Tweede BSad. Woensdag 12 Januari 1916 Uit de Pers. BUITENLAND. De Oorlog. BINNENLAND. No. 1903 £cidóeHe0oiVtcmt e JAARGANG 3> g De Vredes-expeditie-Ford. Het Huisgezin beoordeelt de Ame- kaansche vredes-expeditie, zooals wij dat ebben gedaan: men mag de me-oschen iet bespotten, daar ze het ongetwijfeld peel bedoelen, maar toch mag wel ge raagd, wat ze hier. eigenlijk komen ben. ,,De expeditie is een echt Amerikaansche aderneming. Het zou onbehoorlijk zijn ze in het be- achelijke te willen trekken. Want de mensehen zijn ongetwijfeld het de beste bedoelingen bezield. En het min of meer humbug-achtige, at- vooral ons, nuchtere Nederlanders, invalt, is geheel uit de sfeer van het [rnerikaansche leven en bedrijf. Met de hoffelijkheid, waarmee een wel opgevoed Nederlander ook excentrieke aeemdelingen bejegent, zal het gezelschap lier ontvangen en zijn conferenties en errichtingen gadegeslagen worden. Maar geen ernstig man beeldt zich in, lat de expeditie den weg naar den vrede ïffenen zal. Zij is er als groep noch toe geroepen, inch toe bevoegd. Bovendien komt zij uit Amerika, dat uist aan den oorlog schatten heeft ver- liënd en met zijn leveranties aan een der lartijen het verlengen van den oorlog op tijn geweten heeft. Indien de oorlogvoerenden bemiddeling lanvaarden, zal deze van een andere zijde noeten worden aangeboden dan door een expeditie uit Amerika. Stelt de expeditie zich met minder te vreden en beoogt zij alleen propaganda voor de vredesidee, dan verricht zij over bodig werk, vermits in de neutrale landen geen oorlogszuchtige stemming te bestrij- iden en geen propaganda voor den vrede Iimeer te maken is: daar heeft, indien het nog noodig was, de huidige oorlog vol doende voor gezorgd. De Amerikaansche expeditie had dus thuis kunnen blijven. •j Zij zal het, al zal niemand het zeggen, wel kunnen gewaar worden aan de koele hoffelijkheid, waarmee zij wordt bejegend, cn de afwezigheid van alle officieele en verantwoordelijke persoonlijkheden.'" Een gevaar. Het P aitrooBisblad maakt de vol gende1 zeer juste opmerking, die in debe trokken) klingen volte bellaartiiglir.g yer- diiemt: Bij de ontzaglijke' tóen aan e van onzen uitvoer dreigt vooral één gevaar. Deze ge legenheid, die onze concurrenten op de wereldmarkt de handen gebonden hebben biedt aan onze eigen nij veilheid de kans, om eens te 'laten zién, wat zij vermag. Veel deuren staan thans voor Ihaar open, waar zij eertijds geen toegang had. Met aMe energie moet beproefd, om ook na- clen oorlog dio deuren open te houden» Nu is dait heit groote gevaar: dat n-.il. me nigeen onder onze industrieeilen van h'et soort van monopolie, diat zij thans 'bezit- ten, miébruik zou kunnen maken, om minderwaardige producten te leveren te gen de 'hoogst mogelijke prijzen. De ge vallen zijn bekend, dat aldus onze naam als 'reëele 'handelslui voorgoed bederven werd. Men moet niet. redeneeren: „Het buitenland heeft nu honger, en dnaroim zal 't allies slikken, wat ik opdien",; -men moeit zich den nieuwen afnemer tot e.sn vriend zien :te maken, althans den indruk vestigen, dat hij met soliede mensohen te maken heeft. Zegt de Engelsohman niet reeds, dat. de Holland,stdhe- handeïsusance as, zoo weinig mogelijk te geven voor zoo hoog m-o,gelijken prijs? Van het Westelijk oorlogsterrein. Anton. In de „Vorwarts" is het volgende schetsje te lezen van het westelijk oor logste rrein: Van de vroegere bewoners van het dorp is natuurlijk al lang niets meer te zien. Waar zouden zij in de puirihoopen ook moeten huizen? Waar .zouden zij bescher ming vinden tegen het vuur da.t dag aan dag op de ruïnes gericht wordt? Slechts een wezen bleef er nog. En houdt het er nog steeds uit. Alle gevaren trotsee- rend dwaalt hij bij klaarlichten dag rond op de stukgeschoten en omvergewoelde straten, loopt in de tuinen, kijkt de hoo- pen puin na en laat de granaten om zich barsten, alsof het erwten waren. Anton. Of hij altijd Anton geheeten heeft, mag betwijfeld worden. Maar de Duitsche soldaten, die hier zoo goed moge lijk beschutting zoeken tegen de vijande lijke projectielen, hebben hem zoo gedoopt. En wanneer hij in een goed humeur is luistert hij zelfs naar dezen naam. -Hij is welwillend gestemd jegens de indringers, is niet bang voor hen en volgt hen 's naehts zelfs, wanneer zij in een maar half stukgeschoten huis kruipen om er warm eten te koken. Dan krijgt hij meestal wat mee. En hiervoor is Anton zeer ge voelig. Anton, dedorpsezel. Hij is wat kreupel. Misschien trof hem een steen, misschien zelfs een granaat splinter. Maar anders hebben de grana ten, die bij duizenden in het dorp regen den, hem niets gedaan. Hij is dik en vet geworden. Het is vermakelijk hem te zien rond springen, wanneer hot dprp gebombar deerd wordt. Nu en dan springt hij van schrik op zij. Maar dan staat hij weer heel kalm, terwijl het om hem steenen on aardkluiten regent. Soms i-aat hij heel kort en heel schel, Zijn het protesten? Of -teekenen van verbazing? Misschien zelfs teekenen van bijval. Anton hangt aan zijn dorp. Weg te krijgen is hij niet. Compagnieën, die het dorp verlieten hebben het meer dan eenmaal beproefd. Zij wilden Anton- meenemen, maar hij dacht er niet over. Tot aan de grens van het dorp ging hij mee. Maar dan bleef hij staan. Trekken en slaan hielp niets. Hij zette zich schrap op zijn sterke beenen, sloeg uit, beet om zich heen, liep dan een paar pas mee en herhaalde hetzelfde spel. Zelfs lekkere hapjes brachten hem niet van de wijs. Men moest hem weer los laten. Misschien leeft hij nu nog. En wie weet of hij de arme boeren en boerinnen niet begroeten zal, die terugkeeren om te zoe ken naar wat eens hun eigendom, hun trots, hun vreugde was Duitschland. Spaarzaamheid geboden! De ,,Köln, Zeitiung" séhrijfit, na gewezen te hebben" op de zekeatheakl, diie men, in Duitschland heeft -over wat de voeding heit reft, well te kunnen voUhondein, ,inidiien we zuinig zijn te beginnen met brood, met alle leverusmiiclde-len. Helt schijnt eohiter baast of anen in vele kringen dat „indien" ■heeft vergeten. Wie het vorige jaar meen de-, dat 'heit gebrék uit de Duitsche huizen verdwijnen zou, wiie verwacht had, dat me t de- vleeschlooze dagen ook helt vleesch- verbruik belangrijk ziou vermiinid-eren, sohijnt gedwaald te hebben-. Wij hebben -gezien-, dat verbruikers aan den avond voor de vle-esc-htooze dagen zich in groot-en 'getale van vleesc'h voorzien-, en er is geen „Ivcndiiltoref", geen bakkerij in de groote steden, waar ruiet gebak en zoe'.ögiherid in groote hoeveelheden te koop staan. De vera-nltwoordelijk'heid sdhijnt oip „staart" en „pid'Jiitie" te zijn -afgewenteld en de ver bruiker vergeelt, dat alle regeling v-am staartswige ten slotte tevergeefs is, indien (hij niét zelf met. ijzeren wil en groote of fervaardigheid heit .zijne er toe bijdraagt. Vaak hebben, de verbruikers vergeten-, dat het t>t oodfr-arit-scian, dait toch a'leetn. als maximumgrens betdoeüd' is, volstrekt niet voor het individu hét moreeile verlof be te ek-ent -om nu ook zooveel brood tie eten, als hij krachtens zijn broodkaart kan keepen. Juist omdat op dat gebied d-en enkeling de hem toekomende hoeveelheid voedsel door den sltaat wordit gewaar borgd, mag niet worden vergeten, dat het gebod van vrijwillige spaarzaamheid en vrijwillige beperking hierdoor votetrektt, nteit .is opgeheven, maar dat hét steeUs v-ad-erlanidsche pfliicht van ieder dis, slechts zoo weinig brood te gebruiken, als maar mogelijk is en met streng zelfbedwang be sparingen. op zij-n broodkaart toe te pas- sien. Op dezen plicht moert heden opnieuw gewezen worden-, als wij op den drempel van dit .nieuwe jaa-r nagaan, wat wij zalf hebben gedaan cm helt uirthongeriinigsplan van onze vijanden te niet te doen, dan moeten we zeggen: „Er moet veel ande-rs worden -dan in den laatst en tijd!" Dait be sef hebben we dringend noodig, want hiermede staat veel, zeer veel op heit spel. Meten met twee maten! (Ingezonden, Uit -de artikelen dezer dagen door Jan F-eith :in hét „HandeCéblad" geschreven over „Initeime-eni'nig-seilenJde op U.rk" blijkt wiel duidelijk, dait het -daar voor de geïn terneerde officieren a'tles behalve een „El Dorado" ais en de naam „Ile du Dialb'.e" niet slecht is gekozen.. Het meedt onaangenaam doet het nog -aan: dait deze officieren van hooger hand op alleibei manieren worden geprikkeld en 'hun hard en -eentonig leven mioodelioos wordit ver zwaard. J>at men strenge maatregelen crue emit om ontvluchting te voorkomen is natuurlijk -te billijken en te begrijpen, maar dat o.a. officieren geweigerd wordit oan voor eigen rekening hun sober maal meer -appetijtelijk te maken is onbegrij pelijk en moet mioode&oos kwaad bloed zé'Jtan. Oolc moeiten de barakken, waarin zij ondergebracht zijn, veel Jte wensciien over laten-. Elke windvlaag, die zich on veranderlijk haar den hoogsten duintop van hét eenzame ed-land weniteüb, heeft in aLle- loodsen vrij -spel en aan alle kanten giert dan de storm -door de klieren en spleten van Ivenslters -en deuren. En ate het regent, en heit dead deni laatsiten tijd ni-elt anders, drupt heteen-e straailtj-e ma helt -andere door heit onvoldoende dak om laag. Ernstiger dan deze klachten is de me dische verzorging, wélke eenvoudig treu rig ito -noemen is -en welke dan ook om spoedige verbetering vraagt. Ook moeten de officieren gestraft zijn mert inhoud van do toegestane verloftijden, omdat enkele maanden geleden eaniigen v-an hen een poging tot ontvluchting hadden gedaan» Nu mag volgens de internationale wetten nimmer een poging tot ontvluchting straf baar worden gesteld. En dit is begrijpelijk. Deze officieren hebben hun eerewoord miert gegeven en zijn dus volkomen ge rechtigd om pogingen in 't werk te stel len tot ontvluchting,, evenals de regeering het recht heeft deze pogingen- te beletten. Maar hierbij moet het ook blijven. Hun leven is reeds te zwaar, dan om het dioor ongemotiveerde straffen onidragelij-ker ite maken. Neen, laat de regeering liever toornen, dat zij dapperheid en vaderlands liefde we-eit .te w-aardeeren, want daardoor alleen moetien deze menschen, die m-ee- rend-eeds uilt Zuid-Frankrijk komen, ver blijven op een bijna niet te bewonen eiland, waar het meest mistig is en koel ei de Hollandsch-e wlnrteF zich van zijn meest- barsc-he zijde doet kennen. Ontegenzeggelijk is -het lot van de Duit sche geïnterneerden veel dragelijker en hun behandeling veel humaner. Hun i9 als verblijfplaats aangewezen een der mooiste piekjes van Nederland, het dorpje Bergen met zijn mooie duinen met de be kende dengienbe-pl an tin-gen en het op kor ten afstand idyllisch gelegen stadje Alk maar. Zij kunnen vrij -rondwandeilen, heb ben hup éigen oppasiser, wat op Urk ge*- weiigerd wordt; hebben hun eigen keuken-, en. kunnen, bovendien in het. gen voor eigen geld alleniea versnaperin gen koopen, iets wat op Urk bijna niet het geval is. (Heden worden de Duitsche officieren van Bergen naar Wiericker- sehans vervoerd, waar het niet zoo veel aangenamer zal zijn dan op Urk! Red.) Bovendien zijn er te Bergen reeds zesmaal pogingen tot ontvluchting gedaan, zonder dat dit tot eernige béper- k-ing van de vrijheid aanleiding gaf. Zoo konden de twee officieren, die kort gele den ontvluchten en te Rotterdam werden aangehouden, -reeds den volgenden dag weder voor verio-fgirnsten in aanmerking komen-. Geen wonder dan ook dat de op Urk geïnterneerden zich afvragen of de Ned. Rege-ering hier niet me-e-t mat twee maten? J. H. Wij moeten hierbij de bemerking maken, dat in het bovenstaande weil een toestand' wordt blootgelegd, die dringend verbete ring vraagt zoo hij in allen deele juist is geschetst d-och willen tevens met» n ad-ruik de veronderstelling buitensluiten!, dat hier ook maar eendgszins bij de regee ring de bedoeling voorzat met tiwte maten te meten. Een dergelijke bedoéltag is beslist niieit aanwezig. Zij zou zijn eaa fout in onze neutraliteit ten nadeel,e van Engeland. Dezer dagen hebben verschei dene personen aan d-e regearing een adred gezonden, waarin zij afkeuren tie inter- neering van Dudtsdh-e deserteurs, welke zij beschouwen als een fourt dn onze neutrale t-eit ten no-deele van... Duiitschla-nd. Zoo! zouden we dan toch quite staan, zelfs voor, we spijkers op laag .water zou willen zoq- ken. De lijkverbranding. Professor Struycken behandelt in „Van Onzen Tijd" de ergerlijke wijze, waarop, de Regeering met de lijkverbranding solt,, Hij besluit met er op te wijzen voor welke moeilijkheden de* practijk kan komen to staan. De wet schrijft allerlei dingen voor, welke bij begrafenis moeten in acht geno- men worden (doodschouw, niet vroeger begraven dan 36 uur na het overlijden verlof van den ambtenaar van den bur gerlijken stand, enz.), en die bij ver branding kunnen .verwaarloosd worden. We lezen dan: „De Minister van Justitie zal in dit alle* wel hebben voorzien in het overleg, dat hij met de „Vereenïging voor facultatieve lijkverbranding" heeft gehouden, maar er kunnen andere Min. van Justitie komen en andere vereenigingen tot lijkver- branding, die niet tot zoodanig overleg kunnen geraken; bovendien, wie waar borgt, dat straks niet,, wellicht om misda dige of fanatieke redenen, lijken worden vernietigd, zonder dat aan eene der door, de wet voor -de begraving gestelde voor-» waarden is voldaan en zonder dat de politie, heeft kunnen tusschen beide ko men? Is zulks geschied,, de daders zullen.' straffeloos zijn. Blijft de ongeregelde toestand voortdu ren, dan kunnen de voorstanders der. lijkverbranding tevreden zijn; immers, zij kunnen dan intusschen het hunne ertoe doen, de lijkverbranding in de zeden deij bevolking te doen binnendringen, en la ter van den wetgever eischen-, dat hij hiermede rekening houde. Zij, die waar de hechten aan onze const-itutioneele be ginselen, zullen niet zonder ergernis aan- naar het persoonlijk inzicht eener Regee ring, terwijl de Volksvertegenwoordiging erin nie,t wordt gekend. Waarom? Omdat men vermoedt, dat deze dat inzicht niet' deel't." 't Is sterk. Juist als men vermoedt dati deze dat inzicht niet ds^lt, moest de Regee ring zich dubbel wachten, zelf maar té handelen. Duurdere sigaren? Men meildt uilt Amsterdam aan hei „Vad,": Herii-aaMelijk hebben er 5-n den ï-aatstéö tijd geruchten geilioopen-, diat een veiihcxo* ging van de prijzen 'der sigaren, zon zij** te verwachten. In verband hiermede hébben wij bij een) 'der grocite .sigarenfabrikanten! hier tefl stede in lichtdingen ingewonnen. Deze deel de -ons" mede, dialt, hoewel de aanmerkelij ke stijging van de prijzen der tabak, zoo- Een goedkoope reis. Mevrouw en mijnheer Ladret wilden dolgraag de Parijsche tentoonstelling zien, maar beiden waren evc-n gierig; zij hadden het geld er niet voor over, -ofschoon zij rijk genoeg waren. Hun gierigheid was bekend -en men maakte er geen geheim van in het dorp, ondanks de hooge waar digheid, die mijnheer Ladret bekleedde; hij was namelijk de burgemeester zijner kleine gemeente. Mevrouw Ladret gaf in dit opzicht niets aan haar man toe. Beiden wilden de ten toonstelling zien, maar geen geld uitgeven. Dat was echter eed moeilijk geval. De reis op zich zelf zou niet veel kosten. Saint-Jean sur Indre ligt nauwelijks 250 K.M. van Parijs. Maar daar kwam bij: het hotel, de maaltijden, d-e rijtuigen, dat alles zou voor twee personen een goed gevulde beurs eischen en mijnheer en mevrouw #Ladretrilden bij die gedachte. „Ernest", zei mevrouw Ladret op zeke ren morgen tot haar man, „.herinnert gij je nog de> Morandière?" „Morandière? Morandière?" mompelde de burgemeester. „.Iloe, herinnert gij je mijnhee-r Moran dière niet meer, die voor zeven of acht jaar in ons kanton ontvanger was?" „Best mogelijkmaar wat zou dat?" „Indien ik eens aan juffrouw Morandière schreef? Ze hebben een zaak te Parijs, welke weet ik niet, maar ik ken hun adres, en als ik een Hef briefje schreef, zouden ze ons misschien uitnoodigen Mijnheer lachte. „Kun je begrijpen!" mompelde hij. Maar mevrouw Ladret nam aanstonds schrijfgereedschap en schreef: „Waarde mevrouw. Reeds lang dacht ik er aan, door briefwisseling de goede rela ties weer aan te knoopen, die wij vroeger hadden. Allerlei omstandigheden hebben mij daarin verhinderd, zonder dat ik kan het u plechtig verzekeren u ook Htechts één dag uit mijn geheugen zijt gegaan." Nu volgden twee bladzijden vol ontboezemingen, om tot hettelot te ko eten, dat als volgt, luidde: „Wij zullen weldra het onwaardeerbare geluk hebben, u te zien. Mijn man en ik zijn van plan de tentoonstelling te bezoeken, waarvan men ons wonderen heeft verteld. En op dit punt wensch ik aan uw ondervinding een raad te vragen. U weet, dat onze midde len ze^r ljescheiclen. zijn. Zoudt u ons aan een kamertje kunnen helpen, niet te duur, waar wij onzen, intrek zouden kunnen nemen? Men zegt, dat alles op het oogen- blik vreeselijk duur is te Parijs. Indien wij er eenige vrienden hadden, zouden, wij vragen hij hen te logeeren, maar wij ken nen niemand dan u, waarde mevrouw, en wij zouden zulk een onbescheidenheid niet durve-n. begaanEén kamer voldoen de voor ons, wij zijn niet vecleischend,- en toch vrees ik, dat wij van ons plan zullen moeten afzien ondanks ons vurig verlan- genl" Mijnheer Ladret had weinig vertrouwen in het succes, dat de brief van zijn vrouw zou uitwerken. Hij vergiste zich echter. Twee dagen later kwam mevrouw Ladret triomfeerénd bij haar man; zij had een brief in de handen en las, gek van vreugde: „Waarde mevrouw. Wij hebben uw brief gelezen en danken u hartelijk, dat u nog steeds aan ons blijft denken. Onze toe stand is zeer veranderd, maar wij hebben gieen reden tot klagen, want hij is heel wat verbeterd en dit jaar hopen wij goede zaken te malce-n. Wat uw logeeren hier betreft, het zou ons werkelijk spijten als u het hij ons niet deedt-, Wij hébben wel niet heel veel plaats, maar toch genoeg om u te logeeren en te herbergen, en niet duur, dat kan ik u verzekeren. Kom dus wan neer u wilt. Laat echter alleen den dag van aankomst door een briefkaart weten, opdat alles gereed zij- Geheel tot uw dienst, Louise Morandière." „Welk een beminnelijkheid!" riep me vrouw Ladret, de handen ineenslaande. Ook mijnheer Ladret was er door ge troffen en verbaasd. „Eu welk een een voud!"zei hij, „.geheel tot uw dienst", 't is net dis dienaars! Ja, dat zijn de ware vrienden, al had ik het van hen niet ver wacht En wat een grappigheid: „Niet duur, dat kan ik u verzekeren!" Men zou niet kiescher kunnen zijn1" Twee dagen later waren de koffers in gepakt en heel het dorp was verbaasd, dat de burgemeester en zijn vrouw naar de Parijsche tentoonstelling gingen, nie mand kon hegrijpen hoe zij tot zulk een uitgave hadden kunnen besluiten. Aan het station te Parijs had mijnheer Ladret een „ongevalletje". Hij had name lijk vier potten ganzevet meegenomen om die bij het afscheid aan mevrouw Moran dière cadeau te doen. „We zullen ze niet aangeven", had hij tegen zijn vrouw ge zegd, „dat spaart weer wat uit, en de arme ambtenaren hebben hef, tegenwoor dig zoo druk, dat ze er niet eens naar zullen omkijken." Hij zei dus aan het station te Parijs, dait hij niets had te d-eclareeren. Toen de be- .ambte echter in den koffer rommelde, hoorde hij een verdacht geluid van potjes, die tegen elkaar klotsten. Hert cadeau voor mevrouw Morandière werd in beslag ge nomen en proces-verbaal opgemaakt te gen de-n burgemeester van St. Jean. De beide reizigers waren er gedrukt onder, maar spoedig was het ongevalletje ver geten, toen zij bij mevrouw Morandière aankwamen. Deze goede vfouw had de vriendelijkheid zoo ver gedreven, dat zij haar gasten reeds aan de deur opwachtte! Ben knecht, die er netjes uitzag, snelde toe om de koffers van het rijtuig te sleu ren en betaalde den koetsier, een oplet tendheid, waarvoor vooral mijnheer la dret gevoelig was. 0 Mevrouw Ladret had zich ondertusschen in de armen van mevrouw Morandière ge worpen, die haar daarna naar haar ka mer leiddb, of liever naa-r haar kamers; daar zij, zoo zei ze, nifit. over een gi'oot vertrek kon beschikken, had ze voor haar twee kleine, zeer gerieflijke laten klaar maken. „Mijn bijzonder vertrek ligt juist er on der, daar kunt gij uw maaltijden nemen, indien gij mij die eer wilt aandoen." „Zeer zeker!" antwoordde mijnheer La dret,, vast besloten geen enkelen keer er gens anders te gaan eten. De nacht was uitstekend en de echtge- nooten sliepen als ossen. Den volgenden morgen kwam een dienstbode vragen, „wat mijnheer en mevrouw bij hun eerste ont bijt wenschten te gebruiken." „Chocolaad", antwoordde mevr. Ladret. „Mij koffie", zei mijnheer, besloten niets te weigeren, zoolang hij het gratis had. Onder het ontbijt werden allerlei plan nen gemaakt: bezoeken aan de tentoon stelling, wandelingen door het Bosch, enz. ite Mijnheer Ladret verklaarde vooral de opera te willen zien. „Niets gemakkelijker dan dat!" zei de vriendelijke gastvrouw. „Hoe lang denkt u te blijven?" „Vier dagen", antwoordde mevr. Ladret. „Vier dagen!U hebt ten minste acht dagen noodig als u iets zien wilt en dan nog! Mevrouw Ladret wilde eenige tegen werpingen maken, maar was inwendig besloten zoo lang mogelijk te blijven, ter wijl haar man met genoegen bij zich zelf narekende, dat eiken dag, dien hij langer .te Parijs bleef, geen nadeel maar een voor deel was. Men ontbeet met. goeden eetlust. Eén ding verwonderde echter mijnheer en mevrouw Ladret, namelijk de afwezigheid van den heer des huizes, „O, mijn man eet nooit met mij", zei de gastvrouw, hieromtrent ondervraagd, „hij heeft te drukke bezigheden, vooral in de etensuren." De reizigers durfden niet verder vragen, welk© dienst mijnheer weerhield. Feitelijk kon hun dit ook weinig schelen; zi] kenden hem am&er. Na het ontbijt noodigden zij mevrouw uit met hen naar de tentoon stelling -te gaan; en na lang smeeken liet zij zich endelijk overhalen. „Dan zal ik voor u do tickets nemen", zei ze vrien delijk. ,»0, mevrouw." Nu begonnen de wandelingen over het tentoonstellingsterrein, de rij toertjes door 't Bosch, daarna de bezoeken in de groote bazaars en eindelijk naar de zoo lang ge- wenschte opera! Gedurende acht dagen was het een voortdurend feest. Eindelijk moest men toch aan vertrekken denken. „Wij willen niet langer van uw gast vrijheid misbruik maken, lieve vriendin!" zei mevrouw Ladret. „Maar u maakt volstrekt geen misbruik''^ antwoordde mevr. Morandière, die sinds een oogenblilc een weinig ongerust was geworden, „integendeel Men ging naar beneden. De ongerustheid: van de vriendelijke gastvrouw werd hoo langer hoe meer zichtbaar. Qp dat oogeiu bjik zag men voor de eerste maal mijn heer Morandière; hij was geheel in het witl gekleed en zei onvriendelijk: „Welnu? en de rekening? Denkt gij, dat wij u acht da gen- lang voor niets gelogeerd en al dié onkosten gemaakt hebben?" Mijnheer Ladret werd bleek als eer», muur en zijn vrouw blauw van schrik;1 beiden zagen nu dicht bij de deur eea sierlijk zwart plaatje tot nu toe nog nooit opgemerkt waarop met gouden letters stond: J. MORANDIERES. Pension. -r Lage prijzen^ Mevrouw Morandière reikte gracieus een fijn papiertje aan mijnheer Ladrel over. Deze sidderde. Logement, maaltijden, rijtuigen, kaarsen, opera, tot de entréebil- jets van de tentoonstelling toe, behalve dé eerste maal, toen mevrouw Morandière z« had gegeven. Het totaal was 518 franks! Mijnheer Ladret brulde als een gewond* stier, mijnheer Morandière nog erger, terwijl de vrouwen ook niet. zwegen. DCf commissaris van politie moe9t ér bij pas komen, en daar de burgemeester d* som niet bij zich had,, werden do koffer* in beslag genomen. Toen hij thuis kwam, vond hij een brief, dat hij 122 franks boet* ;moest betalen voor ontduiking der Ln« voorrechten! Dat deed de deur dicht! („Högfc"!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1