Tweede Blad.
De Oorlog.
7e JAAR JNO No. 1906
Sfe £cidóo\uz (Bou/tont
iihmimimiwin ammrrmim a—
Zaterdag !5 Januari 1916
BUITENLAND.
Van het Westelijk ooriogsterrein.
0e gevechten op öen Hartmannswejferkopf
Een ooggetuige -van d© jongste gevech
ten 'om den H a rtm annsweiLerkopf .schrijft'
aan de „Kölnische Zeiéung":
D&t waren ©vare dagen, die wij achter
ons ihebben. Dagen, die voor jaren tellen.
En nog nooi't in dezen oorlog heeft het ge
schut .in .den Boven-Elzas zoo stork ge
donderd als m deze Kerstdagen. Wijt die
den Boven-Elzas kennen en reeds menig
moeilijk gevecht hier -te leveren hadden,
wisten, dat .en nog warme dagen zouden
komen, want wij kennen de Franschen en
.zijn er vasrt. van overtuigd, dat zij alles er
op zetten zullen lam hier voordeiel te be
halen. En daarom vermoedden wij: dat
de Franschen ons met Kers'fcmiis een bij
zondere verrassing zouden bereiden. In
•het vorige jaar was het net zoo gegaan.
Weken lang reeds hadden onze posten
op den -straatweg van Thann ieen leven
dig wagen verkeer opgemerkt en weken te
voren merkten wij uit verschillende teeke
nen, wat ons .te waohten .ctond. Waarop
de aanval 'gericht zou worden, op onze
stellingen op de helling van denherg of
op den top van den EI ar tm annsweilerko pf.
dat wisten wij niet.
Den 21en December 's morgens, vroeger
dus -dan wij gedacht (hadden, begon het.
De Franschen schoten dadelijk zoo hevig,
als wij het in den Eïzas nooi't gehoord
hadden. En aflle projectielen waren ge*-
r.icht. optelen top van den berg. Wij wer
den beschoten door kleinere projectielen
en kregen het afval van de zware stuk
ken, die van de topt af et rolden. Tot één
uur 's middags kwamen de groote en
■grootste brommers echter ook naar ons
toegevlogen en- nu moesten wij (boonen of
wij in -de maanden -van stom en verbitterd
wachten in onze loopgraven vuurvast ge
worden warem.
Wij ihtsbbem £le vTiU'rproef <Iooi-*>ta.a,nt
want toen de Franschen om drie uur den
stormaanval begonnen, vonden zij ons
gereed hen te ontvangen. Niettegen-staan,
-de onze loopgraven hèt heel erg te ver
duren gehad hadden en er deerlijk geha
vend uitzagen. Zoodra de posten het eer
ste alarm gaven, renden uilen uit de
schuilplaatsen, waarin zij uren lang ge
wacht 'hadden en in ongelooflijk korten
tijd was de stelling bezet. Het was hoog
tijd, want de Franschen kwamen al heel
dicht bij. Onze machinegeweren knetter
den onze geweren knalden, handgrana
ten. ontploften -in de gelederen van den
vijand. De eerste vijandelijke gellederen
wierpen zich op den (grond en de gelederen
daarachter konden niet goed verder. Hoe
veel moeite de Franschen ook dieden, pij
kwamen niet over onze draadversperring.
Zij moesten terug, achtervolgd door ons
vuur. De eerste .aanval op onza stelling
was gelukkig afgeslagen. Maar op den
top -van den Hartmannswei'leikopt waar-
FEUILLETON.
Baas boven baas.
Een Amerikaans che dievengeischiedena's.
Een groot kantoor, geheel op moderne
wijze gemeubeld. Een telefoon, een brand
kast,. een schrijfmachine, een bureau mi
nister, een aantal in 'leder gebonden boe
ken. Aan de massief eikenhouten tafel zat
een voorname, kleine -oude heer, met een
gouden bril op den neus, ijverig te wer
ken. Hij maakte den- indruk van het hoofd
eener groote izaak te zijn, een man, due
in alli-e o-pziohten sccliede en achtenswaar
dig was.
De .antieke marmeren pendule, die op
'n ebbenhouten tafeltje in een. hoek stond,
sloeg twaalf maal; het was dus midder-
macht.
De deftige "heer legd&'de vulpenhouder
ui-t de Brand) en drukte op de knop van
de elektrische schel.
Nu ka.'n ik ontvangen, zeide hij kortaf
tot den knecht.. Wie ös de eerste van hen,
die in de voorkamer wachten?
Een vreemde heer, die zijn naam
niet wilde-iopgeven. Maar hij schijnt bed
wat te zijn! voegde de knecht er op zach
ten toon bij.
Ja, ja. Tk begrijp het al. Zij zijn
a.lle-maa-l aan elkander gelijk met hun
naïeve voorzichtigheid. Laat hem maar
binnenkomen.
De oude Sheer ging op zijn gemak zétten.
Een grooté, sterkgebouwde man, mot
vollen, zwarten baard, kwam op den
drempel en zijn schitterende oogen gaven
hem het -aanzien van een man van groot
verstand en van buitengewone slimheid.
Kom binnen en ga zitten, mijnheer,
zei de oude lieer.
Pardon, i'k. heb mij zeker vergist!...
En het scheen wel of de bezoeker plot.
selling zijn zelfvertrouwen, had verloren.
Ik moet. hier niet wezen.
Jaweil, zoo stolde de oude heer hem
gerust. Alles .is in orde:
om al 'ioo vaak gevochten is, zag het er
heel kwaad ui't. Sedert het middaguur
schoten de Franschen met een ongekende
woede."De berg stond'in vuur en vlam en
rook. Met reu-zenvuisten -trommelden de
granaten ap «de rotsen van den berg, ver
nielden de loopgraven en schuilplaatsen,
verscheurden de enkele 'boomstompen, die
nag op den tap stonden .en sftingerden rots
blokken, hout eh aarde huizenhoog in de
rockende, dampende lucht. Wij dachten
met schrik en angst aan de mannen- daar
boven. Daar was het een (hel en het moe9t
niet mogelijk zijn het in dezen vulkaan
uit te houden.
Niettegenstaande -onze artillerie volko
men haar plicht deed en -deFransc-he stel
lingen behoorlijk beschoot, wisten %wij;,
dat de -berg voor ons verloren was, want
de vijand had zijn voorbereidingen te
goed getroffen en slingerde te veel projec
tielen. naar den tap. Maar even zeker wis
ten we, dat deze vreugde van niet te lan
gen duur -zou zijn, dat wij -den "top zouden
terugkrijgen. En -terwijl bij ons de tegen-
aanval reeds begon, -terwijl de Franschen
reedis woedend renden tegen onze stellin-
gen, woedde -daarboven nog steeds het
wilde artilleriegevecht, trommelden de
Fran.söherkanonnen nog steeds hun ver-
schrikkelijken dbodsmarsch. Toen wij den
vijand -teruggeslagen hadden en 'het ge
weer uit de (hand legden om die ispade -te
nemen, hield ook daarboven plotseling het
vuren op. Wij hoorden schreeuwen en be
grepen dat de Franschen nu hun 'hoofd
aanval zouden doen op (den top. Wij ke
ken naar den top, die bijna geheel in kruit
damp gdhuld was, hoorden heb razende
infanterievuur en het rol-lend1 kraken van
de handgranaten. De on-zen boden tegen-
-stand, leefden idus nog. -Dat was tenmin
ste een -kleine troost. Doch langzamerhand
merkten wij, dat «de vijand terrein won,
-dat de onzen teruggingen, en dat de berg
voor vandaag verloren was. Intusschen
deden -de Franschen weer een aanval op
onze stel Ling en. Tot dliep in den nacht
werd er -gevochten. Doch wij sloegen de
Franschen terug, d'ie dien d-ag niets an
ders veroverd Ihaddien dan den top van
den H artm anniswoi.lerkopif
Hoeveel regimenten aan dezen aanval
deelgenomen, hebben, kan ik niet zeggen.
In elk gerval een heele reeks. Alleen tegen
onze stelling tornden d-rie regimenten op.
En niets dan jonge -troepen, mooie, krach
tige kerels ,'die nu stil en stom voor onze
-draadversperringen lagen. Zij hadden
dapper.
Den geheelen -nacht moeiten wij graven
an versterken en toen de morgen aanbrak
zagen onze -loopgraven er weer eenigszins
■als loopgraven uit. .En toen begon onze
tegenaanval, de tegenaanval, waarop wij
gerekend hadden en reeds uren. lang
waoh'tlten. Weer donderde het geschut,
maar nu -hadden de onzen het groote
woord, ditmaal vielen wij aan. Weer
hulde de berg zich in,vuur en rook en nog
terwijl onze artillerie schoot, stormden de
dappere -regimenten van een brigade naar
den vijand. En wederom hadden .ook wij
een hevig vuur te verduren, vielen onze
loopgraven en schuilplaatsen tot puin,
stormde de FransChe infanterie in wilde
woede naar onze stellingen, om door een
tegenoffensief onzen aanval te stuiten.
En wederom werden zij afgeslagen, met
groote verliezen.
Met vreugde zien wij, dat de berg spoe
dig weer dn onze handen zal zijn, want de
Wat ie in orde? vroeg de bezoeker, en
zijn stem klonk als die van iemand, die
gereed' is weerstand te bieden.
Hier is het internationale dieven agent
schap van Chicago. Gij wenscht den di
recteur te spieken. Ik ben directeur en
gij zijt het hoofd van de dievenbende te
Melbourne. Zoo is het toch immers?
Hoe weet gij dat, voor den duivel
De bezoeker was van zijn stoel op'gestaan.
Ik verzoek -u rustig te blijven zittem
Ik weet het, en dat is genoeg.
Des te beter dan. De man met den
vollen, zwarten baard', had zijn zelfver
trouwen teruggekregen.
-- Maar zijt gij werkelijk den directeur
in eigen persoon?
Dat heb ik u immers al. gezegd. Ge
lóóft gij mij niet op mijn woord?
Jawel, welzeker. De sterke man be
gon te lachen. Maar ik had niet kun
nen denken... hier een grijsaard aan te
-troffen....
....Zooals fik ben-! zeide de directeur,
wieais heldere oogen vroolijk achter de
brillenglazen fonkelden
Hm, misschien het hoofd van-
de dievenbende te Melbourne aarzelde,
maar ik begrijp het. Gij werkt niet- zelf.
Gij zijt alleen directeur?
Ja, ate gij zoo wilt. Maar laten wij
niet o-ver mij, maar over <u spreken. Gij
liebt de reis hierheen gedaan, om ons te
ontmoe-ten.
-Ja, om u te zien en te leeren kennen.
En ik moeit u verklaren, dat ze te Mek
bcurne- een heel ander slag van men-schen
zijn-. Wij hebben natuurlijk geen hulp bij
onzen ailbeid. Gij kunt mij geloo-vem als ik
u verzeker, dat wij o-ns hand-werk ver
staan. Als -zakiken-roilers- bijvoorbeeld over
treffen wij idebesto van uwe specialiteiten,.
Het ie mogelijk.
Kijk eens, -ik heb zoo even den chef
•van politie, dde mij gepakt h-ad, beroofd
en daarna ben ik ontsna.pt.
Dat is niet kwaad, niet kwaad.
De direfkteur scheen merkbaar^ ver
strooid.
Franschen weken overal terugi. En mm,
terwijl ik dit schrijf, is de geheele stelling
weer in ons bezit, zijn wij heer en meester
van dep -berg.
Van het Oostelijk oorlogsterrein.
De groote smidse van liluxt.
In de ,,Moskouer Roesskoje Slowo" ver
scheen dezer dagen het volgende, door de
Russische censuur toegelaten, artikel uit
de pen van haar medewerker in het Rus
sische hoofdkwartier, volgens een verta
ling, opgenomen in het „Berliner Tage-
blatt":
...Om te toonen, hoe hij de prestaties
van de spoorwegambtenaren op dë lijn
van Tukkum op prijs stelt, een werk, dat
de zwaarste eischen stelt, heeft de Duitsche
keizer gelast dat- een groot aantal van
deze ambtenaren voorgesteld moeten wor
den voor de onderscheiding van het ijze
ren kruis. „Anderen", aldus wordt in het
keizerlijk bevel gezegd, „helpen mee toe
Duitschland's succes door hun dapper
heid, gij helpt overwinnen door de snel
heid en stiptheid van uw arbeid bij het
vervoer van troepen en proviand." Trans
porten, die in vredestijd tien of twaalf
dagen duren, worden nu op de plaats
van bestemming gebracht binnen vier
maal 24 uur. De snelheid in het vervoer
van ammunitie is bij deDuitschers num
mer één.
Behalve de spoorwegen van normaal
spoor in de buurt van Tukkum, legden de
Duisehers er een reeks van zijspdorlijnen
aan, vaak met smal spoor.-Waar he-t aan
leggen met moeilijkheden gepaard ging,,
werden chausseés gebouwd. Ook de
sneeuwploeg en de stoomwals werkten en
maakten wegen voor stoeten van vracht
auto's. Zoo ontstond er een spoorwegdrie
hoek tusschen Murawjewo (Moscheiki),
Schaulen en Mitau en in het midden van
den driehoek liggen het bosch en het
moeras. Waar liet noodig is, wordt het
bosch uitgeroeid. De nieuwe spoorwegen
brengen troepen en draad ter dikte van
een vinger bijna. De Letten zijn verbaasd
over zooveel treinen en auto's. „Zij gaan
en gaan, zonder einde, deze vrachtwagens
en vrachtauto's, 150, ja, zelfs 200 achter
elkaar." Het grootste gedeelte van de
vrachtauto's is tot manshoogte gepantserd.
Elke wagen draagt 100 pond en neemt
benzine mee voor een afstand van 60
werst. Overal ziet men wagennummers.
Het vervoer van de lasten geschiedt met
niinliikft nvrlo onderbete lciaiu.5
officier. Ammunitie, unifomm.
De orde is voorbeeldig, de snelheid verba
zingwekkend. Alles gaat naar het num
mer, naai* den tijd en naar het vooraf
bepaalde getal.
Zijn de wegen niet breed genoeg voor
de auto's, dan worden de lasten overge
dragen op wagens en sleden. Voor alles
komt echter de sr.eeuwschoen tot zijn
recht. Bijna allesoldaten leeren skiën.
Bij den etrugtgfecht uit Oost-Pruisen in
Januari, toen de Russen vluchten moesten,
drie dagen lang in een sneeuwstorm, joe
gen de Duitschers hen na op sneeuw-
sch oenen.
...,,De geheele buurt om Illuxt", aldus
berichten Lettisché vluchtelingen, „heb
ben de Duitschers veranderd in een enor
me smidse. Het zal niet weinig moeite
kosten deze smidse te vernielen."
En nu, oim tot een besihnt te komen,
zeide de zwartharige man, diie. boos werd,
cm dat gebrek -aan •oplettendheid en be
langstelling, iik zie, da-t ik u verveel.
En -bovendien- denk ilc, dat wij elkander
toc'h niet zullen begrijpen. Gij zijt nu een
maal nfie-t geheel en al, wat wij ons van
u hadden voorgesteld. Ik was gekomen-...
Gij w'aart gekomen, Adel de direc
teur heirn met altijd de-zelfde bedaarde en
rustige stem in da rede, iom mij te
verzoeken, tegen een zekere vergoeding
de pap-ieren van- waarde, die gij in Mel
bourne niet durf-t verkoo-pen, over te ne
men en in het buitenland te verzilveren...
De telefoon ging.
Hallo! rieip de directeur.
Halló, ik ben het.
Wacht een oogenblik... en zich
tot zijn. bezoeker wendend, zeide hij:
Wij" zijn juist, aan- het werk. Neem
jij den anderen hoorn en luister, het zal
u misschien belang inboezemen.
De-man met den zwarten baard deed
dat hem A'erzocht werd. Toen hoorde hij:
Mijnheer da directeur, wij boe„ Pot
en fik, zijn bezig bij den juwelier Pick-
land, zooails gij ons -hebt bevolen. Ik tele
foneer met zijn toestel. Volgens uwe aan
wijzing zijn wij uit den kelder door open
breken van den vloer in den winke-l geko
men. Piokland h'gt in de benedenkamer te
bed, en doet, alsof hij -slaapt, maar ..zijn
-tanden klap-pen tegen elkander van angst.
Wij kunnen den diamanten halsketting van
de hertogin, die hij in orde moet maken;,
niet. vinden. Zulten wij- hem de voeten
vei warmen, om hem aan het spreken te
brengen?
Neen, .probeer het eerst met avoot-
dexi gedaan te krijgen.
Een korte -pauze, en toen hoorde men
weder dezel-fde stem.
Wij hebben den ketting. Wij hebben
Piokland gezegd, dat het- ons verdriet zou
d'cën, ais wij hem pijn zouden moeten
veroorzaken. Toen gaf hij ons den-ketting.
j I' is lag -vlak bij hora o-p de AvasobtafóJ. Na-
België.
De Cavell-zaak.
De militaire gouverneur van België,
Von Bissing, en de burgerlijke gouver
neur, Von Lancken, hebben zich over de
bekende zaak tegenover mr. Karl K. Kit-
hen, correspondent' van de- New-)York
World", uitgelaten.
Beiden ontkenden, volgens den corres
pondent, dat or iets ongewoons of weer
zinwekkends -bij de executie plaats had.
Miss Cavell kreeg op weg naar haar
dood geen flauwte en zij werd niet dood
geschoten, toen zij bewusteloos op den
grond lag. De berichten-, da-t de eerste
laag haar niet doodde en dat de officier
van het executiepeloton met een revolver
schot er een einde aan maakte, zijn pure
verzinsels. Hetzelfde geldt van het ver
haal, dat de mannen van het peloton pro
testeerden tegen hum taak.
Baron Von Bissing kon geen genade
schenken na miss CaveLl's bekentenis voor
den krijgsraad, zonder buiten zijn mili
taire bevoegdheid to gaan. Het eenig
mogelijke beroep was een beroep op den
keizer, doch deze vernam de zaak pas,
nadat het vonnis voltrokken Avas. Verant
woordelijk voor de executie is alleen ma
joor-generaal Von Haeseler, de militai
re gouverneur van het district, waarin
het vergrijp gepleegd is.
Baron Von Lanclceh, bij- Avien "de Arne-
rikaansche gezant een beroep deed voor de
redding van miss Cavell's leven, kon
daarop niet ingaan. Daar het een, zuiver
militaire aangelegenheid gold, voelde hij
zich tot tusschenkoms-t riet geroepen.
Feitelijk zou het een inbreuk op de eti-
kette zijn geweest, indien hij dit gedaan
had.
Op eenige vragen van den correspon
dent antwoordde Von Bissing nog:
Miss Cavell was schuldig bevonden aan
't misdrijf Engelsche, Fransche en Bel
gische soldaten geholpen te hebben bij
het ontsnappen uit België. In oorlogstijd
wordt dat in alle ten den. met den dood
gestraft. Dienovereenkomstig werd miss
Cavell terechtgesteld.
Ik ltan hier bijvoegen, dat zij geen jonge
vrouw avés, die niet. goed wist. Avat ze
deed. Zij telde 50 jaar, had een krachti-
gen wil en zij Avas besloten, haar gevaar
lijk werk tot eiken prijs te volbrengen.
Het was voor u niet noodig geweest, hee-
lemaal naar Brussel te komen, om zulks
*'p_veiv¥faren ne neeie Descnaaiae wereld
stelt belang in de aangelegenheid, protes
teerde mr. Kitchen.
Ik lcau dat niet begrijpen tegenover
de duizenden onschuldige menschen, die
stierven in den oorlog. Waarom wordt
men hysterisch om den dood a'an e-en
schuldige vrouw?
Wij hebben onlangs hier een over
heel België vertakt spionnagestelsel ont
dekt. Belangrijke, militaire zaken zijn
eenigen tijd aa.n den vijand overgebracht..
Ik zal niet in bijzonderheden afdalen,
maar ik Avil zeggen, dat miss Cavell hier
van op de hoogtea\ras. Zulk een stelsel
bedreigt, onze veiligheid en wij zijn bezig,
dit uit te i'oeien.
Miss Cavell was niet van spionnage
beticht. De aanklacht, "mee- geholpen te
hebhen bij het doen ontsnappen van vij
andelijke soldaten was echter al ei;nstig
genoeg. Haar doo<? was betreurenswaar
dig, maar ik kan niet inzien, waarom deze
in Amerika zoo'n-hysterie verwekte. In
tuur,lijk 'zullen wij ook het. oA^erige' bren
gen.
.Natuurlijk, zeide de. directeur. Gij
zijt toch gemaskerd?
Ja„ mijnheer.
Dan rhioat gij 'hem geen (kwaad doen,
maar hem zeggen, dat hij moet zwijgen of
sterven.
Jawel, mijnheer.
Ik dan-k u.
De di-rëkteur -Tiling den hoorn weer op
zijn plaats. Maar de ibel werd opnieuw
gehoord. 'Weder dezelfde stem:
Neem mij niet kwalijk, mijnheer,
moeten- wij ook een kostbare pendule A'an
Mi&zner porselein., d-le men Pickland ge
geven heeft, om in. orde te makeni, mee-
re.men?
Is zij ech-t?
Zij (behoort aan het. nationale mu
seum.
Dan zal zij Avel niiet echt zijn. Laat
haar dan maar staan.
E11 Aveder legde hij den hoorn op zijn
plaats.
Ik verzeker u, dat mijn- 'lieden hun
werk verstaan, zeide hij tot zijn bezoeker.
Dat waren mijn lieden, dezelfde, clïe ver
leden jaar de juweelenverza-meliing uit de
kunstgalerij gestolen hebben, dezelfden,,
die A'erleden jaar de bruid van Jorcea
Flinks hebben ontvoerd. En hij heeft
honderdduizend' dollars moeten betalen
als losgeld. En als ik tot hen zeide, dat
zij mij den minister van Financiën, of het
hoofd van.deh Staat moeten brengen, dan-
zouden zij geen oogenblik aarzelen, maar
mijne bevelen A'olbrengen.
Daarop volgden eenige minuten sit-ik
zwijgen, waarop de oude heer hervatte:
En laten- wij nu eens praten, over
wat u naar mij toe hee-f-t gebracht. Wan
neer wij een nieuAve verbintenis met ons
tot dusver onbekende lieden aangaan,
dan moeten zij ons van zaken, die zij hut
ten ons doen, 25 van de Avin-st afstaan,
en 65 Avanneer wij het plan he-bben ge
maakt De refis- en a'erblijfkosten moeten
zij daarenboven betalen.
Engeland, ja dat begrijp ik, want er zijn
daar veel' hysterische menscheti en Enge
land verkeert in oorlog met Duitschlanu.
Ik zeide to<t Z.E. dat vele personen te
Berlijn zelfs hooge officieel© de te
rechtstelling als een politieke fout be-
schouAven met het oog op den delicaten
toestand in België.
Zeer interessant, zeer interessant, ant
woordde Von Bissing. Sommige menschen
houden bergen voor molshoopen en op een
anderen keer blijkt een molshoop een berg
te worden.
Frankrijk.
Een doorzichtige toespeiing.
Het a"olgenfde citaat uit de geschiedenis
van- Theodoret/us stelt de „Cro-ix" aan be
langhebbenden ter overweging voor.
„Valen-s, keizer van hét Oost-RomeLn-
sohe Rijk, had allerlei 'heiligschennissen
en onrechtvaardigheden begaan, de ket
ters bevoordeeld en do katholieke religieu
zen, priesters en ibisschoppen vervolg-d.
Op zekeren dag werden zijn troepen ver
slagen door de West-Gothen. Woedend)
over -deze nederlaag, deed hij aan generaal
Trajanus de heftigste verwijten. Deze
'lu-isterde eerst in stilte, maar antwoordde
toen: „Sire, gij zijt de oorzaaik van onze
nederlaag. Gij hebt oorlog gevoerd1 tegen
God. Daarom is onze overwinning onmo
gelijk geworden. Door zijn volgelingen,
zijn dienaren en zijn Kerk te vervolgen,
hebt gij een' vervolging 'ingesteld1 tegen
God. Daarom ontgaat ions -de overwinning.
Uw onrechtvaardige Avetten hebben God
gedwongen ons te A'erlaten.Of hebt gij
misschien vergeten, hoeveel vreedzame
bedienaren gij aan het heiligdom ontrukt
hebt en uit hun vreedzame woningen ver-
jaagt?"
Bij een andere gelegenheid ondernam
Valens oen uitdelging-soorlog tegen de
barbaren.... Namvelijks had hij Constan-
tinopel verlaten, of een heilige 'kluizenaar,
Isaïas geheeten, trad heu^ fier en drei
gend', tegemoet: „Sire, waar gaat gij
heen? Keer terug, .en isluit eerst vrede roet
God door de bisschoppen (terug te roepen
uit -do ballingsohap en- door terug te ge
ven aan den katholieken ©eredienst de
kerken, die gij gestolen hebt. God zelf
heeft de barbaren als wrekers verwekt,
en nooit zult gij als overwinnaar terug"
keeren, zoo gij niet eerst het kwaad her
stelt, dat gij bedreven" hebt.
f'San?''Zoo"gij daarënt-egeTC^fif' ViciTftl
neikki-gheiicf volhardt, zuilen uwe- legers
A'erslagen worden en zult gij zelf het leven
verliezen.
Wie aan de echtheid A'an dit citaat
twijfelen, Avorden verwezen naar (het 4da
Boek, 33ste Hoofdst. van Theodoretus' ge-
schiedenist
De economische oorlog.
In het „Journal" waarschuwt dp afge
vaardigde Qhaiies Cho-utnct voor over
ijlde stappen i/n de den laatsten tijd van'
verschuilende 'zijde aanbevolen richting
tot het vormen \"an een economisch
„bloc", zooaLs de geallieerden reeds een
militair, diiiplom-atiok en fiunantiieal bloc
gevormd' hebben.
We moeten vooral niet oarer bet hoofd
zien, schrijft C'houmet, dat de toestand,
de vei'houdling bij de centrale machten
geheel anders is: dó/ir subordinatie, hier
coördinatie. Eern economische entente c-p
landbouw-, i-ndusliiieel en commercieel ge-
Dat fi© buitengewoon veel, ongehoord
veel! zefide de- man met den zwarten
baard.
Tk geloof niet, dat i-k die voorwaar
den mag aannemen.
De oude heer lachte ironisch.
Het as niet- de vraag, of gij, maar of
ik op dfie voorwaarden met u zou willen
handelen.
De directeur bleef maar lachen.
En a'oor fik daarover een besluit
neem, moe-t ik eerst weten, wat gij doen
kunt. Gij hebt veel over uwe bekwaam
heid gesproken maar welk beAvij-s heb ik,
dat gij ons werk kunt verrichten?
Wel-k bewijs? Nu begon de man
uit Melbourne op zijn- beurt, to lachen.
Zoo sraks, mijnheer, terwijl gij telefoneer-
de-t. heb ilc uw horloge en uw portefeuille
gestolen., zonder dat gij er fiets van ge
merkt hebt.
Zoo, zoo, Dat ,is inderdaad niet kwaad-
Dat te best. Maar wees nu zoo goed, mij
d'ie dingen terug "te geven.
De chef A'an- d'e Melbourner bende stak
zijn hand in zijn za/k, maar toen we-rd
hij bleek en sprong angstig- op;
De kleine, oude heer begon weer op zijn
gewone vriend ei ij-ke -manier te lachen.
Kijk eens hier, zeide hij, en hij noem
de alle voorwerpen op, die hij op de tafel
-legde, hier heb -ik mijn portefeuille en
mijn horloge. Verder uw portefeuille en
uw horloge, uw pennemes, uw sleutelring
uw portemonnaie, uw re-volver en uw
valscbe tand met het goud er aan, uit
uw -rechter onderkaak.
De heer ufiit Melbourne, bleef een oogen
blik stom van verbazing staan. Toen
maakte hij een die-pe buiging, bijna tot
den grond.
Ik Avacht op uwe bevelen,, stamelde
hij.
En hij g-ing de karne.r uit, altijd nog den
directeur aanziende met den grootste*»
eerbied, zooals de man van Avetenschag
gevoelt voor een genie.
n. v. a