Tweede BSad.
Woensdag 12 Januari 1916
Uit de Pers.
BUITENLAND.
De Oorlog.
BINNENLAND.
No. 1903
£cidóeHe0oiVtcmt
e JAARGANG
3>
g
De Vredes-expeditie-Ford.
Het Huisgezin beoordeelt de Ame-
kaansche vredes-expeditie, zooals wij dat
ebben gedaan: men mag de me-oschen
iet bespotten, daar ze het ongetwijfeld
peel bedoelen, maar toch mag wel ge
raagd, wat ze hier. eigenlijk komen
ben.
,,De expeditie is een echt Amerikaansche
aderneming.
Het zou onbehoorlijk zijn ze in het be-
achelijke te willen trekken.
Want de mensehen zijn ongetwijfeld
het de beste bedoelingen bezield.
En het min of meer humbug-achtige,
at- vooral ons, nuchtere Nederlanders,
invalt, is geheel uit de sfeer van het
[rnerikaansche leven en bedrijf.
Met de hoffelijkheid, waarmee een wel
opgevoed Nederlander ook excentrieke
aeemdelingen bejegent, zal het gezelschap
lier ontvangen en zijn conferenties en
errichtingen gadegeslagen worden.
Maar geen ernstig man beeldt zich in,
lat de expeditie den weg naar den vrede
ïffenen zal.
Zij is er als groep noch toe geroepen,
inch toe bevoegd.
Bovendien komt zij uit Amerika, dat
uist aan den oorlog schatten heeft ver-
liënd en met zijn leveranties aan een der
lartijen het verlengen van den oorlog op
tijn geweten heeft.
Indien de oorlogvoerenden bemiddeling
lanvaarden, zal deze van een andere zijde
noeten worden aangeboden dan door een
expeditie uit Amerika.
Stelt de expeditie zich met minder te
vreden en beoogt zij alleen propaganda
voor de vredesidee, dan verricht zij over
bodig werk, vermits in de neutrale landen
geen oorlogszuchtige stemming te bestrij-
iden en geen propaganda voor den vrede
Iimeer te maken is: daar heeft, indien het
nog noodig was, de huidige oorlog vol
doende voor gezorgd.
De Amerikaansche expeditie had dus
thuis kunnen blijven.
•j Zij zal het, al zal niemand het zeggen,
wel kunnen gewaar worden aan de koele
hoffelijkheid, waarmee zij wordt bejegend,
cn de afwezigheid van alle officieele en
verantwoordelijke persoonlijkheden.'"
Een gevaar.
Het P aitrooBisblad maakt de vol
gende1 zeer juste opmerking, die in debe
trokken) klingen volte bellaartiiglir.g yer-
diiemt:
Bij de ontzaglijke' tóen aan e van onzen
uitvoer dreigt vooral één gevaar. Deze ge
legenheid, die onze concurrenten op de
wereldmarkt de handen gebonden hebben
biedt aan onze eigen nij veilheid de kans,
om eens te 'laten zién, wat zij vermag.
Veel deuren staan thans voor Ihaar open,
waar zij eertijds geen toegang had. Met
aMe energie moet beproefd, om ook na-
clen oorlog dio deuren open te houden»
Nu is dait heit groote gevaar: dat n-.il. me
nigeen onder onze industrieeilen van h'et
soort van monopolie, diat zij thans 'bezit-
ten, miébruik zou kunnen maken, om
minderwaardige producten te leveren te
gen de 'hoogst mogelijke prijzen. De ge
vallen zijn bekend, dat aldus onze naam
als 'reëele 'handelslui voorgoed bederven
werd. Men moet niet. redeneeren: „Het
buitenland heeft nu honger, en dnaroim
zal 't allies slikken, wat ik opdien",; -men
moeit zich den nieuwen afnemer tot e.sn
vriend zien :te maken, althans den indruk
vestigen, dat hij met soliede mensohen te
maken heeft. Zegt de Engelsohman niet
reeds, dat. de Holland,stdhe- handeïsusance
as, zoo weinig mogelijk te geven voor zoo
hoog m-o,gelijken prijs?
Van het Westelijk oorlogsterrein.
Anton.
In de „Vorwarts" is het volgende
schetsje te lezen van het westelijk oor
logste rrein:
Van de vroegere bewoners van het dorp
is natuurlijk al lang niets meer te zien.
Waar zouden zij in de puirihoopen ook
moeten huizen? Waar .zouden zij bescher
ming vinden tegen het vuur da.t dag aan
dag op de ruïnes gericht wordt?
Slechts een wezen bleef er nog. En houdt
het er nog steeds uit. Alle gevaren trotsee-
rend dwaalt hij bij klaarlichten dag rond
op de stukgeschoten en omvergewoelde
straten, loopt in de tuinen, kijkt de hoo-
pen puin na en laat de granaten om zich
barsten, alsof het erwten waren.
Anton. Of hij altijd Anton geheeten
heeft, mag betwijfeld worden. Maar de
Duitsche soldaten, die hier zoo goed moge
lijk beschutting zoeken tegen de vijande
lijke projectielen, hebben hem zoo gedoopt.
En wanneer hij in een goed humeur is
luistert hij zelfs naar dezen naam. -Hij is
welwillend gestemd jegens de indringers,
is niet bang voor hen en volgt hen
's naehts zelfs, wanneer zij in een maar
half stukgeschoten huis kruipen om er
warm eten te koken. Dan krijgt hij meestal
wat mee. En hiervoor is Anton zeer ge
voelig. Anton, dedorpsezel.
Hij is wat kreupel. Misschien trof hem
een steen, misschien zelfs een granaat
splinter. Maar anders hebben de grana
ten, die bij duizenden in het dorp regen
den, hem niets gedaan. Hij is dik en vet
geworden.
Het is vermakelijk hem te zien rond
springen, wanneer hot dprp gebombar
deerd wordt. Nu en dan springt hij van
schrik op zij. Maar dan staat hij weer
heel kalm, terwijl het om hem steenen on
aardkluiten regent. Soms i-aat hij heel
kort en heel schel, Zijn het protesten? Of
-teekenen van verbazing? Misschien zelfs
teekenen van bijval. Anton hangt aan zijn
dorp. Weg te krijgen is hij niet.
Compagnieën, die het dorp verlieten
hebben het meer dan eenmaal beproefd.
Zij wilden Anton- meenemen, maar hij
dacht er niet over. Tot aan de grens van
het dorp ging hij mee. Maar dan bleef hij
staan. Trekken en slaan hielp niets. Hij
zette zich schrap op zijn sterke beenen,
sloeg uit, beet om zich heen, liep dan een
paar pas mee en herhaalde hetzelfde
spel. Zelfs lekkere hapjes brachten hem
niet van de wijs. Men moest hem weer los
laten.
Misschien leeft hij nu nog. En wie weet
of hij de arme boeren en boerinnen niet
begroeten zal, die terugkeeren om te zoe
ken naar wat eens hun eigendom, hun
trots, hun vreugde was
Duitschland.
Spaarzaamheid geboden!
De ,,Köln, Zeitiung" séhrijfit, na gewezen
te hebben" op de zekeatheakl, diie men, in
Duitschland heeft -over wat de voeding
heit reft, well te kunnen voUhondein, ,inidiien
we zuinig zijn te beginnen met brood, met
alle leverusmiiclde-len. Helt schijnt eohiter
baast of anen in vele kringen dat „indien"
■heeft vergeten. Wie het vorige jaar meen
de-, dat 'heit gebrék uit de Duitsche huizen
verdwijnen zou, wiie verwacht had, dat
me t de- vleeschlooze dagen ook helt vleesch-
verbruik belangrijk ziou vermiinid-eren,
sohijnt gedwaald te hebben-. Wij hebben
-gezien-, dat verbruikers aan den avond
voor de vle-esc-htooze dagen zich in groot-en
'getale van vleesc'h voorzien-, en er is geen
„Ivcndiiltoref", geen bakkerij in de groote
steden, waar ruiet gebak en zoe'.ögiherid in
groote hoeveelheden te koop staan. De
vera-nltwoordelijk'heid sdhijnt oip „staart"
en „pid'Jiitie" te zijn -afgewenteld en de ver
bruiker vergeelt, dat alle regeling v-am
staartswige ten slotte tevergeefs is, indien
(hij niét zelf met. ijzeren wil en groote of
fervaardigheid heit .zijne er toe bijdraagt.
Vaak hebben, de verbruikers vergeten-, dat
het t>t oodfr-arit-scian, dait toch a'leetn. als
maximumgrens betdoeüd' is, volstrekt niet
voor het individu hét moreeile verlof be
te ek-ent -om nu ook zooveel brood tie eten,
als hij krachtens zijn broodkaart kan
keepen. Juist omdat op dat gebied d-en
enkeling de hem toekomende hoeveelheid
voedsel door den sltaat wordit gewaar
borgd, mag niet worden vergeten, dat het
gebod van vrijwillige spaarzaamheid en
vrijwillige beperking hierdoor votetrektt,
nteit .is opgeheven, maar dat hét steeUs
v-ad-erlanidsche pfliicht van ieder dis, slechts
zoo weinig brood te gebruiken, als maar
mogelijk is en met streng zelfbedwang be
sparingen. op zij-n broodkaart toe te pas-
sien. Op dezen plicht moert heden opnieuw
gewezen worden-, als wij op den drempel
van dit .nieuwe jaa-r nagaan, wat wij zalf
hebben gedaan cm helt uirthongeriinigsplan
van onze vijanden te niet te doen, dan
moeten we zeggen: „Er moet veel ande-rs
worden -dan in den laatst en tijd!" Dait be
sef hebben we dringend noodig, want
hiermede staat veel, zeer veel op heit
spel.
Meten met twee maten!
(Ingezonden,
Uit -de artikelen dezer dagen door Jan
F-eith :in hét „HandeCéblad" geschreven
over „Initeime-eni'nig-seilenJde op U.rk" blijkt
wiel duidelijk, dait het -daar voor de geïn
terneerde officieren a'tles behalve een
„El Dorado" ais en de naam „Ile du
Dialb'.e" niet slecht is gekozen.. Het meedt
onaangenaam doet het nog -aan: dait deze
officieren van hooger hand op alleibei
manieren worden geprikkeld en 'hun hard
en -eentonig leven mioodelioos wordit ver
zwaard. J>at men strenge maatregelen
crue emit om ontvluchting te voorkomen is
natuurlijk -te billijken en te begrijpen,
maar dat o.a. officieren geweigerd wordit
oan voor eigen rekening hun sober maal
meer -appetijtelijk te maken is onbegrij
pelijk en moet mioode&oos kwaad bloed
zé'Jtan. Oolc moeiten de barakken, waarin
zij ondergebracht zijn, veel Jte wensciien
over laten-. Elke windvlaag, die zich on
veranderlijk haar den hoogsten duintop
van hét eenzame ed-land weniteüb, heeft in
aLle- loodsen vrij -spel en aan alle kanten
giert dan de storm -door de klieren en
spleten van Ivenslters -en deuren. En ate
het regent, en heit dead deni laatsiten tijd
ni-elt anders, drupt heteen-e straailtj-e ma
helt -andere door heit onvoldoende dak om
laag.
Ernstiger dan deze klachten is de me
dische verzorging, wélke eenvoudig treu
rig ito -noemen is -en welke dan ook om
spoedige verbetering vraagt. Ook moeten
de officieren gestraft zijn mert inhoud van
do toegestane verloftijden, omdat enkele
maanden geleden eaniigen v-an hen een
poging tot ontvluchting hadden gedaan»
Nu mag volgens de internationale wetten
nimmer een poging tot ontvluchting straf
baar worden gesteld. En dit is begrijpelijk.
Deze officieren hebben hun eerewoord
miert gegeven en zijn dus volkomen ge
rechtigd om pogingen in 't werk te stel
len tot ontvluchting,, evenals de regeering
het recht heeft deze pogingen- te beletten.
Maar hierbij moet het ook blijven. Hun
leven is reeds te zwaar, dan om het dioor
ongemotiveerde straffen onidragelij-ker ite
maken. Neen, laat de regeering liever
toornen, dat zij dapperheid en vaderlands
liefde we-eit .te w-aardeeren, want daardoor
alleen moetien deze menschen, die m-ee-
rend-eeds uilt Zuid-Frankrijk komen, ver
blijven op een bijna niet te bewonen
eiland, waar het meest mistig is en koel
ei de Hollandsch-e wlnrteF zich van zijn
meest- barsc-he zijde doet kennen.
Ontegenzeggelijk is -het lot van de Duit
sche geïnterneerden veel dragelijker en
hun behandeling veel humaner. Hun i9
als verblijfplaats aangewezen een der
mooiste piekjes van Nederland, het dorpje
Bergen met zijn mooie duinen met de be
kende dengienbe-pl an tin-gen en het op kor
ten afstand idyllisch gelegen stadje Alk
maar. Zij kunnen vrij -rondwandeilen, heb
ben hup éigen oppasiser, wat op Urk ge*-
weiigerd wordt; hebben hun eigen keuken-,
en. kunnen, bovendien in het.
gen voor eigen geld alleniea versnaperin
gen koopen, iets wat op Urk bijna niet
het geval is. (Heden worden de Duitsche
officieren van Bergen naar Wiericker-
sehans vervoerd, waar het niet zoo veel
aangenamer zal zijn dan op Urk! Red.)
Bovendien zijn er te Bergen reeds
zesmaal pogingen tot ontvluchting
gedaan, zonder dat dit tot eernige béper-
k-ing van de vrijheid aanleiding gaf. Zoo
konden de twee officieren, die kort gele
den ontvluchten en te Rotterdam werden
aangehouden, -reeds den volgenden dag
weder voor verio-fgirnsten in aanmerking
komen-. Geen wonder dan ook dat de op
Urk geïnterneerden zich afvragen of de
Ned. Rege-ering hier niet me-e-t mat twee
maten?
J. H.
Wij moeten hierbij de bemerking maken,
dat in het bovenstaande weil een toestand'
wordt blootgelegd, die dringend verbete
ring vraagt zoo hij in allen deele juist
is geschetst d-och willen tevens met»
n ad-ruik de veronderstelling buitensluiten!,
dat hier ook maar eendgszins bij de regee
ring de bedoeling voorzat met tiwte
maten te meten. Een dergelijke bedoéltag
is beslist niieit aanwezig. Zij zou zijn eaa
fout in onze neutraliteit ten nadeel,e van
Engeland. Dezer dagen hebben verschei
dene personen aan d-e regearing een adred
gezonden, waarin zij afkeuren tie inter-
neering van Dudtsdh-e deserteurs, welke zij
beschouwen als een fourt dn onze neutrale
t-eit ten no-deele van... Duiitschla-nd. Zoo!
zouden we dan toch quite staan, zelfs voor,
we spijkers op laag .water zou willen zoq-
ken.
De lijkverbranding.
Professor Struycken behandelt in „Van
Onzen Tijd" de ergerlijke wijze, waarop,
de Regeering met de lijkverbranding solt,,
Hij besluit met er op te wijzen voor welke
moeilijkheden de* practijk kan komen to
staan. De wet schrijft allerlei dingen voor,
welke bij begrafenis moeten in acht geno-
men worden (doodschouw, niet vroeger
begraven dan 36 uur na het overlijden
verlof van den ambtenaar van den bur
gerlijken stand, enz.), en die bij ver
branding kunnen .verwaarloosd worden.
We lezen dan:
„De Minister van Justitie zal in dit alle*
wel hebben voorzien in het overleg, dat
hij met de „Vereenïging voor facultatieve
lijkverbranding" heeft gehouden, maar er
kunnen andere Min. van Justitie komen
en andere vereenigingen tot lijkver-
branding, die niet tot zoodanig overleg
kunnen geraken; bovendien, wie waar
borgt, dat straks niet,, wellicht om misda
dige of fanatieke redenen, lijken worden
vernietigd, zonder dat aan eene der door,
de wet voor -de begraving gestelde voor-»
waarden is voldaan en zonder dat de
politie, heeft kunnen tusschen beide ko
men? Is zulks geschied,, de daders zullen.'
straffeloos zijn.
Blijft de ongeregelde toestand voortdu
ren, dan kunnen de voorstanders der.
lijkverbranding tevreden zijn; immers, zij
kunnen dan intusschen het hunne ertoe
doen, de lijkverbranding in de zeden deij
bevolking te doen binnendringen, en la
ter van den wetgever eischen-, dat hij
hiermede rekening houde. Zij, die waar
de hechten aan onze const-itutioneele be
ginselen, zullen niet zonder ergernis aan-
naar het persoonlijk inzicht eener Regee
ring, terwijl de Volksvertegenwoordiging
erin nie,t wordt gekend. Waarom? Omdat
men vermoedt, dat deze dat inzicht niet'
deel't."
't Is sterk. Juist als men vermoedt dati
deze dat inzicht niet ds^lt, moest de Regee
ring zich dubbel wachten, zelf maar té
handelen.
Duurdere sigaren?
Men meildt uilt Amsterdam aan hei
„Vad,":
Herii-aaMelijk hebben er 5-n den ï-aatstéö
tijd geruchten geilioopen-, diat een veiihcxo*
ging van de prijzen 'der sigaren, zon zij**
te verwachten.
In verband hiermede hébben wij bij een)
'der grocite .sigarenfabrikanten! hier tefl
stede in lichtdingen ingewonnen. Deze deel
de -ons" mede, dialt, hoewel de aanmerkelij
ke stijging van de prijzen der tabak, zoo-
Een goedkoope reis.
Mevrouw en mijnheer Ladret wilden
dolgraag de Parijsche tentoonstelling zien,
maar beiden waren evc-n gierig; zij hadden
het geld er niet voor over, -ofschoon zij
rijk genoeg waren. Hun gierigheid was
bekend -en men maakte er geen geheim
van in het dorp, ondanks de hooge waar
digheid, die mijnheer Ladret bekleedde;
hij was namelijk de burgemeester zijner
kleine gemeente.
Mevrouw Ladret gaf in dit opzicht niets
aan haar man toe. Beiden wilden de ten
toonstelling zien, maar geen geld uitgeven.
Dat was echter eed moeilijk geval. De
reis op zich zelf zou niet veel kosten.
Saint-Jean sur Indre ligt nauwelijks 250
K.M. van Parijs. Maar daar kwam bij: het
hotel, de maaltijden, d-e rijtuigen, dat
alles zou voor twee personen een goed
gevulde beurs eischen en mijnheer en
mevrouw #Ladretrilden bij die gedachte.
„Ernest", zei mevrouw Ladret op zeke
ren morgen tot haar man, „.herinnert gij
je nog de> Morandière?"
„Morandière? Morandière?" mompelde
de burgemeester.
„.Iloe, herinnert gij je mijnhee-r Moran
dière niet meer, die voor zeven of acht
jaar in ons kanton ontvanger was?"
„Best mogelijkmaar wat zou dat?"
„Indien ik eens aan juffrouw Morandière
schreef? Ze hebben een zaak te Parijs,
welke weet ik niet, maar ik ken hun
adres, en als ik een Hef briefje schreef,
zouden ze ons misschien uitnoodigen
Mijnheer lachte. „Kun je begrijpen!"
mompelde hij. Maar mevrouw Ladret nam
aanstonds schrijfgereedschap en schreef:
„Waarde mevrouw. Reeds lang dacht ik
er aan, door briefwisseling de goede rela
ties weer aan te knoopen, die wij vroeger
hadden. Allerlei omstandigheden hebben
mij daarin verhinderd, zonder dat ik
kan het u plechtig verzekeren u ook
Htechts één dag uit mijn geheugen zijt
gegaan." Nu volgden twee bladzijden
vol ontboezemingen, om tot hettelot te ko
eten, dat als volgt, luidde: „Wij zullen
weldra het onwaardeerbare geluk hebben,
u te zien. Mijn man en ik zijn van plan
de tentoonstelling te bezoeken, waarvan
men ons wonderen heeft verteld. En op dit
punt wensch ik aan uw ondervinding een
raad te vragen. U weet, dat onze midde
len ze^r ljescheiclen. zijn. Zoudt u ons aan
een kamertje kunnen helpen, niet te duur,
waar wij onzen, intrek zouden kunnen
nemen? Men zegt, dat alles op het oogen-
blik vreeselijk duur is te Parijs. Indien
wij er eenige vrienden hadden, zouden, wij
vragen hij hen te logeeren, maar wij ken
nen niemand dan u, waarde mevrouw, en
wij zouden zulk een onbescheidenheid niet
durve-n. begaanEén kamer voldoen
de voor ons, wij zijn niet vecleischend,- en
toch vrees ik, dat wij van ons plan zullen
moeten afzien ondanks ons vurig verlan-
genl"
Mijnheer Ladret had weinig vertrouwen
in het succes, dat de brief van zijn vrouw
zou uitwerken. Hij vergiste zich echter.
Twee dagen later kwam mevrouw Ladret
triomfeerénd bij haar man; zij had een
brief in de handen en las, gek van vreugde:
„Waarde mevrouw. Wij hebben uw
brief gelezen en danken u hartelijk, dat u
nog steeds aan ons blijft denken. Onze toe
stand is zeer veranderd, maar wij hebben
gieen reden tot klagen, want hij is heel
wat verbeterd en dit jaar hopen wij goede
zaken te malce-n. Wat uw logeeren hier
betreft, het zou ons werkelijk spijten als
u het hij ons niet deedt-, Wij hébben wel
niet heel veel plaats, maar toch genoeg om
u te logeeren en te herbergen, en niet duur,
dat kan ik u verzekeren. Kom dus wan
neer u wilt. Laat echter alleen den dag
van aankomst door een briefkaart weten,
opdat alles gereed zij- Geheel tot uw
dienst,
Louise Morandière."
„Welk een beminnelijkheid!" riep me
vrouw Ladret, de handen ineenslaande.
Ook mijnheer Ladret was er door ge
troffen en verbaasd. „Eu welk een een
voud!"zei hij, „.geheel tot uw dienst",
't is net dis dienaars! Ja, dat zijn de ware
vrienden, al had ik het van hen niet ver
wacht En wat een grappigheid: „Niet
duur, dat kan ik u verzekeren!" Men zou
niet kiescher kunnen zijn1"
Twee dagen later waren de koffers in
gepakt en heel het dorp was verbaasd,
dat de burgemeester en zijn vrouw naar
de Parijsche tentoonstelling gingen, nie
mand kon hegrijpen hoe zij tot zulk een
uitgave hadden kunnen besluiten.
Aan het station te Parijs had mijnheer
Ladret een „ongevalletje". Hij had name
lijk vier potten ganzevet meegenomen om
die bij het afscheid aan mevrouw Moran
dière cadeau te doen. „We zullen ze niet
aangeven", had hij tegen zijn vrouw ge
zegd, „dat spaart weer wat uit, en de
arme ambtenaren hebben hef, tegenwoor
dig zoo druk, dat ze er niet eens naar
zullen omkijken."
Hij zei dus aan het station te Parijs, dait
hij niets had te d-eclareeren. Toen de be-
.ambte echter in den koffer rommelde,
hoorde hij een verdacht geluid van potjes,
die tegen elkaar klotsten. Hert cadeau voor
mevrouw Morandière werd in beslag ge
nomen en proces-verbaal opgemaakt te
gen de-n burgemeester van St. Jean. De
beide reizigers waren er gedrukt onder,
maar spoedig was het ongevalletje ver
geten, toen zij bij mevrouw Morandière
aankwamen. Deze goede vfouw had de
vriendelijkheid zoo ver gedreven, dat zij
haar gasten reeds aan de deur opwachtte!
Ben knecht, die er netjes uitzag, snelde
toe om de koffers van het rijtuig te sleu
ren en betaalde den koetsier, een oplet
tendheid, waarvoor vooral mijnheer la
dret gevoelig was. 0
Mevrouw Ladret had zich ondertusschen
in de armen van mevrouw Morandière ge
worpen, die haar daarna naar haar ka
mer leiddb, of liever naa-r haar kamers;
daar zij, zoo zei ze, nifit. over een gi'oot
vertrek kon beschikken, had ze voor haar
twee kleine, zeer gerieflijke laten klaar
maken.
„Mijn bijzonder vertrek ligt juist er on
der, daar kunt gij uw maaltijden nemen,
indien gij mij die eer wilt aandoen."
„Zeer zeker!" antwoordde mijnheer La
dret,, vast besloten geen enkelen keer er
gens anders te gaan eten.
De nacht was uitstekend en de echtge-
nooten sliepen als ossen. Den volgenden
morgen kwam een dienstbode vragen, „wat
mijnheer en mevrouw bij hun eerste ont
bijt wenschten te gebruiken."
„Chocolaad", antwoordde mevr. Ladret.
„Mij koffie", zei mijnheer, besloten niets
te weigeren, zoolang hij het gratis had.
Onder het ontbijt werden allerlei plan
nen gemaakt: bezoeken aan de tentoon
stelling, wandelingen door het Bosch, enz.
ite Mijnheer Ladret verklaarde vooral
de opera te willen zien.
„Niets gemakkelijker dan dat!" zei de
vriendelijke gastvrouw. „Hoe lang denkt
u te blijven?"
„Vier dagen", antwoordde mevr. Ladret.
„Vier dagen!U hebt ten minste acht
dagen noodig als u iets zien wilt en dan
nog!
Mevrouw Ladret wilde eenige tegen
werpingen maken, maar was inwendig
besloten zoo lang mogelijk te blijven, ter
wijl haar man met genoegen bij zich zelf
narekende, dat eiken dag, dien hij langer
.te Parijs bleef, geen nadeel maar een voor
deel was. Men ontbeet met. goeden eetlust.
Eén ding verwonderde echter mijnheer en
mevrouw Ladret, namelijk de afwezigheid
van den heer des huizes,
„O, mijn man eet nooit met mij", zei de
gastvrouw, hieromtrent ondervraagd, „hij
heeft te drukke bezigheden, vooral in de
etensuren."
De reizigers durfden niet verder vragen,
welk© dienst mijnheer weerhield. Feitelijk
kon hun dit ook weinig schelen; zi] kenden
hem am&er. Na het ontbijt noodigden zij
mevrouw uit met hen naar de tentoon
stelling -te gaan; en na lang smeeken liet
zij zich endelijk overhalen. „Dan zal ik
voor u do tickets nemen", zei ze vrien
delijk.
,»0, mevrouw."
Nu begonnen de wandelingen over het
tentoonstellingsterrein, de rij toertjes door
't Bosch, daarna de bezoeken in de groote
bazaars en eindelijk naar de zoo lang ge-
wenschte opera! Gedurende acht dagen
was het een voortdurend feest. Eindelijk
moest men toch aan vertrekken denken.
„Wij willen niet langer van uw gast
vrijheid misbruik maken, lieve vriendin!"
zei mevrouw Ladret.
„Maar u maakt volstrekt geen misbruik''^
antwoordde mevr. Morandière, die sinds
een oogenblilc een weinig ongerust was
geworden, „integendeel
Men ging naar beneden. De ongerustheid:
van de vriendelijke gastvrouw werd hoo
langer hoe meer zichtbaar. Qp dat oogeiu
bjik zag men voor de eerste maal mijn
heer Morandière; hij was geheel in het witl
gekleed en zei onvriendelijk: „Welnu? en
de rekening? Denkt gij, dat wij u acht da
gen- lang voor niets gelogeerd en al dié
onkosten gemaakt hebben?"
Mijnheer Ladret werd bleek als eer»,
muur en zijn vrouw blauw van schrik;1
beiden zagen nu dicht bij de deur eea
sierlijk zwart plaatje tot nu toe nog
nooit opgemerkt waarop met gouden
letters stond:
J. MORANDIERES.
Pension. -r Lage prijzen^
Mevrouw Morandière reikte gracieus
een fijn papiertje aan mijnheer Ladrel
over. Deze sidderde. Logement, maaltijden,
rijtuigen, kaarsen, opera, tot de entréebil-
jets van de tentoonstelling toe, behalve dé
eerste maal, toen mevrouw Morandière z«
had gegeven. Het totaal was 518 franks!
Mijnheer Ladret brulde als een gewond*
stier, mijnheer Morandière nog erger,
terwijl de vrouwen ook niet. zwegen. DCf
commissaris van politie moe9t ér bij
pas komen, en daar de burgemeester d*
som niet bij zich had,, werden do koffer*
in beslag genomen. Toen hij thuis kwam,
vond hij een brief, dat hij 122 franks boet*
;moest betalen voor ontduiking der Ln«
voorrechten!
Dat deed de deur dicht!
(„Högfc"!