. Frankrijk. Een doorzichtige toespeiing. Het a"olgenfde citaat uit de geschiedenis van- Theodoret/us stelt de „Cro-ix" aan be langhebbenden ter overweging voor. „Valen-s, keizer van hét Oost-RomeLn- sohe Rijk, had allerlei 'heiligschennissen en onrechtvaardigheden begaan, de ket ters bevoordeeld en do katholieke religieu zen, priesters en ibisschoppen vervolg-d. Op zekeren dag werden zijn troepen ver slagen door de West-Gothen. Woedend) over -deze nederlaag, deed hij aan generaal Trajanus de heftigste verwijten. Deze 'lu-isterde eerst in stilte, maar antwoordde toen: „Sire, gij zijt de oorzaaik van onze nederlaag. Gij hebt oorlog gevoerd1 tegen God. Daarom is onze overwinning onmo gelijk geworden. Door zijn volgelingen, zijn dienaren en zijn Kerk te vervolgen, hebt gij een' vervolging 'ingesteld1 tegen God. Daarom ontgaat ions -de overwinning. Uw onrechtvaardige Avetten hebben God gedwongen ons te A'erlaten.Of hebt gij misschien vergeten, hoeveel vreedzame bedienaren gij aan het heiligdom ontrukt hebt en uit hun vreedzame woningen ver- jaagt?" Bij een andere gelegenheid ondernam Valens oen uitdelging-soorlog tegen de barbaren.... Namvelijks had hij Constan- tinopel verlaten, of een heilige 'kluizenaar, Isaïas geheeten, trad heu^ fier en drei gend', tegemoet: „Sire, waar gaat gij heen? Keer terug, .en isluit eerst vrede roet God door de bisschoppen (terug te roepen uit -do ballingsohap en- door terug te ge ven aan den katholieken ©eredienst de kerken, die gij gestolen hebt. God zelf heeft de barbaren als wrekers verwekt, en nooit zult gij als overwinnaar terug" keeren, zoo gij niet eerst het kwaad her stelt, dat gij bedreven" hebt. f'San?''Zoo"gij daarënt-egeTC^fif' ViciTftl neikki-gheiicf volhardt, zuilen uwe- legers A'erslagen worden en zult gij zelf het leven verliezen. Wie aan de echtheid A'an dit citaat twijfelen, Avorden verwezen naar (het 4da Boek, 33ste Hoofdst. van Theodoretus' ge- schiedenist De economische oorlog. In het „Journal" waarschuwt dp afge vaardigde Qhaiies Cho-utnct voor over ijlde stappen i/n de den laatsten tijd van' verschuilende 'zijde aanbevolen richting tot het vormen \"an een economisch „bloc", zooaLs de geallieerden reeds een militair, diiiplom-atiok en fiunantiieal bloc gevormd' hebben. We moeten vooral niet oarer bet hoofd zien, schrijft C'houmet, dat de toestand, de vei'houdling bij de centrale machten geheel anders is: dó/ir subordinatie, hier coördinatie. Eern economische entente c-p landbouw-, i-ndusliiieel en commercieel ge- Dat fi© buitengewoon veel, ongehoord veel! zefide de- man met den zwarten baard. Tk geloof niet, dat i-k die voorwaar den mag aannemen. De oude heer lachte ironisch. Het as niet- de vraag, of gij, maar of ik op dfie voorwaarden met u zou willen handelen. De directeur bleef maar lachen. En a'oor fik daarover een besluit neem, moe-t ik eerst weten, wat gij doen kunt. Gij hebt veel over uwe bekwaam heid gesproken maar welk beAvij-s heb ik, dat gij ons werk kunt verrichten? Wel-k bewijs? Nu begon de man uit Melbourne op zijn- beurt, to lachen. Zoo sraks, mijnheer, terwijl gij telefoneer- de-t. heb ilc uw horloge en uw portefeuille gestolen., zonder dat gij er fiets van ge merkt hebt. Zoo, zoo, Dat ,is inderdaad niet kwaad- Dat te best. Maar wees nu zoo goed, mij d'ie dingen terug "te geven. De chef A'an- d'e Melbourner bende stak zijn hand in zijn za/k, maar toen we-rd hij bleek en sprong angstig- op; De kleine, oude heer begon weer op zijn gewone vriend ei ij-ke -manier te lachen. Kijk eens hier, zeide hij, en hij noem de alle voorwerpen op, die hij op de tafel -legde, hier heb -ik mijn portefeuille en mijn horloge. Verder uw portefeuille en uw horloge, uw pennemes, uw sleutelring uw portemonnaie, uw re-volver en uw valscbe tand met het goud er aan, uit uw -rechter onderkaak. De heer ufiit Melbourne, bleef een oogen blik stom van verbazing staan. Toen maakte hij een die-pe buiging, bijna tot den grond. Ik Avacht op uwe bevelen,, stamelde hij. En hij g-ing de karne.r uit, altijd nog den directeur aanziende met den grootste*» eerbied, zooals de man van Avetenschag gevoelt voor een genie. n. v. a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1